Het Marathoninterview. Verhalen die dichterbij komen dan de waan van de dag ons meestal toelaat.
Astrid Roemer kreeg in 2016 de P.C. Hooft-prijs en in maart van dit jaar de Prijs der Nederlandse Letteren. Het was de bedoeling dat de uitreiking van deze prijs in oktober 2021 door koning Filip van België zou plaatsvinden. Het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie distantieerde zich echter van Roemers uitspraken pro-Desi Bouterse, en besloot dat er geen feestelijke uitreiking van de prijs zou volgen. Roemer houdt sindsdien de pers op afstand. Bij hoge uitzondering wil ze Nina Jurna wél ontvangen. Nina Jurna is correspondent voor Latijns-Amerika. Ze woonde jarenlang in Suriname en verruilde in 2011 haar standplaats Paramaribo voor Rio de Janeiro. In oktober 2015 werd ze de vaste correspondent Latijns-Amerika voor NRC Handelsblad....more
Astrid Roemer kreeg in 2016 de P.C. Hooft-prijs en in maart van dit jaar de Prijs der Nederlandse Letteren. Het was de bedoeling dat de uitreiking van deze prijs in oktober 2021 door koning Filip van België zou plaatsvinden. Het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie distantieerde zich echter van Roemers uitspraken pro-Desi Bouterse, en besloot dat er geen feestelijke uitreiking van de prijs zou volgen. Roemer houdt sindsdien de pers op afstand. Bij hoge uitzondering wil ze Nina Jurna wél ontvangen. Nina Jurna is correspondent voor Latijns-Amerika. Ze woonde jarenlang in Suriname en verruilde in 2011 haar standplaats Paramaribo voor Rio de Janeiro. In oktober 2015 werd ze de vaste correspondent Latijns-Amerika voor NRC Handelsblad....more
Astrid Roemer kreeg in 2016 de P.C. Hooft-prijs en in maart van dit jaar de Prijs der Nederlandse Letteren. Het was de bedoeling dat de uitreiking van deze prijs in oktober 2021 door koning Filip van België zou plaatsvinden. Het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie distantieerde zich echter van Roemers uitspraken pro-Desi Bouterse, en besloot dat er geen feestelijke uitreiking van de prijs zou volgen. Roemer houdt sindsdien de pers op afstand. Bij hoge uitzondering wil ze Nina Jurna wél ontvangen. Nina Jurna is correspondent voor Latijns-Amerika. Ze woonde jarenlang in Suriname en verruilde in 2011 haar standplaats Paramaribo voor Rio de Janeiro. In oktober 2015 werd ze de vaste correspondent Latijns-Amerika voor NRC Handelsblad....more
Jesse Feras Klaver (Roosendaal, 1986) is politiek leider van GroenLinks. Jesse Klaver werd geboren als zoon van een Nederlands-Indische moeder en een Marokkaanse vader. Zijn grootouders -van Indische komaf - speelden een grote rol bij zijn opvoeding. Al jong is Jesse gefascineerd door de politiek.Een stormachtige carrière volgt. Eerst wordt hij voorzitter van Dwars, de politieke jongerentak van GroenLinks, in 2010 lid van de Tweede Kamer en vijf jaar later politiek leider. In 2017 boekt hij een ongekende zege voor zijn partij (14 zetels). In 2021 leidt hij een forse verkiezingsnederlaag en in de formatie dit jaar gaat het helemaal mis. Een beginnende samenwerking op links met de PvdA is voor Klaver het enige lichtpuntje. Hij heeft ambities voor een rechtvaardiger en schonere wereld en wil graag breder kijken dan de vierkante kilometer in Den Haag. Maar hoe lang is de man die ooit gold als het wonderkind van links nog gegund?Leonard Ornstein (Amsterdam, 1955) is politiek journalist en werkte onder meer voor Vrij Nederland en Buitenhof. Hij is regelmatig `Spraakmaker’ op Radio 1 en in 2022 hoopt hij te promoveren op een biografie van Pim Fortuyn....more
Jesse Feras Klaver (Roosendaal, 1986) is politiek leider van GroenLinks. Jesse Klaver werd geboren als zoon van een Nederlands-Indische moeder en een Marokkaanse vader. Zijn grootouders -van Indische komaf - speelden een grote rol bij zijn opvoeding. Al jong is Jesse gefascineerd door de politiek.Een stormachtige carrière volgt. Eerst wordt hij voorzitter van Dwars, de politieke jongerentak van GroenLinks, in 2010 lid van de Tweede Kamer en vijf jaar later politiek leider. In 2017 boekt hij een ongekende zege voor zijn partij (14 zetels). In 2021 leidt hij een forse verkiezingsnederlaag en in de formatie dit jaar gaat het helemaal mis. Een beginnende samenwerking op links met de PvdA is voor Klaver het enige lichtpuntje. Hij heeft ambities voor een rechtvaardiger en schonere wereld en wil graag breder kijken dan de vierkante kilometer in Den Haag. Maar hoe lang is de man die ooit gold als het wonderkind van links nog gegund?Leonard Ornstein (Amsterdam, 1955) is politiek journalist en werkte onder meer voor Vrij Nederland en Buitenhof. Hij is regelmatig `Spraakmaker’ op Radio 1 en in 2022 hoopt hij te promoveren op een biografie van Pim Fortuyn....more
Jesse Feras Klaver (Roosendaal, 1986) is politiek leider van GroenLinks. Jesse Klaver werd geboren als zoon van een Nederlands-Indische moeder en een Marokkaanse vader. Zijn grootouders -van Indische komaf - speelden een grote rol bij zijn opvoeding. Al jong is Jesse gefascineerd door de politiek.Een stormachtige carrière volgt. Eerst wordt hij voorzitter van Dwars, de politieke jongerentak van GroenLinks, in 2010 lid van de Tweede Kamer en vijf jaar later politiek leider. In 2017 boekt hij een ongekende zege voor zijn partij (14 zetels). In 2021 leidt hij een forse verkiezingsnederlaag en in de formatie dit jaar gaat het helemaal mis. Een beginnende samenwerking op links met de PvdA is voor Klaver het enige lichtpuntje. Hij heeft ambities voor een rechtvaardiger en schonere wereld en wil graag breder kijken dan de vierkante kilometer in Den Haag. Maar hoe lang is de man die ooit gold als het wonderkind van links nog gegund?Leonard Ornstein (Amsterdam, 1955) is politiek journalist en werkte onder meer voor Vrij Nederland en Buitenhof. Hij is regelmatig `Spraakmaker’ op Radio 1 en in 2022 hoopt hij te promoveren op een biografie van Pim Fortuyn....more
Mathieu Segers (1976) is hoogleraar Hedendaagse Europese Geschiedenis aan de Universiteit Maastricht, de stad waar hij opgroeide en nog altijd woont. Van 2016 tot 2020 was hij decaan van University College Maastricht. Hij schrijft voor het Financieele Dagblad en De Groene Amsterdammer, maakt podcasts en is auteur van verschillende boeken. Hij vertelt gepassioneerd over Europa, geopolitieke verhoudingen en over de rol die Nederland daarin zou kunnen spelen.Sophie Derkzen is presentator van Bureau Buitenland. Net als Segers heeft ze een fascinatie voor Duitsland. Voor NPO Radio 1 maakte ze de podcast Generatie Merkel, over hoe jongere Duitsers terugkijken op de vertrekkende bondskanselier. Eerder werkte ze voor Vrij Nederland, De Correspondent en als gastredacteur voor het Duitse weekblad Die Zeit....more
Mathieu Segers (1976) is hoogleraar Hedendaagse Europese Geschiedenis aan de Universiteit Maastricht, de stad waar hij opgroeide en nog altijd woont. Van 2016 tot 2020 was hij decaan van University College Maastricht. Hij schrijft voor het Financieele Dagblad en De Groene Amsterdammer, maakt podcasts en is auteur van verschillende boeken. Hij vertelt gepassioneerd over Europa, geopolitieke verhoudingen en over de rol die Nederland daarin zou kunnen spelen.Sophie Derkzen is presentator van Bureau Buitenland. Net als Segers heeft ze een fascinatie voor Duitsland. Voor NPO Radio 1 maakte ze de podcast Generatie Merkel, over hoe jongere Duitsers terugkijken op de vertrekkende bondskanselier. Eerder werkte ze voor Vrij Nederland, De Correspondent en als gastredacteur voor het Duitse weekblad Die Zeit....more
Mathieu Segers (1976) is hoogleraar Hedendaagse Europese Geschiedenis aan de Universiteit Maastricht, de stad waar hij opgroeide en nog altijd woont. Van 2016 tot 2020 was hij decaan van University College Maastricht. Hij schrijft voor het Financieele Dagblad en De Groene Amsterdammer, maakt podcasts en is auteur van verschillende boeken. Hij vertelt gepassioneerd over Europa, geopolitieke verhoudingen en over de rol die Nederland daarin zou kunnen spelen.Sophie Derkzen is presentator van Bureau Buitenland. Net als Segers heeft ze een fascinatie voor Duitsland. Voor NPO Radio 1 maakte ze de podcast Generatie Merkel, over hoe jongere Duitsers terugkijken op de vertrekkende bondskanselier. Eerder werkte ze voor Vrij Nederland, De Correspondent en als gastredacteur voor het Duitse weekblad Die Zeit....more
Presentatrice Ruth Joos in gesprek met de Vlaamse muzikant Raymond van het Groenewoud. Geboren op Valentijnsdag in 1950, en dus werd hij in 2020 zeventig jaar oud. Raymond woont de eerste jaren van zijn leven met zijn twee uit Amsterdam gevluchte ouders in Anderlecht. Zijn beste vriend als kleine jongen is z'n teddybeer Winnie de Poeh. Op z'n zevende verhuist hij voor twee jaar naar Amsterdam met z'n moeder en stiefvader. In 1959 keert hij terug naar België, naar Deurne. Raymond van het Groenewoud maakt muziek sinds 1967 en scoorde kolossale hits in Nederland en Vlaanderen met onder meer ‘Meisjes’ en ‘Je Veux L’Amour’. 2020 had een waar feestjaar moeten worden: Raymond wordt zeventig, maakt een nieuw album en plant een grote overzichtstournee. Filmer Karel Van Mileghem maakt de innemende documentaire “Raymond!” Eindelijk mag hij dan nu de planken op met zijn grote Raymond 70-tour. Maar niet voordat hij landgenoot Ruth Joos gesproken heeft, die geen seconde hoefde na te denken toen haar voorgesteld werd een Marathoninterview met deze haar zo geliefde zanger te houden.3e Uur....more
Presentatrice Ruth Joos in gesprek met de Vlaamse muzikant Raymond van het Groenewoud. Geboren op Valentijnsdag in 1950, en dus werd hij in 2020 zeventig jaar oud. Raymond woont de eerste jaren van zijn leven met zijn twee uit Amsterdam gevluchte ouders in Anderlecht. Zijn beste vriend als kleine jongen is z'n teddybeer Winnie de Poeh. Op z'n zevende verhuist hij voor twee jaar naar Amsterdam met z'n moeder en stiefvader. In 1959 keert hij terug naar België, naar Deurne. Raymond van het Groenewoud maakt muziek sinds 1967 en scoorde kolossale hits in Nederland en Vlaanderen met onder meer ‘Meisjes’ en ‘Je Veux L’Amour’. 2020 had een waar feestjaar moeten worden: Raymond wordt zeventig, maakt een nieuw album en plant een grote overzichtstournee. Filmer Karel Van Mileghem maakt de innemende documentaire “Raymond!” Eindelijk mag hij dan nu de planken op met zijn grote Raymond 70-tour. Maar niet voordat hij landgenoot Ruth Joos gesproken heeft, die geen seconde hoefde na te denken toen haar voorgesteld werd een Marathoninterview met deze haar zo geliefde zanger te houden.2e Uur....more
Presentatrice Ruth Joos in gesprek met de Vlaamse muzikant Raymond van het Groenewoud. Geboren op Valentijnsdag in 1950, en dus werd hij in 2020 zeventig jaar oud. Raymond woont de eerste jaren van zijn leven met zijn twee uit Amsterdam gevluchte ouders in Anderlecht. Zijn beste vriend als kleine jongen is z'n teddybeer Winnie de Poeh. Op z'n zevende verhuist hij voor twee jaar naar Amsterdam met z'n moeder en stiefvader. In 1959 keert hij terug naar België, naar Deurne. Raymond van het Groenewoud maakt muziek sinds 1967 en scoorde kolossale hits in Nederland en Vlaanderen met onder meer ‘Meisjes’ en ‘Je Veux L’Amour’. 2020 had een waar feestjaar moeten worden: Raymond wordt zeventig, maakt een nieuw album en plant een grote overzichtstournee. Filmer Karel Van Mileghem maakt de innemende documentaire “Raymond!” Eindelijk mag hij dan nu de planken op met zijn grote Raymond 70-tour. Maar niet voordat hij landgenoot Ruth Joos gesproken heeft, die geen seconde hoefde na te denken toen haar voorgesteld werd een Marathoninterview met deze haar zo geliefde zanger te houden.1e Uur....more
Radio-dj bij NPO 3FM Eva Koreman in gesprek met schrijver Manon Uphoff (1962). Haar meest recente roman ‘Vallen is als vliegen’ uit 2019 maakte grote indruk als een in de werkelijkheid gewortelde roman over het almaar groter wordende, pijnlijke verleden. Het boek werd door NRC en Humo uitgeroepen tot beste Nederlandstalige roman van 2019. Uphoff groeide op in een gezin met dertien kinderen. Bijna alle kinderen hadden 'een verstoord grensbesef' en de dood van een broertje hing altijd als een schaduw boven het gezin. De ervaringen uit haar jeugd spelen een belangrijke rol in haar oeuvre. Dat oeuvre omvat inmiddels een enorme stapel verhalen, romans, novellen en scenario’s waar interviewer Eva Koreman vanuit persoonlijke fascinatie voor de schrijfster haar weg vindt.3e Uur....more
Radio-dj bij NPO 3FM Eva Koreman in gesprek met schrijver Manon Uphoff (1962). Haar meest recente roman ‘Vallen is als vliegen’ uit 2019 maakte grote indruk als een in de werkelijkheid gewortelde roman over het almaar groter wordende, pijnlijke verleden. Het boek werd door NRC en Humo uitgeroepen tot beste Nederlandstalige roman van 2019. Uphoff groeide op in een gezin met dertien kinderen. Bijna alle kinderen hadden 'een verstoord grensbesef' en de dood van een broertje hing altijd als een schaduw boven het gezin. De ervaringen uit haar jeugd spelen een belangrijke rol in haar oeuvre. Dat oeuvre omvat inmiddels een enorme stapel verhalen, romans, novellen en scenario’s waar interviewer Eva Koreman vanuit persoonlijke fascinatie voor de schrijfster haar weg vindt.2e Uur....more
Radio-dj bij NPO 3FM Eva Koreman in gesprek met schrijver Manon Uphoff (1962). Haar meest recente roman ‘Vallen is als vliegen’ uit 2019 maakte grote indruk als een in de werkelijkheid gewortelde roman over het almaar groter wordende, pijnlijke verleden. Het boek werd door NRC en Humo uitgeroepen tot beste Nederlandstalige roman van 2019. Uphoff groeide op in een gezin met dertien kinderen. Bijna alle kinderen hadden 'een verstoord grensbesef' en de dood van een broertje hing altijd als een schaduw boven het gezin. De ervaringen uit haar jeugd spelen een belangrijke rol in haar oeuvre. Dat oeuvre omvat inmiddels een enorme stapel verhalen, romans, novellen en scenario’s waar interviewer Eva Koreman vanuit persoonlijke fascinatie voor de schrijfster haar weg vindt.1e Uur....more
Tofik Dibi (Vlissingen, 1980). Namens Groenlinks was hij tussen 2006 en 2012 lid van de Tweede Kamer. Sinds oktober 2018 is hij bestuursadviseur van het Amsterdamse stadsdeel Nieuw-West. Dibi is van Marokkaanse afkomst. Daarnaast schrijft hij voor tv, film en theater, waaronder het succesvolle Melk & Dadels. De vertaling van zijn debuut Djinn komt binnenkort uit in de Verenigde Staten. Dit jaar verscheen van hem de roman Het monster van wokeness. Met een Twitteraccount én temperament bindt de woke hoofdpersoon Kawtar online de strijd aan tegen ongelijkheid. Binnen een mum van tijd groeit ze uit tot Nederlands meest invloedrijke activist. De prijs die ze daarvoor moet betalen ziet ze echter niet aankomen. In Djinn, uit 2015, ging Dibi in op zijn achtergrond, zijn politieke carrière en zijn verborgen gehouden homoseksualiteit. Journalist en NRC-columnist Clarice Gargard houdt zich bezig met alles dat met (hedendaags) verzet en onrechtvaardigheid te maken heeft. Politicus en schrijver Tofik Dibi kent ze al jaren oppervlakkig, maar ze wil graag meer weten over zijn persoonlijke ontwikkeling na turbulente jaren in het publieke oog en hoe hij denkt over de staat van de Nederlandse politiek en activisme anno 2020....more
In de Nederlandse hiphopwereld overstijgt de naam Kees de Koning (Landsmeer, 1971) die van zo’n beetje alle artiesten die hij vertegenwoordigt. Slechts zijn voornaam is genoeg om te weten wie je bedoelt. De Koning was dan ook in 1995 oprichter van het belangrijkste hiphoplabel van Nederland, Top Notch, thuis van artiesten als De Jeugd Van Tegenwoordig, Typhoon, Ronnie Flex en Frenna. De Koning is dus een gevierd ondernemer, maar hij begon zijn carrière als mediamaker, onder meer bij het legendarische VPRO-programma Dutch Masters, het eerste hiphopprogramma op de Nederlandse radio. Zo is hij altijd een creatief uitgever van muziek gebleven, gepassioneerd voor de hiphopcultuur, zijn nek uitstekend voor jonge artiesten. Dit jaar keerde hij deels terug naar zijn roots: nadat hij een stap terug deed in de dagelijkse leiding van zijn bedrijf nam hij dit jaar studio Desmet in Amsterdam over. Atze de Vrieze werkt sinds 2006 bij de VPRO, onder meer bij muziekredactie 3voor12 en cultuurprogramma Nooit Meer Slapen. Eerder tekende hij voor marathoninterviews met hoogleraar neerlandistiek Geert Buelens, columnist Arthur van Amerongen en burgemeester Femke Halsema. Atze de Vrieze kent Kees de Koning als een bevlogen ondernemer die verder gaat het simpelweg uitbrengen van muziek, maar die ook ideeën heeft over de maatschappij en geen blad voor de mond neemt....more
In de Nederlandse hiphopwereld overstijgt de naam Kees de Koning (Landsmeer, 1971) die van zo’n beetje alle artiesten die hij vertegenwoordigt. Slechts zijn voornaam is genoeg om te weten wie je bedoelt. De Koning was dan ook in 1995 oprichter van het belangrijkste hiphoplabel van Nederland, Top Notch, thuis van artiesten als De Jeugd Van Tegenwoordig, Typhoon, Ronnie Flex en Frenna. De Koning is dus een gevierd ondernemer, maar hij begon zijn carrière als mediamaker, onder meer bij het legendarische VPRO-programma Dutch Masters, het eerste hiphopprogramma op de Nederlandse radio. Zo is hij altijd een creatief uitgever van muziek gebleven, gepassioneerd voor de hiphopcultuur, zijn nek uitstekend voor jonge artiesten. Dit jaar keerde hij deels terug naar zijn roots: nadat hij een stap terug deed in de dagelijkse leiding van zijn bedrijf nam hij dit jaar studio Desmet in Amsterdam over. Atze de Vrieze werkt sinds 2006 bij de VPRO, onder meer bij muziekredactie 3voor12 en cultuurprogramma Nooit Meer Slapen. Eerder tekende hij voor marathoninterviews met hoogleraar neerlandistiek Geert Buelens, columnist Arthur van Amerongen en burgemeester Femke Halsema. Atze de Vrieze kent Kees de Koning als een bevlogen ondernemer die verder gaat het simpelweg uitbrengen van muziek, maar die ook ideeën heeft over de maatschappij en geen blad voor de mond neemt....more
In de Nederlandse hiphopwereld overstijgt de naam Kees de Koning (Landsmeer, 1971) die van zo’n beetje alle artiesten die hij vertegenwoordigt. Slechts zijn voornaam is genoeg om te weten wie je bedoelt. De Koning was dan ook in 1995 oprichter van het belangrijkste hiphoplabel van Nederland, Top Notch, thuis van artiesten als De Jeugd Van Tegenwoordig, Typhoon, Ronnie Flex en Frenna. De Koning is dus een gevierd ondernemer, maar hij begon zijn carrière als mediamaker, onder meer bij het legendarische VPRO-programma Dutch Masters, het eerste hiphopprogramma op de Nederlandse radio. Zo is hij altijd een creatief uitgever van muziek gebleven, gepassioneerd voor de hiphopcultuur, zijn nek uitstekend voor jonge artiesten. Dit jaar keerde hij deels terug naar zijn roots: nadat hij een stap terug deed in de dagelijkse leiding van zijn bedrijf nam hij dit jaar studio Desmet in Amsterdam over. Atze de Vrieze werkt sinds 2006 bij de VPRO, onder meer bij muziekredactie 3voor12 en cultuurprogramma Nooit Meer Slapen. Eerder tekende hij voor marathoninterviews met hoogleraar neerlandistiek Geert Buelens, columnist Arthur van Amerongen en burgemeester Femke Halsema. Atze de Vrieze kent Kees de Koning als een bevlogen ondernemer die verder gaat het simpelweg uitbrengen van muziek, maar die ook ideeën heeft over de maatschappij en geen blad voor de mond neemt....more
Pieter Omtzigt (Den Haag, 1974) geldt als de pitbull onder de Nederlandse parlementariërs. Ruim 17 jaar is hij al Tweede Kamerlid voor het CDA. Afgelopen jaar deed hij van zich spreken door nipt achter Hugo de Jonge te eindigen bij de chaotisch verlopen lijsttrekkersverkiezingen voor zijn partij; door opnieuw corruptie en machtsmisbruik aan de orde te stellen in Malta en – vooral - door zich vast te bijten in de pijnlijke toeslagenaffaire bij de Belastingdienst. Toch is hij binnen het CDA niet altijd door iedereen op handen gedragen. Omtzigt laat zich er graag op voorstaan dat zijn belangrijkste taak als volksvertegenwoordiger is om de regering te controleren - óók als die bestaat uit bewindslieden uit zijn eigen partij. Sommigen vinden hem te eigengereid. Omtzigt studeerde econometrie in Groot-Brittannië en in Italië, waar hij in 2003 in Florence promoveerde aan het European University Institute. Als Kamerlid pendelt hij op en neer tussen Den Haag en Enschede. In die laatste stad woont hij samen met zijn echtgenote Ayfer Koç, die fractievoorzitter is van het CDA in de Enschedese gemeenteraad. Zij hebben samen vier dochters. Eric Arends is journalist en presentator bij radioprogramma’s Bureau Buitenland (VPRO) en Argos (Human/VPRO). Daar maakte hij onder meer reportages over de Italiaanse maffia in Nederland en de affaire rond oud-Transavia-piloot Julio Poch. Eerder werkte hij bij de Volkskrant, waar hij onder andere portretterende interviews maakte voor Volkskrant magazine (Hans Teeuwen, Adelheid Roosen, Rudi Carrell e.a.) en correspondent was in Italië. Arends is nieuwsgierig naar de aard van Omtzigt: waar komt zijn enorme vasthoudendheid uit voort en hoe onafhankelijk kan hij zijn als lid van een regeringspartij die zich uiteindelijk moet voegen naar de afspraken in de coalitie? Verder: houden we de rechtsstaat nog overeind? Maar ook: waarmee krijgen we hem dansend op de tafel?...more
Pieter Omtzigt (Den Haag, 1974) geldt als de pitbull onder de Nederlandse parlementariërs. Ruim 17 jaar is hij al Tweede Kamerlid voor het CDA. Afgelopen jaar deed hij van zich spreken door nipt achter Hugo de Jonge te eindigen bij de chaotisch verlopen lijsttrekkersverkiezingen voor zijn partij; door opnieuw corruptie en machtsmisbruik aan de orde te stellen in Malta en – vooral - door zich vast te bijten in de pijnlijke toeslagenaffaire bij de Belastingdienst. Toch is hij binnen het CDA niet altijd door iedereen op handen gedragen. Omtzigt laat zich er graag op voorstaan dat zijn belangrijkste taak als volksvertegenwoordiger is om de regering te controleren - óók als die bestaat uit bewindslieden uit zijn eigen partij. Sommigen vinden hem te eigengereid. Omtzigt studeerde econometrie in Groot-Brittannië en in Italië, waar hij in 2003 in Florence promoveerde aan het European University Institute. Als Kamerlid pendelt hij op en neer tussen Den Haag en Enschede. In die laatste stad woont hij samen met zijn echtgenote Ayfer Koç, die fractievoorzitter is van het CDA in de Enschedese gemeenteraad. Zij hebben samen vier dochters. Eric Arends is journalist en presentator bij radioprogramma’s Bureau Buitenland (VPRO) en Argos (Human/VPRO). Daar maakte hij onder meer reportages over de Italiaanse maffia in Nederland en de affaire rond oud-Transavia-piloot Julio Poch. Eerder werkte hij bij de Volkskrant, waar hij onder andere portretterende interviews maakte voor Volkskrant magazine (Hans Teeuwen, Adelheid Roosen, Rudi Carrell e.a.) en correspondent was in Italië. Arends is nieuwsgierig naar de aard van Omtzigt: waar komt zijn enorme vasthoudendheid uit voort en hoe onafhankelijk kan hij zijn als lid van een regeringspartij die zich uiteindelijk moet voegen naar de afspraken in de coalitie? Verder: houden we de rechtsstaat nog overeind? Maar ook: waarmee krijgen we hem dansend op de tafel?...more
Pieter Omtzigt (Den Haag, 1974) geldt als de pitbull onder de Nederlandse parlementariërs. Ruim 17 jaar is hij al Tweede Kamerlid voor het CDA. Afgelopen jaar deed hij van zich spreken door nipt achter Hugo de Jonge te eindigen bij de chaotisch verlopen lijsttrekkersverkiezingen voor zijn partij; door opnieuw corruptie en machtsmisbruik aan de orde te stellen in Malta en – vooral - door zich vast te bijten in de pijnlijke toeslagenaffaire bij de Belastingdienst. Toch is hij binnen het CDA niet altijd door iedereen op handen gedragen. Omtzigt laat zich er graag op voorstaan dat zijn belangrijkste taak als volksvertegenwoordiger is om de regering te controleren - óók als die bestaat uit bewindslieden uit zijn eigen partij. Sommigen vinden hem te eigengereid. Omtzigt studeerde econometrie in Groot-Brittannië en in Italië, waar hij in 2003 in Florence promoveerde aan het European University Institute. Als Kamerlid pendelt hij op en neer tussen Den Haag en Enschede. In die laatste stad woont hij samen met zijn echtgenote Ayfer Koç, die fractievoorzitter is van het CDA in de Enschedese gemeenteraad. Zij hebben samen vier dochters. Eric Arends is journalist en presentator bij radioprogramma’s Bureau Buitenland (VPRO) en Argos (Human/VPRO). Daar maakte hij onder meer reportages over de Italiaanse maffia in Nederland en de affaire rond oud-Transavia-piloot Julio Poch. Eerder werkte hij bij de Volkskrant, waar hij onder andere portretterende interviews maakte voor Volkskrant magazine (Hans Teeuwen, Adelheid Roosen, Rudi Carrell e.a.) en correspondent was in Italië. Arends is nieuwsgierig naar de aard van Omtzigt: waar komt zijn enorme vasthoudendheid uit voort en hoe onafhankelijk kan hij zijn als lid van een regeringspartij die zich uiteindelijk moet voegen naar de afspraken in de coalitie? Verder: houden we de rechtsstaat nog overeind? Maar ook: waarmee krijgen we hem dansend op de tafel?...more
Hans Jaap Melissen in gesprek met onderzoeksjournalist en schrijver Linda Polman. Linda Polman (Amstelveen, 1960) maakte in 2008 internationale furore met De Crisiskaravaan, over de donkere achterkant van humanitaire hulpoperaties in oorlogsgebieden. Eerder schreef ze het veelgeprezen ‘k Zag Twee Beren, over de VN-vredesmissies in Rwanda, Somalië en Haïti. Ze was lange tijd correspondent in West-Afrika, haar stukken verschenen in De Groene Amsterdammer, de Volkskrant, NRC Handelsblad, The Guardian en Granta, De Militaire Spectator en Wordt Vervolgd. In 2019 deelde ze met Niemand wil ze hebben een nieuwe tik uit. Daarin beschrijft Polman hoe westerse regeringen al tachtig jaar weeklagen over het lot van vluchtelingen maar de grenzen intussen potdicht houden. Van de eerste grote Europese conferentie over het vluchtelingenvraagstuk in 1938 aan het Meer van Genève tot aan de kampen op de Griekse eilanden: steeds weer blijkt dat niemand ‘ze’ wil hebben. Harde conclusies, maar Polman laat het er niet bij zitten. ‘Ik zie het als mijn taak om te laten zien wat er gebeurt.’ En om het debat over asiel en migratie een beetje bij te sturen, bracht ze voor 2021 de Gutmensch Scheurkalender uit. Daarin belooft ze ‘elke dag zinnig advies, onthullende statistiek, historische context of een goede grap om u door de discussie heen te helpen’. Hans Jaap Melissen kennen we als schrijver en als journalist, net als Linda Polman ook als oorlogsjournalist. Vaak on the road. Door Irak, door Syrië. Voor Eenvandaag, Trouw, NTR en VPRO. En een van zijn wapenfeiten: acht jaar geleden was hij journalist van ’t jaar....more
Hans Jaap Melissen in gesprek met onderzoeksjournalist en schrijver Linda Polman. Linda Polman (Amstelveen, 1960) maakte in 2008 internationale furore met De Crisiskaravaan, over de donkere achterkant van humanitaire hulpoperaties in oorlogsgebieden. Eerder schreef ze het veelgeprezen ‘k Zag Twee Beren, over de VN-vredesmissies in Rwanda, Somalië en Haïti. Ze was lange tijd correspondent in West-Afrika, haar stukken verschenen in De Groene Amsterdammer, de Volkskrant, NRC Handelsblad, The Guardian en Granta, De Militaire Spectator en Wordt Vervolgd. In 2019 deelde ze met Niemand wil ze hebben een nieuwe tik uit. Daarin beschrijft Polman hoe westerse regeringen al tachtig jaar weeklagen over het lot van vluchtelingen maar de grenzen intussen potdicht houden. Van de eerste grote Europese conferentie over het vluchtelingenvraagstuk in 1938 aan het Meer van Genève tot aan de kampen op de Griekse eilanden: steeds weer blijkt dat niemand ‘ze’ wil hebben. Harde conclusies, maar Polman laat het er niet bij zitten. ‘Ik zie het als mijn taak om te laten zien wat er gebeurt.’ En om het debat over asiel en migratie een beetje bij te sturen, bracht ze voor 2021 de Gutmensch Scheurkalender uit. Daarin belooft ze ‘elke dag zinnig advies, onthullende statistiek, historische context of een goede grap om u door de discussie heen te helpen’. Hans Jaap Melissen kennen we als schrijver en als journalist, net als Linda Polman ook als oorlogsjournalist. Vaak on the road. Door Irak, door Syrië. Voor Eenvandaag, Trouw, NTR en VPRO. En een van zijn wapenfeiten: acht jaar geleden was hij journalist van ’t jaar....more
Hans Jaap Melissen in gesprek met onderzoeksjournalist en schrijver Linda Polman. Linda Polman (Amstelveen, 1960) maakte in 2008 internationale furore met De Crisiskaravaan, over de donkere achterkant van humanitaire hulpoperaties in oorlogsgebieden. Eerder schreef ze het veelgeprezen ‘k Zag Twee Beren, over de VN-vredesmissies in Rwanda, Somalië en Haïti. Ze was lange tijd correspondent in West-Afrika, haar stukken verschenen in De Groene Amsterdammer, de Volkskrant, NRC Handelsblad, The Guardian en Granta, De Militaire Spectator en Wordt Vervolgd. In 2019 deelde ze met Niemand wil ze hebben een nieuwe tik uit. Daarin beschrijft Polman hoe westerse regeringen al tachtig jaar weeklagen over het lot van vluchtelingen maar de grenzen intussen potdicht houden. Van de eerste grote Europese conferentie over het vluchtelingenvraagstuk in 1938 aan het Meer van Genève tot aan de kampen op de Griekse eilanden: steeds weer blijkt dat niemand ‘ze’ wil hebben. Harde conclusies, maar Polman laat het er niet bij zitten. ‘Ik zie het als mijn taak om te laten zien wat er gebeurt.’ En om het debat over asiel en migratie een beetje bij te sturen, bracht ze voor 2021 de Gutmensch Scheurkalender uit. Daarin belooft ze ‘elke dag zinnig advies, onthullende statistiek, historische context of een goede grap om u door de discussie heen te helpen’. Hans Jaap Melissen kennen we als schrijver en als journalist, net als Linda Polman ook als oorlogsjournalist. Vaak on the road. Door Irak, door Syrië. Voor Eenvandaag, Trouw, NTR en VPRO. En een van zijn wapenfeiten: acht jaar geleden was hij journalist van ’t jaar....more
Sinds maandag 1 juni, Tweede Pinksterdag, is Ineke Sluiter de nieuwe president van de KNAW, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, een exclusief genootschap van top-wetenschappers dat de stem en het geweten van de wetenschap in Nederland wil zijn. Ineke Sluiter noemt het presidentschap van de KNAW in tijden van het coronavirus een extra verantwoordelijkheid. Een groot ongeduldig publiek kijkt nu over de schouders van de wetenschap mee, in de hoop op een snel gevonden, werkzaam vaccin. Als hoogleraar Grieks houdt ze van de dwarsverbanden die te leggen zijn tussen thema’s en gebruiken uit de klassieke oudheid en onze samenleving anno 2020. Met andere woorden, ons dagelijks leven is in alles verbonden met wetenschap, en de wetenschap kan ook van dienst zijn bij zaken die daar op het eerste gezicht helemaal niets mee te maken lijken te hebben.Liesbeth Staats is journalist en presentator. Voor de VPRO presenteert ze het late night interviewprogramma Nooit Meer Slapen op NPO Radio 1 op vrijdag, en zaterdag op dezelfde zender De wending. Ze werkte eerder voor o.a. het actualiteitenprogramma Brandpunt voor de KRONCRV en werkt momenteel aan een televisieserie over vrouwen en werk voor NPO 3....more
Sinds maandag 1 juni, Tweede Pinksterdag, is Ineke Sluiter de nieuwe president van de KNAW, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, een exclusief genootschap van top-wetenschappers dat de stem en het geweten van de wetenschap in Nederland wil zijn. Ineke Sluiter noemt het presidentschap van de KNAW in tijden van het coronavirus een extra verantwoordelijkheid. Een groot ongeduldig publiek kijkt nu over de schouders van de wetenschap mee, in de hoop op een snel gevonden, werkzaam vaccin. Als hoogleraar Grieks houdt ze van de dwarsverbanden die te leggen zijn tussen thema’s en gebruiken uit de klassieke oudheid en onze samenleving anno 2020. Met andere woorden, ons dagelijks leven is in alles verbonden met wetenschap, en de wetenschap kan ook van dienst zijn bij zaken die daar op het eerste gezicht helemaal niets mee te maken lijken te hebben.Liesbeth Staats is journalist en presentator. Voor de VPRO presenteert ze het late night interviewprogramma Nooit Meer Slapen op NPO Radio 1 op vrijdag, en zaterdag op dezelfde zender De wending. Ze werkte eerder voor o.a. het actualiteitenprogramma Brandpunt voor de KRONCRV en werkt momenteel aan een televisieserie over vrouwen en werk voor NPO 3....more
Sinds maandag 1 juni, Tweede Pinksterdag, is Ineke Sluiter de nieuwe president van de KNAW, de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, een exclusief genootschap van top-wetenschappers dat de stem en het geweten van de wetenschap in Nederland wil zijn. Ineke Sluiter noemt het presidentschap van de KNAW in tijden van het coronavirus een extra verantwoordelijkheid. Een groot ongeduldig publiek kijkt nu over de schouders van de wetenschap mee, in de hoop op een snel gevonden, werkzaam vaccin. Als hoogleraar Grieks houdt ze van de dwarsverbanden die te leggen zijn tussen thema’s en gebruiken uit de klassieke oudheid en onze samenleving anno 2020. Met andere woorden, ons dagelijks leven is in alles verbonden met wetenschap, en de wetenschap kan ook van dienst zijn bij zaken die daar op het eerste gezicht helemaal niets mee te maken lijken te hebben.Liesbeth Staats is journalist en presentator. Voor de VPRO presenteert ze het late night interviewprogramma Nooit Meer Slapen op NPO Radio 1 op vrijdag, en zaterdag op dezelfde zender De wending. Ze werkte eerder voor o.a. het actualiteitenprogramma Brandpunt voor de KRONCRV en werkt momenteel aan een televisieserie over vrouwen en werk voor NPO 3....more
Midas (eigenlijk Wandert) Dekkers (Haarlem, 1946) groeide op in Amsterdam, waar hij biologie studeerde. Als student begon hij te schrijven en al gauw publiceerde hij stukjes over dieren in onder andere NRC Handelsblad en de Volkskrant. Voor zijn jeugdboeken heeft hij onder meer drie Zilveren Griffels en een Vlag en Wimpel ontvangen. In 1985 schreef hij het Kinderboekenweekgeschenk: Houden beren echt van honing?.Dekkers munt uit in een niet zelden verfrissende manier van dwars denken. Zo ontkracht hij in zijn boek Lichamelijke Oefening de stelling dat lichaamsbeweging en sport gezond zijn voor de mens. Naast schrijver is Dekkers een radio- en televisieman. Sinds 1980 was Dekkers jarenlang columnist bij het VARA-programma Vroege Vogels en VARA TV Magazine. Behalve zijn columns maakte Dekkers ook kinderprogramma’s als Max Laadvermogen en Pootjes en voor volwassenen programma’s als Nieuwslicht, Midas en Het ei van Midas.Over de corona-crisis oordeelde hij recent dat die voorkomen had kunnen worden: ‘Iedereen die in de biologieles heeft opgelet, kon deze wereldwijde epidemie zien aankomen. In de jaren '60 werd er al voor gewaarschuwd dat een ongeremde bevolkingsgroei tot pandemieën van deze omvang zou leiden. Maar van een bevolkingspolitiek is het nooit gekomen. Integendeel: nog steeds word je gefeliciteerd als je met een baby aan de overbevolking bijdraagt, terwijl een kind krijgen in feite véél asocialer is dan geen anderhalve meter afstand houden.’Floortje Smit is journalist, historicus en presentator, gespecialiseerd in kunst en cultuur. Voor de Volkskrant werkt ze als filmjournalist en heeft ze een column waarin ze de beeldcultuur analyseert. Al tien jaar is ze met regelmaat te horen op NPO Radio 1. Eerder werkte ze voor Nooit Meer Slapen en als presentator van het HUMAN-programma Brainwash - in de zomer op NPO Radio 1 en daarbuiten als podcast - voert ze lange gesprekken met denkers uit verschillende disciplines over hun leven en werk, aan de hand van muziek. Met Midas Dekkers wil ze onder meer praten over corona en de manier waarop dat de maatschappij veranderde: wat vindt de zoon van kroegeigenaren en bioloog die een boek schreef over Thigmofilie, het verlangen naar geborgenheid, bijvoorbeeld van de anderhalve metersamenleving?...more
Midas (eigenlijk Wandert) Dekkers (Haarlem, 1946) groeide op in Amsterdam, waar hij biologie studeerde. Als student begon hij te schrijven en al gauw publiceerde hij stukjes over dieren in onder andere NRC Handelsblad en de Volkskrant. Voor zijn jeugdboeken heeft hij onder meer drie Zilveren Griffels en een Vlag en Wimpel ontvangen. In 1985 schreef hij het Kinderboekenweekgeschenk: Houden beren echt van honing?.Dekkers munt uit in een niet zelden verfrissende manier van dwars denken. Zo ontkracht hij in zijn boek Lichamelijke Oefening de stelling dat lichaamsbeweging en sport gezond zijn voor de mens. Naast schrijver is Dekkers een radio- en televisieman. Sinds 1980 was Dekkers jarenlang columnist bij het VARA-programma Vroege Vogels en VARA TV Magazine. Behalve zijn columns maakte Dekkers ook kinderprogramma’s als Max Laadvermogen en Pootjes en voor volwassenen programma’s als Nieuwslicht, Midas en Het ei van Midas.Over de corona-crisis oordeelde hij recent dat die voorkomen had kunnen worden: ‘Iedereen die in de biologieles heeft opgelet, kon deze wereldwijde epidemie zien aankomen. In de jaren '60 werd er al voor gewaarschuwd dat een ongeremde bevolkingsgroei tot pandemieën van deze omvang zou leiden. Maar van een bevolkingspolitiek is het nooit gekomen. Integendeel: nog steeds word je gefeliciteerd als je met een baby aan de overbevolking bijdraagt, terwijl een kind krijgen in feite véél asocialer is dan geen anderhalve meter afstand houden.’Floortje Smit is journalist, historicus en presentator, gespecialiseerd in kunst en cultuur. Voor de Volkskrant werkt ze als filmjournalist en heeft ze een column waarin ze de beeldcultuur analyseert. Al tien jaar is ze met regelmaat te horen op NPO Radio 1. Eerder werkte ze voor Nooit Meer Slapen en als presentator van het HUMAN-programma Brainwash - in de zomer op NPO Radio 1 en daarbuiten als podcast - voert ze lange gesprekken met denkers uit verschillende disciplines over hun leven en werk, aan de hand van muziek. Met Midas Dekkers wil ze onder meer praten over corona en de manier waarop dat de maatschappij veranderde: wat vindt de zoon van kroegeigenaren en bioloog die een boek schreef over Thigmofilie, het verlangen naar geborgenheid, bijvoorbeeld van de anderhalve metersamenleving?...more
Midas (eigenlijk Wandert) Dekkers (Haarlem, 1946) groeide op in Amsterdam, waar hij biologie studeerde. Als student begon hij te schrijven en al gauw publiceerde hij stukjes over dieren in onder andere NRC Handelsblad en de Volkskrant. Voor zijn jeugdboeken heeft hij onder meer drie Zilveren Griffels en een Vlag en Wimpel ontvangen. In 1985 schreef hij het Kinderboekenweekgeschenk: Houden beren echt van honing?.Dekkers munt uit in een niet zelden verfrissende manier van dwars denken. Zo ontkracht hij in zijn boek Lichamelijke Oefening de stelling dat lichaamsbeweging en sport gezond zijn voor de mens. Naast schrijver is Dekkers een radio- en televisieman. Sinds 1980 was Dekkers jarenlang columnist bij het VARA-programma Vroege Vogels en VARA TV Magazine. Behalve zijn columns maakte Dekkers ook kinderprogramma’s als Max Laadvermogen en Pootjes en voor volwassenen programma’s als Nieuwslicht, Midas en Het ei van Midas.Over de corona-crisis oordeelde hij recent dat die voorkomen had kunnen worden: ‘Iedereen die in de biologieles heeft opgelet, kon deze wereldwijde epidemie zien aankomen. In de jaren '60 werd er al voor gewaarschuwd dat een ongeremde bevolkingsgroei tot pandemieën van deze omvang zou leiden. Maar van een bevolkingspolitiek is het nooit gekomen. Integendeel: nog steeds word je gefeliciteerd als je met een baby aan de overbevolking bijdraagt, terwijl een kind krijgen in feite véél asocialer is dan geen anderhalve meter afstand houden.’Floortje Smit is journalist, historicus en presentator, gespecialiseerd in kunst en cultuur. Voor de Volkskrant werkt ze als filmjournalist en heeft ze een column waarin ze de beeldcultuur analyseert. Al tien jaar is ze met regelmaat te horen op NPO Radio 1. Eerder werkte ze voor Nooit Meer Slapen en als presentator van het HUMAN-programma Brainwash - in de zomer op NPO Radio 1 en daarbuiten als podcast - voert ze lange gesprekken met denkers uit verschillende disciplines over hun leven en werk, aan de hand van muziek. Met Midas Dekkers wil ze onder meer praten over corona en de manier waarop dat de maatschappij veranderde: wat vindt de zoon van kroegeigenaren en bioloog die een boek schreef over Thigmofilie, het verlangen naar geborgenheid, bijvoorbeeld van de anderhalve metersamenleving?...more
Karin Amatmoekrim (Paramaribo, 1976) studeerde na het Gymnasium af als letterkundige. Ze woont momenteel in Amsterdam en heeft romans, verhalen en essays gepubliceerd.Het autobiografische boek Het gym werd door pers en publiek juichend ontvangen. Ook De man van veel, waarmee ze het leven van Anton de Kom uit de vergetelheid haalde, kon rekenen op lovende kritieken. De totstandkoming van Tenzij de vader, een intiem portret van haar vader en haarzelf was basis voor De jacht op mijn vader, een documentaire van regisseur Gulsah Dogan die genomineerd werd voor een Gouden Kalf.Amatmoekrim hoopt te promoveren op een biografie van schrijver en journalist Anil Ramdas (1958-2012). Daarnaast is ze betrokken bij De Correspondent als Correspondent Verzwegen Geschiedenis. Verder werkt ze aan een omvangrijk boek getiteld Suriname. Een geschiedenis., dat ze niet alleen zal baseren op zeldzaam archiefmateriaal, maar vooral ook op honderden interviews die ze zal afnemen met Surinamers uit alle lagen van de bevolking....more
Karin Amatmoekrim (Paramaribo, 1976) studeerde na het Gymnasium af als letterkundige. Ze woont momenteel in Amsterdam en heeft romans, verhalen en essays gepubliceerd.Het autobiografische boek Het gym werd door pers en publiek juichend ontvangen. Ook De man van veel, waarmee ze het leven van Anton de Kom uit de vergetelheid haalde, kon rekenen op lovende kritieken. De totstandkoming van Tenzij de vader, een intiem portret van haar vader en haarzelf was basis voor De jacht op mijn vader, een documentaire van regisseur Gulsah Dogan die genomineerd werd voor een Gouden Kalf.Amatmoekrim hoopt te promoveren op een biografie van schrijver en journalist Anil Ramdas (1958-2012). Daarnaast is ze betrokken bij De Correspondent als Correspondent Verzwegen Geschiedenis. Verder werkt ze aan een omvangrijk boek getiteld Suriname. Een geschiedenis., dat ze niet alleen zal baseren op zeldzaam archiefmateriaal, maar vooral ook op honderden interviews die ze zal afnemen met Surinamers uit alle lagen van de bevolking....more
Karin Amatmoekrim (Paramaribo, 1976) studeerde na het Gymnasium af als letterkundige. Ze woont momenteel in Amsterdam en heeft romans, verhalen en essays gepubliceerd.Het autobiografische boek Het gym werd door pers en publiek juichend ontvangen. Ook De man van veel, waarmee ze het leven van Anton de Kom uit de vergetelheid haalde, kon rekenen op lovende kritieken. De totstandkoming van Tenzij de vader, een intiem portret van haar vader en haarzelf was basis voor De jacht op mijn vader, een documentaire van regisseur Gulsah Dogan die genomineerd werd voor een Gouden Kalf.Amatmoekrim hoopt te promoveren op een biografie van schrijver en journalist Anil Ramdas (1958-2012). Daarnaast is ze betrokken bij De Correspondent als Correspondent Verzwegen Geschiedenis. Verder werkt ze aan een omvangrijk boek getiteld Suriname. Een geschiedenis., dat ze niet alleen zal baseren op zeldzaam archiefmateriaal, maar vooral ook op honderden interviews die ze zal afnemen met Surinamers uit alle lagen van de bevolking....more
Sophie Derkzen in gesprek met Boris Dittrich. Boris Ottokar Dittrich (Utrecht, 1955) is politicus, mensenrechtenactivist en schrijver. Hij was advocaat in Amsterdam, rechter in Alkmaar en jarenlang Tweede Kamerlid en later fractievoorzitter van D66.
Sophie Derkzen in gesprek met Boris Dittrich. Zaterdag 4 juli, NPO Radio 1, 20.00 – 23.00 uurBoris Ottokar Dittrich (Utrecht, 1955) is politicus, mensenrechtenactivist en schrijver. Hij was advocaat in Amsterdam, rechter in Alkmaar en jarenlang Tweede Kamerlid en later fractievoorzitter van D66.
Sophie Derkzen in gesprek met Boris Dittrich. Zaterdag 4 juli, NPO Radio 1, 20.00 – 23.00 uurBoris Ottokar Dittrich (Utrecht, 1955) is politicus, mensenrechtenactivist en schrijver. Hij was advocaat in Amsterdam, rechter in Alkmaar en jarenlang Tweede Kamerlid en later fractievoorzitter van D66.
Atze de Vrieze in gesprek met Femke Halsema, burgemeester van Amsterdam.
Julie Blussé in gesprek met advocaat Roger Cox
Pieter van der Wielen in gesprek met schrijfster Roxane Van Iperen
Hoewel Kathleen Ferrier van 2002 tot 2012 Tweede Kamer-lid was, kennen de meeste mensen haar als een van de ‘dissidenten’ die in oktober 2010 (samen met partijgenoot Ad Koppejan) tijdens een CDA-congres tegen samenwerking met de PVV in het beoogde kabinet Rutte 1 stemde. De politica werd in 1957 geboren als dochter van Johan Ferrier, de latere president van Suriname, en van Edmé Vas, lerares. Voor haar politieke loopbaan studeerde ze Spaans, Portugees en Ontwikkelingssamenwerking in Leiden. De daaropvolgende tien jaar werkte ze in Chili en Brazilië als deskundige op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Terug in Nederland, werkte ze voor een organisatie van migrantenkerken en als secretaris Latijns-Amerika van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Van 2014 tot begin dit jaar woonde ze met haar man, een predikant, in Hongkong, waar ze Spaanse taal en cultuur doceerde aan de Hong Kong Baptist University (HKBU). Ze is tevens voorzitter van het Johan Ferrier Fonds, dat in Suriname kleinschalige projecten steunt op het gebied van onderwijs en cultuur. Tessel Blok werkte ruim 34 jaar voor VPRO Radio als producer, regisseur en presentatrice, voor onder meer Welingelichte Kringen, Het Gebouw, Ischa en Villa VPRO. De laatste jaren werkt ze als freelance presentatrice voor de VPRO....more
Arnon Grunberg (1971) is een van de succesvolste Nederlandse schrijvers in binnen- en buitenland, met een duizelingwekkend productietempo. Sinds hij met Blauwe Maandagen in 1994 zijn naam vestigde, volgden romans, essays, toneelstukken en columns elkaar in een rap tempo op. Hij schrijft meestal onder de naam Arnon Grunberg, maar maakte ook enige tijd gebruik van het heteroniem Marek van der Jagt. Grunberg confronteert de mensheid met haar inktzwarte kant. Hij reist alle windstreken af voor zijn ‘veldwerk’. Het ene moment logeert hij bij families om de dynamiek van het gezinsleven te doorgronden. Het andere moment is hij embedded bij neo-nazi’s. Zo onderzoekt hij de menselijke natuur, en stukje bij beetje ook zijn eigen gevoelsleven. Acht jaar schreef hij de dagelijkse column Voetnoot op de voorpagina van de Volkskrant. Grunberg woont en werkt in New York. Zijn werk is in negenentwintig talen vertaald. Journalist/interviewer Carolina Lo Galbo werkt sinds 2016 voor de VPRO als presentator van het tv-programma VPRO Boeken. Ze interviewde Arnon Grunberg vier keer eerder, maar haar nieuwsgierigheid werd alleen maar groter. Ze zal met hem praten over zijn voortrazende schrijverschap en zijn onalledaagse leven....more
Marathoninterview Max van Weezel - deel 2
Marathoninterview Max van Weezel - deel 3
Marathoninterview Max van Weezel - deel 1
Na een studie politieke en sociale wetenschappen was Max van Weezel (1951) ruim veertig jaar werkzaam voor Vrij Nederland en vervulde daar diverse rollen waaronder die van columnist, politiek commentator/redacteur en adjunct-hoofdredacteur. Daarnaast schreef hij vijftien boeken, was hij voorzitter van het Internationaal Perscentrum Nieuwspoort en zat hij in het bestuur van journalistenvakbond NVJ. Nu door een ernstige ziekte zijn leven drastisch is veranderd blikt hij graag terug op zijn rijke journalistieke carrière, meer dan vier decennia lang in het centrum van de politieke macht. Hij schurkte vaak verdacht dicht tegen de macht aan maar had dan toch op het juiste moment de hardheid om te publiceren wat volgens hem gepubliceerd diende te worden. Momenteel presenteert van Weezel verschillende radioprogramma’s zoals Met Het Oog Op Morgen en Argos. Interviewer Hans Simonse haalde Max van Weezel ooit naar de VPRO voor het programma Argos. Simonse was de afgelopen twee jaar hoofdredacteur van de VPRO-televisie en is tegenwoordig eindredacteur voor reisseries en documentaires. Ook trad hij in het verleden regelmatig op als interviewer bij Marathoninterviews....more
Hans Simonse haalde Max van Weezel ooit naar de VPRO voor het radioprogramma Argos. Nu interviewt hij Max twee en half uur lang in Het Marathoninterview. Na een studie politieke en sociale wetenschappen was Max van Weezel (1951) ruim veertig jaar werkzaam voor Vrij Nederland en vervulde daar diverse rollen waaronder die van columnist, politiek commentator/redacteur en adjunct-hoofdredacteur. Daarnaast schreef hij vijftien boeken, was hij voorzitter van het Internationaal Perscentrum Nieuwspoort en zat hij in het bestuur van journalistenvakbond NVJ. Nu door een ernstige ziekte zijn leven drastisch is veranderd blikt hij graag terug op zijn rijke journalistieke carrière, meer dan vier decennia lang in het centrum van de politieke macht. Hij schurkte vaak verdacht dicht tegen de macht aan maar had dan toch op het juiste moment de hardheid om te publiceren wat volgens hem gepubliceerd diende te worden. Momenteel presenteert van Weezel twee programma op NPO Radio 1: Met Het Oog Op Morgen en Argos....more
Cees Nooteboom, schrijver des vaderlands, schrijver van Europa: in het buitenland geldt hij als hét gezicht van de Nederlandse literatuur. In veel Duitse boekhandels heeft hij een plankje voor zichzelf en hij wordt vaak genoemd als Nederlandse kandidaat voor de Nobelprijs. Nooteboom (1933) werd in Den Haag geboren als koopmanszoon en verhuisde als kind ontelbare keren. Sindsdien bestaat zijn leven uit zwerven, reizen, schrijven. Nog altijd reist hij alle windstreken af en leidt zo meerdere levens tegelijk. Met zijn roman Rituelen (1980) maakte hij voorgoed naam maar hij is altijd in beweging gebleven: naast romans schrijft hij essays, reisverhalen, vertalingen, romans, reportages, gedichten. Schrijven is voor hem als ademen. Nooteboom woont afwisselend in Nederland, Duitsland en Spanje, als hij tenminste niet op reis is. Hij ontving in 2004 de P.C. Hooftprijs en in 2009 de Prijs der Nederlandse Letteren. Op tweede kerstavond zal hij vertellen over zijn veelzijdige schrijverschap en boeiende leven tijdens het laatste Marathoninterview van dit jaar. Journalist/interviewer Carolina Lo Galbo werkt sinds 2016 voor de VPRO als presentator van het tv programma VPRO Boeken. Eén ding weet ze zeker: met Cees Nooteboom zal ze niet snel uitgepraat raken....more
Cees Nooteboom, schrijver des vaderlands, schrijver van Europa: in het buitenland geldt hij als hét gezicht van de Nederlandse literatuur. In veel Duitse boekhandels heeft hij een plankje voor zichzelf en hij wordt vaak genoemd als Nederlandse kandidaat voor de Nobelprijs. Nooteboom (1933) werd in Den Haag geboren als koopmanszoon en verhuisde als kind ontelbare keren. Sindsdien bestaat zijn leven uit zwerven, reizen, schrijven. Nog altijd reist hij alle windstreken af en leidt zo meerdere levens tegelijk. Met zijn roman Rituelen (1980) maakte hij voorgoed naam maar hij is altijd in beweging gebleven: naast romans schrijft hij essays, reisverhalen, vertalingen, romans, reportages, gedichten. Schrijven is voor hem als ademen. Nooteboom woont afwisselend in Nederland, Duitsland en Spanje, als hij tenminste niet op reis is. Hij ontving in 2004 de P.C. Hooftprijs en in 2009 de Prijs der Nederlandse Letteren. Op tweede kerstavond zal hij vertellen over zijn veelzijdige schrijverschap en boeiende leven tijdens het laatste Marathoninterview van dit jaar. Journalist/interviewer Carolina Lo Galbo werkt sinds 2016 voor de VPRO als presentator van het tv programma VPRO Boeken. Eén ding weet ze zeker: met Cees Nooteboom zal ze niet snel uitgepraat raken....more
Cees Nooteboom, schrijver des vaderlands, schrijver van Europa: in het buitenland geldt hij als hét gezicht van de Nederlandse literatuur. In veel Duitse boekhandels heeft hij een plankje voor zichzelf en hij wordt vaak genoemd als Nederlandse kandidaat voor de Nobelprijs. Nooteboom (1933) werd in Den Haag geboren als koopmanszoon en verhuisde als kind ontelbare keren. Sindsdien bestaat zijn leven uit zwerven, reizen, schrijven. Nog altijd reist hij alle windstreken af en leidt zo meerdere levens tegelijk. Met zijn roman Rituelen (1980) maakte hij voorgoed naam maar hij is altijd in beweging gebleven: naast romans schrijft hij essays, reisverhalen, vertalingen, romans, reportages, gedichten. Schrijven is voor hem als ademen. Nooteboom woont afwisselend in Nederland, Duitsland en Spanje, als hij tenminste niet op reis is. Hij ontving in 2004 de P.C. Hooftprijs en in 2009 de Prijs der Nederlandse Letteren. Op tweede kerstavond zal hij vertellen over zijn veelzijdige schrijverschap en boeiende leven tijdens het laatste Marathoninterview van dit jaar. Journalist/interviewer Carolina Lo Galbo werkt sinds 2016 voor de VPRO als presentator van het tv programma VPRO Boeken. Eén ding weet ze zeker: met Cees Nooteboom zal ze niet snel uitgepraat raken....more
Verhalen die dichterbij komen dan de waan van de dag ons meestal toelaat. Ontmoetingen van geïnteresseerde journalisten met interessante mensen die boeiend vertellen. In een speciaal geprepareerde ruimte worden verteller en ondervrager alleen gelaten om een zo hoog mogelijke concentratie te waarborgen. Op deze manier krijgt u, de luisteraar, het achterste van de tong te horen. Vandaag Cees Nooteboom, schrijver des vaderlands, schrijver van Europa, geinterviewd door Carolina Lo Galbo, oa presentator van VPRO Boeken...more
Begin 2018 verschijnt van de Utrechtse hoogleraar Neerlandistiek Geert Buelens (1971) een vuistdik boek over de jaren zestig, een werk waar hij maar liefst tien jaar aan werkte. Het barst bijkans uit elkaar van de kennis, niet alleen over literatuur, en ook niet enkel over Nederland. Elke relevante cultuuruiting uit elk denkbare land - van Brazilië tot de volksrepubliek China- passeert in zijn boek. Typisch Buelens, een culturele veelvraat die gelooft in het grote perspectief, iemand die met de juiste treffende anekdotes een belangrijke trend kan omschrijven. Zo schreef hij ook over de literatuur uit de Eerste Wereldoorlog en smeedde hij uit alle betrokken landen een beeld van optimistisch nationalisme, vooruitgangsdenken en natuurlijk ook pure wanhoop. Ook zijn vakgroep aan de Universiteit Utrecht zegende hij met de blik naar buiten. Literatuurwetenschap is onder zijn leiding geen studeerkamerwerk meer, maar een waardevolle manier om iets te leren over het publieke debat, over wat het betekent Nederlander te zijn en welke dingen ‘we’ met zijn allen belangrijk vinden. En dat ook nog eens met de buitenstaanders-blik van een Vlaming.Atze de Vrieze werkt sinds 2006 als redacteur bij VPRO's muziekplatform 3voor12, waar hij net als Geert Buelens altijd een voorliefde had voor de vraag waar kunst en maatschappij elkaar raken en beïnvloeden....more
Begin 2018 verschijnt van de Utrechtse hoogleraar Neerlandistiek Geert Buelens (1971) een vuistdik boek over de jaren zestig, een werk waar hij maar liefst tien jaar aan werkte. Het barst bijkans uit elkaar van de kennis,niet alleen over literatuur, en ook niet enkel over Nederland. Elke relevante cultuuruiting uit elk denkbare land - van Brazilië tot de volksrepubliek China- passeert in zijn boek. Typisch Buelens, een culturele veelvraat die gelooft in het grote perspectief, iemand die met de juiste treffende anekdotes een belangrijke trend kan omschrijven. Zo schreef hij ook over de literatuur uit de Eerste Wereldoorlog en smeedde hij uit alle betrokken landen een beeld van optimistisch nationalisme, vooruitgangsdenken en natuurlijk ook pure wanhoop.Ook zijn vakgroep aan de Universiteit Utrecht zegende hij met de blik naar buiten. Literatuurwetenschap is onder zijn leiding geen studeerkamerwerk meer, maar een waardevolle manier om iets te leren over het publieke debat, over wat het betekent Nederlander te zijn en welke dingen ‘we’ met zijn allen belangrijk vinden. En dat ook nog eens met de buitenstaanders-blik van een Vlaming.Atze de Vrieze werkt sinds 2006 als redacteur bij VPRO's muziekplatform 3voor12, waar hij net als Geert Buelens altijd een voorliefde had voor de vraag waar kunst en maatschappij elkaar raken en beïnvloeden....more
Begin 2018 verschijnt van de Utrechtse hoogleraar Neerlandistiek Geert Buelens (1971) een vuistdik boek over de jaren zestig, een werk waar hij maar liefst tien jaar aan werkte. Het barst bijkans uit elkaar van de kennis, niet alleen over literatuur, en ook niet enkel over Nederland. Elke relevante cultuuruiting uit elk denkbare land - van Brazilië tot de volksrepubliek China- passeert in zijn boek. Typisch Buelens, een culturele veelvraat die gelooft in het grote perspectief, iemand die met de juiste treffende anekdotes een belangrijke trend kan omschrijven. Zo schreef hij ook over de literatuur uit de Eerste Wereldoorlog en smeedde hij uit alle betrokken landen een beeld van optimistisch nationalisme, vooruitgangsdenken en natuurlijk ook pure wanhoop. Ook zijn vakgroep aan de Universiteit Utrecht zegende hij met de blik naar buiten. Literatuurwetenschap is onder zijn leiding geen studeerkamerwerk meer, maar een waardevolle manier om iets te leren over het publieke debat, over wat het betekent Nederlander te zijn en welke dingen ‘we’ met zijn allen belangrijk vinden. En dat ook nog eens met de buitenstaanders-blik van een Vlaming.Atze de Vrieze werkt sinds 2006 als redacteur bij VPRO's muziekplatform 3voor12, waar hij net als Geert Buelens altijd een voorliefde had voor de vraag waar kunst en maatschappij elkaar raken en beïnvloeden....more
Verhalen die dichterbij komen dan de waan van de dag ons meestal toelaat. Ontmoetingen van geïnteresseerde journalisten met interessante mensen die boeiend vertellen. In een speciaal geprepareerde ruimte worden verteller en ondervrager alleen gelaten om een zo hoog mogelijke concentratie te waarborgen. Op deze manier krijgt u, de luisteraar, het achterste van de tong te horen. Vanavond Geert Buelens, de Vlaamse hoogleraar Neerlandistiek, geinterviewd door Atze de Vrieze
Sociologe en schrijfster Jolande Withuis (1949) werd geboren in Zutphen. Op eenjarige leeftijd werd ze, zoals ze het zelf zegt, ontvoerd naar Amsterdam. Daar was een breder draagvlak aanwezig voor het door haar ouders fanatiek beleden communisme. Momenteel werkt ze aan een boek over haar vader en het Nederlandse communisme van de jaren vijftig. Dat boek komt begin volgend jaar uit bij De Bezige Bij. In de afgelopen jaren publiceerde ze onder meer de veelgeprezen biografieën ‘Juliana, vorstin in een mannenwereld’ en ‘Weest manlijk, zijt sterk’ over de verzetsheld Pim Boellaard. Daarnaast schreef ze over feminisme, de Tweede Wereldoorlog en zijn nasleep en vele andere uiteenlopende onderwerpen. Ondertussen hield ze er een excellente wetenschappelijke loopbaan én een goede naam als opiniemaker in de krantenkolommen op na. In 2003 verhuisde Withuis terg naar Zutphen. En op kerstavond komt ze naar Hilversum voor het eerste Marathoninterview van dit jaar. Programmamaker Tom Klaassen is onder meer presentator van het NPO Radio 4-programma Vrije Geluiden, werkt sinds 2012 bij de VPRO radio en volgt het werk van Jolande Withuis met grote belangstelling....more
Sociologe en schrijfster Jolande Withuis (1949) werd geboren in Zutphen. Op eenjarige leeftijd werd ze, zoals ze het zelf zegt, ontvoerd naar Amsterdam. Daar was een breder draagvlak aanwezig voor het door haar ouders fanatiek beleden communisme. Momenteel werkt ze aan een boek over haar vader en het Nederlandse communisme van de jaren vijftig. Dat boek komt begin volgend jaar uit bij De Bezige Bij. In de afgelopen jaren publiceerde ze onder meer de veelgeprezen biografieën ‘Juliana, vorstin in een mannenwereld’ en ‘Weest manlijk, zijt sterk’ over de verzetsheld Pim Boellaard. Daarnaast schreef ze over feminisme, de Tweede Wereldoorlog en zijn nasleep en vele andere uiteenlopende onderwerpen. Ondertussen hield ze er een excellente wetenschappelijke loopbaan én een goede naam als opiniemaker in de krantenkolommen op na. In 2003 verhuisde Withuis terg naar Zutphen. En op kerstavond komt ze naar Hilversum voor het eerste Marathoninterview van dit jaar. Programmamaker Tom Klaassen is onder meer presentator van het NPO Radio 4-programma Vrije Geluiden, werkt sinds 2012 bij de VPRO radio en volgt het werk van Jolande Withuis met grote belangstelling....more
Sociologe en schrijfster Jolande Withuis (1949) werd geboren in Zutphen. Op eenjarige leeftijd werd ze, zoals ze het zelf zegt, ontvoerd naar Amsterdam. Daar was een breder draagvlak aanwezig voor het door haar ouders fanatiek beleden communisme. Momenteel werkt ze aan een boek over haar vader en het Nederlandse communisme van de jaren vijftig. Dat boek komt begin volgend jaar uit bij De Bezige Bij. In de afgelopen jaren publiceerde ze onder meer de veelgeprezen biografieën ‘Juliana, vorstin in een mannenwereld’ en ‘Weest manlijk, zijt sterk’ over de verzetsheld Pim Boellaard. Daarnaast schreef ze over feminisme, de Tweede Wereldoorlog en zijn nasleep en vele andere uiteenlopende onderwerpen. Ondertussen hield ze er een excellente wetenschappelijke loopbaan én een goede naam als opiniemaker in de krantenkolommen op na. In 2003 verhuisde Withuis terg naar Zutphen. En op kerstavond komt ze naar Hilversum voor het eerste Marathoninterview van dit jaar. Programmamaker Tom Klaassen is onder meer presentator van het NPO Radio 4-programma Vrije Geluiden, werkt sinds 2012 bij de VPRO radio en volgt het werk van Jolande Withuis met grote belangstelling....more
Verhalen die dichterbij komen dan de waan van de dag ons meestal toelaat. Ontmoetingen van geïnteresseerde journalisten met interessante mensen die boeiend vertellen. In een speciaal geprepareerde ruimte worden verteller en ondervrager alleen gelaten om een zo hoog mogelijke concentratie te waarborgen. Op deze manier krijgt u, de luisteraar, het achterste van de tong te horen. Vandaag socioloog en schrijver Jolande Withuis, geinterviewd door Tom Klaasssen
Marcia Luten in gesprek met filmregisseur Frans Weisz
Bram Vermeulen in gesprek met de schrijver Tom Lanoye
Marathoninterviews 2016 - - VPRO Clairy Polak interviewt Gloria Wekker Marathoninterviews 2016 - - VPRO Gloria Wekker is emeritus hoogleraar sociale en culturele antropologie. Ze legde zich toe op het Caribisch gebied, vrouwenstudies en klinische psychologie. In 1984 richtte ze samen met anderen Sister Outsider op, een actiegroep voor zwarte lesbische vrouwen, genoemd naar de essaybundel van feministe Audre Lorde. Sinds 2001 bekleedt Wekker de Aletta-leerstoel Gender en Etniciteit aan de letterenfaculteit in Utrecht. Dit voorjaar verscheen White Innocence: Paradoxes of Colonialism and Race, over de Nederlandse koloniale geschiedenis en geïnstitutionaliseerd racisme in de Nederlandse maatschappij.Wekker is bovendien voorzitter van de Commissie Diversiteit van de Universiteit van Amsterdam. Omdat de meeste studenten er wit zijn en de hoogleraren man, beval de commissie aan om actief mensen met uiteenlopende achtergronden te werven, desnoods op basis van quota. De UvA stelde een 'diversity officer' aan, verantwoordelijk voor meer diversiteit onder studenten, personeel en curriculum. Wekker vindt dat Nederlanders wegkijken van hun koloniale verleden en zich altijd onttrokken hebben aan een écht debat over racisme. Clairy Polak spreekt met Gloria Wekker onder meer over diversiteit, vooroordelen en onderscheid, culturele ballast en taal die daarvan een uitdrukking is. Afbeelding: Jenna Arts...more
Marathoninterviews 2016 - - VPRO Marathoninterviews 2016 - - VPRO Clairy Polak interviewt Gloria Wekker Gloria Wekker is emeritus hoogleraar sociale en culturele antropologie. Ze legde zich toe op het Caribisch gebied, vrouwenstudies en klinische psychologie. In 1984 richtte ze samen met anderen Sister Outsider op, een actiegroep voor zwarte lesbische vrouwen, genoemd naar de essaybundel van feministe Audre Lorde. Sinds 2001 bekleedt Wekker de Aletta-leerstoel Gender en Etniciteit aan de letterenfaculteit in Utrecht. Dit voorjaar verscheen White Innocence: Paradoxes of Colonialism and Race, over de Nederlandse koloniale geschiedenis en geïnstitutionaliseerd racisme in de Nederlandse maatschappij.Wekker is bovendien voorzitter van de Commissie Diversiteit van de Universiteit van Amsterdam. Omdat de meeste studenten er wit zijn en de hoogleraren man, beval de commissie aan om actief mensen met uiteenlopende achtergronden te werven, desnoods op basis van quota. De UvA stelde een 'diversity officer' aan, verantwoordelijk voor meer diversiteit onder studenten, personeel en curriculum. Wekker vindt dat Nederlanders wegkijken van hun koloniale verleden en zich altijd onttrokken hebben aan een écht debat over racisme. Clairy Polak spreekt met Gloria Wekker onder meer over diversiteit, vooroordelen en onderscheid, culturele ballast en taal die daarvan een uitdrukking is. Afbeelding: Jenna Arts...more
Marathoninterviews 2016 - - VPRO Clairy Polak interviewt Gloria Wekker Marathoninterviews 2016 - - VPRO Gloria Wekker is emeritus hoogleraar sociale en culturele antropologie. Ze legde zich toe op het Caribisch gebied, vrouwenstudies en klinische psychologie. In 1984 richtte ze samen met anderen Sister Outsider op, een actiegroep voor zwarte lesbische vrouwen, genoemd naar de essaybundel van feministe Audre Lorde. Sinds 2001 bekleedt Wekker de Aletta-leerstoel Gender en Etniciteit aan de letterenfaculteit in Utrecht. Dit voorjaar verscheen White Innocence: Paradoxes of Colonialism and Race, over de Nederlandse koloniale geschiedenis en geïnstitutionaliseerd racisme in de Nederlandse maatschappij.Wekker is bovendien voorzitter van de Commissie Diversiteit van de Universiteit van Amsterdam. Omdat de meeste studenten er wit zijn en de hoogleraren man, beval de commissie aan om actief mensen met uiteenlopende achtergronden te werven, desnoods op basis van quota. De UvA stelde een 'diversity officer' aan, verantwoordelijk voor meer diversiteit onder studenten, personeel en curriculum. Wekker vindt dat Nederlanders wegkijken van hun koloniale verleden en zich altijd onttrokken hebben aan een écht debat over racisme. Clairy Polak spreekt met Gloria Wekker onder meer over diversiteit, vooroordelen en onderscheid, culturele ballast en taal die daarvan een uitdrukking is. Afbeelding: Jenna Arts...more
Clairy Polak in gesprek met Gloria Wekker
Marathoninterviews 2016 - - VPRO Marathoninterviews 2016 - - VPRO Chris Kijne interviewt Kristofer Schipper Kristofer ‘Rik’ Schipper werd geboren in 1934 in het Zweedse Järnkorg, uit een Nederlandse moeder en een Franse vader. Hij groeide op in Nederland, ging naar school op de Werkplaats van Kees Boeke in Bilthoven. Al vroeg ontvlamde zijn liefde voor Chinese en Japanse kunst, die hem na zijn eindexamen naar Parijs dreef, waar hij Chinees, Japans, Chinese godsdiensten en antropologie ging studeren. Begin jaren zestig ging hij voor veldwerk naar Taiwan, waar hij twee jaar later bij hoge uitzondering als westerling een belangrijk taoïstisch ritueel bij mocht wonen. Sindsdien is hij een taoïstische meester.Begin deze eeuw richtte hij met zijn vrouw Yuan Bingling in hun woonplaats Fuzhou de eerste bibliotheek in China op die gespecialiseerd is in westerse literatuur en sociale wetenschappen. Zijn meest recente passie is het bewerkstelligen van natuurbehoud in China op taoïstische basis.Behalve als bron van oude wijsheid, geldt Rik Schipper volgens interviewer Chris Kijne als de beste Chinakenner uit ons taalgebied en verre omstreken. Alleen dat is, gezien de geopolitieke werkelijkheid waarin we leven, voor hem al voldoende reden om drie uur met Schipper te willen spreken.Afbeelding: Jenna Arts...more
Marathoninterviews 2016 - - VPRO Chris Kijne interviewt Kristofer Schipper Marathoninterviews 2016 - - VPRO Kristofer ‘Rik’ Schipper werd geboren in 1934 in het Zweedse Järnkorg, uit een Nederlandse moeder en een Franse vader. Hij groeide op in Nederland, ging naar school op de Werkplaats van Kees Boeke in Bilthoven. Al vroeg ontvlamde zijn liefde voor Chinese en Japanse kunst, die hem na zijn eindexamen naar Parijs dreef, waar hij Chinees, Japans, Chinese godsdiensten en antropologie ging studeren. Begin jaren zestig ging hij voor veldwerk naar Taiwan, waar hij twee jaar later bij hoge uitzondering als westerling een belangrijk taoïstisch ritueel bij mocht wonen. Sindsdien is hij een taoïstische meester.Begin deze eeuw richtte hij met zijn vrouw Yuan Bingling in hun woonplaats Fuzhou de eerste bibliotheek in China op die gespecialiseerd is in westerse literatuur en sociale wetenschappen. Zijn meest recente passie is het bewerkstelligen van natuurbehoud in China op taoïstische basis.Behalve als bron van oude wijsheid, geldt Rik Schipper volgens interviewer Chris Kijne als de beste Chinakenner uit ons taalgebied en verre omstreken. Alleen dat is, gezien de geopolitieke werkelijkheid waarin we leven, voor hem al voldoende reden om drie uur met Schipper te willen spreken.Afbeelding: Jenna Arts...more
Chris Kijne in gesprek met sinoloog Kristofer Schipper
Marathoninterviews 2016 - - VPRO Chris Kijne interviewt Kristofer Schipper Marathoninterviews 2016 - - VPRO Kristofer ‘Rik’ Schipper werd geboren in 1934 in het Zweedse Järnkorg, uit een Nederlandse moeder en een Franse vader. Hij groeide op in Nederland, ging naar school op de Werkplaats van Kees Boeke in Bilthoven. Al vroeg ontvlamde zijn liefde voor Chinese en Japanse kunst, die hem na zijn eindexamen naar Parijs dreef, waar hij Chinees, Japans, Chinese godsdiensten en antropologie ging studeren. Begin jaren zestig ging hij voor veldwerk naar Taiwan, waar hij twee jaar later bij hoge uitzondering als westerling een belangrijk taoïstisch ritueel bij mocht wonen. Sindsdien is hij een taoïstische meester.Begin deze eeuw richtte hij met zijn vrouw Yuan Bingling in hun woonplaats Fuzhou de eerste bibliotheek in China op die gespecialiseerd is in westerse literatuur en sociale wetenschappen. Zijn meest recente passie is het bewerkstelligen van natuurbehoud in China op taoïstische basis.Behalve als bron van oude wijsheid, geldt Rik Schipper volgens interviewer Chris Kijne als de beste Chinakenner uit ons taalgebied en verre omstreken. Alleen dat is, gezien de geopolitieke werkelijkheid waarin we leven, voor hem al voldoende reden om drie uur met Schipper te willen spreken.Afbeelding: Jenna Arts...more
In Dit is mijn hof beschrijft Chris De Stoop (1958) de teloorgang van Doel, nabij de Hedwigepolder, ontvolkt geraakt door de havenuitbreiding van Antwerpen. Als compensatie voor het uitbaggeren van de Schelde moet eeuwenoud boerenland er wijken voor nieuw natuurgebied. De Stoop keek ook veelvuldig over de grens. In Vrede zij met u, zuster volgt hij de eerste westerse jihadiste die naar Bagdad reisde om zich daar op te blazen. Hij schreef ook over de eerste jihadisten die naar Syrië trokken. Het complot van België, dat deels in de Brusselse wijk Molenbeek speelt, gaat over de genocide in Rwanda. In Ze zijn zo lief meneer beschreef hij de internationale vrouwenhandel van binnenuit en veroorzaakte een groot schandaal in België. Het vervolg Zij kwamen uit het Oosten kreeg de Gouden Uil Publieksprijs....more
Voor wie nooit oplet: Adri van der Heijden (1951) is schrijver. In 1978 begonnen als Patrizio Canaponi, bouwde hij aan een imposant oeuvre dat zich ook laat lezen als een literaire autobiografie. Hoofdmoot vormen de romancycli ‘De tandeloze tijd’ en ‘Homo duplex’, quasi organisch gegroeid en uitgedijd, vaak anders dan de auteur had gepland. Het ‘leven in de breedte’ (uit Vallende ouders) werd een begrip. Het lijkt een beginselverklaring, van toepassing op al het werk. Van der Heijden schreef ook requiems voor zijn vader (Asbestemming), moeder (Uitdorsten) en enig kind Tonio. De P.C. Hooftprijs volgde in 2013. Nu werkt hij aan een roman geïnspireerd op de vliegramp met de MH17, een eerbetoon aan Tonio en zijn in Oekraïne geboren schoonvader. Onlangs verscheen zijn roman De ochtendgave, die in zeventiende-eeuws Nijmegen speelt....more
Verhalen die dichterbij komen dan de waan van de dag ons meestal toelaat. Ontmoetingen van geïnteresseerde journalisten met interessante mensen die boeiend vertellen. In een speciaal geprepareerde ruimte worden verteller en ondervrager alleen gelaten om een zo hoog mogelijke concentratie te waarborgen. Op deze manier krijgt u, de luisteraar, het achterste van de tong te horen. Vanavond: Coen Verbraak met Frans Bauduin.
Judit Neurink (1957), journalist voor Trouw en De Standaard, schrijft vooral over het Midden-Oosten. Sinds april 2008 woont ze in het Koerdische gedeelte van Noord-Irak, aanvankelijk in Suleymania, daarna in Erbil. Daar heeft ze een mediacentrum opgezet, het Independent Media Centre Kurdistan, dat wordt gesteund door de Nederlandse organisatie Free Press Unlimited. Ze organiseerde er trainingen voor Koerdische en Iraakse journalisten teneinde de kwaliteit van de media en de democratie in Irak te verbeteren. Boeken van haar hand zijn Misleide martelaren (2005) over de Iraanse radicale groepering Moedjahedien Khalq; De bange stad (2009) roman over families in Bagdad; Mijn Iraakse familie (2011) over haar leven in Irak, De Joodse bruid (2014) over de laatste Joden in Irak. Dit jaar verschenen De vrouwen van het kalifaat en De oorlog van Isis....more
Max Welling is sinds 2013 hoogleraar Machine learning aan de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica van de Universiteit van Amsterdam. Volgens de UvA-persvoorlichting doet hij onder meer onderzoek naar ‘lerende systemen en hun toepassing bij de analyse van grootschalige datasets, hoe inzichten uit de neurowetenschap en de cognitieve wetenschap over menselijk leren kunnen worden ingezet voor computergestuurd leren, en hoe we machines kunnen ontwerpen die altijd blijven doorleren en de complexiteit van het interne model automatisch blijven aanpassen aan nieuwe informatie.’ Kortom, Jelle Brandt Corstius verstaat zich vanavond over artificiële intelligentie met Welling, van wie op 12 juni 2016 de Paradiso-lezing ‘De empathische machine. Wanneer zullen machines ons echt begrijpen?’ gepland staat....more
Robbert van Lanschot doet alles wat niet van hem verwacht wordt. Hij werd geboren in Nederlands bekendste bankiersfamilie, maar werd hij geen bankier. Hij werkte eind jaren negentig voor Buitenlandse Zaken als rapporteur in Bosnië en Kosovo. Maar hij werd geen diplomaat. Nu noemt hij zich freelance journalist. Maar Robbert van Lanschot is vooral particulier waarnemer: van Somalië tot Libië, van Syrië tot zijn eigen land. Hij trok de probleemwijken in van Nederland om uit te vinden wat er mis is met de integratie en schreef het op in Café Mogadishu. Dit jaar publiceerde hij zijn tweede boek: over Westerse mannen op zoek naar Afrikaanse liefde. In het marathoninterview gaat Robbert van Lanschot in gesprek over zijn leven, zijn familie en zijn lessen van zijn reizen. Zijn interviewer is Bram Vermeulen, voorheen correspondent in Turkije en het Midden-Oosten en nu weer terug in Afrika....more
Robbert van Lanschot doet alles wat niet van hem verwacht wordt. Hij werd geboren in Nederlands bekendste bankiersfamilie, maar werd hij geen bankier. Hij werkte eind jaren negentig voor Buitenlandse Zaken als rapporteur in Bosnië en Kosovo. Maar hij werd geen diplomaat. Nu noemt hij zich freelance journalist. Maar Robbert van Lanschot is vooral particulier waarnemer: van Somalië tot Libië, van Syrië tot zijn eigen land. Hij trok de probleemwijken in van Nederland om uit te vinden wat er mis is met de integratie en schreef het op in Café Mogadishu.Dit jaar publiceerde hij zijn tweede boek: over Westerse mannen op zoek naar Afrikaanse liefde. In het marathoninterview gaat Robbert van Lanschot in gesprek over zijn leven, zijn familie en zijn lessen van zijn reizen. Zijn interviewer is Bram Vermeulen, voorheen correspondent in Turkije en het Midden-Oosten en nu weer terug in Afrika....more
Robbert van Lanschot doet alles wat niet van hem verwacht wordt. Hij werd geboren in Nederlands bekendste bankiersfamilie, maar werd hij geen bankier. Hij werkte eind jaren negentig voor Buitenlandse Zaken als rapporteur in Bosnië en Kosovo. Maar hij werd geen diplomaat. Nu noemt hij zich freelance journalist. Maar Robbert van Lanschot is vooral particulier waarnemer: van Somalië tot Libië, van Syrië tot zijn eigen land. Hij trok de probleemwijken in van Nederland om uit te vinden wat er mis is met de integratie en schreef het op in Café Mogadishu.Dit jaar publiceerde hij zijn tweede boek: over Westerse mannen op zoek naar Afrikaanse liefde. In het marathoninterview gaat Robbert van Lanschot in gesprek over zijn leven, zijn familie en zijn lessen van zijn reizen. Zijn interviewer is Bram Vermeulen, voorheen correspondent in Turkije en het Midden-Oosten en nu weer terug in Afrika....more
Robbert van Lanschot doet alles wat niet van hem verwacht wordt. Hij werd geboren in Nederlands bekendste bankiersfamilie, maar werd hij geen bankier. Hij werkte eind jaren negentig voor Buitenlandse Zaken als rapporteur in Bosnië en Kosovo. Maar hij werd geen diplomaat. Nu noemt hij zich freelance journalist. Maar Robbert van Lanschot is vooral particulier waarnemer: van Somalië tot Libië, van Syrië tot zijn eigen land. Hij trok de probleemwijken in van Nederland om uit te vinden wat er mis is met de integratie en schreef het op in Café Mogadishu.Dit jaar publiceerde hij zijn tweede boek: over Westerse mannen op zoek naar Afrikaanse liefde. In het marathoninterview gaat Robbert van Lanschot in gesprek over zijn leven, zijn familie en zijn lessen van zijn reizen. Zijn interviewer is Bram Vermeulen, voorheen correspondent in Turkije en het Midden-Oosten en nu weer terug in Afrika....more
Noraly Beyer is geboren op Curaçao uit Surinaamse ouders. Zij was van redacteur/presentator van het NOS Journaal (1985-2009) en de Wereldomroep (1983-2008). Ze speelde rollen in theatervoorstellingen als Ajax, Hemel boven Berlijn, Medea, De Vagina Monologen en De Afscheidsmonologen en ze schrijft zelf ook toneelstukken. In 2009 ontving ze uit handen van Job Cohen de Cosmic Award voor haar rol als pleitbezorger voor meer diversiteit in de Nederlandse media. Ze was voorzitter van de Stichting Mai Nederland die zich inzet voor armoedebestrijding op Curaçao. Beyer kwam op haar twaalfde naar Nederland. Na de PABO ging ze in Suriname werken als nieuwslezer. Na de decembermoorden in 1982 kwam ze opnieuw naar Nederland. Door haar werk als nieuwslezeres veroverde ze een plek in de harten van de kijkers....more
Noraly Beyer is geboren op Curaçao uit Surinaamse ouders. Zij was van redacteur/presentator van het NOS Journaal (1985-2009) en de Wereldomroep (1983-2008). Ze speelde rollen in theatervoorstellingen als Ajax, Hemel boven Berlijn, Medea, De Vagina Monologen en De Afscheidsmonologen en ze schrijft zelf ook toneelstukken. In 2009 ontving ze uit handen van Job Cohen de Cosmic Award voor haar rol als pleitbezorger voor meer diversiteit in de Nederlandse media. Ze was voorzitter van de Stichting Mai Nederland die zich inzet voor armoedebestrijding op Curaçao. Beyer kwam op haar twaalfde naar Nederland. Na de PABO ging ze in Suriname werken als nieuwslezer. Na de decembermoorden in 1982 kwam ze opnieuw naar Nederland. Door haar werk als nieuwslezeres veroverde ze een plek in de harten van de kijkers....more
Noraly Beyer is geboren op Curaçao uit Surinaamse ouders. Zij was van redacteur/presentator van het NOS Journaal (1985-2009) en de Wereldomroep (1983-2008). Ze speelde rollen in theatervoorstellingen als Ajax, Hemel boven Berlijn, Medea, De Vagina Monologen en De Afscheidsmonologen en ze schrijft zelf ook toneelstukken. In 2009 ontving ze uit handen van Job Cohen de Cosmic Award voor haar rol als pleitbezorger voor meer diversiteit in de Nederlandse media. Ze was voorzitter van de Stichting Mai Nederland die zich inzet voor armoedebestrijding op Curaçao. Beyer kwam op haar twaalfde naar Nederland. Na de PABO ging ze in Suriname werken als nieuwslezer. Na de decembermoorden in 1982 kwam ze opnieuw naar Nederland. Door haar werk als nieuwslezeres veroverde ze een plek in de harten van de kijkers....more
Noraly Beyer is geboren op Curaçao uit Surinaamse ouders. Zij was van redacteur/presentator van het NOS Journaal (1985-2009) en de Wereldomroep (1983-2008). Ze speelde rollen in theatervoorstellingen als Ajax, Hemel boven Berlijn, Medea, De Vagina Monologen en De Afscheidsmonologen en ze schrijft zelf ook toneelstukken. In 2009 ontving ze uit handen van Job Cohen de Cosmic Award voor haar rol als pleitbezorger voor meer diversiteit in de Nederlandse media. Ze was voorzitter van de Stichting Mai Nederland die zich inzet voor armoedebestrijding op Curaçao. Beyer kwam op haar twaalfde naar Nederland. Na de PABO ging ze in Suriname werken als nieuwslezer. Na de decembermoorden in 1982 kwam ze opnieuw naar Nederland. Door haar werk als nieuwslezeres veroverde ze een plek in de harten van de kijkers....more
Een Russische gravin als grootmoeder, een schatrijke spion voor de geallieerden als grootvader, een vader bij de Waffen SS, een moeder die hem na de oorlog ontvoert naar Duitsland, waarna hij door de grootvader terug-gekidnapt wordt. Dat is het begin van het leven van Alexander Münninghoff (70), journalist, oud Rusland- en oorlogscorrespondent, Ruslandkenner en schaak-liefhebber. Een man met een verhaal, bijna te wonderlijk en te vol voor één leven.
Een Russische gravin als grootmoeder, een schatrijke spion voor de geallieerden als grootvader, een vader bij de Waffen SS, een moeder die hem na de oorlog ontvoert naar Duitsland, waarna hij door de grootvader terug-gekidnapt wordt. Dat is het begin van het leven van Alexander Münninghoff (70), journalist, oud Rusland- en oorlogscorrespondent, Ruslandkenner en schaak-liefhebber. Een man met een verhaal, bijna te wonderlijk en te vol voor één leven.
Tessel Blok ontvangt de schrijver/journalistAlexander Münninghoff. Een Russische gravin als grootmoeder, een schatrijke spion voor de geallieerden als grootvader, een vader bij de Waffen SS, een moeder die hem na de oorlog ontvoert naar Duitsland, waarna hij door de grootvader terug-gekidnapt wordt. Dat is het begin van het leven van Alexander Münninghoff (70), journalist, oud Rusland- en oorlogscorrespondent, Ruslandkenner en schaak-liefhebber. Een man met een verhaal, bijna te wonderlijk en te vol voor één leven....more
Een Russische gravin als grootmoeder, een schatrijke spion voor de geallieerden als grootvader, een vader bij de Waffen SS, een moeder die hem na de oorlog ontvoert naar Duitsland, waarna hij door de grootvader terug-gekidnapt wordt. Dat is het begin van het leven van Alexander Münninghoff (70), journalist, oud Rusland- en oorlogscorrespondent, Ruslandkenner en schaak-liefhebber. Een man met een verhaal, bijna te wonderlijk en te vol voor één leven.
Jan Brokken (1949) is schrijver van romans, reisverhalen en literaire non-fictie. Hij debuteerde met De provincie en schreef onder andere De regenvogel, De blinde passagiers, De droevige kampioen, Mijn kleine waanzin,Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin en In het huis van de dichter. Veel van zijn romans zijn in diverse talen vertaald en verfilmd. Als schrijver heeft hij internationale faam verworven – The New York Times prees Jungle Rudy als een meesterwerk van verhalende non-fictie. Met Baltische zielen schreef hij een baanbrekend en grensverleggend boek, met De vergelding bereikte hij een breed en groot publiek....more
Jan Brokken (1949) is schrijver van romans, reisverhalen en literaire non-fictie. Hij debuteerde met De provincie en schreef onder andere De regenvogel, De blinde passagiers, De droevige kampioen, Mijn kleine waanzin,Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin en In het huis van de dichter. Veel van zijn romans zijn in diverse talen vertaald en verfilmd. Als schrijver heeft hij internationale faam verworven – The New York Times prees Jungle Rudy als een meesterwerk van verhalende non-fictie. Met Baltische zielen schreef hij een baanbrekend en grensverleggend boek, met De vergelding bereikte hij een breed en groot publiek....more
Jan Brokken (1949) is schrijver van romans, reisverhalen en literaire non-fictie. Hij debuteerde met De provincie en schreef onder andere De regenvogel, De blinde passagiers, De droevige kampioen, Mijn kleine waanzin,Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin en In het huis van de dichter. Veel van zijn romans zijn in diverse talen vertaald en verfilmd. Als schrijver heeft hij internationale faam verworven – The New York Times prees Jungle Rudy als een meesterwerk van verhalende non-fictie. Met Baltische zielen schreef hij een baanbrekend en grensverleggend boek, met De vergelding bereikte hij een breed en groot publiek....more
Jan Brokken (1949) is schrijver van romans, reisverhalen en literaire non-fictie. Hij debuteerde met De provincie en schreef onder andere De regenvogel, De blinde passagiers, De droevige kampioen, Mijn kleine waanzin,Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin en In het huis van de dichter. Veel van zijn romans zijn in diverse talen vertaald en verfilmd. Als schrijver heeft hij internationale faam verworven – The New York Times prees Jungle Rudy als een meesterwerk van verhalende non-fictie. Met Baltische zielen schreef hij een baanbrekend en grensverleggend boek, met De vergelding bereikte hij een breed en groot publiek....more
Coen Teulings (54) is econoom en trad deze lente na zeven jaar af als directeur van het Centraal Planbureau. Nu geeft hij les aan de Universiteit van Amsterdam en Cambridge. Hij is de kleinzoon van Frans Teulings, vice-premier in het kabinet Drees, hij is zelf ook prominent lid van de PvdA. Opmerkelijk: in het verleden was hij communist. In de media wordt hij betiteld als ‘machtig man’ en ‘uitgesproken’. In 2013 ging het nieuws overwegend over de crisis: Noord tegenover Zuid in Europa en opnieuw enorme bezuinigingen in eigen land. Is de Europese crisis een economische of is het vooral een politieke crisis? Een gesprek met Coen Teulings over nieuwe kansen en oplossingen. Een econoom die affiniteit heeft met politiek, maar ook kan filosoferen over de morele aspecten van de crisis....more
Coen Teulings (54) is econoom en trad deze lente na zeven jaar af als directeur van het Centraal Planbureau. Nu geeft hij les aan de Universiteit van Amsterdam en Cambridge. Hij is de kleinzoon van Frans Teulings, vice-premier in het kabinet Drees, hij is zelf ook prominent lid van de PvdA. Drie uur lang in het Marathoninterview in gesprek met Ellen van Dalen.
Coen Teulings (54) is econoom en trad deze lente na zeven jaar af als directeur van het Centraal Planbureau. Nu geeft hij les aan de Universiteit van Amsterdam en Cambridge. Hij is de kleinzoon van Frans Teulings, vicepremier in het kabinet Drees, hij is zelf ook prominent lid van de PvdA. Drie uur lang in het Marathoninterview in gesprek met Ellen van Dalen.
Coen Teulings (54) is econoom en trad deze lente na zeven jaar af als directeur van het Centraal Planbureau. Nu geeft hij les aan de Universiteit van Amsterdam en Cambridge. Hij is de kleinzoon van Frans Teulings, vice-premier in het kabinet Drees, hij is zelf ook prominent lid van de PvdA. Drie uur lang in het Marathoninterview in gesprek met Ellen van Dalen.
Carolien Roelants was dertig jaar Midden-Oosten-redacteur voor NRC - Handelsblad. Onlangs ging zij met pensioen, maar nog steeds schrijft zij een column over haar vakgebied voor de krant. En dezer dagen verscheen van haar hand en die van collega Midden Oosten-deskundige Paul Aerts het boek 'Saoedi-Arabië, de revolutie die nog moet komen'. In die dertig jaar heeft Carolien Roelants bewezen de beste Midden Oosten-journaliste zijn die ons land heeft. Drie uur lang in gesprek met Chris Kijne.
Carolien Roelants was dertig jaar Midden-Oosten-redacteur voor NRC - Handelsblad. Onlangs ging zij met pensioen, maar nog steeds schrijft zij een column over haar vakgebied voor de krant. En dezer dagen verscheen van haar hand en die van collega Midden Oosten-deskundige Paul Aerts het boek 'Saoedi-Arabië, de revolutie die nog moet komen'. In die dertig jaar heeft Carolien Roelants bewezen de beste Midden Oosten-journaliste zijn die ons land heeft. Drie uur lang in gesprek met Chris Kijne.
Carolien Roelants was dertig jaar Midden-Oosten-redacteur voor NRC - Handelsblad. Onlangs ging zij met pensioen, maar nog steeds schrijft zij een column over haar vakgebied voor de krant. En dezer dagen verscheen van haar hand en die van collega Midden Oosten-deskundige Paul Aerts het boek 'Saoedi-Arabië, de revolutie die nog moet komen'. In die dertig jaar heeft Carolien Roelants bewezen de beste Midden Oosten-journaliste zijn die ons land heeft. Drie uur lang in gesprek met Chris Kijne.
Anton de Goede in gesprek met de controversiële kunstenares Katinka Simonse (1979), beter bekend als Tinkebell, Ze maakte naam vanwege een reeks geruchtmakende kunstprojecten. Zo kwam zij recent in het nieuws vanwege haar film Save our children waarin haar eigen sterilisatie centraal staat. Ze liet zich steriliseren om aandacht te vestigen op het probleem van het opraken van het voor de landbouw essentiële fosfaat en ook omdat voor haar de enige oplossing van dit probleem schuilt in geboortebeperking. Ook verscheen van haar dit jaar De Duitsers zijn uitgeschakeld, een autobiografisch boek vol verhalen over hoe het is om in Goes geboren te zijn, de ambitie om kunstenaar te worden, het leven op een kunstacademie en het werken als telefoonprostituee. Verder over wat hamsters, politiek en portretschilderkunst met elkaar te maken hebben. Tinkebell roept afschuw op en wordt gehaat, zo zou ze dieren mishandelen en een ‘aandachtsjunk’ zijn, die voor de publiciteit haar eigen kat vermoordde en er een tas van maakte. Maar haar radicale acties dwingen ook respect af omdat zij als geen ander hypocrisie aan de kaak stelt....more
Anton de Goede in gesprek met de controversiële kunstenares Katinka Simonse (1979), beter bekend als Tinkebell, Ze maakte naam vanwege een reeks geruchtmakende kunstprojecten. Zo kwam zij recent in het nieuws vanwege haar film Save our children waarin haar eigen sterilisatie centraal staat. Ze liet zich steriliseren om aandacht te vestigen op het probleem van het opraken van het voor de landbouw essentiële fosfaat en ook omdat voor haar de enige oplossing van dit probleem schuilt in geboortebeperking. Ook verscheen van haar dit jaar De Duitsers zijn uitgeschakeld, een autobiografisch boek vol verhalen over hoe het is om in Goes geboren te zijn, de ambitie om kunstenaar te worden, het leven op een kunstacademie en het werken als telefoonprostituee. Verder over wat hamsters, politiek en portretschilderkunst met elkaar te maken hebben. Tinkebell roept afschuw op en wordt gehaat, zo zou ze dieren mishandelen en een ‘aandachtsjunk’ zijn, die voor de publiciteit haar eigen kat vermoordde en er een tas van maakte. Maar haar radicale acties dwingen ook respect af omdat zij als geen ander hypocrisie aan de kaak stelt....more
Anton de Goede in gesprek met de controversiële kunstenares Katinka Simonse (1979), beter bekend als Tinkebell, Ze maakte naam vanwege een reeks geruchtmakende kunstprojecten. Zo kwam zij recent in het nieuws vanwege haar film Save our children waarin haar eigen sterilisatie centraal staat. Ze liet zich steriliseren om aandacht te vestigen op het probleem van het opraken van het voor de landbouw essentiële fosfaat en ook omdat voor haar de enige oplossing van dit probleem schuilt in geboortebeperking. Ook verscheen van haar dit jaar De Duitsers zijn uitgeschakeld, een autobiografisch boek vol verhalen over hoe het is om in Goes geboren te zijn, de ambitie om kunstenaar te worden, het leven op een kunstacademie en het werken als telefoonprostituee. Verder over wat hamsters, politiek en portretschilderkunst met elkaar te maken hebben. Tinkebell roept afschuw op en wordt gehaat, zo zou ze dieren mishandelen en een ‘aandachtsjunk’ zijn, die voor de publiciteit haar eigen kat vermoordde en er een tas van maakte. Maar haar radicale acties dwingen ook respect af omdat zij als geen ander hypocrisie aan de kaak stelt....more
Bejubeld kinderboekenschrijfster van klassiekers als IEP!, dichteres voor jong en oud, romanschrijfster die de AKO literatuurprijs dit jaar verrassend won met Het feest van het begin - schrijfster Joke van Leeuwen is straks te gast in het Marathoninterview. Live vanuit haar woonkamer in Antwerpen spreekt ze drie uur lang met programmamaker en presentator Djoeke Veeninga.
Bejubeld kinderboekenschrijfster van klassiekers als IEP!, dichteres voor jong en oud, romanschrijfster die de AKO literatuurprijs dit jaar verrassend won met Het feest van het begin - schrijfster Joke van Leeuwen is straks te gast in het Marathoninterview. Live vanuit haar woonkamer in Antwerpen spreekt ze drie uur lang met programmamaker en presentator Djoeke Veeninga.
Bejubeld kinderboekenschrijfster van klassiekers als IEP!, dichteres voor jong en oud, romanschrijfster die de AKO literatuurprijs dit jaar verrassend won met Het feest van het begin - schrijfster Joke van Leeuwen is straks te gast in het Marathoninterview. Live vanuit haar woonkamer in Antwerpen spreekt ze drie uur lang met programmamaker en presentator Djoeke Veeninga.
Joke van Leeuwen is schrijfster en illustrator. Eerst bekend als kinderboekenauteur, steeds bekender als all round auteur en dichter. Ze won dit jaar de AKO literatuurprijs voor Feest van het begin, een liefdesroman die ten tijde van de Franse revolutie speelt. Op de vraag wat ze met het prijzengeld ging doen, antwoordde ze droogjes: ‘Ik denk niet dat dat gevraagd wordt aan mensen die vijf keer de Balkenende-norm verdienen. Ik kan het geld goed gebruiken; ik ben zzp-er.’ Live vanuit haar huis in Antwerpen praat Djoeke Veeninga drie uur lang met Joke van Leeuwen over het altijd wisselend perspectief waarmee ze de wereld bekijkt, over taal, over kinderen, over het stadsdichterschap van Antwerpen, over haar optreden als cabaretière met een eigenzinnige vrouwenstem....more
Vlak voor zijn 40e levensjaar begon Tomas Ross, in 1944 op een onderduikadres als Willem Hogendoorn geboren, in een explosief tempo misdaadromans en politieke thrillers te schrijven. Hij publiceerde in 30 jaar ruwweg 55 romans en 11 jeugdboeken, en ontwikkelde zich daarnaast tot een scenarioschrijver van films en televisieseries. Wat is er met Ross gebeurd? Welke bron voedt al die productiviteit? En hoe komt het dat dit oeuvre, dat hem meerdere prijzen heeft opgeleverd, sommige mensen zo tegen de haren instrijkt? Zijn het de samenzweringstheorieën die steeds weer in zijn werk terugkomen? Of is het zijn kritische houding tegen de Oranjes, die hem parten speelt? Het gesprek met Hogendoorn zal gaan over duistere zaken, over de verborgen wereld achter de realiteit van alledag, over zijn tumultueuze vriendschap met Theo van Gogh, over schrijven en misschien ook wel over de noodzakelijke relativering van een enigszins achterdochtig wereldbeeld....more
De schaduwpremier wordt hij in Den Haag genoemd: D66-leider Alexander Pechtold. Twee keer viste hij achter het net: in 2010 kwam er geen paarse coalitie maar een kabinet met gedoogsteun van Geert Wilders. Twee jaar later hadden VVD en PvdA hem niet nodig om aan een meerderheid te komen. Althans: in de Tweede Kamer. Aan de overkant van het Binnenhof lag het anders en dus moesten Rutte en Samsom dit najaar met hangende pootjes naar hem terug. Geniet Pechtold van die machtspositie? En hoe slaagde hij erin van het zieltogende D66 een partij te maken die nu op 23 zetels in de peiling van Maurice de Hond staat? Wie is de politicus die eerst veilingmeester, wethouder van Leiden, burgemeester van Wageningen en minister voor Bestuurlijke Vernieuwing was en in zijn vrije tijd naar de Zangeres zonder Naam luistert? Op de avond voor kerstmis een gesprek met een overtuigde vrijdenker....more
Op 16 juli 2004 sprak Djoeke Veeninga drie uur lang met de in New York woonachtige Buruma. Veel van zijn werk focust op de Aziatische cultuur, met name die van Japan in de 20e eeuw. Na afloop van de herhaling van dit gesprek in 2009 spreekt Djoeke Veeninga opnieuw met Ian Buruma. Samen blikken zij terug op hun samenspraak uit 2004.
Op 2 januari 2007 sprak Aukje Holtrop drie uur lang met de schrijver van onder andere de romans 'Een vlucht regenwulpen', 'Het woeden der gehele wereld' en 'De droomkoningin'. Hij is bioloog, maar schrijft ook essays over de componisten als Mozart en Bach. Na afloop van de herhaling van dit gesprek praat Aukje Holtrop opnieuw met Maarten 't Hart. Samen blikken zij terug op hun onderhoud in 2007.
Frans Timmermans werd begin november 2012 minister van Buitenlandse Zaken in het tweede kabinet Rutte. Eerder was hij staatssecretaris van Europese Zaken onder Balkenende. Daarvoor was hij namens de PvdA lid van de Tweede Kamer. Ellen bespreekt met de bewindsman de toestand in de wereld. Wat drijft Ellen om de Man van Buitenlandse Zaken uit te nodigen? Frans Timmermans is sinds twee maanden minister van Buitenlandse Zaken. Ik heb hem vooral leren kennen via facebook. Geen enkele politicus gaf ons zo nauwkeurig een inkijkje in de politieke arena als hij. Totdat hij enkele weken geleden zoveel boze berichten kreeg naar aanleiding van zijn uitingen over Gaza en Israel, dat ie zich gedwongen zag te stoppen. De week voor de kerst begon hij weer: Ik kan geen vriend meer worden, wel fan. De berichten zijn wel weer vertrouwd open en roepen ook vragen op. Timmermans is door zijn open houding naar de burger een heel andere minister van Buitenlandse Zaken dan zijn voorganger. Als eindredacteur van Bureau Buitenland heb ik bijvoorbeeld vele malen geprobeerd zijn voorganger Uri Rosenthal achter de microfoon te krijgen voor ons programma. Tevergeefs. Durfde hij niet? Was hij te onzeker over zijn dossierkennis? Timmermans vaart dus een open koers, wordt nu al door zijn ambtenaren geroemd om zijn kundigheid. Op zich ook niet vreemd, hij is al jaren actief in de politiek, als Kamerlid en diplomaat. En dat maakt nieuwsgierig, ook naar de mens achter deze minister. Drie uur lang krijg ik de kans meer te weten te komen van deze man die nog de gelofte deed bij zijn aantreden. Waarom blijft hij een belijdend rooms-katholiek, terwijl hij zelf ook weinig positieve ervaringen heeft met deze kerkelijke stroming? Waarom gelooft hij ondanks de crisis nog steeds zo heilig in Europa? Op wat voor manier inspireerden zijn voorganger Max van der Stoel en zijn grootvader, een mijnwerker, hem? Ik beloof u: u gaat het allemaal horen. Timmermans: de samenvattingen uur 1 en 2 Grote beslissingen in de politiek zijn emotioneel – niet rationeel; neem die gedachte mee van Frans Timmermans. Samenvatting eerste uur Het begon met het pessimisme van internationaal gezant Brahimi over het conflict in Syrie. Hij begrijpt het pessimisme, en toch zit er niks anders op dan te wachten op de oplossing die de coalitie zelf zal opbrengen. Assad verliest steeds meer terrein, al gaat dat langzaam, en al blokkeert Moskou de overgang naar ander regime nog. Maar van die langzame oplossing moet het komen, want militaire interventie zal alleen meer kwaad brengen. Wat we wel doen: patriots sturen, maar dat is solidariteit om de Turken in Adana te beschermen. De nieuwe minister van Buitenlandse Zaken is sinds lang weer een sociaaldemocraat – en deze is dan ook gericht op Europa in plaats van vooral te kijken naar de band met Amerika zoals zijn voorgangers. Nou, zegt hij, vooral is het zo dat Amerika helemaal geen aandacht meer voor Europa heeft. Dat is een logisch gevolg van de ontwikkelingen in de wereld. Tot aan val muur en jaren daarna moesten ze wel naar Europa kijken. Nu moet de aandacht naar het verre oosten. En is Europa op zichzelf aangewezen – een goede reden om serieus zelfstandig en sterk te worden. Een sterk Europa en een sterk Noord Afrika – dat zijn de ambities voor Timmermans. Een sterk Noord Afrika waar de mensen kunnen blijven – in plaats van hier te komen. Maar u ging zelf toch ook op pad, weg uit Limburg na de mijnensluiting – jaja, dat was wel zo, maar het echte thuis, dat is het Limburg van zijn jeugd, van zijn opa, de mijnwerker, socialist die katholiek was geworden, nodig voor zijn huwelijk. Die jeugd bij de trotse arbeiders die het relatief goed hadden – dat is bepalend. Trots op zichzelf, angst voor de mijnen, levensgenieters van het mooie roomse leven, arbeiders die wilden dat de kinderen het beter zouden krijgen, studeren, boeken lezen. De vader van Frans is h’et voorbeeld van de sociale stijger; opgeleid bij de marechaussee, en toen als beveiliger bij het ministerie van Buitenlandse Zaken terecht gekomen, waar hij later boekhouder werd. Eerst werd hij een soort nachtwaker bij de ambassade in Parijs, waar er een keiharde scheiding was tussen osm, de diplomaten en hun kinderen en de rest dsm. Ons soort mensen en dat soort mensen – opa kon trots zijn, want voor Frans was dat een reden er extra hard tegen aan te gaan. Dus nu staat hij aan het hoofd van dat apparaat waar dat standenverschil echt niet meer bestaat! Dan gaat het over Frans de boekenliefhebber. Drie boeken per week leest hij als hij tijd heeft. Een van zijn grote literaire helden is Albert Camus – die eigenlijk zegt: Wees gewoon mens. Zoek de zin in jezelf en maak er het beste van. De derde weg - tussen de twee uitersten om danwel te vluchten in het geloof of in zelfmoord. Een mooie vorm van humanisme. En dat zegt de man die nog steeds katholiek is en die als een van de twee nieuwe bewindslieden de gelofte deed – zo waarlijk helpe mij god almachtig! Strijdbaar zegt hij, maar het is mijn gemeenschap, en ik geef die kerk niet over aan die aartsconservatieven zoals de huidige paus. En dan, er is ook echt meer. Met schroom vertelt hij hoe zijn vrouw bij de geboorte van hun jongste kind zeseneenhalf jaar geleden een hersenbloeding kreeg, het zag er heel slecht uit, en toen heeft hij gevraagd om genade en steun en toen heeft hij een wonderlijke warmte gevoeld, een hand in zijn rug. En zijn vrouw herstelde wonderbaarlijk. Ook het feit dat Timmerman op zijn 13-de eenmalig misbruikt is in Rome door een Amerikaanse priester. Het is een pijn die je leven lang mee draagt, maar die hij pas besefte toen Joep Dohmen met het grote misbruikverhaal in de katholieke kerk naar buiten kwam. Het verhaal in de openbaarheid te vertellen heeft hem ontlast. Hij heeft vergeven! Samenvatting tweede uur. Het begon over zijn keuze voor de sociaaldemocratie – wat zocht de katholiek in de PvdA? Hij zocht en vond de emancipatiegedachte. De sociaaldemocratische volkspartij dat is zijn gemeenschap – hij heeft er een paar, zo hoorde we het uur hiervoor ook al over zijn Limburgse thuis dat er ook nog een is - maar goed, dit ook, en dat komt omdat hij overtuigd is van de noodzaak van zelfverheffing. Mensen in een positie brengen dat ze meer van hun eigen leven kunnen maken, het beste uit zichzelf halen. Daarbij voelt hij zich thuis. En dat is iets wat hij nergens anders vindt – niet bij de SP, zoals we van hem weten. En zo kwamen we op 16 februari – het scheidingsmoment. Toen Timmermans een mail stuurde waarin hij zijn zorg uitte dat de PvdA zijn koers kwijtwas en teveel naar de SP opschoof. Een reactie op een interview met Spekman en Cohen. De mail lekte uit, Cohen stapte 4 dagen later op. Vroeg of laat zal uitkomen wie de mail lekte, zegt hij er nu over, en bovendien: het Mailtje heeft Cohen niet beschadigt, het was het laatste zetje. Het pakte goed uit, suggereert de interviewer, Timmermans en Ploumen die de twijfel over Cohen aan zwengelden en nu allebei een goede positie hebben? Nee, nee, hij heeft niks aangezwengeld – en dat is het laatste dat we er over horen. Dan ging het over zijn grote leermeesters en vrienden in de Partij, allebei overleden – Max vd Stoel en Maarten van Traa – de man die zowel woede als ironie binnen de politiek bracht. Allebei autonome krachten in de partij, met gedrevenheid voor de internationale zaak, die kunnen zelfrelativeren, en die allebei, en nu hoorden we voor het eerst een lachje, een afkeer van gezag hadden. Allemaal zaken waar hij zichzelf ook in vinden kan. Waar hij zich helemaal niet in kan vinden is de opmerking die partijgenoten en parlementaire journalisten over hem wel maken, dat Timmermans over lijken kan gaan om te bereiken wat hij wil. Ik ben direct, on-Limburgs, zegt hij, en er zit wel de plicht tot zelfverheffing in – woekeren met je talenten. Dat wordt als grenzeloos ambitieus gezien – soit! En die onwerkbare relatie met Bert Koenders in een ver verleden, dat was gewoon een totale clash van karakters en ze waren zo stom om anderen daarvan te laten genieten voordat ze dat inzagen en het oplosten. Dan heeft hij nog een advies aan Nederland als het gaat om ons en Europa: die houding van Nederland, met de vuist op tafel slaan, en dat we pikken het niet meer! Die houding moeten we weer afleren – je moet weten wanneer wel en niet die vuist te gebruiken en die rol speelt hij wel in gesprekken met emotio. Uiteindelijk kwamen we nog op de hoeveelheid en de rol van de ambassades. Waarom maken we er niet allemaal Europese vertegenwoordigers van? Dat zou niet goed zijn voor de Handelsbevordering – dat gaan Duitsers of Europeanen echt niet voor ons doen. Een interessante gedachte voor de grote Europeaan....more
Frans Timmermans werd begin november 2012 minister van Buitenlandse Zaken in het tweede kabinet Rutte. Eerder was hij staatssecretaris van Europese Zaken onder Balkenende. Daarvoor was hij namens de PvdA lid van de Tweede Kamer. Ellen bespreekt met de bewindsman de toestand in de wereld. Wat drijft Ellen om de Man van Buitenlandse Zaken uit te nodigen? Frans Timmermans is sinds twee maanden minister van Buitenlandse Zaken. Ik heb hem vooral leren kennen via facebook. Geen enkele politicus gaf ons zo nauwkeurig een inkijkje in de politieke arena als hij. Totdat hij enkele weken geleden zoveel boze berichten kreeg naar aanleiding van zijn uitingen over Gaza en Israel, dat ie zich gedwongen zag te stoppen. De week voor de kerst begon hij weer: Ik kan geen vriend meer worden, wel fan. De berichten zijn wel weer vertrouwd open en roepen ook vragen op. Timmermans is door zijn open houding naar de burger een heel andere minister van Buitenlandse Zaken dan zijn voorganger. Als eindredacteur van Bureau Buitenland heb ik bijvoorbeeld vele malen geprobeerd zijn voorganger Uri Rosenthal achter de microfoon te krijgen voor ons programma. Tevergeefs. Durfde hij niet? Was hij te onzeker over zijn dossierkennis? Timmermans vaart dus een open koers, wordt nu al door zijn ambtenaren geroemd om zijn kundigheid. Op zich ook niet vreemd, hij is al jaren actief in de politiek, als Kamerlid en diplomaat. En dat maakt nieuwsgierig, ook naar de mens achter deze minister. Drie uur lang krijg ik de kans meer te weten te komen van deze man die nog de gelofte deed bij zijn aantreden. Waarom blijft hij een belijdend rooms-katholiek, terwijl hij zelf ook weinig positieve ervaringen heeft met deze kerkelijke stroming? Waarom gelooft hij ondanks de crisis nog steeds zo heilig in Europa? Op wat voor manier inspireerden zijn voorganger Max van der Stoel en zijn grootvader, een mijnwerker, hem? Ik beloof u: u gaat het allemaal horen. Timmermans: de samenvattingen uur 1 en 2 Grote beslissingen in de politiek zijn emotioneel – niet rationeel; neem die gedachte mee van Frans Timmermans. Samenvatting eerste uur Het begon met het pessimisme van internationaal gezant Brahimi over het conflict in Syrie. Hij begrijpt het pessimisme, en toch zit er niks anders op dan te wachten op de oplossing die de coalitie zelf zal opbrengen. Assad verliest steeds meer terrein, al gaat dat langzaam, en al blokkeert Moskou de overgang naar ander regime nog. Maar van die langzame oplossing moet het komen, want militaire interventie zal alleen meer kwaad brengen. Wat we wel doen: patriots sturen, maar dat is solidariteit om de Turken in Adana te beschermen. De nieuwe minister van Buitenlandse Zaken is sinds lang weer een sociaaldemocraat – en deze is dan ook gericht op Europa in plaats van vooral te kijken naar de band met Amerika zoals zijn voorgangers. Nou, zegt hij, vooral is het zo dat Amerika helemaal geen aandacht meer voor Europa heeft. Dat is een logisch gevolg van de ontwikkelingen in de wereld. Tot aan val muur en jaren daarna moesten ze wel naar Europa kijken. Nu moet de aandacht naar het verre oosten. En is Europa op zichzelf aangewezen – een goede reden om serieus zelfstandig en sterk te worden. Een sterk Europa en een sterk Noord Afrika – dat zijn de ambities voor Timmermans. Een sterk Noord Afrika waar de mensen kunnen blijven – in plaats van hier te komen. Maar u ging zelf toch ook op pad, weg uit Limburg na de mijnensluiting – jaja, dat was wel zo, maar het echte thuis, dat is het Limburg van zijn jeugd, van zijn opa, de mijnwerker, socialist die katholiek was geworden, nodig voor zijn huwelijk. Die jeugd bij de trotse arbeiders die het relatief goed hadden – dat is bepalend. Trots op zichzelf, angst voor de mijnen, levensgenieters van het mooie roomse leven, arbeiders die wilden dat de kinderen het beter zouden krijgen, studeren, boeken lezen. De vader van Frans is h’et voorbeeld van de sociale stijger; opgeleid bij de marechaussee, en toen als beveiliger bij het ministerie van Buitenlandse Zaken terecht gekomen, waar hij later boekhouder werd. Eerst werd hij een soort nachtwaker bij de ambassade in Parijs, waar er een keiharde scheiding was tussen osm, de diplomaten en hun kinderen en de rest dsm. Ons soort mensen en dat soort mensen – opa kon trots zijn, want voor Frans was dat een reden er extra hard tegen aan te gaan. Dus nu staat hij aan het hoofd van dat apparaat waar dat standenverschil echt niet meer bestaat! Dan gaat het over Frans de boekenliefhebber. Drie boeken per week leest hij als hij tijd heeft. Een van zijn grote literaire helden is Albert Camus – die eigenlijk zegt: Wees gewoon mens. Zoek de zin in jezelf en maak er het beste van. De derde weg - tussen de twee uitersten om danwel te vluchten in het geloof of in zelfmoord. Een mooie vorm van humanisme. En dat zegt de man die nog steeds katholiek is en die als een van de twee nieuwe bewindslieden de gelofte deed – zo waarlijk helpe mij god almachtig! Strijdbaar zegt hij, maar het is mijn gemeenschap, en ik geef die kerk niet over aan die aartsconservatieven zoals de huidige paus. En dan, er is ook echt meer. Met schroom vertelt hij hoe zijn vrouw bij de geboorte van hun jongste kind zeseneenhalf jaar geleden een hersenbloeding kreeg, het zag er heel slecht uit, en toen heeft hij gevraagd om genade en steun en toen heeft hij een wonderlijke warmte gevoeld, een hand in zijn rug. En zijn vrouw herstelde wonderbaarlijk. Ook het feit dat Timmerman op zijn 13-de eenmalig misbruikt is in Rome door een Amerikaanse priester. Het is een pijn die je leven lang mee draagt, maar die hij pas besefte toen Joep Dohmen met het grote misbruikverhaal in de katholieke kerk naar buiten kwam. Het verhaal in de openbaarheid te vertellen heeft hem ontlast. Hij heeft vergeven! Samenvatting tweede uur. Het begon over zijn keuze voor de sociaaldemocratie – wat zocht de katholiek in de PvdA? Hij zocht en vond de emancipatiegedachte. De sociaaldemocratische volkspartij dat is zijn gemeenschap – hij heeft er een paar, zo hoorde we het uur hiervoor ook al over zijn Limburgse thuis dat er ook nog een is - maar goed, dit ook, en dat komt omdat hij overtuigd is van de noodzaak van zelfverheffing. Mensen in een positie brengen dat ze meer van hun eigen leven kunnen maken, het beste uit zichzelf halen. Daarbij voelt hij zich thuis. En dat is iets wat hij nergens anders vindt – niet bij de SP, zoals we van hem weten. En zo kwamen we op 16 februari – het scheidingsmoment. Toen Timmermans een mail stuurde waarin hij zijn zorg uitte dat de PvdA zijn koers kwijtwas en teveel naar de SP opschoof. Een reactie op een interview met Spekman en Cohen. De mail lekte uit, Cohen stapte 4 dagen later op. Vroeg of laat zal uitkomen wie de mail lekte, zegt hij er nu over, en bovendien: het Mailtje heeft Cohen niet beschadigt, het was het laatste zetje. Het pakte goed uit, suggereert de interviewer, Timmermans en Ploumen die de twijfel over Cohen aan zwengelden en nu allebei een goede positie hebben? Nee, nee, hij heeft niks aangezwengeld – en dat is het laatste dat we er over horen. Dan ging het over zijn grote leermeesters en vrienden in de Partij, allebei overleden – Max vd Stoel en Maarten van Traa – de man die zowel woede als ironie binnen de politiek bracht. Allebei autonome krachten in de partij, met gedrevenheid voor de internationale zaak, die kunnen zelfrelativeren, en die allebei, en nu hoorden we voor het eerst een lachje, een afkeer van gezag hadden. Allemaal zaken waar hij zichzelf ook in vinden kan. Waar hij zich helemaal niet in kan vinden is de opmerking die partijgenoten en parlementaire journalisten over hem wel maken, dat Timmermans over lijken kan gaan om te bereiken wat hij wil. Ik ben direct, on-Limburgs, zegt hij, en er zit wel de plicht tot zelfverheffing in – woekeren met je talenten. Dat wordt als grenzeloos ambitieus gezien – soit! En die onwerkbare relatie met Bert Koenders in een ver verleden, dat was gewoon een totale clash van karakters en ze waren zo stom om anderen daarvan te laten genieten voordat ze dat inzagen en het oplosten. Dan heeft hij nog een advies aan Nederland als het gaat om ons en Europa: die houding van Nederland, met de vuist op tafel slaan, en dat we pikken het niet meer! Die houding moeten we weer afleren – je moet weten wanneer wel en niet die vuist te gebruiken en die rol speelt hij wel in gesprekken met emotio. Uiteindelijk kwamen we nog op de hoeveelheid en de rol van de ambassades. Waarom maken we er niet allemaal Europese vertegenwoordigers van? Dat zou niet goed zijn voor de Handelsbevordering – dat gaan Duitsers of Europeanen echt niet voor ons doen. Een interessante gedachte voor de grote Europeaan....more
Frans Timmermans werd begin november 2012 minister van Buitenlandse Zaken in het tweede kabinet Rutte. Eerder was hij staatssecretaris van Europese Zaken onder Balkenende. Daarvoor was hij namens de PvdA lid van de Tweede Kamer. Ellen bespreekt met de bewindsman de toestand in de wereld. Wat drijft Ellen van Dalen om de Man van Buitenlandse Zaken uit te nodigen? Frans Timmermans is sinds twee maanden minister van Buitenlandse Zaken. Ik heb hem vooral leren kennen via facebook. Geen enkele politicus gaf ons zo nauwkeurig een inkijkje in de politieke arena als hij. Totdat hij enkele weken geleden zoveel boze berichten kreeg naar aanleiding van zijn uitingen over Gaza en Israel, dat ie zich gedwongen zag te stoppen. De week voor de kerst begon hij weer: Ik kan geen vriend meer worden, wel fan. De berichten zijn wel weer vertrouwd open en roepen ook vragen op. Timmermans is door zijn open houding naar de burger een heel andere minister van Buitenlandse Zaken dan zijn voorganger. Als eindredacteur van Bureau Buitenland heb ik bijvoorbeeld vele malen geprobeerd zijn voorganger Uri Rosenthal achter de microfoon te krijgen voor ons programma. Tevergeefs. Durfde hij niet? Was hij te onzeker over zijn dossierkennis? Timmermans vaart dus een open koers, wordt nu al door zijn ambtenaren geroemd om zijn kundigheid. Op zich ook niet vreemd, hij is al jaren actief in de politiek, als Kamerlid en diplomaat. En dat maakt nieuwsgierig, ook naar de mens achter deze minister. Drie uur lang krijg ik de kans meer te weten te komen van deze man die nog de gelofte deed bij zijn aantreden. Waarom blijft hij een belijdend rooms-katholiek, terwijl hij zelf ook weinig positieve ervaringen heeft met deze kerkelijke stroming? Waarom gelooft hij ondanks de crisis nog steeds zo heilig in Europa? Op wat voor manier inspireerden zijn voorganger Max van der Stoel en zijn grootvader, een mijnwerker, hem? Ik beloof u: u gaat het allemaal horen. Timmermans: de samenvattingen uur 1 en 2 Grote beslissingen in de politiek zijn emotioneel – niet rationeel; neem die gedachte mee van Frans Timmermans. Samenvatting eerste uur Het begon met het pessimisme van internationaal gezant Brahimi over het conflict in Syrie. Hij begrijpt het pessimisme, en toch zit er niks anders op dan te wachten op de oplossing die de coalitie zelf zal opbrengen. Assad verliest steeds meer terrein, al gaat dat langzaam, en al blokkeert Moskou de overgang naar ander regime nog. Maar van die langzame oplossing moet het komen, want militaire interventie zal alleen meer kwaad brengen. Wat we wel doen: patriots sturen, maar dat is solidariteit om de Turken in Adana te beschermen. De nieuwe minister van Buitenlandse Zaken is sinds lang weer een sociaaldemocraat – en deze is dan ook gericht op Europa in plaats van vooral te kijken naar de band met Amerika zoals zijn voorgangers. Nou, zegt hij, vooral is het zo dat Amerika helemaal geen aandacht meer voor Europa heeft. Dat is een logisch gevolg van de ontwikkelingen in de wereld. Tot aan val muur en jaren daarna moesten ze wel naar Europa kijken. Nu moet de aandacht naar het verre oosten. En is Europa op zichzelf aangewezen – een goede reden om serieus zelfstandig en sterk te worden. Een sterk Europa en een sterk Noord Afrika – dat zijn de ambities voor Timmermans. Een sterk Noord Afrika waar de mensen kunnen blijven – in plaats van hier te komen. Maar u ging zelf toch ook op pad, weg uit Limburg na de mijnensluiting – jaja, dat was wel zo, maar het echte thuis, dat is het Limburg van zijn jeugd, van zijn opa, de mijnwerker, socialist die katholiek was geworden, nodig voor zijn huwelijk. Die jeugd bij de trotse arbeiders die het relatief goed hadden – dat is bepalend. Trots op zichzelf, angst voor de mijnen, levensgenieters van het mooie roomse leven, arbeiders die wilden dat de kinderen het beter zouden krijgen, studeren, boeken lezen. De vader van Frans is het voorbeeld van de sociale stijger; opgeleid bij de marechaussee, en toen als beveiliger bij het ministerie van Buitenlandse Zaken terecht gekomen, waar hij later boekhouder werd. Eerst werd hij een soort nachtwaker bij de ambassade in Parijs, waar er een keiharde scheiding was tussen osm, de diplomaten en hun kinderen en de rest dsm. Ons soort mensen en dat soort mensen – opa kon trots zijn, want voor Frans was dat een reden er extra hard tegen aan te gaan. Dus nu staat hij aan het hoofd van dat apparaat waar dat standenverschil echt niet meer bestaat! Dan gaat het over Frans de boekenliefhebber. Drie boeken per week leest hij als hij tijd heeft. Een van zijn grote literaire helden is Albert Camus – die eigenlijk zegt: Wees gewoon mens. Zoek de zin in jezelf en maak er het beste van. De derde weg - tussen de twee uitersten om danwel te vluchten in het geloof of in zelfmoord. Een mooie vorm van humanisme. En dat zegt de man die nog steeds katholiek is en die als een van de twee nieuwe bewindslieden de gelofte deed – zo waarlijk helpe mij god almachtig! Strijdbaar zegt hij, maar het is mijn gemeenschap, en ik geef die kerk niet over aan die aartsconservatieven zoals de huidige paus. En dan, er is ook echt meer. Met schroom vertelt hij hoe zijn vrouw bij de geboorte van hun jongste kind zeseneenhalf jaar geleden een hersenbloeding kreeg, het zag er heel slecht uit, en toen heeft hij gevraagd om genade en steun en toen heeft hij een wonderlijke warmte gevoeld, een hand in zijn rug. En zijn vrouw herstelde wonderbaarlijk. Ook het feit dat Timmerman op zijn 13-de eenmalig misbruikt is in Rome door een Amerikaanse priester. Het is een pijn die je leven lang mee draagt, maar die hij pas besefte toen Joep Dohmen met het grote misbruikverhaal in de katholieke kerk naar buiten kwam. Het verhaal in de openbaarheid te vertellen heeft hem ontlast. Hij heeft vergeven! Samenvatting tweede uur. Het begon over zijn keuze voor de sociaaldemocratie – wat zocht de katholiek in de PvdA? Hij zocht en vond de emancipatiegedachte. De sociaaldemocratische volkspartij dat is zijn gemeenschap – hij heeft er een paar, zo hoorde we het uur hiervoor ook al over zijn Limburgse thuis dat er ook nog een is - maar goed, dit ook, en dat komt omdat hij overtuigd is van de noodzaak van zelfverheffing. Mensen in een positie brengen dat ze meer van hun eigen leven kunnen maken, het beste uit zichzelf halen. Daarbij voelt hij zich thuis. En dat is iets wat hij nergens anders vindt – niet bij de SP, zoals we van hem weten. En zo kwamen we op 16 februari – het scheidingsmoment. Toen Timmermans een mail stuurde waarin hij zijn zorg uitte dat de PvdA zijn koers kwijtwas en teveel naar de SP opschoof. Een reactie op een interview met Spekman en Cohen. De mail lekte uit, Cohen stapte 4 dagen later op. Vroeg of laat zal uitkomen wie de mail lekte, zegt hij er nu over, en bovendien: het Mailtje heeft Cohen niet beschadigt, het was het laatste zetje. Het pakte goed uit, suggereert de interviewer, Timmermans en Ploumen die de twijfel over Cohen aan zwengelden en nu allebei een goede positie hebben? Nee, nee, hij heeft niks aangezwengeld – en dat is het laatste dat we er over horen. Dan ging het over zijn grote leermeesters en vrienden in de Partij, allebei overleden – Max vd Stoel en Maarten van Traa – de man die zowel woede als ironie binnen de politiek bracht. Allebei autonome krachten in de partij, met gedrevenheid voor de internationale zaak, die kunnen zelfrelativeren, en die allebei, en nu hoorden we voor het eerst een lachje, een afkeer van gezag hadden. Allemaal zaken waar hij zichzelf ook in vinden kan. Waar hij zich helemaal niet in kan vinden is de opmerking die partijgenoten en parlementaire journalisten over hem wel maken, dat Timmermans over lijken kan gaan om te bereiken wat hij wil. Ik ben direct, on-Limburgs, zegt hij, en er zit wel de plicht tot zelfverheffing in – woekeren met je talenten. Dat wordt als grenzeloos ambitieus gezien – soit! En die onwerkbare relatie met Bert Koenders in een ver verleden, dat was gewoon een totale clash van karakters en ze waren zo stom om anderen daarvan te laten genieten voordat ze dat inzagen en het oplosten. Dan heeft hij nog een advies aan Nederland als het gaat om ons en Europa: die houding van Nederland, met de vuist op tafel slaan, en dat we pikken het niet meer! Die houding moeten we weer afleren – je moet weten wanneer wel en niet die vuist te gebruiken en die rol speelt hij wel in gesprekken met emotie. Uiteindelijk kwamen we nog op de hoeveelheid en de rol van de ambassades. Waarom maken we er niet allemaal Europese vertegenwoordigers van? Dat zou niet goed zijn voor de Handelsbevordering – dat gaan Duitsers of Europeanen echt niet voor ons doen. Een interessante gedachte voor de grote Europeaan....more
Dichteres en toneelschrijfster Judith Herzberg debuteerde in 1961 in Vrij Nederland. In 1963 verscheen haar eerste dichtbundel, Zeepost. Later volgden onder meer Beemdgras, Vliegen, Strijklicht, Botshol en Dagrest. Verder schreef ze de toneelstukken Leedvermaak en Rijgdraad, die beide werden verfilmd. Chris Kijne wil Judith Herzberg spreken omdat hij...... soms schaterend, vaak ontroerd en veelal instemmend haar gedichten, toneelstukken en verblijfsverslagen uit Israel zit te lezen en te bekijken. En graag het hoofd en het leven waar die uit voortkomen wil leren kennen. Judith Herzberg aangekondigd en samengevat (uren 1 en 2) We zijn vereerd en blij u te kunnen voorstellen aan een niet weg te denken stem in de Nederlandse literatuur – onze gast is Judith Herzberg. Judith Herzberg is schijfster. Van inmiddels dertien poëziebundels, tientallen toneelteksten en film- of televisiescenario’s, vertalingen van toneelteksten en gedichten en twee bundels met verslagen vanuit haar tweede thuisland Israel. Voor haar werk werd zij onder veel meer onderscheiden met de Jan Campertprijs, de Joost van de Vondelprijs, de Nederlands-Vlaamse toneelschrijfprijs, de Constantijn Huygensprijs, de VSB-poezieprijs en last but not least in 1997 de P.C. Hooftprijs. Mevrouw Herzberg werd geboren in 1934 in Amsterdam, als dochter van schrijver-jurist Abel Herzberg en Thea Loeb. De oorlog overleefde zij, evenals haar broer en zuster, op vele onderduikadressen, haar ouders overleefden het concentratiekamp Bergen- Belsen. In haar eigen woorden: ‘Zo werden we een herenigde familie die van geluk mocht spreken, maar dat deden we niet.’ Wat dat precies betekende daar zal het vast over gaan vanavond, al was het maar omdat dat thema, een thema dat zich het misschien het meest precies laat omschrijven als ‘Na de oorlog’, nadrukkelijk aanwezig is in een belangrijk onderdeel van haar toneelwerk; de trilogie ‘Leedvermaak, Rijgdraad en Simon’, stukken over een joodse familie op drie momenten in hun bestaan: begin jaren tachtig, begin jaren negentig, en begin deze eeuw. Verfilmd door Frans Weisz en vele malen opgevoerd, met name in Duitsland. Maar het werk van Judith Herzberg gaat over alles. Er lijkt niets te zijn, van grote thema’s tot de kleinste dingen , dat haar niet kan inspireren tot tekst. Hoe dat werkt , daar gaan we hopelijk veel over horen, vanavond. Een gedicht over een afwasmachine kan zomaar staan naast één over de Bezette Gebieden in Israel. Want dat land speelt, sinds haar zionistische opvoeding, de emigratie van haar broer en zuster eind jaren veertig, en haar eigen halve emigratie later, ook een grote rol in haar leven. En zij deed uitvoerig verslag van haar leven daar. Samenvatting uur 1: Waarom heeft zij, die niet houdt van interviews, ja gezegd? Omdat je in een gesprek van drie uur tenminste een zin kan afmaken. En verder dacht ze, je kan je niet altijd afsluiten, dus doe nou maar zoiets. En in de hoop dat een slimme interviewer iets eruit haalt dat ze vergeten was. Zoals ze zich onlangs opeens herinnerde dat ze ooit logeerde bij een tante, tante Frieda, die haar gewoon vergeten was een paar dagen, ziek in een bed op zolder. Zulke verhalen komen misschien wel. En voor deze drie uur hoeft ze ook geen eierwekker mee, zoals laatst bij een optreden op een poezie-podium waar ze vier minuten had. Is poëzie het belangrijkste van haar werk? Belangrijk is een woord dat ze niet zelf zou gebruiken. Kon ik maar eens iets belangrijks doen, denkt ze wel eens, maar dat kan ik niet. Nauwkeurigheid, dat is wel belangrijk, dat de dingen worden uitgevoerd zoals ze ze bedacht heeft. Een gedachte volgt: vanmorgen heeft ze gelezen over de radarverwarrende zilversliertjes in de nesten gevlochten, een beeld uit een gedicht = in werkelijkheid de duizenden zilverpapiertjes die naar beneden werden gegooid om de radar in de war te brengen, waardoor het bombardement op Hamburg mogelijk werd - 37.000 doden, terwijl zij de sliertjes beschreef vanuit het enigszins onschuldige kind dat ondergedoken zat op het Groningse land. Zo’n thema als het bombardement dat zou ze nooit kunnen nemen om over te schrijven – te groot. Het begint bij het kleine maar gaat toch wel over het grote. Tegenwoordig komt ze vaak en graag in Berlijn en in Duitsland, het land dat zich meer bewust is van de geschiedenis dan wij. Het land waar men zich meer bewust is van wat het nazisme heeft aangericht dan in ons land. Duitsland dat gelukkig niet meer alleen meer gebukt gaat onder schuldgevoel en dat zo verder verwijderd is van de oorlog dan wij inmiddels. Hóe dicht zij eigenlijk? Dat is weer zo’n niet te beantwoorden vraag – het gaat vaak om klank. Dan komen er de woorden jammer –zwabber. Dan komen er associaties – het niet tegen het geluid van de stofzuiger kunnen en het beeld van de ouderwetse grijze zwabber – en dan is er een nieuw gedicht! Maar vaak komt er ook geen nieuw gedicht van, hoor, veel mislukt, zegt ze. Soms wil ze iets dóen in deze tijd waarin veel haar dwars zit. En soms wil ze dan met taal daar op reageren, liever niet met poëzie. Zo schreef ze een open brief aan Henk en Ingrid - dat ze zich lieten belazeren, en of ze zich wilden weren. Wat er dwars zit in deze tijd is het afknijpen van waardevolle zaken – bezuinigingen in de cultuur waardoor wegen worden afgesloten die niet meer zo snel opengaan. Alsof iedere waarde alleen uitgedrukt kan worden in geld. Interviewer Kijne vraagt haar een gedicht te lezen dat hij zelf had opgevat als een ultiem liefdesgedicht - hoe de natgeregende dichteres niet meer kon zeggen aan de geliefde hoe nat ze was. Dat gaat over Jac Heijer, een goede vriend die stierf aan aids. Maar echte rouw is natuurlijk ook echte liefde zegt ze. Trouwens - heel veel gedichten gaan over dooien, hoor, heel veel. Samenvatting uur 2: Het potje jam uit een gedicht, dat komt uit vroeger – het vroeger van voor de oorlog. Kinderherinneringen heeft ze aan die jaren dertig, de schillenboer waar konijnen waren– de mensen die de straat inkwamen, de orgeldraaier, de mensen die de echte mensen waren wat zij niet waren. Dat zij het echte leven leefden. Zo griezelig ook – de auto’s waarvan ze bang was dat ze achter haar aan de straat opkwamen. In de kamer van de ouders was het donker en niet zo gezellig. De moeder werkte in de Bijenkorf, die was er niet vaak, de vader was aan het werk, en er was een heel lief dienstmeisje - en in de keuken bij haar was het wel gezellig. Toen werd het oorlog – kinderen waar ze mee speelde op straat waren weg, huizen stonden te koop aangeboden. En we plakten met raar plakband de ramen af. En we pakten, want mijn ouders wilden vluchten, en uiteindelijk wou mijn vader niet want hij durfde niet aan boord van een boot waar geen radarverbinding was – dat soort herinneringen komen. Opeens realiseert ze zich dat haar paniekgevoelens nog altijd als ze moet pákken om op reis te gaan van die dagen komt. Over wat er volgt praat ze niet graag: hoe de ouders verdwenen tot ná de oorlog, hoe de drie kinderen Herzberg met hulp van het dienstmeisje Jo wisten te ontkomen en in de onderduik kwamen. Het wonen in al die verschillende onderduikgezinnen heeft haar erg geholpen bij het toneelschrijven later – het was een waardevol inkijkje in die verschillende milieus, ze kon observeren hoe mensen met elkaar omgingen. De hereniging na de oorlog, toen haar ouders terugkwamen uit Bergen Belsen en haar broer en zus van andere onderduikgezinnen – dat was wederzijds ondeelbaar . Geen gesprekken. Nooit meer een goede relatie met haar moeder gekregen. Het dagboek dat haar vader schreef Tweestromenland, over BergenBelsen, heeft ze nooit uitgelezen. Dat is nog altijd onverdraaglijk. Te kwaad over hoe zij behandeld werden Terwijl haar vader Abel Herzberg juist een symbool werd van verdraagzaamheid. Maar daar had zij niks aan, want je kan niet namens iemand ander vergeven. Ze schreef de theater trilogie ‘Leedvermaak, Rijgdraad en Simon’ over de enorme discrepantie die de overlevers overkwam na de oorlog: succesvol in werk maar een ramp in relationele zaken. En zo schreef ze het harde verhaal, hard in de vergroting waardoor het ook humoristisch was en ook bevrijdend, over de hoofdpersoon Lea die drie keer is getrouwd en alle familiebanden daaromheen. Het is toch een baanbrekend stuk voor de Joodse gemeenschap in Nederland, is de vraag – maar zoiets als de joodse gemeenschap daar heeft ze ik geen contact mee. We waren gebleven bij het stuk Kras dat ze schreef – ook over een familie. Daarover meer in uur 3....more
Ze wordt door collega’s getypeerd als een gedreven vrouw met een missie die ze wel altijd op bestudeerde feiten baseert. Reden om eens diepgravend te praten met een uitgesproken forensisch psycholoog, Corine de Ruiter. Een gesprek over of de moderne mens nog wel tegen tegenslag bestand is als blijkt dat niet altijd alles maakbaar is. Ook goede mensen doen soms beestachtige dingen, zegt de advocaat van de brave boer die vanuit het niets Marianne Vaatstra verkrachtte en vermoordde. Het lijkt wel ,of het de laatste tijd steeds vaker gebeurt, neem nou die doodnormale leuke huisvader die een paar weekenden geleden op zondagochtend opeens besluit zijn hele gezin uit te moorden. Why in godsnaam, waarom? Zegt het iets over deze tijd? Zijn we wellicht allemaal aan het verworden tot narcisten die niet meer met teleurstelling en tegenslag om kunnen gaan en daarom wel eens ‘af’ kunnen gaan? De Ruiter is ondermeer gespecialiseerd in de analyse van gezinsdrama’s met dodelijke afloop waarbij de motieven en aanleidingen vaak zo onbegrijpelijk blijven. Verder uit de Ruiter scherpe kritiek op het wetenschappelijke klimaat in Nederland omdat ze vind dat veel te weinig tegenspraak georganiseerd wordt op universiteiten. Zelf schuwt de Ruiter het niet om dwars tegen de stroom in opiniërende meningen te ventileren over allerhande maatschappelijke kwesties. Ze promoveerde op angststoornissen,was lang hoofd Onder-zoek van de tbs-inrichting Van der Hoeven Kliniek maar vindt ondanks dat ze de wereld van gevangenissen en gevangenen goed van binnen kent dat het Nederlandse strafsysteem ondoelmatig functioneert en te veel op primitieve wraak gebaseerd is. Ze wordt door collega’s getypeerd als een gedreven vrouw met een missie die ze wel altijd op bestudeerde feiten baseert. Reden om eens diepgravend te praten met een uitgesproken forensisch psycholoog, Corine de Ruiter.Een gesprek over of de moderne mens nog wel tegen tegenslag bestand is als blijkt dat niet altijd alles maakbaar is. Ook goede mensen doen soms beestachtige dingen, zegt de advocaat van de brave boer die vanuit het niets Marianne Vaatstra verkrachtte en vermoordde. Het lijkt wel ,of het de laatste tijd steeds vaker gebeurt, neem nou die doodnormale leuke huisvader die een paar weekenden geleden op zondagochtend opeens besluit zijn hele gezin uit te moorden. Why in godsnaam, waarom? Zegt het iets over deze tijd? Zijn we wellicht allemaal aan het verworden tot narcisten die niet meer met teleurstelling en tegenslag om kunnen gaan en daarom wel eens ‘af’ kunnen gaan? De Ruiter is ondermeer gespecialiseerd in de analyse van gezinsdrama’s met dodelijke afloop waarbij de motieven en aanleidingen vaak zo onbegrijpelijk blijven. Verder uit de Ruiter scherpe kritiek op het wetenschappelijke klimaat in Nederland omdat ze vind dat veel te weinig tegenspraak georganiseerd wordt op universiteiten. Zelf schuwt de Ruiter het niet om dwars tegen de stroom in opiniërende meningen te ventileren over allerhande maatschappelijke kwesties. Ze promoveerde op angststoornissen,was lang hoofd Onder-zoek van de tbs-inrichting Van der Hoeven Kliniek maar vindt ondanks dat ze de wereld van gevangenissen en gevangenen goed van binnen kent dat het Nederlandse strafsysteem ondoelmatig functioneert en te veel op primitieve wraak gebaseerd is....more
Frans Thomése schreef zowel het keeltoeschroevende Schaduwkind als het droogkomische J. Kessels: The Novel. Zijn debuut Zuidland werd onderscheiden met de AKO Literatuurprijs. En met Grillroom Jeruzalem won hij eerder in 2012 de VPRO Bob den Uylprijs. Onlangs verscheen Het Bamischandaal. Hier vindt u de volle drie uren. Maarten Westerveen over dit gesprek: Ik houd van ongrijpbaarheid Thomése en zijn werk laten zich moeilijk samenvatten. Ik heb het althans nooit iemand succesvol zien doen. Ik verwacht ook niet dat het mij gaat lukken in drie uur. Dat vind ik wel een aangename gedachte. Samenvatting en citaten: Maarten Westerveen in gesprek met P. F. Thomese. De schrijver werd verwekt op een Paasochtend in 1957 en geboren in Doetinchem op 23 januari 1958 als toevallige nazaat van een oud, vrijwel uitgestorven geslacht. Frans groeide op in het afgelegen Zaltbommel, in een gevleugeld wit landhuis met uitzicht op de horizon, dromend van het echte leven, waar hij zich geen voorstelling van kon maken. Oudste en enige zoon. wereldvreemd. "Ongeschikt", werd er gezegd. Maar voor wat? Hij behaalde alerlei diploma's, zoals voor zwemmen en het gymnasium, waar hij vervolgens niets mee deed. En droomde van boeken die niet bestonden. Probeerde die te schrijven, maar ze bleken iets anders te worden, iets wat hij zelf niet had voorzien. In de bioscoop van zijn vriendje Henkie Eenhoorn en thuis op de televisie ontdekte hij al op vroege leeftijd Amerika. Het was het beloofde land, waar verlangens in beeld verschenen en de stoutste vermoedens gewoon werden ondertiteld - zodat je er nog steeds van kon dromen. Totdat de legendarische J. Kessels in zijn leven verscheen en ze er op een doordeweekse dag heen gingen. Ze bezochten in dat giga-grote filmdecor alle plekken die ze kenden van thuis en waar ze in proncipe dus niet van opkeken. Alleen een paar dingen waren anders. Later reisde hij met J. Kessels een aantal malen naar Duitsland. Frans Thomese was van 1979 tot 1984 redacteur en verslaggever bij het Eindhovens Dagblad. in 1984 pakte hij zijn geschiedenisstudie voor drie jaar weer op, maar hij voltooide deze niet. Daarna schreef hij voor het weekblad De Tijd en leverde bijdragen voor NRC Handelsblad, enkele regionale dagbladen en Vrij Nederland. ook was Tomese redacteur van het literaire tijdschrift De Revisor. Een handjevol boektitels: Zuidland, Schaduwkind, J.Kessels: The Novel. Reisverhalen gebundeld in Greatest Hits gelden onder liefhebbers al jaren als hoogtepunt in het genre, voor zijn verslag Grillroom Jeruzalem kreeg hij in 2012 de Bob den Uyl-prijs. En dan zijn nieuwste in '12: Het bamischandaal. In NRC teypeerd als " Geestig, virtuoos en onbedaarlijk smerig. Over de kritiek: Over Arnold Heumakers (NRC) en Jeroen Vullings (VN) maar ook de wat stille Janet Luis en Elsbeth Etty is hij enthousiast. " ik ben blij veel verschillende reacties te krijgen op mijn werk. Maar in het algemeen gesproken: de reflectie is uit de literatuurkritiek aan het verdwijnen, zoals eertijds Ter Braak en Rodenko schreven. Schrijvers werden vroeger echt beter als gevolg vam het feit dat er anderen waren die goede analyses gaven en betekenis vonden in het werk. Er is niks mooiers dan als je Borges leest over Don Quichotte. Het genot van een goede exegese. Polemiek rondom Thomese: Thomese belandde zo nu en dan in stevige polemische gevechten. Leon de Winter verweet ook hem antisemitisme vanwege een column in de GPD-bladen. Joost Zwagerman beschuldigde hem van dubbelhartigheid inzake cultuurpessimisme; P.F. had een essay aan de Revisor geleverd waarin hij het commercialisme in de literatuur hekelde: " De narcistische samenzwering". Critici namen hem op de korrel toen hij Connie Palmen hekelde om haar zoeken van publiciteit met autobiografische literatuur, omdat hij dat later zelf ook deed! Enkele citaten: Jacob Groot, auteur van het boek Adam Seconde, daarmee kan Thomese zeer vruchtbaar van gedachten wisselen. Bijvoorbeeld over het thema pornografie. Niet om het te hebben over proza dat je schrijfr met 1 hand, laten we zeggen Rukkers Proza. Nee, bespiegelingen over porno als fenomeen. Met stellingen als: We leven in een wereld waarin pornografie de meest beoefende tak van sport is geworden. Over de totstandkoming van Schaduwkind, notities geschreven na het overlijden van zijn dochtertje. Het was in eerste instantie, hors commerce, gepubliceerd als nieuwjaarsgeschenk van uitgeverij Contact en werd later een enorme hype. Op de Frankfurter Buchmesse werd er gevochten om de vertalingsrechten. Daarna in Duitsland kwamen de ECHTE recensies: critici niet niet het leed van Thomese bespraken maar, zoals het hoort, het boek zelf. Daarmee werd Schaduwkind voor Thomese een wenlijk ander boek dan de rest van zijn oeuvre. De irinie ontbreekt bijna helemaal. Maarten Westerveen stelt dat "misschien het autobiografische gewoon veel belangrijker wordt in de lieratuur ". Frans geeft de naam Bruno Schulz, dat is toverwerk! Twee bundels verhalen, fantastische fantasie, vanuit het gezichtspunt van een kind, hoe je als een kind geluiden interpreteerd, de werking van de taal, , daaaaaar wordt ik nu door ontroerd. de biografie is dan niet belangrijk. Over zijn ontgoocheling door de schrijvers die hij ontmoette bij De Revisor: "Ik had te veel gespetterd in de piranhabak". Het sleuteljaar 2002 waarin hij ouder werd maar ook zijn dochter verloor: " Het roer ging om! Ik verstond me met andere boeken, met Rilke, misschien ook omdat ik 'vrij' was. Misschien wel door het verlies van mijn dochter, dee veel van het andere relativeerde. En dan nog een opmerking over de gemakzucht van Arnon Grunberg, die uit luiheid moralistisch wordt en zichzelf op een sokkeltje zet!...more
Frans Thomése schreef zowel het keeltoeschroevende Schaduwkind als het droogkomische J. Kessels: The Novel. Zijn debuut Zuidland werd onderscheiden met de AKO Literatuurprijs. En met Grillroom Jeruzalem won hij eerder in 2012 de VPRO Bob den Uylprijs. Onlangs verscheen Het Bamischandaal. Hier vindt u de volle drie uren. Maarten Westerveen over dit gesprek: Ik houd van ongrijpbaarheid Thomése en zijn werk laten zich moeilijk samenvatten. Ik heb het althans nooit iemand succesvol zien doen. Ik verwacht ook niet dat het mij gaat lukken in drie uur. Dat vind ik wel een aangename gedachte. Samenvatting en citaten: Maarten Westerveen in gesprek met P. F. Thomese. De schrijver werd verwekt op een Paasochtend in 1957 en geboren in Doetinchem op 23 januari 1958 als toevallige nazaat van een oud, vrijwel uitgestorven geslacht. Frans groeide op in het afgelegen Zaltbommel, in een gevleugeld wit landhuis met uitzicht op de horizon, dromend van het echte leven, waar hij zich geen voorstelling van kon maken. Oudste en enige zoon. wereldvreemd. "Ongeschikt", werd er gezegd. Maar voor wat? Hij behaalde alerlei diploma's, zoals voor zwemmen en het gymnasium, waar hij vervolgens niets mee deed. En droomde van boeken die niet bestonden. Probeerde die te schrijven, maar ze bleken iets anders te worden, iets wat hij zelf niet had voorzien. In de bioscoop van zijn vriendje Henkie Eenhoorn en thuis op de televisie ontdekte hij al op vroege leeftijd Amerika. Het was het beloofde land, waar verlangens in beeld verschenen en de stoutste vermoedens gewoon werden ondertiteld - zodat je er nog steeds van kon dromen. Totdat de legendarische J. Kessels in zijn leven verscheen en ze er op een doordeweekse dag heen gingen. Ze bezochten in dat giga-grote filmdecor alle plekken die ze kenden van thuis en waar ze in proncipe dus niet van opkeken. Alleen een paar dingen waren anders. Later reisde hij met J. Kessels een aantal malen naar Duitsland. Frans Thomese was van 1979 tot 1984 redacteur en verslaggever bij het Eindhovens Dagblad. in 1984 pakte hij zijn geschiedenisstudie voor drie jaar weer op, maar hij voltooide deze niet. Daarna schreef hij voor het weekblad De Tijd en leverde bijdragen voor NRC Handelsblad, enkele regionale dagbladen en Vrij Nederland. ook was Tomese redacteur van het literaire tijdschrift De Revisor. Een handjevol boektitels: Zuidland, Schaduwkind, J.Kessels: The Novel. Reisverhalen gebundeld in Greatest Hits gelden onder liefhebbers al jaren als hoogtepunt in het genre, voor zijn verslag Grillroom Jeruzalem kreeg hij in 2012 de Bob den Uyl-prijs. En dan zijn nieuwste in '12: Het bamischandaal. In NRC teypeerd als " Geestig, virtuoos en onbedaarlijk smerig. Over de kritiek: Over Arnold Heumakers (NRC) en Jeroen Vullings (VN) maar ook de wat stille Janet Luis en Elsbeth Etty is hij enthousiast. " ik ben blij veel verschillende reacties te krijgen op mijn werk. Maar in het algemeen gesproken: de reflectie is uit de literatuurkritiek aan het verdwijnen, zoals eertijds Ter Braak en Rodenko schreven. Schrijvers werden vroeger echt beter als gevolg vam het feit dat er anderen waren die goede analyses gaven en betekenis vonden in het werk. Er is niks mooiers dan als je Borges leest over Don Quichotte. Het genot van een goede exegese. Polemiek rondom Thomese: Thomese belandde zo nu en dan in stevige polemische gevechten. Leon de Winter verweet ook hem antisemitisme vanwege een column in de GPD-bladen. Joost Zwagerman beschuldigde hem van dubbelhartigheid inzake cultuurpessimisme; P.F. had een essay aan de Revisor geleverd waarin hij het commercialisme in de literatuur hekelde: " De narcistische samenzwering". Critici namen hem op de korrel toen hij Connie Palmen hekelde om haar zoeken van publiciteit met autobiografische literatuur, omdat hij dat later zelf ook deed! Enkele citaten: Jacob Groot, auteur van het boek Adam Seconde, daarmee kan Thomese zeer vruchtbaar van gedachten wisselen. Bijvoorbeeld over het thema pornografie. Niet om het te hebben over proza dat je schrijfr met 1 hand, laten we zeggen Rukkers Proza. Nee, bespiegelingen over porno als fenomeen. Met stellingen als: We leven in een wereld waarin pornografie de meest beoefende tak van sport is geworden. Over de totstandkoming van Schaduwkind, notities geschreven na het overlijden van zijn dochtertje. Het was in eerste instantie, hors commerce, gepubliceerd als nieuwjaarsgeschenk van uitgeverij Contact en werd later een enorme hype. Op de Frankfurter Buchmesse werd er gevochten om de vertalingsrechten. Daarna in Duitsland kwamen de ECHTE recensies: critici niet niet het leed van Thomese bespraken maar, zoals het hoort, het boek zelf. Daarmee werd Schaduwkind voor Thomese een wenlijk ander boek dan de rest van zijn oeuvre. De irinie ontbreekt bijna helemaal. Maarten Westerveen stelt dat "misschien het autobiografische gewoon veel belangrijker wordt in de lieratuur ". Frans geeft de naam Bruno Schulz, dat is toverwerk! Twee bundels verhalen, fantastische fantasie, vanuit het gezichtspunt van een kind, hoe je als een kind geluiden interpreteerd, de werking van de taal, , daaaaaar wordt ik nu door ontroerd. de biografie is dan niet belangrijk. Over zijn ontgoocheling door de schrijvers die hij ontmoette bij De Revisor: "Ik had te veel gespetterd in de piranhabak". Het sleuteljaar 2002 waarin hij ouder werd maar ook zijn dochter verloor: " Het roer ging om! Ik verstond me met andere boeken, met Rilke, misschien ook omdat ik 'vrij' was. Misschien wel door het verlies van mijn dochter, dee veel van het andere relativeerde. En dan nog een opmerking over de gemakzucht van Arnon Grunberg, die uit luiheid moralistisch wordt en zichzelf op een sokkeltje zet!...more
Frans Thomése schreef zowel het keeltoeschroevende Schaduwkind als het droogkomische J. Kessels: The Novel. Zijn debuut Zuidland werd onderscheiden met de AKO Literatuurprijs. En met Grillroom Jeruzalem won hij eerder in 2012 de VPRO Bob den Uylprijs. Onlangs verscheen Het Bamischandaal. Hier vindt u de volle drie uren. Maarten Westerveen over dit gesprek: Ik houd van ongrijpbaarheid Thomése en zijn werk laten zich moeilijk samenvatten. Ik heb het althans nooit iemand succesvol zien doen. Ik verwacht ook niet dat het mij gaat lukken in drie uur. Dat vind ik wel een aangename gedachte. Samenvatting en citaten: Maarten Westerveen in gesprek met P. F. Thomese. De schrijver werd verwekt op een Paasochtend in 1957 en geboren in Doetinchem op 23 januari 1958 als toevallige nazaat van een oud, vrijwel uitgestorven geslacht. Frans groeide op in het afgelegen Zaltbommel, in een gevleugeld wit landhuis met uitzicht op de horizon, dromend van het echte leven, waar hij zich geen voorstelling van kon maken. Oudste en enige zoon. wereldvreemd. "Ongeschikt", werd er gezegd. Maar voor wat? Hij behaalde alerlei diploma's, zoals voor zwemmen en het gymnasium, waar hij vervolgens niets mee deed. En droomde van boeken die niet bestonden. Probeerde die te schrijven, maar ze bleken iets anders te worden, iets wat hij zelf niet had voorzien. In de bioscoop van zijn vriendje Henkie Eenhoorn en thuis op de televisie ontdekte hij al op vroege leeftijd Amerika. Het was het beloofde land, waar verlangens in beeld verschenen en de stoutste vermoedens gewoon werden ondertiteld - zodat je er nog steeds van kon dromen. Totdat de legendarische J. Kessels in zijn leven verscheen en ze er op een doordeweekse dag heen gingen. Ze bezochten in dat giga-grote filmdecor alle plekken die ze kenden van thuis en waar ze in proncipe dus niet van opkeken. Alleen een paar dingen waren anders. Later reisde hij met J. Kessels een aantal malen naar Duitsland. Frans Thomese was van 1979 tot 1984 redacteur en verslaggever bij het Eindhovens Dagblad. in 1984 pakte hij zijn geschiedenisstudie voor drie jaar weer op, maar hij voltooide deze niet. Daarna schreef hij voor het weekblad De Tijd en leverde bijdragen voor NRC Handelsblad, enkele regionale dagbladen en Vrij Nederland. ook was Tomese redacteur van het literaire tijdschrift De Revisor. Een handjevol boektitels: Zuidland, Schaduwkind, J.Kessels: The Novel. Reisverhalen gebundeld in Greatest Hits gelden onder liefhebbers al jaren als hoogtepunt in het genre, voor zijn verslag Grillroom Jeruzalem kreeg hij in 2012 de Bob den Uyl-prijs. En dan zijn nieuwste in '12: Het bamischandaal. In NRC teypeerd als " Geestig, virtuoos en onbedaarlijk smerig. Over de kritiek: Over Arnold Heumakers (NRC) en Jeroen Vullings (VN) maar ook de wat stille Janet Luis en Elsbeth Etty is hij enthousiast. " ik ben blij veel verschillende reacties te krijgen op mijn werk. Maar in het algemeen gesproken: de reflectie is uit de literatuurkritiek aan het verdwijnen, zoals eertijds Ter Braak en Rodenko schreven. Schrijvers werden vroeger echt beter als gevolg vam het feit dat er anderen waren die goede analyses gaven en betekenis vonden in het werk. Er is niks mooiers dan als je Borges leest over Don Quichotte. Het genot van een goede exegese. Polemiek rondom Thomese: Thomese belandde zo nu en dan in stevige polemische gevechten. Leon de Winter verweet ook hem antisemitisme vanwege een column in de GPD-bladen. Joost Zwagerman beschuldigde hem van dubbelhartigheid inzake cultuurpessimisme; P.F. had een essay aan de Revisor geleverd waarin hij het commercialisme in de literatuur hekelde: " De narcistische samenzwering". Critici namen hem op de korrel toen hij Connie Palmen hekelde om haar zoeken van publiciteit met autobiografische literatuur, omdat hij dat later zelf ook deed! Enkele citaten: Jacob Groot, auteur van het boek Adam Seconde, daarmee kan Thomese zeer vruchtbaar van gedachten wisselen. Bijvoorbeeld over het thema pornografie. Niet om het te hebben over proza dat je schrijfr met 1 hand, laten we zeggen Rukkers Proza. Nee, bespiegelingen over porno als fenomeen. Met stellingen als: We leven in een wereld waarin pornografie de meest beoefende tak van sport is geworden. Over de totstandkoming van Schaduwkind, notities geschreven na het overlijden van zijn dochtertje. Het was in eerste instantie, hors commerce, gepubliceerd als nieuwjaarsgeschenk van uitgeverij Contact en werd later een enorme hype. Op de Frankfurter Buchmesse werd er gevochten om de vertalingsrechten. Daarna in Duitsland kwamen de ECHTE recensies: critici niet niet het leed van Thomese bespraken maar, zoals het hoort, het boek zelf. Daarmee werd Schaduwkind voor Thomese een wenlijk ander boek dan de rest van zijn oeuvre. De irinie ontbreekt bijna helemaal. Maarten Westerveen stelt dat "misschien het autobiografische gewoon veel belangrijker wordt in de lieratuur ". Frans geeft de naam Bruno Schulz, dat is toverwerk! Twee bundels verhalen, fantastische fantasie, vanuit het gezichtspunt van een kind, hoe je als een kind geluiden interpreteerd, de werking van de taal, , daaaaaar wordt ik nu door ontroerd. de biografie is dan niet belangrijk. Over zijn ontgoocheling door de schrijvers die hij ontmoette bij De Revisor: "Ik had te veel gespetterd in de piranhabak". Het sleuteljaar 2002 waarin hij ouder werd maar ook zijn dochter verloor: " Het roer ging om! Ik verstond me met andere boeken, met Rilke, misschien ook omdat ik 'vrij' was. Misschien wel door het verlies van mijn dochter, dee veel van het andere relativeerde. En dan nog een opmerking over de gemakzucht van Arnon Grunberg, die uit luiheid moralistisch wordt en zichzelf op een sokkeltje zet!...more
David Van Reybrouck, Belg, cultuurhistoricus en archeoloog, schreef hét boek over de geschiedenis van Congo. Hij richtte het burgerinitiatief G1000 op want hij wil onze democratie weer pit geven. In dit gesprek, zal Van Reybrouck ingaan op België, Europa, Afrika, Vlaanderen en meer. Waarom wil Djoeke met David Van Reybrouck het Marathoninterview doen? Omdat hij een geniale veelvraat is die prachtig spreekt en enthousiasmerend is in zijn afkeer van cynisme. Schrijver, dichter, archeoloog, cultuurhistoricus, betrokken burger. Ik leerde hem dit jaar kennen tijdens het filmen van de VPRO reisserie Het België van... waar hij één van de hoofdrolspelers was. Ik heb het Westvlaamse land gezien waar hij vandaan komt en ik heb gezien hoe hij alles onderneemt met intensiteit. Ik heb, net als 200.000 andere Nederlandstaligen, zijn boek Congo gelezen. Ik heb gezien hoe hij 700 Belgen in de burgertop G1000 een nieuwe vorm van democratie liet uitvinden. Geweldig om nu drie uur met hem over dit alles in gesprek te gaan, zodat de luisteraars van het Marathoninterview deze inspirerende man nader kunnen leren kennen. Samenvattingen uur 1 en 2 door Laura Stek UUR 1 Het begon, hoe kan het ook anders, met de kersttoespraken, en dan natuurlijk die van de Belgische koning. De koning waarschuwde in zijn jaarlijkse kerstboodschap voor de gevaren van het populisme en maakte een vergelijking met de crisis van de jaren 30 en de opkomst van de NSDAP. Van Reybrouck had daar een duidelijke mening over: een vergelijking met de jaren 30 is niet zinvol. ?Elke nieuwe stroming zien als een herhaling van de NSDAP doet afbreuk aan de complexiteit van het heden, zei hij. Reybrouck's spraakwaterval ging verder, Djoeke Veeninga hoefde hem nauwelijks aan te sporen. Het ging van België naar Europa. We zijn, zo zegt Reybrouck, verveeld met de luxe van Europa. Niet dat hij er niet onverdeeld gelukkig over is: het is te weinig een Europa van de burger, maar het is van een historisch ongeziene waarde dat er al zo lang vrede is. Hij is een optimist en deelt alleen het pessimisme over het pessimisme. Ik hoor zo veel gezeur van Nederlanders over Nederland,; zegt hij. Laat dit een kerstboodschap zijn voor ons. Maar Van Reybrouck was niet altijd een optimist. Ooit was hij eerder een defaitist. Hij is niet van de ene op de andere dag van zijn paard gebliksemt zoals Paulus, zei hij. Hij kan geen dag of nacht aanwijzen waarin hij veranderde. Maar Mandela en Tutu hebben een grote invloed gehad. Toen hij voor zijn eerste boek naar Zuid-Afrika vertrok begon hij hen te lezen. Het werden de belangrijkste boeken uit zijn leven. Hij ontdekte dat politiek een zaak is van idealen en waarden. En dat de geschiedenis niet een onstopbare machine is. Ik geloof dat wij verschil kunnen maken. En niet dat de geschiedenis doordendert, zei hij. Maakbaarheid dus, dat klinkt optimistisch. Het ging ook over taal. Hoewel hij prachtig Vlaams spreekt is hij geen fanatiek Flamingant. Maar, zegt hij, als je hier ziet hoe makkelijk de Nederlandse taal wordt opgeofferd aan het Engels dan is dat wel opvallend. Er lijkt een soort schaamte te bestaan als er geen perfect Engels wordt gesproken.? Met andere woorden trots blijven op je eigen taal, Nederlanders! Dat raadt onze Vlaamse buurman ons aan. Het ging uiteraard ook over De Burger. En de burger in de openbare ruimte. En de burger in de openbare ruimte in crisis. We houden de crisis in stand door hem te benoemen, Een selffulfilling prophecy. Bovendien kunnen we onze frustraties niet meer de baas. ?Het probleem van vandaag is dat we niet meer praten, we schreeuwen onze frustraties uit op twitter en facebook. We hebben niet geleerd hoe om te gaan met agressie. Dus we kroppen het op. We beëindigen de treinrit met een maagzweer. Ik denk dat veel reizigers zich daarin zullen herkennen. Nog een kerstboodschap. We moeten weer gewoon rustig assertief leren zijn. Van Reybrouck denkt dat we aan het begin staan van een fundamentele omwenteling. Hij maakte een parallel met de boekdrukkunst in de middeleeuwen. En dat is nogal wat. De overeenkomst is dat mensen zelf kunnen bepalen welke informatie de wereld in geslingerd wordt. Iedereen is hoofdredacteur en uitgever geworden. Moeten we daar blij mee zijn? Hij denkt dat het twee richtingen op kan gaan. Op dit ogenblik zijn ze nog "stokken in de wielen voor de democratie", maar ooit komt het vast goed. Uiteraard, want Van Reybrouck is een optimist. Over zijn boek Congo heeft hij veel gepraat dit jaar, hij werd er bijna moe van. Maar nog niet moe genoeg om ook daar nog met Djoeke Veeninga over te praten. Wie weet gaan zij er nog op door in het tweede uur. UUR 2 Het begin van het tweede uur stond onmiskenbaar in het teken van Congo, waar David van Reybrouck voornamelijk zijn bekendheid aan te danken heeft. Hij vat het probleem van Congo samen met de zin: "Congo is als een bejaarde die in de Bronx wordt gestuurd met zakken vol diamant." Dat beeld zegt misschien wel genoeg, maar leest u toch nog even zijn prachtige boek als u dat nog niet gedaan heeft. Van de Congolezen naar de missionarissen, waar zijn theaterstuk Missie over gaat, want theaterstukken maakt hij ook. Hij vond dat de beeldvorming simplistisch negatief was. Hij deed er wat aan. Van Reybrouck wilde aantonen dat er een cruciaal verschil bestaat tussen de missionarissen van de jaren 30 en de missionarissen van vandaag. Hij sprak zelf met missionarissen, hoewel hij naar eigen zeggen een Reborn Atheist is. Pardon? "k ben van de post-katholieke stroming van atheistische aard." U hoort het, heel duidelijk. Hij schrijft graag monologen omdat hij vindt dat in iedereen een Corsicaans bergdorp met ruzie schuilt. Weer zo duidelijk. Maar eigenlijk begrijpen we wel wat hij bedoelt. Van Reybrouck maakte spannende momenten mee tijdens het schrijven van zijn boeken. Hij is naar eigen zeggen niet roekeloos, geen thrill-seeker. Ondertussen gaat hij wel midden in oorlogsgebied op zoek naar de grootste warlords, met een geladen wapen van een kindsoldaat op zijn slaap. Ook crashte hij bijna in een aftands vliegtuig. Ik vraag me af of Van Reybrouck's moeder het eens is met zijn idee over de afgewogen risico's. Terug in het brave België haalt zijn angst hem soms opeens in. Dan ziet hij achter iedere brievenbus een rebel. Hij vindt het wel plezant, terwijl waarschijnlijk iedereen zich afvraagt hoe geesten van rebellen plezant kunnen zijn. Hij geeft toe: hij houdt van de intensiteit, van monomaan aan 1 doel werken. En niet van het versnipperde leven. Hoe het dan kan dat hij een krankzinnig veelzijdige CV heeft, legde Van Reybrouck niet uit. Daarna begon hij zich te beklagen over de thee die in de studio geschonken werd. Er werd snel een biertje geregeld, of moeten we zeggen pintje. Misschien vroeg hij wel om alcohol omdat hij voelde dat het gesprek naar een gevoelig onderwerp zou gaan. Iets waar hij niet zo graag over praat, dat was direct te horen in zijn spreektempo. Vijf van zijn beste vrienden kwamen om toen hij 26 was, dat heeft hem getekend. Maar het werd een dubbel trauma. Naast het verlies stelde hij iets bij zich zelf vast waar hij van schrok. Hoe koel en efficiënt hij de ouders kon inlichten over de dood van zijn vrienden. Ik begreep plotseling hoe iemand beul kon worden zei hij. Hij leerde er wel wat van: hij vindt dat iedere vorm van rouw is toegestaan. Daar mag je geen moreel oordeel over geven. De verplichting van verdriet, en het opleggen van emoties is een verschrikkelijke ontwikkeling, vindt van Reybrouck. Er volgde ook een vogelperspectief: "Je kan na zo'n vreselijke ervaring twee dingen doen", zegt van Reybrouck. "Een epicurist worden, een cynicus worden of een Camusiaan worden. Ik kies voor het laatste: voor wie de ervaring van het absurde de aanleiding vormt voor opstandigheid." En daar hoort bier bij....more
Socioloog Johan Goudsblom nam in 1997 afscheid als hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam. Zijn memoires verschijnen dezer dagen in Tirade, het literaire tijdschrift dat hij mede oprichtte. Gesprek over sociologie, Norbert Elias, wetenschap, literatuur en het leven zelf. Anton de Goede over dit gesprek: Waarom ik Joop Goudsblom zo graag wil spreken? Hij is een van Nederlands grootste sociologen, en dat terwijl we hem erg weinig horen. Waar Radio 1 dagelijks bol staat van allerlei meningen over aangespoelde bultruggen, kleine en grote schandalen, financiële onheilstijdingen en wat dies meer zij, wil ik dolgraag iemand aan het woord laten die een leven lang studie heeft gemaakt van hoe de mens zich ontwikkelt, of niet ontwikkelt. Wat laat zich zeggen over de wereld van nu als we die door de blik van Goudsblom waarnemen? Wat is de erfenis van denkers als Menno ter Braak en Norbert Elias die hij intensief bestudeerde? In hoeverre zal de invloed van de huidige financiële crisis op onze samenleving vergelijkbaar zijn met die van de crisis uit de jaren dertig van de vorige eeuw? Zeker, grote thema’s. Maar dat is het mooie van het marathoninterview: we kunnen drie uur de tijd nemen. Inleiding en Samenvattingen Goudsblom Joop Goudsblom werd tachtig jaar geleden geboren in Bergen - Noord-Holland als zoon van een onderwijzer en hij groeide op in Krommenie. Al op jeugdige leeftijd bracht hij zijn vrije tijd door niet op de Noordhollandse voetbalvelden, maar in het Rijksarchief te Haarlem, wat hij ervoer als Het Paradijs!, om al op zijn zestiende in plaatselijke kranten te kunnen publiceren, bijvoorbeeld over de geschiedenis van de Zaanse molens Hij zou geen gerschiedenis, maar sociale psychologie en pedagogiek gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam, in de jaren vijftig. In die tijd maakte hij ook deel uit van de redactie van het studentenblad Propria Cures , waarin hij schreef onder de alter ego’s van een hele reeks pseudoniemen. Ook behoorde hij tot de oprichters van het literaire tijdschrift Tirade. Zijn aforismen en poezie zijn gebundeld in Pasmunt (verschenen in 1958) en Reserves (uit 1998). Maar ook de literatuur kon hem niet afbrengen van de sociologie. Van 1968 tot 1997 was hij hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam waar hij bekend werd als verbreider van de civilisatietheorie van Norbert Elias. Ook werd hij genoemd: de aartsvader van de zogeheten Amsterdamse school binnen de sociologie. Goudsblom woont dan ook in Amsterdam en was sinds 1958 getrouwd met Maria Goudsblom-Oestreicher tot haar overlijden in 2009. Samen kregen zij twee kinderen. Joop Goudsblom publiceerde in 1960 zijn proefschrift Nihilisme en cultuur, dat door nogal wat liefhebbers onder wie Arnon Grunberg een uiterst belangrijke studie wordt gevonden. Voor zijn boek Balans van de sociologie ontving hij in 1975 de essayprijs van de stad Amsterdam en ook voor zijn boek Vuur en beschaving, dat in meerdere talen werd vertaald, oogstte hij veel lof. In 1997 nam hij als hoogleraar afscheid van de Universiteit van Amsterdam. Zijn memoires verschijnen dezer dagen in Tirade, het literaire tijdschrift dat hij mede oprichtte. Luistert u naar een gesprek over de wetenschap in het algemeen, sociologie in het bijzonder, de erfenis van Norbert Elias, het gedachtegoed van Menno ter Braak en wat er dan nog overschiet aan: het leven zelf. Een uitspraak van Joop Goudsblom luidt: “ Sociologie is een manier om de intellectuele verwarring te verminderen.” Welnu, vermindering van verwarring ? Wie wil dat niet in deze onzekere tijden? Samenvatting uur1 en uur 2: Het vak sociale psychologie laat zich in 1 zin samenvatten. Mensen zijn door en door sociale wezens, dat gaat ook op voor Joop Goudsblom. Niet de mens is een sociaal wezen, maar mensen in het meervoud zijn door en door sociale wezens. Want ook al zat hij op zijn 16e liever in het archief dan op het voetbalveld, hij sloot zich niet af, maar zocht daar de waardering van volwassenen. Zijn moeder nam hem mee naar een buurman, de amateurhistoricus meneer van Vliet, met het verzoek: praat eens met die jongen. Dat wilde meneer van Vliet wel; in een paar maanden had Goudsblom zijn boeken uit en meneer van Vliet stuurde hem naar het archief. En daar zat hij en zocht dingen uit, bijvoorbeeld over de geschiedenis van de Zaanse Molens; die streek uit zijn jeugd vol geuren waar hij lyrisch over kan worden. Maar het werd geen geschiedenis, het werd sociale en politieke wetenschappen, want dat was de toekomst. En geschiedenis erbij, dat kon niet. Goudsblom had het wel geprobeerd, maar de grote historicus Jan Romijn, wilde hem als eerstejaars niet ontvangen; dus wilde Joop Goudsblom die zichzelf terugkijkend een geborneerd baasje noemt, niets met Jan Romijn te maken hebben. Zo zijn we een groot historicus misgelopen! Op deze betekenisvolle christelijke dag bekende Goudsblom zich tot wat hij noemt de Lucretianen: de ketters die altijd weer moeten zeggend dat drie verschillende universele waarheden nooit tegelijk waar kunnen zijn. Niet dat falsificatie, het aantonen van ongelijk, het enige zaligmakende is, zeker niet in de sociasle wetenschappen. Daar kan ook het vinden van voorbeelden die gelijk aantonen heel relevant zijn: en de anti sociologische stemmen van Karel van het Reve en Jan blokker zijn enigszins zwakker geworden. Welke waarheid van heeft zijn vak opgeleverd. Het civilisatieproces van Norbert Elias dat minimaal al een half miljoen jaar aan de de gang, is een proces waardoor mensen als soort sterker zijn komen te staan tegenover andere dieren. In die zin wil Goudsblom het zo graag nog hebben over het vuur: bepalend van hoe Goudsblom naar mensen kijkt. Dat gaat gebeuren in uur 3....more
Groots "Als kind kon ik beter tekenen dan praten", zei Marte Röling in 1994 tegen Ischa Meijer. Marte Röling werd geboren als kunstenares en tweede kind van de kunstschilders Gerard Victor Alphons Röling en Antonie Grolle op 16 december 1939. Haar vroegste herinnering aan zichzelf is dat ze altijd en overal zat te tekenen, vaak samen met haar broertje Niels haar eerste grote liefde. Marte groeide op in Het Gooi en Canada. Op haar zestiende werd zij leerling aan de Amsterdams Rijks Academie voor Beeldende Kunsten, waar haar vader sinds 1939 hoogleraar was. Hij gaf les aan Corneille en Karel Appel. "Mijn ouders waren wel mijn ouders, maar al heel vroeg ook mijn collega's"' zei ze over hen. Al op negentienjarige leeftijd had zij haar eerste tentoonstelling met grafisch werk, er zouden er nog 150 volgen in musea in Europa, waaronder de Biennale de la Jeunesse in Parijs van 1965, en de Verenigde Staten. Haar record is 126 exposities in een jaar. Ze exposeerde vaak samen met andere kunstenaars als Picasso, Kienholz en Andy Warhol. In 1970 ontmoet ze haar tweede grote liefde. "Dat bedoel ik", dacht ze toen ze hem voor het eerst zag. De psychotherapeut en "specialist in alles" Henk Jurriaans. Hij haalde de internationale pers toen hij zich in 1975 25 dagen lang als levend kunstwerk in het Stedelijk Musseum tentoonstelde. Zij trok bij hem in en later kwamen daar de zusters Alissa en Adrienne Morrien bij en nog later Wanda Werner. Zij wonen in een gigantische boerderij in het Groningse Uithuizen. In de tuin staat een gepensioneerde Starfighter. Samen met haar partners in kunst maakte Marte vele monumentale kunstwerken als het vlaggenmonument voor het Amsterdamse AMC, polyester draperieën voor de Stopera, koperen gordijnen voor de Gasunie, een beeld voor het Haagsche Muziektheater, een acht meter hoge sculptuur voor de Universiteit Groningen. Onlangs nog onthulde Koning Beatrix een twaalf meter hoog beeld van staal, kunststof en bladgoud voor de Eemshaven. En nog heel veel meer. Maar naast dit monumentale werk maakt zij ook plafondschilderingen, postzegels, platenhoezen, modetekeningen, theaterdecors, schilderijen, litho’s en speelde in een film van Dimitri Frenkel Frank. In 2005 stierf Henk Jurriaans. "Onbegrijpelijk dat ik gewoon doorleefde"' zei ze later. Maar dat deed ze, samen met Alissa, Adrienne en Wanda. ---------------------------------------- Samenvattingen Een stalen kern Eerste uur Cortèn-staal, daar ging het over in het eerste uur. Dat gebruikt de kunstenares voor veel haar monumentale kunstwerken – een staal dat op een bepaalde manier roest en daardoor een prachtige kleur geeft. Geleverd door de staalfabriek in Uithuizen waar ze woont in Groningen – samen met Adriënne en Alissa Morriën en Wanda Werner – en tot aan zijn dood drie jaar geleden met Henk Jurriaans. Zij en Adriënne zijn de bouwvakkers van het collectief, tegenwoordig met steun van mensen van buitenaf – want zo’n kunstwerk, dat is hard werken, enorm veel werk. Ze is verwekt in een roeiboot aan het Gein – dat denkt ze, omdat er een tekening is van een beeldschoon meisje, naakt slapend in een boot: haar moeder Antonie Grolle, getekend door haar vader, Gé Röling, ongeveer negen maanden voor Marte’s geboorte. Haar moeder werd een gevierd schilderes en ze bleef tot haar dood op 97-jarige leeftijd kort geleden een mooie vrouw. Haar vader, erudiet, aardig, schilder en hoogleraar aan de Rijksacademie voor Beeldende kunsten, stimuleerde de schildercarrière van zijn vrouw – terwijl hij zelf de erkenning van de kunstwereld niet kreeg – maar je kan ook zonder, vulde Marte aan. Zij ging op 16-jarige leeftijd naar de Academie, nadat ze haar hele jeugd met haar broer Niels oorlogen had getekend - soldaten, tanks. Wat wilde je ermee? Vraagt Jochems – ik wilde grote dingen maken, en gekleurde dingen, zei ze, ik wilde dingen maken, maar of ik er dingen mee wilde zeggen – dat weet ik niet. In haar litho’s tekende ze ooit het leed van de wereld – de Vietnamoorlog, MalcolmX, de honger in Biafra. Maar kort daarna richtte ze zich al op het monumentale werk. Tweede uur Het afgelopen uur begon met: handen in glas – haar eerste opdracht voor een monumentaal werk. Een glasapplicé van vijftien grote gekleurde handen voor een schooltje. Toen kwamen er grote monden – dat kwam door de verliefdheid op Henk Jurriaans, zegt ze, dat was het kussen met Henk. Maar voor Henk was er Hans Koetsier . Een aparte man die door veel mensen niet goed begrepen werd. Maar zij vond hem een ongelooflijk leuke man, vol verhalen. Er zat een schat in, zegt ze, dat zag ik doordat ik gewoon naar iemand kijk zonder me bedreigd te voelen. Zij was toen een prachtige blonde kunstenares van 22 – hij een man die in de reclame zat en gevaren had en Jan de Hartog las, - dat lás je niet in het kunstenaarsmilieu van de Rölings. Het was niet een enorme verliefdheid – maar ze ging van hem houden. Ze dacht al die jaren: ik blijf gewoon tot ik wegga. Dat gebeurde toen ze Henk Jurriaans ontmoette: "Dat is wat ik bedoel" – zei ze tegen zichzelf toen ze hem zag: lang donker haar, met hier en daar een gouden haar, een roze overhemd, opgerolde mouwen, corduroy broek rond een beeldschoon lijf. Zoals hij keek, praatte, de klank van zijn stem, intonatie – ze dacht, dát is het. Mag ik even aan je arm komen, vroeg ze – en zo trok ze geruime tijd later, na een pijnlijk afscheid van Hans Koetsier, bij hem in. Ze vond hem een fantastische therapeut – hij ging dwars tegen de heersende therapie-cultuur in – hij was confronterend, hij was onconventioneel en hij was goed. Marte zelf ging tekenen voor dagblad Het Parool - modetekeningen en portretten – zo zat ze een keer 23 uur aan één stuk aan één tekening. "Vond je jezelf goed?", vroeg Jochems. "Ja!", zegt ze, "ik ben heel zeker van mezelf, er zit een stalen kern in me. Ik kan wel verlegen zijn maar niet onzeker." Die stalen kern maakt het mogelijk dat ze dacht: gezéllig – toen Alissa en Adriënne Morriën, die ze al sinds hun kindertijd kende zich bij Henk en haar voegde....more
Groots "Als kind kon ik beter tekenen dan praten", zei Marte Röling in 1994 tegen Ischa Meijer. Marte Röling werd geboren als kunstenares en tweede kind van de kunstschilders Gerard Victor Alphons Röling en Antonie Grolle op 16 december 1939. Haar vroegste herinnering aan zichzelf is dat ze altijd en overal zat te tekenen, vaak samen met haar broertje Niels haar eerste grote liefde. Marte groeide op in Het Gooi en Canada. Op haar zestiende werd zij leerling aan de Amsterdams Rijks Academie voor Beeldende Kunsten, waar haar vader sinds 1939 hoogleraar was. Hij gaf les aan Corneille en Karel Appel. "Mijn ouders waren wel mijn ouders, maar al heel vroeg ook mijn collega's"' zei ze over hen. Al op negentienjarige leeftijd had zij haar eerste tentoonstelling met grafisch werk, er zouden er nog 150 volgen in musea in Europa, waaronder de Biennale de la Jeunesse in Parijs van 1965, en de Verenigde Staten. Haar record is 126 exposities in een jaar. Ze exposeerde vaak samen met andere kunstenaars als Picasso, Kienholz en Andy Warhol. In 1970 ontmoet ze haar tweede grote liefde. "Dat bedoel ik", dacht ze toen ze hem voor het eerst zag. De psychotherapeut en "specialist in alles" Henk Jurriaans. Hij haalde de internationale pers toen hij zich in 1975 25 dagen lang als levend kunstwerk in het Stedelijk Musseum tentoonstelde. Zij trok bij hem in en later kwamen daar de zusters Alissa en Adrienne Morrien bij en nog later Wanda Werner. Zij wonen in een gigantische boerderij in het Groningse Uithuizen. In de tuin staat een gepensioneerde Starfighter. Samen met haar partners in kunst maakte Marte vele monumentale kunstwerken als het vlaggenmonument voor het Amsterdamse AMC, polyester draperieën voor de Stopera, koperen gordijnen voor de Gasunie, een beeld voor het Haagsche Muziektheater, een acht meter hoge sculptuur voor de Universiteit Groningen. Onlangs nog onthulde Koning Beatrix een twaalf meter hoog beeld van staal, kunststof en bladgoud voor de Eemshaven. En nog heel veel meer. Maar naast dit monumentale werk maakt zij ook plafondschilderingen, postzegels, platenhoezen, modetekeningen, theaterdecors, schilderijen, litho’s en speelde in een film van Dimitri Frenkel Frank. In 2005 stierf Henk Jurriaans. "Onbegrijpelijk dat ik gewoon doorleefde"' zei ze later. Maar dat deed ze, samen met Alissa, Adrienne en Wanda. ---------------------------------------- Samenvattingen Een stalen kern Eerste uur Cortèn-staal, daar ging het over in het eerste uur. Dat gebruikt de kunstenares voor veel haar monumentale kunstwerken – een staal dat op een bepaalde manier roest en daardoor een prachtige kleur geeft. Geleverd door de staalfabriek in Uithuizen waar ze woont in Groningen – samen met Adriënne en Alissa Morriën en Wanda Werner – en tot aan zijn dood drie jaar geleden met Henk Jurriaans. Zij en Adriënne zijn de bouwvakkers van het collectief, tegenwoordig met steun van mensen van buitenaf – want zo’n kunstwerk, dat is hard werken, enorm veel werk. Ze is verwekt in een roeiboot aan het Gein – dat denkt ze, omdat er een tekening is van een beeldschoon meisje, naakt slapend in een boot: haar moeder Antonie Grolle, getekend door haar vader, Gé Röling, ongeveer negen maanden voor Marte’s geboorte. Haar moeder werd een gevierd schilderes en ze bleef tot haar dood op 97-jarige leeftijd kort geleden een mooie vrouw. Haar vader, erudiet, aardig, schilder en hoogleraar aan de Rijksacademie voor Beeldende kunsten, stimuleerde de schildercarrière van zijn vrouw – terwijl hij zelf de erkenning van de kunstwereld niet kreeg – maar je kan ook zonder, vulde Marte aan. Zij ging op 16-jarige leeftijd naar de Academie, nadat ze haar hele jeugd met haar broer Niels oorlogen had getekend - soldaten, tanks. Wat wilde je ermee? Vraagt Jochems – ik wilde grote dingen maken, en gekleurde dingen, zei ze, ik wilde dingen maken, maar of ik er dingen mee wilde zeggen – dat weet ik niet. In haar litho’s tekende ze ooit het leed van de wereld – de Vietnamoorlog, MalcolmX, de honger in Biafra. Maar kort daarna richtte ze zich al op het monumentale werk. Tweede uur Het afgelopen uur begon met: handen in glas – haar eerste opdracht voor een monumentaal werk. Een glasapplicé van vijftien grote gekleurde handen voor een schooltje. Toen kwamen er grote monden – dat kwam door de verliefdheid op Henk Jurriaans, zegt ze, dat was het kussen met Henk. Maar voor Henk was er Hans Koetsier . Een aparte man die door veel mensen niet goed begrepen werd. Maar zij vond hem een ongelooflijk leuke man, vol verhalen. Er zat een schat in, zegt ze, dat zag ik doordat ik gewoon naar iemand kijk zonder me bedreigd te voelen. Zij was toen een prachtige blonde kunstenares van 22 – hij een man die in de reclame zat en gevaren had en Jan de Hartog las, - dat lás je niet in het kunstenaarsmilieu van de Rölings. Het was niet een enorme verliefdheid – maar ze ging van hem houden. Ze dacht al die jaren: ik blijf gewoon tot ik wegga. Dat gebeurde toen ze Henk Jurriaans ontmoette: "Dat is wat ik bedoel" – zei ze tegen zichzelf toen ze hem zag: lang donker haar, met hier en daar een gouden haar, een roze overhemd, opgerolde mouwen, corduroy broek rond een beeldschoon lijf. Zoals hij keek, praatte, de klank van zijn stem, intonatie – ze dacht, dát is het. Mag ik even aan je arm komen, vroeg ze – en zo trok ze geruime tijd later, na een pijnlijk afscheid van Hans Koetsier, bij hem in. Ze vond hem een fantastische therapeut – hij ging dwars tegen de heersende therapie-cultuur in – hij was confronterend, hij was onconventioneel en hij was goed. Marte zelf ging tekenen voor dagblad Het Parool - modetekeningen en portretten – zo zat ze een keer 23 uur aan één stuk aan één tekening. "Vond je jezelf goed?", vroeg Jochems. "Ja!", zegt ze, "ik ben heel zeker van mezelf, er zit een stalen kern in me. Ik kan wel verlegen zijn maar niet onzeker." Die stalen kern maakt het mogelijk dat ze dacht: gezéllig – toen Alissa en Adriënne Morriën, die ze al sinds hun kindertijd kende zich bij Henk en haar voegde....more
Groots "Als kind kon ik beter tekenen dan praten", zei Marte Röling in 1994 tegen Ischa Meijer. Marte Röling werd geboren als kunstenares en tweede kind van de kunstschilders Gerard Victor Alphons Röling en Antonie Grolle op 16 december 1939. Haar vroegste herinnering aan zichzelf is dat ze altijd en overal zat te tekenen, vaak samen met haar broertje Niels haar eerste grote liefde. Marte groeide op in Het Gooi en Canada. Op haar zestiende werd zij leerling aan de Amsterdams Rijks Academie voor Beeldende Kunsten, waar haar vader sinds 1939 hoogleraar was. Hij gaf les aan Corneille en Karel Appel. "Mijn ouders waren wel mijn ouders, maar al heel vroeg ook mijn collega's"' zei ze over hen. Al op negentienjarige leeftijd had zij haar eerste tentoonstelling met grafisch werk, er zouden er nog 150 volgen in musea in Europa, waaronder de Biennale de la Jeunesse in Parijs van 1965, en de Verenigde Staten. Haar record is 126 exposities in een jaar. Ze exposeerde vaak samen met andere kunstenaars als Picasso, Kienholz en Andy Warhol. In 1970 ontmoet ze haar tweede grote liefde. "Dat bedoel ik", dacht ze toen ze hem voor het eerst zag. De psychotherapeut en "specialist in alles" Henk Jurriaans. Hij haalde de internationale pers toen hij zich in 1975 25 dagen lang als levend kunstwerk in het Stedelijk Musseum tentoonstelde. Zij trok bij hem in en later kwamen daar de zusters Alissa en Adrienne Morrien bij en nog later Wanda Werner. Zij wonen in een gigantische boerderij in het Groningse Uithuizen. In de tuin staat een gepensioneerde Starfighter. Samen met haar partners in kunst maakte Marte vele monumentale kunstwerken als het vlaggenmonument voor het Amsterdamse AMC, polyester draperieën voor de Stopera, koperen gordijnen voor de Gasunie, een beeld voor het Haagsche Muziektheater, een acht meter hoge sculptuur voor de Universiteit Groningen. Onlangs nog onthulde Koning Beatrix een twaalf meter hoog beeld van staal, kunststof en bladgoud voor de Eemshaven. En nog heel veel meer. Maar naast dit monumentale werk maakt zij ook plafondschilderingen, postzegels, platenhoezen, modetekeningen, theaterdecors, schilderijen, litho’s en speelde in een film van Dimitri Frenkel Frank. In 2005 stierf Henk Jurriaans. "Onbegrijpelijk dat ik gewoon doorleefde"' zei ze later. Maar dat deed ze, samen met Alissa, Adrienne en Wanda. ---------------------------------------- Samenvattingen Een stalen kern Eerste uur Cortèn-staal, daar ging het over in het eerste uur. Dat gebruikt de kunstenares voor veel haar monumentale kunstwerken – een staal dat op een bepaalde manier roest en daardoor een prachtige kleur geeft. Geleverd door de staalfabriek in Uithuizen waar ze woont in Groningen – samen met Adriënne en Alissa Morriën en Wanda Werner – en tot aan zijn dood drie jaar geleden met Henk Jurriaans. Zij en Adriënne zijn de bouwvakkers van het collectief, tegenwoordig met steun van mensen van buitenaf – want zo’n kunstwerk, dat is hard werken, enorm veel werk. Ze is verwekt in een roeiboot aan het Gein – dat denkt ze, omdat er een tekening is van een beeldschoon meisje, naakt slapend in een boot: haar moeder Antonie Grolle, getekend door haar vader, Gé Röling, ongeveer negen maanden voor Marte’s geboorte. Haar moeder werd een gevierd schilderes en ze bleef tot haar dood op 97-jarige leeftijd kort geleden een mooie vrouw. Haar vader, erudiet, aardig, schilder en hoogleraar aan de Rijksacademie voor Beeldende kunsten, stimuleerde de schildercarrière van zijn vrouw – terwijl hij zelf de erkenning van de kunstwereld niet kreeg – maar je kan ook zonder, vulde Marte aan. Zij ging op 16-jarige leeftijd naar de Academie, nadat ze haar hele jeugd met haar broer Niels oorlogen had getekend - soldaten, tanks. Wat wilde je ermee? Vraagt Jochems – ik wilde grote dingen maken, en gekleurde dingen, zei ze, ik wilde dingen maken, maar of ik er dingen mee wilde zeggen – dat weet ik niet. In haar litho’s tekende ze ooit het leed van de wereld – de Vietnamoorlog, MalcolmX, de honger in Biafra. Maar kort daarna richtte ze zich al op het monumentale werk. Tweede uur Het afgelopen uur begon met: handen in glas – haar eerste opdracht voor een monumentaal werk. Een glasapplicé van vijftien grote gekleurde handen voor een schooltje. Toen kwamen er grote monden – dat kwam door de verliefdheid op Henk Jurriaans, zegt ze, dat was het kussen met Henk. Maar voor Henk was er Hans Koetsier . Een aparte man die door veel mensen niet goed begrepen werd. Maar zij vond hem een ongelooflijk leuke man, vol verhalen. Er zat een schat in, zegt ze, dat zag ik doordat ik gewoon naar iemand kijk zonder me bedreigd te voelen. Zij was toen een prachtige blonde kunstenares van 22 – hij een man die in de reclame zat en gevaren had en Jan de Hartog las, - dat lás je niet in het kunstenaarsmilieu van de Rölings. Het was niet een enorme verliefdheid – maar ze ging van hem houden. Ze dacht al die jaren: ik blijf gewoon tot ik wegga. Dat gebeurde toen ze Henk Jurriaans ontmoette: "Dat is wat ik bedoel" – zei ze tegen zichzelf toen ze hem zag: lang donker haar, met hier en daar een gouden haar, een roze overhemd, opgerolde mouwen, corduroy broek rond een beeldschoon lijf. Zoals hij keek, praatte, de klank van zijn stem, intonatie – ze dacht, dát is het. Mag ik even aan je arm komen, vroeg ze – en zo trok ze geruime tijd later, na een pijnlijk afscheid van Hans Koetsier, bij hem in. Ze vond hem een fantastische therapeut – hij ging dwars tegen de heersende therapie-cultuur in – hij was confronterend, hij was onconventioneel en hij was goed. Marte zelf ging tekenen voor dagblad Het Parool - modetekeningen en portretten – zo zat ze een keer 23 uur aan één stuk aan één tekening. "Vond je jezelf goed?", vroeg Jochems. "Ja!", zegt ze, "ik ben heel zeker van mezelf, er zit een stalen kern in me. Ik kan wel verlegen zijn maar niet onzeker." Die stalen kern maakt het mogelijk dat ze dacht: gezéllig – toen Alissa en Adriënne Morriën, die ze al sinds hun kindertijd kende zich bij Henk en haar voegde....more
Duitsland en Indonesië. Daarvoor werkte hij al als diplomaat in Libanon en Libië. Hij studeerde politieke en sociale wetenschap en leerde Arabisch. Zijn kennis van de taal en cultuur en zijn ervaringen in Noord Afrika en in het Midden Oosten maken hem een autoriteit in de beoordeling van de Arabische Lente dit jaar. Ook kent hij het land waar het maar geen lente wil worden goed: Syrië. Van Dam noemt de Syrische president Bashar al-Asad als oorspronkelijk “ een heel vriendelijke man”. Hoe die zich tot de dictatoriale machthebber ontwikkelde, valt te lezen in het standaardwerk over Syrië, The struggle for power in Syria. Van Dam schreef het boek in 1979, maar dit jaar verscheen de vierde en geactualiseerde editie. --------------------------------- Samenvatting van Koos van Dam EERSTE UUR Allereerst van Dam’s bezoek aan Amerika onlangs. Zijn allereerste ooit. Hij ging naar Washington waar de vierde editie van zijn boek ‘De strijd om de macht in Syrie’ feestelijk werd gepresenteerd. Over Amerika is Van Dam nooit echt enthousiast geweest, en het bezoek bracht geen nieuwe inzichten. De buitenland politiek van Washington is volgens Van Dam ‘niet om over naar huis te schrijven’. Immers een republikeinse kandidaat wist niet eens het verschil tussen Iran en Irak! De oorlog in Irak wordt nu in de VS verkocht als een succes, terwijl er 100.000 doden zijn gevallen, het er niet veilig is en nog steeds instabiel. Nee dan het Midden Oosten; daartoe voelde Van Dam zich altijd al meer aangetrokken. Die fascinatie begon al op de middelbare school. In de werkkamer van zijn vader vond hij Arabische boeken, die hem fascineerden. Na zijn middelbare school ging hij meteen naar Syrië. Bij de grenscontrole raakte hij zijn portefeuille kwijt, die werd hem teruggebracht. Hij belandde bij een familie in een dorpje vlakbij Aleppo. Het was net alsof hij voor de tweede keer geboren werd. In een nieuw land, nieuwe cultuur, nieuwe familie. Van Dam: “Ik werd daar zo warm ontvangen, ongelofelijk. Die arabische gastvrijheid is heel bijzonder.” Arabisch sprak hij nauwelijks. Hij werd ondergedompeld in de taal. Tijdens zijn studie ging hij voor zijn doctoraalscriptie naar Syrië en Libanon. Hij sprak er onder meer met Palestijnse commando’s. In 1975 kwam, solliciteerde hij bij de Universiteit van Amsterdam. De baan kreeg hij niet, hij was niet links genoeg. Bertus Hendriks, die we later leerden kennen als midden oosten commentator van de Wereldomroep, was dat wel. Van Dam is er niet rouwig om. Hij noemt zichzelf wetenschapper en zijn diplomatieke jaren gaven hem juist de kans jarenlang onderzoek te doen naast zijn werk. Na zijn studie ging hij werken bij Buitenlandse Zaken. Hij werd gestationeerd in Libanon in 1980 waar het volop burgeroorlog was. Het was er gevaarlijk met allerlei facties die elkaar bestreden. Maar nog gevaarlijker was het op de Golan-hoogte in 1973, tijdens de Israelische aanvallen, toen kwamen de bommen uit de lucht en vanaf de zee. Over Israel was hij kritisch in het boek “De vrede die niet kwam”, dat hij schreef met Jan Keulen in 1989. Israel komt bijna overal mee weg, stelden zij toen. Streep dat woordje bijna maar door, zegt van Dam nu. Ze komen overal mee weg. De Amerikaanse en Europese politici bieden geen weerwerk. Er wordt gezegd: dat er niet verder gebouwd mag worden aan de settlements. Maar daar trekken de Israeli’s zich niets van aan. In de loop der jaren heeft hij het idee opgegeven dat de Israeli’s ook vrede willen. Ze willen heel Palestina houden, ze willen vrede alleen maar op hun voorwaarden. Maar Israel is toch de enige democratie in het Midden Oosten, zoals wel eens wordt beweerd? Van Dam noemt het onzin. Misschien binnen de grenzen van de staat Israel. Maar in de bezette gebieden… Daar heerst volgens hem een Israelische dictatuur. En die dictatuur overtreft die van de buurlanden. En dat duurt al van 1967 tot nu, de langste bezetting in de recente geschiedenis. De inval van Libanon, de inval in de Gaza-strook. De bevolking vindt dat niet leuk. En dat zal nog generaties doorgaan. Hij voorspelt dat, als er echt democratie in de buurlanden komt, het anti-Israelische sentiment dan zal opspelen. Ook de Saoudi’s hebben een vredesvoorstel gedaan. Maar de Israelieten zijn niet geinteresseerd in vrede. Ze willen er niets voor opgeven. Ze zijn maar op een ding uit: heel Palestina behouden. ‘Dat zien ze als hun land.’ Hij moest het word ‘invasie’ in ‘actie’ veranderen bij inval in Libanon. En dat duurde nog jaren. Dat paste in het beleid. Djoeke Veeninga vraagt zich na deze analyse af: hoe heeft u diplomaat kunnen zijn van Nederland in het Midden Oosten? “Je moet het beleid uitdragen van het land dat je dient.” antwoordt Van Dam. TWEEDE UUR Onder wie diende Koos van Dam niet? Onder Van der Stoel, Van Agt, Van den Broek, Van Aartsen, Verhagen, Kooijmans, De Hoop Scheffer. Nee, Rosenthal net niet meer. Zou van Dam dat wel kunnen, gezien zijn zeer kritische standpunt over Israel? Toch wel, als vertegenwoordiger draag je het beleid uit van jouw land, dat moet. Als je in het apparaat zit heb je eerder kans om iets tegen de minister te zeggen dan het van de daken te schreeuwen. Binnen het ministerie kan je met een zekere mate van tact en pragmatisme een minister goed dienen en tegelijkertijd voorzien van inzichten die hem van mening kunnen veranderen. In zijn beginjaren, was je al verdacht als je arabist was. Van Dam zag als jonge diplomaat hoe het werkte. Als de ambassadeur vanuit Libanon berichtte over Israelische aanvallen was dat al verdacht. Hij zat dan in de Arabische hoek. Mensen in die regio schrijven als het ware naar de minister toe. Van Dam: Ik heb altijd zoveel mogelijk gerapporteerd wat er aan de hand was. Je had mensen die bang zijn voor hun hachje. Bang dat ze, als ze te kritisch zijn over Israel, geen goede overplaatsing krijgen. Dan wordt de werkelijkheid niet gerapporteerd, dat is heel slecht. Als je dat verhult, waarom zit je er dan eigenlijk? Een Amerikaan zei over Israel: “We hebben een Frankenstein geschapen, en we kunnen het niet controleren.” Dat citaat stuurde Van Dam naar Den Haag. Zijn collega in Israel reageerde verbaasd. “Hoezo een monster?” Iemand van in het ministerie constateerde: “een monster ziet er anders van de voorkant dan van de achterkant”. Een waar woord. Het is een kwestie van perspectief. En wetenschapper, kun je niet helemaal zijn als diplomaat. Je bent niet theoretisch bezig. Je probeert toch zo veel mogelijk te weten van een land. Je bent dag en nacht met zo’n land bezig. Over Irak. Dat was zijn eerste post; hij zag de verwoeste koerdische dorpen, maar wist niets van de grootschalige moordpartijen op Koerden. Hij reisde, hij zocht naar mensen, maar vond er geen. ‘Het was niet te achterhalen,’ zegt Van Dam terugkijkend. ‘Er zijn maar een handvol mensen die het hebben overleefd en die het kunnen navertellen. Syrië De voorstellen van Bashar el Assad voor hervormingen zijn te weinig en komen te laat. Het regime strijdt alleen maar om aan de macht te blijven. Maar of dat gaat lukken? Binnen het leger is veel desertie. Het ziet er heel slecht uit. De jeugdjaren. Koos van Dam werd geboren op 1 april 1945 nog net in de oorlog. In Groningen. Een goede plaats, in de hongerwinter ging zijn vader op de fiets voedsel halen. Zijn vaders proefschrift is in 1943 uitgekomen. Het had een oranje kaft, als verzetsdaad. Vaak hoorde hij ‘Ben jij een grapje van je ouders?’, vanwege dat 1 april. Eigenlijk is hij precies op middernacht geboren, zijn vader koos voor 1 april. Zijn vader was een tijdje dominee, maar religie speelde geen belangrijke rol in Van Dam’s leven. Zijn vader studeerde voor de oorlog ook Arabisch en oosterse talen. En daarna dus medicijnen. Hij wilde psychiater worden, maar werd tijdens zijn studie doof, en koos toen voor het vak van patholoog anatoom. Koos van Dam is de jongste van zes kinderen. Zijn, broers en zussen waren al uit huis. Hij was niet de gemakkelijkste. Waarom niet? Dat weet hij niet meer precies. De sfeer was niet prettig, dat was zeker. Door Conflicten op school kwam hij in Ter Apel op een jongensinternaat. Katholiek? Niet dat hij weet. Dat hij op een internaat gezeten heeft, was achteraf leuk. Heel goed dat ie daar geweest is. Hij heeft er de nodige zelfdiscipline geleerd. Veel aan gehad. Studie, talen leren. Inzetten voor een zaak. Dat vereist discipline. Als je dat niet hebt bereik je minder. Hoe is het als diplomaat met een gezin. Twee keer getrouwd, twee kinderen uit zijn eerst huwelijk, twee uit zijn tweede. Niet eenvoudig voor het gezin. Ze werden in Irak gegijzeld toen de kinderen heel klein waren. De psychische druk was heel groot, de angst dat chemische wapens zouden worden gebruikt. We hadden pakken. Maar die waren extra large. Maar wat doe je dan met een klein meisje. ‘Dat was geen feestje.’ Berlijn was de leukste post, als familie. Maar ook Caïro. Vriendelijke mensen, je kon er prachtig reizen, de scholen waren goed. Wat doet het met je als mens als iedereen voor je knipmest, je vooraan mag zitten? Zeker, luxe. Maar het werk gaat altijd door. Ook in het weekeinde. Je bent ook nergens privé. Altijd in functie, zelfs op vakantie. Maar er zijn ook mooie wapenfeiten zoals de gijzelingszaak: dan kan je veel bereiken als je mensen kent. En het beeld van buitenaf van al die recepties, dat hangt ook van de persoon af. -------------------------------------------...more
De Nederlandse topdiplomaat Nikolaos (Koos) van Dam (1945) is de afgelopen 22 jaar ambassadeur geweest op vijf posten: Irak, Egypte, Turkije, Duitsland en Indonesië. Daarvoor werkte hij al als diplomaat in Libanon en Libië. Hij studeerde politieke en sociale wetenschap en leerde Arabisch. Zijn kennis van de taal en cultuur en zijn ervaringen in Noord Afrika en in het Midden Oosten maken hem een autoriteit in de beoordeling van de Arabische Lente dit jaar. Ook kent hij het land waar het maar geen lente wil worden goed: Syrië. Van Dam noemt de Syrische president Bashar al-Asad als oorspronkelijk “ een heel vriendelijke man”. Hoe die zich tot de dictatoriale machthebber ontwikkelde, valt te lezen in het standaardwerk over Syrië, The struggle for power in Syria. Van Dam schreef het boek in 1979, maar dit jaar verscheen de vierde en geactualiseerde editie. --------------------------------- Samenvatting van Koos van Dam EERSTE UUR Allereerst van Dam’s bezoek aan Amerika onlangs. Zijn allereerste ooit. Hij ging naar Washington waar de vierde editie van zijn boek ‘De strijd om de macht in Syrie’ feestelijk werd gepresenteerd. Over Amerika is Van Dam nooit echt enthousiast geweest, en het bezoek bracht geen nieuwe inzichten. De buitenland politiek van Washington is volgens Van Dam ‘niet om over naar huis te schrijven’. Immers een republikeinse kandidaat wist niet eens het verschil tussen Iran en Irak! De oorlog in Irak wordt nu in de VS verkocht als een succes, terwijl er 100.000 doden zijn gevallen, het er niet veilig is en nog steeds instabiel. Nee dan het Midden Oosten; daartoe voelde Van Dam zich altijd al meer aangetrokken. Die fascinatie begon al op de middelbare school. In de werkkamer van zijn vader vond hij Arabische boeken, die hem fascineerden. Na zijn middelbare school ging hij meteen naar Syrië. Bij de grenscontrole raakte hij zijn portefeuille kwijt, die werd hem teruggebracht. Hij belandde bij een familie in een dorpje vlakbij Aleppo. Het was net alsof hij voor de tweede keer geboren werd. In een nieuw land, nieuwe cultuur, nieuwe familie. Van Dam: “Ik werd daar zo warm ontvangen, ongelofelijk. Die arabische gastvrijheid is heel bijzonder.” Arabisch sprak hij nauwelijks. Hij werd ondergedompeld in de taal. Tijdens zijn studie ging hij voor zijn doctoraalscriptie naar Syrië en Libanon. Hij sprak er onder meer met Palestijnse commando’s. In 1975 kwam, solliciteerde hij bij de Universiteit van Amsterdam. De baan kreeg hij niet, hij was niet links genoeg. Bertus Hendriks, die we later leerden kennen als midden oosten commentator van de Wereldomroep, was dat wel. Van Dam is er niet rouwig om. Hij noemt zichzelf wetenschapper en zijn diplomatieke jaren gaven hem juist de kans jarenlang onderzoek te doen naast zijn werk. Na zijn studie ging hij werken bij Buitenlandse Zaken. Hij werd gestationeerd in Libanon in 1980 waar het volop burgeroorlog was. Het was er gevaarlijk met allerlei facties die elkaar bestreden. Maar nog gevaarlijker was het op de Golan-hoogte in 1973, tijdens de Israelische aanvallen, toen kwamen de bommen uit de lucht en vanaf de zee. Over Israel was hij kritisch in het boek “De vrede die niet kwam”, dat hij schreef met Jan Keulen in 1989. Israel komt bijna overal mee weg, stelden zij toen. Streep dat woordje bijna maar door, zegt van Dam nu. Ze komen overal mee weg. De Amerikaanse en Europese politici bieden geen weerwerk. Er wordt gezegd: dat er niet verder gebouwd mag worden aan de settlements. Maar daar trekken de Israeli’s zich niets van aan. In de loop der jaren heeft hij het idee opgegeven dat de Israeli’s ook vrede willen. Ze willen heel Palestina houden, ze willen vrede alleen maar op hun voorwaarden. Maar Israel is toch de enige democratie in het Midden Oosten, zoals wel eens wordt beweerd? Van Dam noemt het onzin. Misschien binnen de grenzen van de staat Israel. Maar in de bezette gebieden… Daar heerst volgens hem een Israelische dictatuur. En die dictatuur overtreft die van de buurlanden. En dat duurt al van 1967 tot nu, de langste bezetting in de recente geschiedenis. De inval van Libanon, de inval in de Gaza-strook. De bevolking vindt dat niet leuk. En dat zal nog generaties doorgaan. Hij voorspelt dat, als er echt democratie in de buurlanden komt, het anti-Israelische sentiment dan zal opspelen. Ook de Saoudi’s hebben een vredesvoorstel gedaan. Maar de Israelieten zijn niet geinteresseerd in vrede. Ze willen er niets voor opgeven. Ze zijn maar op een ding uit: heel Palestina behouden. ‘Dat zien ze als hun land.’ Hij moest het word ‘invasie’ in ‘actie’ veranderen bij inval in Libanon. En dat duurde nog jaren. Dat paste in het beleid. Djoeke Veeninga vraagt zich na deze analyse af: hoe heeft u diplomaat kunnen zijn van Nederland in het Midden Oosten? “Je moet het beleid uitdragen van het land dat je dient.” antwoordt Van Dam. TWEEDE UUR Onder wie diende Koos van Dam niet? Onder Van der Stoel, Van Agt, Van den Broek, Van Aartsen, Verhagen, Kooijmans, De Hoop Scheffer. Nee, Rosenthal net niet meer. Zou van Dam dat wel kunnen, gezien zijn zeer kritische standpunt over Israel? Toch wel, als vertegenwoordiger draag je het beleid uit van jouw land, dat moet. Als je in het apparaat zit heb je eerder kans om iets tegen de minister te zeggen dan het van de daken te schreeuwen. Binnen het ministerie kan je met een zekere mate van tact en pragmatisme een minister goed dienen en tegelijkertijd voorzien van inzichten die hem van mening kunnen veranderen. In zijn beginjaren, was je al verdacht als je arabist was. Van Dam zag als jonge diplomaat hoe het werkte. Als de ambassadeur vanuit Libanon berichtte over Israelische aanvallen was dat al verdacht. Hij zat dan in de Arabische hoek. Mensen in die regio schrijven als het ware naar de minister toe. Van Dam: Ik heb altijd zoveel mogelijk gerapporteerd wat er aan de hand was. Je had mensen die bang zijn voor hun hachje. Bang dat ze, als ze te kritisch zijn over Israel, geen goede overplaatsing krijgen. Dan wordt de werkelijkheid niet gerapporteerd, dat is heel slecht. Als je dat verhult, waarom zit je er dan eigenlijk? Een Amerikaan zei over Israel: “We hebben een Frankenstein geschapen, en we kunnen het niet controleren.” Dat citaat stuurde Van Dam naar Den Haag. Zijn collega in Israel reageerde verbaasd. “Hoezo een monster?” Iemand van in het ministerie constateerde: “een monster ziet er anders van de voorkant dan van de achterkant”. Een waar woord. Het is een kwestie van perspectief. En wetenschapper, kun je niet helemaal zijn als diplomaat. Je bent niet theoretisch bezig. Je probeert toch zo veel mogelijk te weten van een land. Je bent dag en nacht met zo’n land bezig. Over Irak. Dat was zijn eerste post; hij zag de verwoeste koerdische dorpen, maar wist niets van de grootschalige moordpartijen op Koerden. Hij reisde, hij zocht naar mensen, maar vond er geen. ‘Het was niet te achterhalen,’ zegt Van Dam terugkijkend. ‘Er zijn maar een handvol mensen die het hebben overleefd en die het kunnen navertellen. Syrië De voorstellen van Bashar el Assad voor hervormingen zijn te weinig en komen te laat. Het regime strijdt alleen maar om aan de macht te blijven. Maar of dat gaat lukken? Binnen het leger is veel desertie. Het ziet er heel slecht uit. De jeugdjaren. Koos van Dam werd geboren op 1 april 1945 nog net in de oorlog. In Groningen. Een goede plaats, in de hongerwinter ging zijn vader op de fiets voedsel halen. Zijn vaders proefschrift is in 1943 uitgekomen. Het had een oranje kaft, als verzetsdaad. Vaak hoorde hij ‘Ben jij een grapje van je ouders?’, vanwege dat 1 april. Eigenlijk is hij precies op middernacht geboren, zijn vader koos voor 1 april. Zijn vader was een tijdje dominee, maar religie speelde geen belangrijke rol in Van Dam’s leven. Zijn vader studeerde voor de oorlog ook Arabisch en oosterse talen. En daarna dus medicijnen. Hij wilde psychiater worden, maar werd tijdens zijn studie doof, en koos toen voor het vak van patholoog anatoom. Koos van Dam is de jongste van zes kinderen. Zijn, broers en zussen waren al uit huis. Hij was niet de gemakkelijkste. Waarom niet? Dat weet hij niet meer precies. De sfeer was niet prettig, dat was zeker. Door Conflicten op school kwam hij in Ter Apel op een jongensinternaat. Katholiek? Niet dat hij weet. Dat hij op een internaat gezeten heeft, was achteraf leuk. Heel goed dat ie daar geweest is. Hij heeft er de nodige zelfdiscipline geleerd. Veel aan gehad. Studie, talen leren. Inzetten voor een zaak. Dat vereist discipline. Als je dat niet hebt bereik je minder. Hoe is het als diplomaat met een gezin. Twee keer getrouwd, twee kinderen uit zijn eerst huwelijk, twee uit zijn tweede. Niet eenvoudig voor het gezin. Ze werden in Irak gegijzeld toen de kinderen heel klein waren. De psychische druk was heel groot, de angst dat chemische wapens zouden worden gebruikt. We hadden pakken. Maar die waren extra large. Maar wat doe je dan met een klein meisje. ‘Dat was geen feestje.’ Berlijn was de leukste post, als familie. Maar ook Caïro. Vriendelijke mensen, je kon er prachtig reizen, de scholen waren goed. Wat doet het met je als mens als iedereen voor je knipmest, je vooraan mag zitten? Zeker, luxe. Maar het werk gaat altijd door. Ook in het weekeinde. Je bent ook nergens privé. Altijd in functie, zelfs op vakantie. Maar er zijn ook mooie wapenfeiten zoals de gijzelingszaak: dan kan je veel bereiken als je mensen kent. En het beeld van buitenaf van al die recepties, dat hangt ook van de persoon af. -------------------------------------------...more
Duitsland en Indonesië. Daarvoor werkte hij al als diplomaat in Libanon en Libië. Hij studeerde politieke en sociale wetenschap en leerde Arabisch. Zijn kennis van de taal en cultuur en zijn ervaringen in Noord Afrika en in het Midden Oosten maken hem een autoriteit in de beoordeling van de Arabische Lente dit jaar. Ook kent hij het land waar het maar geen lente wil worden goed: Syrië. Van Dam noemt de Syrische president Bashar al-Asad als oorspronkelijk “ een heel vriendelijke man”. Hoe die zich tot de dictatoriale machthebber ontwikkelde, valt te lezen in het standaardwerk over Syrië, The struggle for power in Syria. Van Dam schreef het boek in 1979, maar dit jaar verscheen de vierde en geactualiseerde editie. --------------------------------- Samenvatting van Koos van Dam EERSTE UUR Allereerst van Dam’s bezoek aan Amerika onlangs. Zijn allereerste ooit. Hij ging naar Washington waar de vierde editie van zijn boek ‘De strijd om de macht in Syrie’ feestelijk werd gepresenteerd. Over Amerika is Van Dam nooit echt enthousiast geweest, en het bezoek bracht geen nieuwe inzichten. De buitenland politiek van Washington is volgens Van Dam ‘niet om over naar huis te schrijven’. Immers een republikeinse kandidaat wist niet eens het verschil tussen Iran en Irak! De oorlog in Irak wordt nu in de VS verkocht als een succes, terwijl er 100.000 doden zijn gevallen, het er niet veilig is en nog steeds instabiel. Nee dan het Midden Oosten; daartoe voelde Van Dam zich altijd al meer aangetrokken. Die fascinatie begon al op de middelbare school. In de werkkamer van zijn vader vond hij Arabische boeken, die hem fascineerden. Na zijn middelbare school ging hij meteen naar Syrië. Bij de grenscontrole raakte hij zijn portefeuille kwijt, die werd hem teruggebracht. Hij belandde bij een familie in een dorpje vlakbij Aleppo. Het was net alsof hij voor de tweede keer geboren werd. In een nieuw land, nieuwe cultuur, nieuwe familie. Van Dam: “Ik werd daar zo warm ontvangen, ongelofelijk. Die arabische gastvrijheid is heel bijzonder.” Arabisch sprak hij nauwelijks. Hij werd ondergedompeld in de taal. Tijdens zijn studie ging hij voor zijn doctoraalscriptie naar Syrië en Libanon. Hij sprak er onder meer met Palestijnse commando’s. In 1975 kwam, solliciteerde hij bij de Universiteit van Amsterdam. De baan kreeg hij niet, hij was niet links genoeg. Bertus Hendriks, die we later leerden kennen als midden oosten commentator van de Wereldomroep, was dat wel. Van Dam is er niet rouwig om. Hij noemt zichzelf wetenschapper en zijn diplomatieke jaren gaven hem juist de kans jarenlang onderzoek te doen naast zijn werk. Na zijn studie ging hij werken bij Buitenlandse Zaken. Hij werd gestationeerd in Libanon in 1980 waar het volop burgeroorlog was. Het was er gevaarlijk met allerlei facties die elkaar bestreden. Maar nog gevaarlijker was het op de Golan-hoogte in 1973, tijdens de Israelische aanvallen, toen kwamen de bommen uit de lucht en vanaf de zee. Over Israel was hij kritisch in het boek “De vrede die niet kwam”, dat hij schreef met Jan Keulen in 1989. Israel komt bijna overal mee weg, stelden zij toen. Streep dat woordje bijna maar door, zegt van Dam nu. Ze komen overal mee weg. De Amerikaanse en Europese politici bieden geen weerwerk. Er wordt gezegd: dat er niet verder gebouwd mag worden aan de settlements. Maar daar trekken de Israeli’s zich niets van aan. In de loop der jaren heeft hij het idee opgegeven dat de Israeli’s ook vrede willen. Ze willen heel Palestina houden, ze willen vrede alleen maar op hun voorwaarden. Maar Israel is toch de enige democratie in het Midden Oosten, zoals wel eens wordt beweerd? Van Dam noemt het onzin. Misschien binnen de grenzen van de staat Israel. Maar in de bezette gebieden… Daar heerst volgens hem een Israelische dictatuur. En die dictatuur overtreft die van de buurlanden. En dat duurt al van 1967 tot nu, de langste bezetting in de recente geschiedenis. De inval van Libanon, de inval in de Gaza-strook. De bevolking vindt dat niet leuk. En dat zal nog generaties doorgaan. Hij voorspelt dat, als er echt democratie in de buurlanden komt, het anti-Israelische sentiment dan zal opspelen. Ook de Saoudi’s hebben een vredesvoorstel gedaan. Maar de Israelieten zijn niet geinteresseerd in vrede. Ze willen er niets voor opgeven. Ze zijn maar op een ding uit: heel Palestina behouden. ‘Dat zien ze als hun land.’ Hij moest het word ‘invasie’ in ‘actie’ veranderen bij inval in Libanon. En dat duurde nog jaren. Dat paste in het beleid. Djoeke Veeninga vraagt zich na deze analyse af: hoe heeft u diplomaat kunnen zijn van Nederland in het Midden Oosten? “Je moet het beleid uitdragen van het land dat je dient.” antwoordt Van Dam. TWEEDE UUR Onder wie diende Koos van Dam niet? Onder Van der Stoel, Van Agt, Van den Broek, Van Aartsen, Verhagen, Kooijmans, De Hoop Scheffer. Nee, Rosenthal net niet meer. Zou van Dam dat wel kunnen, gezien zijn zeer kritische standpunt over Israel? Toch wel, als vertegenwoordiger draag je het beleid uit van jouw land, dat moet. Als je in het apparaat zit heb je eerder kans om iets tegen de minister te zeggen dan het van de daken te schreeuwen. Binnen het ministerie kan je met een zekere mate van tact en pragmatisme een minister goed dienen en tegelijkertijd voorzien van inzichten die hem van mening kunnen veranderen. In zijn beginjaren, was je al verdacht als je arabist was. Van Dam zag als jonge diplomaat hoe het werkte. Als de ambassadeur vanuit Libanon berichtte over Israelische aanvallen was dat al verdacht. Hij zat dan in de Arabische hoek. Mensen in die regio schrijven als het ware naar de minister toe. Van Dam: Ik heb altijd zoveel mogelijk gerapporteerd wat er aan de hand was. Je had mensen die bang zijn voor hun hachje. Bang dat ze, als ze te kritisch zijn over Israel, geen goede overplaatsing krijgen. Dan wordt de werkelijkheid niet gerapporteerd, dat is heel slecht. Als je dat verhult, waarom zit je er dan eigenlijk? Een Amerikaan zei over Israel: “We hebben een Frankenstein geschapen, en we kunnen het niet controleren.” Dat citaat stuurde Van Dam naar Den Haag. Zijn collega in Israel reageerde verbaasd. “Hoezo een monster?” Iemand van in het ministerie constateerde: “een monster ziet er anders van de voorkant dan van de achterkant”. Een waar woord. Het is een kwestie van perspectief. En wetenschapper, kun je niet helemaal zijn als diplomaat. Je bent niet theoretisch bezig. Je probeert toch zo veel mogelijk te weten van een land. Je bent dag en nacht met zo’n land bezig. Over Irak. Dat was zijn eerste post; hij zag de verwoeste koerdische dorpen, maar wist niets van de grootschalige moordpartijen op Koerden. Hij reisde, hij zocht naar mensen, maar vond er geen. ‘Het was niet te achterhalen,’ zegt Van Dam terugkijkend. ‘Er zijn maar een handvol mensen die het hebben overleefd en die het kunnen navertellen. Syrië De voorstellen van Bashar el Assad voor hervormingen zijn te weinig en komen te laat. Het regime strijdt alleen maar om aan de macht te blijven. Maar of dat gaat lukken? Binnen het leger is veel desertie. Het ziet er heel slecht uit. De jeugdjaren. Koos van Dam werd geboren op 1 april 1945 nog net in de oorlog. In Groningen. Een goede plaats, in de hongerwinter ging zijn vader op de fiets voedsel halen. Zijn vaders proefschrift is in 1943 uitgekomen. Het had een oranje kaft, als verzetsdaad. Vaak hoorde hij ‘Ben jij een grapje van je ouders?’, vanwege dat 1 april. Eigenlijk is hij precies op middernacht geboren, zijn vader koos voor 1 april. Zijn vader was een tijdje dominee, maar religie speelde geen belangrijke rol in Van Dam’s leven. Zijn vader studeerde voor de oorlog ook Arabisch en oosterse talen. En daarna dus medicijnen. Hij wilde psychiater worden, maar werd tijdens zijn studie doof, en koos toen voor het vak van patholoog anatoom. Koos van Dam is de jongste van zes kinderen. Zijn, broers en zussen waren al uit huis. Hij was niet de gemakkelijkste. Waarom niet? Dat weet hij niet meer precies. De sfeer was niet prettig, dat was zeker. Door Conflicten op school kwam hij in Ter Apel op een jongensinternaat. Katholiek? Niet dat hij weet. Dat hij op een internaat gezeten heeft, was achteraf leuk. Heel goed dat ie daar geweest is. Hij heeft er de nodige zelfdiscipline geleerd. Veel aan gehad. Studie, talen leren. Inzetten voor een zaak. Dat vereist discipline. Als je dat niet hebt bereik je minder. Hoe is het als diplomaat met een gezin. Twee keer getrouwd, twee kinderen uit zijn eerst huwelijk, twee uit zijn tweede. Niet eenvoudig voor het gezin. Ze werden in Irak gegijzeld toen de kinderen heel klein waren. De psychische druk was heel groot, de angst dat chemische wapens zouden worden gebruikt. We hadden pakken. Maar die waren extra large. Maar wat doe je dan met een klein meisje. ‘Dat was geen feestje.’ Berlijn was de leukste post, als familie. Maar ook Caïro. Vriendelijke mensen, je kon er prachtig reizen, de scholen waren goed. Wat doet het met je als mens als iedereen voor je knipmest, je vooraan mag zitten? Zeker, luxe. Maar het werk gaat altijd door. Ook in het weekeinde. Je bent ook nergens privé. Altijd in functie, zelfs op vakantie. Maar er zijn ook mooie wapenfeiten zoals de gijzelingszaak: dan kan je veel bereiken als je mensen kent. En het beeld van buitenaf van al die recepties, dat hangt ook van de persoon af. -------------------------------------------...more
Saskia Stuiveling (1945) is sinds 1999 president van de Algemene Rekenkamer. Stuiveling begon haar bestuurlijke carrière in de jaren zeventig als medewerker van de Rotterdamse burgermeester André van der Louw. Zij was staatssecretaris van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Van Agt II. Ze leidde een parlementaire enquêtecommissie naar de RSV-affaire. In 1984 werd Stuiveling, opgeleid als juriste en bedrijfskundige, lid van de Algemene Rekenkamer, waar ze in 1999 president werd. Zelf zegt ze dat bescheidenheid haar tien jaar gekost heeft in haar carrière. Toch vervult zij al 12 jaar een van de hoogste bestuurlijke functies in Nederland. Clairy Polak is haar gesprekspartner. Het gesprek gebeurde op Radio1 in de avond van 27 december 2011. ------------------------------------- Inleiding en samenvattingen van het Marathoninterview met Saskia Stuiveling, President van de Algemene Rekenkamer. Al twaalf jaar is ze president van het oudste overheidsinstituut van ons land. Een positie waarin ze het huishoudboekje van de overheid goed in de gaten houdt. Een lange adem is hierbij haar handelsmerk en misschien wel belangrijkste wapen. Ze is een vrouw die een van de hoogste bestuurlijke functies vervult, maar zichzelf niet als een carrièrevrouw ziet. Saskia werd geboren op 3 mei 1945 in Hilversum. Ze was het vierde kind en als enige geboren na de oorlog. Haar vader was de vooraanstaand letterkundige Garmt Stuiveling en haar moeder was neerlandica. Zelf zegt ze dat ze in haar jeugd een beetje buiten het gezin opgroeide. Haar ouders vonden haar frivool. Zelf zegt ze juist altijd geloofd te hebben dat serieusheid en creativiteit goed samen gaan. Net als de meeste andere meisjes in Hilversum wou Saskia haar hele jeugd actrice woorden. Ze deed aan toneel en op haar veertiende recenseerde ze kinderboeken in een radioprogramma. Ook was ze een van de presentatoren van het eerste jongerenprogramma op televisie. Toch besloot ze in navolging van haar opa, die vicepresident van de rechtbank in Rotterdam was, rechten te gaan studeerden. Maar ook toen pionierde Saskia al. Na haar rechten studie, studeerde ze bedrijfskunde aan de Erasmus universiteit in Rotterdam, de eerste vrouw die er de studie volgde. Al tijdens haar studie bedrijfskunde, wist Saskia dat haar hart lag in de publieke sector, en niet in het bedrijfsleven. Na haar studie begon ze dan ook een adviesbureau voor non-profit instellingen. Haar bestuurlijke carrière begon ze in de jaren zeventig als medewerker van de Rotterdamse burgemeester André van der Louw. Waarna ze voor de PVDA in de eerste kamer kwam. Tijdens het kortstondige tweede kabinet Van Agt was zij staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. In 1983 gaf ze leiding aan de staf van de parlementaire enquêtecommissie naar de RSV-affaire. In 1984 werd ze lid van de Algemene Rekenkamer en in 1999 werd ze er de president van. Van het instituut dat al eeuwen lang de financiën van de uitvoering van het beleid van de overheid controleert. Zelf zegt ze dat bescheidenheid haar tien jaar gekost heeft in haar carrière. Toch vervult zij al 12 jaar een van de hoogste bestuurlijke functies in Nederland. Maar praten over vrouwen aan de top doet ze liever niet. Inmiddels heeft ze geleerd het spel te spelen. En is het haar lange adem die de Rekenkamer de nodige successen opleverde. Ze is een wandelend institutioneel geheugen van een instituut dat zichzelf voortdurend opnieuw moet uitvinden. De komende uren: Saskia Stuiveling, over de Algemene Rekenkamer, over de problemen en uitdagingen van de financiële en economische crisis en over het leven van een carrièrevrouw, die zichzelf niet zo noemt. Haar gesprekspartner is Clairy Polak. SAMENVATTING EERSTE UUR Om te beginnen: een carrièrevrouw is zij niet! Carrièrevrouwen, die plànnen hun werkleven, die willen veel geld verdienen en die gaan niet de publieke sector in. Zij ging gewoon aan het werk zonder doel, en had nooit van te voren bedacht om deze positie te krijgen. Een doel stellen, dat is meteen in de essentie van het werk van de Rekenkamer. Die moet immers controleren of het door de politiek gestelde doel bereikt is - met andere woorden: als de politiek bedacht heeft een bepaald bedrag uit te geven aan een brug, dan controleert de Rekenkamer of het doel bereikt: is er een brug gekomen, waar mensen ook overheen kunnen, en wat heeft die gekost? Is het doel bereikt? Heeft de maatschappij gekregen wat de bedoeling was? Dat klinkt heel eenvoudig, maar is geweldig ingewikkeld. Want democratie is niet altijd efficiënt. Neem het onderzoek naar jeugddetentie, doel: dat jongeren geen criminele carriere hebben. ? jeugdinstellingen moeten ervoor zorgen dat jongeren niet in zelfde fout vallen. Maar het bleek dat men helemaal niet wist of dat lukte ? er waren geen controleerbare gegevens over. Dat was een schok, zelfs voor de Rekenkamer. Het rapport is overigens nog niet klaar, dus de uitkomst van dat onderzoek kan ze niet zeggen. Neem het innovatiebeleid - over hele linie weet je niet waar het geld toe geleid heeft. Dat wil zeggen: de Tweede Kamer kan dus niet controleren of het doel bereikt is omdat de transparantie van de gegevens ontbreekt. Dan doet de Rekenkamer een aanbeveling aan het ministerie hoe die transparantie, ook dankzij de nieuwe informatietechnologie, heel goed mogelijk is. Er moet er dan een omslag bij zo?n ministerie komen ? men moet het willen, er moet energie in gestopt worden, zelfs geld in deze tijden van bezuiniging ? nou ja, ze heeft al gezegd dat ze iemand van de lange lange adem is. Steeds maar weer die rapporten van de Rekenkamer die de doelmatigheid van van alles bekritiseren en aanbevelingen doen die vaak niet opgevolgd worden "Wordt de doelmatigheid van de Rekenkamer zelf onderzocht?" vraagt Clairy"Ja dat gebeurt wel, op deelrapporten", zegt Stuiveling, maar in de opmerking dat de Rekenkamer beperkte macht heeft, kan ze zich wel vinden. En ze benadrukt dat het voorzichtig opereren van de Rekenkamer meer effect heeft dan snoeiharde kritiek op ministeries ? want dan gaan ze op slot, en bereik je niks. Een succesje wil ze wel noemen: haar lange adem heeft ervoor gezorgd dat de jaarrekeningen, die nog niet zo lang geleden 7 jaar achterliepen en dus waardeloos waren, nu binnen een paar maanden beschikbaar zijn. Op een woensdag in mei, op gehaktdag, dan heeft Nederland zijn jaarrekening. |Een optimistische kijk, heeft deze president ? ze ziet deze tijd meer als een periode met kansen dan met risico?s. SAMENVATTING TWEEDE UUR Ook in dit uur ging het nog over de invloed van de Algemene Rekenkamer, zoals ook het uur daarvoor besproken werd. Een van onze luisteraars vroeg zich af wat de Rekenkamer eigenlijk van te voren kan doen. ?Nou niks?, is het antwoord, het beleid moet in uitvoering zijn, dán pas kan de Rekenkamer ook al tijdens het proces in onderzoek komen. Dus bijvoorbeeld het Persoonsgebonden Budget waar veel mensen zich zorgen over maken ? ja dat kan onderzocht worden, maar dat is nog niet besloten door het college van de Rekenkamer. Het college, dat de onderwerpen kiest, bestaat naast de president uit Kees Vendrik en Gerrit de Jong. Wél is al besloten dat het komend jaar fors wordt ingezet op onderzoek naar de AWBZ, waar immers grote veranderingen plaatshebben en waar de bedragen, tegen de bedoeling in, aan het oplopen zijn. Dan is het tijd voor haar persoonlijk leven: dat is begonnen in mei 1945, in de nacht dat Hilversum bevrijd werd, toen werd ze geboren. De spertijd was opgeheven, en vader Garmt kon weer door de nacht naar huis lopen vanaf het ziekenhuis. Zij herinnert zich haar ouders als streng en afwezig ? zowel haar vader als moeder waren de verloren oorlogsjaren aan het inhalen en zaten altijd achter hun bureau, te schrijven. Haar vader was vooraanstaand letterkundige, haar moeder was neerlandica, maar de boekenkasten waar het huis mee vol stond interesseerden Saskia niet. Zij haalt de antropologe Margaret Mead aan met haar theorie over het doorgeven van waarden via verticale en horizontale weg. In een periode na een grote ramp moeten de ouders de manier waarop zij de waarden verticaal, naar beneden toe, doorgeven weer helemaal opnieuw uitvinden. Terwijl kinderen dan voor de horizontale weg kiezen ? die zoeken hun waarden in hun eigen leeftijdsgroep. En zo deed zij het toen, in die na-oorlogse jaren. Zo doet de huidige IT generatie het ook, zegt ze. We zitten immers in een geweldige overgangsmaatschappij, wat de informatie technologie en de crisis betreft ? en deze IT generatie heeft ook horizontale waarden. Het is nu pionieren! Door op een totaal andere manier naar de wereld te kijken, dankzij de technologie en de transparantie van data. Wat haar verdere levenspad betreft: ze vertrok uit de invloedssfeer van de Stuivelingetjes en ging rechten studeren in Rotterdam. Daarna ging ze pionieren door Bedrijfskunde aan de Erasmus universiteit te volgen als eerste vrouw. In de jaren '70 werd ze medewerker van burgemeester André van der Louw van Rotterdam. En daar waren we gebleven in het leven van de president van de algemene Rekenkamer, die nu 66 is en tot haar 70-ste benoemd is....more
Saskia Stuiveling (1945) is sinds 1999 president van de Algemene Rekenkamer. Stuiveling begon haar bestuurlijke carrière in de jaren zeventig als medewerker van de Rotterdamse burgermeester André van der Louw. Zij was staatssecretaris van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Van Agt II. Ze leidde een parlementaire enquêtecommissie naar de RSV-affaire. In 1984 werd Stuiveling, opgeleid als juriste en bedrijfskundige, lid van de Algemene Rekenkamer, waar ze in 1999 president werd. Zelf zegt ze dat bescheidenheid haar tien jaar gekost heeft in haar carrière. Toch vervult zij al 12 jaar een van de hoogste bestuurlijke functies in Nederland. Clairy Polak is haar gesprekspartner. Het gesprek gebeurde op Radio1 in de avond van 27 december 2011. ------------------------------------- Inleiding en samenvattingen van het Marathoninterview met Saskia Stuiveling, President van de Algemene Rekenkamer. Al twaalf jaar is ze president van het oudste overheidsinstituut van ons land. Een positie waarin ze het huishoudboekje van de overheid goed in de gaten houdt. Een lange adem is hierbij haar handelsmerk en misschien wel belangrijkste wapen. Ze is een vrouw die een van de hoogste bestuurlijke functies vervult, maar zichzelf niet als een carrièrevrouw ziet. Saskia werd geboren op 3 mei 1945 in Hilversum. Ze was het vierde kind en als enige geboren na de oorlog. Haar vader was de vooraanstaand letterkundige Garmt Stuiveling en haar moeder was neerlandica. Zelf zegt ze dat ze in haar jeugd een beetje buiten het gezin opgroeide. Haar ouders vonden haar frivool. Zelf zegt ze juist altijd geloofd te hebben dat serieusheid en creativiteit goed samen gaan. Net als de meeste andere meisjes in Hilversum wou Saskia haar hele jeugd actrice woorden. Ze deed aan toneel en op haar veertiende recenseerde ze kinderboeken in een radioprogramma. Ook was ze een van de presentatoren van het eerste jongerenprogramma op televisie. Toch besloot ze in navolging van haar opa, die vicepresident van de rechtbank in Rotterdam was, rechten te gaan studeerden. Maar ook toen pionierde Saskia al. Na haar rechten studie, studeerde ze bedrijfskunde aan de Erasmus universiteit in Rotterdam, de eerste vrouw die er de studie volgde. Al tijdens haar studie bedrijfskunde, wist Saskia dat haar hart lag in de publieke sector, en niet in het bedrijfsleven. Na haar studie begon ze dan ook een adviesbureau voor non-profit instellingen. Haar bestuurlijke carrière begon ze in de jaren zeventig als medewerker van de Rotterdamse burgemeester André van der Louw. Waarna ze voor de PVDA in de eerste kamer kwam. Tijdens het kortstondige tweede kabinet Van Agt was zij staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. In 1983 gaf ze leiding aan de staf van de parlementaire enquêtecommissie naar de RSV-affaire. In 1984 werd ze lid van de Algemene Rekenkamer en in 1999 werd ze er de president van. Van het instituut dat al eeuwen lang de financiën van de uitvoering van het beleid van de overheid controleert. Zelf zegt ze dat bescheidenheid haar tien jaar gekost heeft in haar carrière. Toch vervult zij al 12 jaar een van de hoogste bestuurlijke functies in Nederland. Maar praten over vrouwen aan de top doet ze liever niet. Inmiddels heeft ze geleerd het spel te spelen. En is het haar lange adem die de Rekenkamer de nodige successen opleverde. Ze is een wandelend institutioneel geheugen van een instituut dat zichzelf voortdurend opnieuw moet uitvinden. De komende uren: Saskia Stuiveling, over de Algemene Rekenkamer, over de problemen en uitdagingen van de financiële en economische crisis en over het leven van een carrièrevrouw, die zichzelf niet zo noemt. Haar gesprekspartner is Clairy Polak. SAMENVATTING EERSTE UUR Om te beginnen: een carrièrevrouw is zij niet! Carrièrevrouwen, die plànnen hun werkleven, die willen veel geld verdienen en die gaan niet de publieke sector in. Zij ging gewoon aan het werk zonder doel, en had nooit van te voren bedacht om deze positie te krijgen. Een doel stellen, dat is meteen in de essentie van het werk van de Rekenkamer. Die moet immers controleren of het door de politiek gestelde doel bereikt is - met andere woorden: als de politiek bedacht heeft een bepaald bedrag uit te geven aan een brug, dan controleert de Rekenkamer of het doel bereikt: is er een brug gekomen, waar mensen ook overheen kunnen, en wat heeft die gekost? Is het doel bereikt? Heeft de maatschappij gekregen wat de bedoeling was? Dat klinkt heel eenvoudig, maar is geweldig ingewikkeld. Want democratie is niet altijd efficiënt. Neem het onderzoek naar jeugddetentie, doel: dat jongeren geen criminele carriere hebben. ? jeugdinstellingen moeten ervoor zorgen dat jongeren niet in zelfde fout vallen. Maar het bleek dat men helemaal niet wist of dat lukte ? er waren geen controleerbare gegevens over. Dat was een schok, zelfs voor de Rekenkamer. Het rapport is overigens nog niet klaar, dus de uitkomst van dat onderzoek kan ze niet zeggen. Neem het innovatiebeleid - over hele linie weet je niet waar het geld toe geleid heeft. Dat wil zeggen: de Tweede Kamer kan dus niet controleren of het doel bereikt is omdat de transparantie van de gegevens ontbreekt. Dan doet de Rekenkamer een aanbeveling aan het ministerie hoe die transparantie, ook dankzij de nieuwe informatietechnologie, heel goed mogelijk is. Er moet er dan een omslag bij zo?n ministerie komen ? men moet het willen, er moet energie in gestopt worden, zelfs geld in deze tijden van bezuiniging ? nou ja, ze heeft al gezegd dat ze iemand van de lange lange adem is. Steeds maar weer die rapporten van de Rekenkamer die de doelmatigheid van van alles bekritiseren en aanbevelingen doen die vaak niet opgevolgd worden "Wordt de doelmatigheid van de Rekenkamer zelf onderzocht?" vraagt Clairy"Ja dat gebeurt wel, op deelrapporten", zegt Stuiveling, maar in de opmerking dat de Rekenkamer beperkte macht heeft, kan ze zich wel vinden. En ze benadrukt dat het voorzichtig opereren van de Rekenkamer meer effect heeft dan snoeiharde kritiek op ministeries ? want dan gaan ze op slot, en bereik je niks. Een succesje wil ze wel noemen: haar lange adem heeft ervoor gezorgd dat de jaarrekeningen, die nog niet zo lang geleden 7 jaar achterliepen en dus waardeloos waren, nu binnen een paar maanden beschikbaar zijn. Op een woensdag in mei, op gehaktdag, dan heeft Nederland zijn jaarrekening. |Een optimistische kijk, heeft deze president ? ze ziet deze tijd meer als een periode met kansen dan met risico?s. SAMENVATTING TWEEDE UUR Ook in dit uur ging het nog over de invloed van de Algemene Rekenkamer, zoals ook het uur daarvoor besproken werd. Een van onze luisteraars vroeg zich af wat de Rekenkamer eigenlijk van te voren kan doen. ?Nou niks?, is het antwoord, het beleid moet in uitvoering zijn, dán pas kan de Rekenkamer ook al tijdens het proces in onderzoek komen. Dus bijvoorbeeld het Persoonsgebonden Budget waar veel mensen zich zorgen over maken ? ja dat kan onderzocht worden, maar dat is nog niet besloten door het college van de Rekenkamer. Het college, dat de onderwerpen kiest, bestaat naast de president uit Kees Vendrik en Gerrit de Jong. Wél is al besloten dat het komend jaar fors wordt ingezet op onderzoek naar de AWBZ, waar immers grote veranderingen plaatshebben en waar de bedragen, tegen de bedoeling in, aan het oplopen zijn. Dan is het tijd voor haar persoonlijk leven: dat is begonnen in mei 1945, in de nacht dat Hilversum bevrijd werd, toen werd ze geboren. De spertijd was opgeheven, en vader Garmt kon weer door de nacht naar huis lopen vanaf het ziekenhuis. Zij herinnert zich haar ouders als streng en afwezig ? zowel haar vader als moeder waren de verloren oorlogsjaren aan het inhalen en zaten altijd achter hun bureau, te schrijven. Haar vader was vooraanstaand letterkundige, haar moeder was neerlandica, maar de boekenkasten waar het huis mee vol stond interesseerden Saskia niet. Zij haalt de antropologe Margaret Mead aan met haar theorie over het doorgeven van waarden via verticale en horizontale weg. In een periode na een grote ramp moeten de ouders de manier waarop zij de waarden verticaal, naar beneden toe, doorgeven weer helemaal opnieuw uitvinden. Terwijl kinderen dan voor de horizontale weg kiezen ? die zoeken hun waarden in hun eigen leeftijdsgroep. En zo deed zij het toen, in die na-oorlogse jaren. Zo doet de huidige IT generatie het ook, zegt ze. We zitten immers in een geweldige overgangsmaatschappij, wat de informatie technologie en de crisis betreft ? en deze IT generatie heeft ook horizontale waarden. Het is nu pionieren! Door op een totaal andere manier naar de wereld te kijken, dankzij de technologie en de transparantie van data. Wat haar verdere levenspad betreft: ze vertrok uit de invloedssfeer van de Stuivelingetjes en ging rechten studeren in Rotterdam. Daarna ging ze pionieren door Bedrijfskunde aan de Erasmus universiteit te volgen als eerste vrouw. In de jaren '70 werd ze medewerker van burgemeester André van der Louw van Rotterdam. En daar waren we gebleven in het leven van de president van de algemene Rekenkamer, die nu 66 is en tot haar 70-ste benoemd is. ....more
Saskia Stuiveling (1945) is sinds 1999 president van de Algemene Rekenkamer. Stuiveling begon haar bestuurlijke carrière in de jaren zeventig als medewerker van de Rotterdamse burgermeester André van der Louw. Zij was staatssecretaris van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Van Agt II. Ze leidde een parlementaire enquêtecommissie naar de RSV-affaire. In 1984 werd Stuiveling, opgeleid als juriste en bedrijfskundige, lid van de Algemene Rekenkamer, waar ze in 1999 president werd. Zelf zegt ze dat bescheidenheid haar tien jaar gekost heeft in haar carrière. Toch vervult zij al 12 jaar een van de hoogste bestuurlijke functies in Nederland. Clairy Polak is haar gesprekspartner. Het gesprek gebeurde op Radio1 in de avond van 27 december 2011. ------------------------------------- Inleiding en samenvattingen van het Marathoninterview met Saskia Stuiveling, President van de Algemene Rekenkamer. Al twaalf jaar is ze president van het oudste overheidsinstituut van ons land. Een positie waarin ze het huishoudboekje van de overheid goed in de gaten houdt. Een lange adem is hierbij haar handelsmerk en misschien wel belangrijkste wapen. Ze is een vrouw die een van de hoogste bestuurlijke functies vervult, maar zichzelf niet als een carrièrevrouw ziet. Saskia werd geboren op 3 mei 1945 in Hilversum. Ze was het vierde kind en als enige geboren na de oorlog. Haar vader was de vooraanstaand letterkundige Garmt Stuiveling en haar moeder was neerlandica. Zelf zegt ze dat ze in haar jeugd een beetje buiten het gezin opgroeide. Haar ouders vonden haar frivool. Zelf zegt ze juist altijd geloofd te hebben dat serieusheid en creativiteit goed samen gaan. Net als de meeste andere meisjes in Hilversum wou Saskia haar hele jeugd actrice woorden. Ze deed aan toneel en op haar veertiende recenseerde ze kinderboeken in een radioprogramma. Ook was ze een van de presentatoren van het eerste jongerenprogramma op televisie. Toch besloot ze in navolging van haar opa, die vicepresident van de rechtbank in Rotterdam was, rechten te gaan studeerden. Maar ook toen pionierde Saskia al. Na haar rechten studie, studeerde ze bedrijfskunde aan de Erasmus universiteit in Rotterdam, de eerste vrouw die er de studie volgde. Al tijdens haar studie bedrijfskunde, wist Saskia dat haar hart lag in de publieke sector, en niet in het bedrijfsleven. Na haar studie begon ze dan ook een adviesbureau voor non-profit instellingen. Haar bestuurlijke carrière begon ze in de jaren zeventig als medewerker van de Rotterdamse burgemeester André van der Louw. Waarna ze voor de PVDA in de eerste kamer kwam. Tijdens het kortstondige tweede kabinet Van Agt was zij staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. In 1983 gaf ze leiding aan de staf van de parlementaire enquêtecommissie naar de RSV-affaire. In 1984 werd ze lid van de Algemene Rekenkamer en in 1999 werd ze er de president van. Van het instituut dat al eeuwen lang de financiën van de uitvoering van het beleid van de overheid controleert. Zelf zegt ze dat bescheidenheid haar tien jaar gekost heeft in haar carrière. Toch vervult zij al 12 jaar een van de hoogste bestuurlijke functies in Nederland. Maar praten over vrouwen aan de top doet ze liever niet. Inmiddels heeft ze geleerd het spel te spelen. En is het haar lange adem die de Rekenkamer de nodige successen opleverde. Ze is een wandelend institutioneel geheugen van een instituut dat zichzelf voortdurend opnieuw moet uitvinden. De komende uren: Saskia Stuiveling, over de Algemene Rekenkamer, over de problemen en uitdagingen van de financiële en economische crisis en over het leven van een carrièrevrouw, die zichzelf niet zo noemt. Haar gesprekspartner is Clairy Polak. SAMENVATTING EERSTE UUR Om te beginnen: een carrièrevrouw is zij niet! Carrièrevrouwen, die plànnen hun werkleven, die willen veel geld verdienen en die gaan niet de publieke sector in. Zij ging gewoon aan het werk zonder doel, en had nooit van te voren bedacht om deze positie te krijgen. Een doel stellen, dat is meteen in de essentie van het werk van de Rekenkamer. Die moet immers controleren of het door de politiek gestelde doel bereikt is - met andere woorden: als de politiek bedacht heeft een bepaald bedrag uit te geven aan een brug, dan controleert de Rekenkamer of het doel bereikt: is er een brug gekomen, waar mensen ook overheen kunnen, en wat heeft die gekost? Is het doel bereikt? Heeft de maatschappij gekregen wat de bedoeling was? Dat klinkt heel eenvoudig, maar is geweldig ingewikkeld. Want democratie is niet altijd efficiënt. Neem het onderzoek naar jeugddetentie, doel: dat jongeren geen criminele carriere hebben. ? jeugdinstellingen moeten ervoor zorgen dat jongeren niet in zelfde fout vallen. Maar het bleek dat men helemaal niet wist of dat lukte ? er waren geen controleerbare gegevens over. Dat was een schok, zelfs voor de Rekenkamer. Het rapport is overigens nog niet klaar, dus de uitkomst van dat onderzoek kan ze niet zeggen. Neem het innovatiebeleid - over hele linie weet je niet waar het geld toe geleid heeft. Dat wil zeggen: de Tweede Kamer kan dus niet controleren of het doel bereikt is omdat de transparantie van de gegevens ontbreekt. Dan doet de Rekenkamer een aanbeveling aan het ministerie hoe die transparantie, ook dankzij de nieuwe informatietechnologie, heel goed mogelijk is. Er moet er dan een omslag bij zo?n ministerie komen ? men moet het willen, er moet energie in gestopt worden, zelfs geld in deze tijden van bezuiniging ? nou ja, ze heeft al gezegd dat ze iemand van de lange lange adem is. Steeds maar weer die rapporten van de Rekenkamer die de doelmatigheid van van alles bekritiseren en aanbevelingen doen die vaak niet opgevolgd worden "Wordt de doelmatigheid van de Rekenkamer zelf onderzocht?" vraagt Clairy"Ja dat gebeurt wel, op deelrapporten", zegt Stuiveling, maar in de opmerking dat de Rekenkamer beperkte macht heeft, kan ze zich wel vinden. En ze benadrukt dat het voorzichtig opereren van de Rekenkamer meer effect heeft dan snoeiharde kritiek op ministeries ? want dan gaan ze op slot, en bereik je niks. Een succesje wil ze wel noemen: haar lange adem heeft ervoor gezorgd dat de jaarrekeningen, die nog niet zo lang geleden 7 jaar achterliepen en dus waardeloos waren, nu binnen een paar maanden beschikbaar zijn. Op een woensdag in mei, op gehaktdag, dan heeft Nederland zijn jaarrekening. |Een optimistische kijk, heeft deze president ? ze ziet deze tijd meer als een periode met kansen dan met risico?s. SAMENVATTING TWEEDE UUR Ook in dit uur ging het nog over de invloed van de Algemene Rekenkamer, zoals ook het uur daarvoor besproken werd. Een van onze luisteraars vroeg zich af wat de Rekenkamer eigenlijk van te voren kan doen. ?Nou niks?, is het antwoord, het beleid moet in uitvoering zijn, dán pas kan de Rekenkamer ook al tijdens het proces in onderzoek komen. Dus bijvoorbeeld het Persoonsgebonden Budget waar veel mensen zich zorgen over maken ? ja dat kan onderzocht worden, maar dat is nog niet besloten door het college van de Rekenkamer. Het college, dat de onderwerpen kiest, bestaat naast de president uit Kees Vendrik en Gerrit de Jong. Wél is al besloten dat het komend jaar fors wordt ingezet op onderzoek naar de AWBZ, waar immers grote veranderingen plaatshebben en waar de bedragen, tegen de bedoeling in, aan het oplopen zijn. Dan is het tijd voor haar persoonlijk leven: dat is begonnen in mei 1945, in de nacht dat Hilversum bevrijd werd, toen werd ze geboren. De spertijd was opgeheven, en vader Garmt kon weer door de nacht naar huis lopen vanaf het ziekenhuis. Zij herinnert zich haar ouders als streng en afwezig ? zowel haar vader als moeder waren de verloren oorlogsjaren aan het inhalen en zaten altijd achter hun bureau, te schrijven. Haar vader was vooraanstaand letterkundige, haar moeder was neerlandica, maar de boekenkasten waar het huis mee vol stond interesseerden Saskia niet. Zij haalt de antropologe Margaret Mead aan met haar theorie over het doorgeven van waarden via verticale en horizontale weg. In een periode na een grote ramp moeten de ouders de manier waarop zij de waarden verticaal, naar beneden toe, doorgeven weer helemaal opnieuw uitvinden. Terwijl kinderen dan voor de horizontale weg kiezen ? die zoeken hun waarden in hun eigen leeftijdsgroep. En zo deed zij het toen, in die na-oorlogse jaren. Zo doet de huidige IT generatie het ook, zegt ze. We zitten immers in een geweldige overgangsmaatschappij, wat de informatie technologie en de crisis betreft ? en deze IT generatie heeft ook horizontale waarden. Het is nu pionieren! Door op een totaal andere manier naar de wereld te kijken, dankzij de technologie en de transparantie van data. Wat haar verdere levenspad betreft: ze vertrok uit de invloedssfeer van de Stuivelingetjes en ging rechten studeren in Rotterdam. Daarna ging ze pionieren door Bedrijfskunde aan de Erasmus universiteit te volgen als eerste vrouw. In de jaren '70 werd ze medewerker van burgemeester André van der Louw van Rotterdam. En daar waren we gebleven in het leven van de president van de algemene Rekenkamer, die nu 66 is en tot haar 70-ste benoemd is....more
Maaike Meijer (1949) is hoogleraar genderstudies aan de universiteit van Maastricht en de biografe van Vasalis. In de jaren ’70 stortte Meijer zich enthousiast in het opkomende feminisme en richtte met anderen de actiegroep Paarse September op. Door hun credo dat ‘penisnijd een parel in de seksenstrijd’ is en dat je als vrouw beter niet met je onderdrukker naar bed gaat, bepaalde de actiegroep het anti mannen imago van de feministische beweging. Later schreef zij als publicist onder andere over het werk van moderne Nederlandse dichteressen, die zij haar ‘beminden’ noemt. Haar publicaties hebben regelmatig tot discussies geleid en hebben het genderperspectief in Nederland gedefinieerd. in 2011 selecteerde ze de 100 beste gedichten voor de VSB Poëzieprijs. En ook verscheen haar biografie van M. Vasalis, waarin ze het tot voorheen erg besloten bestaan van de populaire dichteres ontsloot. Zij sprak met Wim Brands. ------------------------------------- Samenvattingen Wim Brands en Maaike Meijer bevinden zich in de studio te Maastricht: Wim Brands wil vanavond elk uur een motto geven. Het eerste motto is de opening van Vasalis' gedicht ANGST uit de bundel Parken en Woestijnen. Het tweede uur het gedicht AAN EEN BOOM IN HET VONDELPARK. SAMENVATTING EERSTE UUR En direct ging het de diepte in: Angst als essentiele ervaring Over angst is weinig gedicht, constateert Meijer, je bent te blij als je er vanaf bent, het is daarom niet een echt dichterlijk onderwerp. Het meest bang ben ik geweest omdat ik een stotteraar ben, of liever zou ik zeggen was. Een verschrikkelijke spreekangst heb ik gehad, voor een spreekbeurt op school kon ze een nacht lang wakker liggen. Ik ben begonnen met stotteren toen ik een jaar of 11, 12 was. Op de middelbare school werd het steeds erger, op het mondeling examen werd ze speciaal als laatste ingedeeld want men realiseerde zich dat dat wel even kon gaan duren. Over het ontstaan van stotteren tast ze in het duister. Maar als je eenmaal stottert wordt het van lieverlede erger. Haar vader overleed op haar elfde?? , in 1959, een mokerslag die er zeker mee te maken zal hebben. ? Ik had een enorme band met mijn vader, hij was onderwijzer?. Het ging mis in het Binnenziekenhuis in Eindhoven, in feite een onnodig overlijden. Het was een ramp voor het grote gezin, zo?n levenslustige mooie man, een goed huwelijk, ze waren gelukkig? Het is in augustus gebeurd. Ik zat in de 6e klas van de lagere school. In eerste instantie drong het niet tot haar door?. En nog steeds: Ze kan dingen heel goed verdringen?. Maaike was alleen met haar verdriet? Ze had een gedicht geschreven voor haar vader, op haar dertiende, ze gaf haar moeder dat gedicht, het ging over een grote zwarte vlinder die haar zou komen halen om naar mijn vader te gaan? Haar moeder barstte in huilen uit, maar ze troostte dochter Maaike niet, het verdriet van de moeder was te groot om het te delen met haar kinderen?.. Ze had twee levens? Ze heeft veel stotteraars ontmoet: en denkt dat iedere stotteraar zijn eigen verhaal heeft. Ze ging Nederlands studeren en rond haar 25ste kwam ze, ondanks het stotteren, voor de klas te staan?. Haar strategie was: recht er tegen in. Een sprekend beroep, dan heb ik geen tijd om erover te tobben?. Als je je laat regeren door de angst dan kom je er niet vanaf. Immers: Het alternatief zou zijn: sprakeloosheid? Schrijven is zoiets anders dan spreken. Misschien ga je beter schrijven omdat je heel veel synoniemen kent, je beweeglijkheid in de taal wordt ten gevolge van stotteren heel groot?. En dus: ik omarm mijn lot!, en vaak zitten haar hele bright sites aan?. Haar studietijd eind jaren zestig was de tijd van de opstandigheid aan de universiteit. Eigenlijk moest je huizen gaan kraken en revolutie maken, werken was eigenlijk niets? Een taal is net een lichaam, schrijven heeft iets heel erotisch?. Wijze les aan haar studenten: houdt van je tekst! Jouw tekst is onvervangbaar, Niet de vijfde maar de zesde druk van het boek, ongeveer 20.000 exemplaren. Maaike Meijer trof interviewer Wim Brands met de uitspraak: ?Luister, je moet niet bang zijn, je moet vrij zijn?. ? Angst staat namelijk je intuïtie in de weg. Geloof je in de kracht van intuïtie ? Vraagt Brands: ?Nou niet voor iedereen, maar wel voor mij? Maaike Meijer komt op de filosofie van Carl Jung: Je hebt denkers en voelers. En zo heb je ook mensen die goeie waarnemers zijn en mensen die het moeten hebben van de intuïtie. Hoe slaan mensen zich door het leven? De ene mens verschilt totaal van de ander? Hoe bepaal je je essentiële keuzes in het leven: Moet ik dit land aankopen, wordt dit mijn geliefde, moet ik hier gaan wonen? En zo woont ze onder de rook van Maastricht in een karaktervol huis, met land eromheen, contact met het vee, de aarde, aan het water van het Albertkanaal? contact met het boerenleven, het echte leven.. Is dat niet een beetje een cliché? Jawel, maar dat staat niet in de weg dat ik het echt wel zo voel! Haar moeder was een boerendochter, ze kwam uit Bergeijk, en daar was het verrukkelijk. Toen ze trouwde met haar vader werd ze ontslagen op de school waarop ze werkte?. Ze geloofde in de idealen van het onderwijs. Het waren idealistische mensen?toen mijn vader was gestorven name ze weer een baan in het onderwijs?. Andreas Burnier vond Maaike Meijer een zeer intrigerende persoon: ?Meijer,? zei Burnier ooit: ?jij bent de meest opmerkelijke combinatie van introvert en extrovert die ik ken?.? Gelukkig ben je vanavond zeker ook Extrovert, meent Wim?. Maar ook stilte is van groot belang, ze gaat speciaal naar een huisje in een bos, en kijkt dan uren in het bos, en doet niets? Als de ziele luistert, van Gezelle, die regel? daar gaat het om? ?. De tijd als duur?. Mooie mijmeringen, zoals die zeldzaam zijn op radio 1, maar wel worden uitgesproken in het Marathoninterview? SAMENVATTING TWEEDE UUR Dertig jaar heeft Maaike Meijer gewoond in Amsterdam en de liefde voor de stad is groot. Het brengt Maaike Meijer tot het filosoferen over planologische oplossingen voor de enorme stroom van toeristen in het centrum. Het heeft een ziel dat stuk Amsterdam?. En natuurlijk moeten toeristen daarvan mee kunnen genieten , maar misschien toch liever niet teveel. Het leven dat bij een stad hoort dreigt dan te moeten wijken?. Venetie is al aan dat omslagpunt voorbij. Je moet niet klagen maar aan een oplossing denken. Toeristen moet je op een andere plek laten landen dan in het centrum . In de Pijp zijn bijvoorbeeld?. ook mooie plekken. Je moet zorgen dat je het kapitalisme niet zijn gang laat gaan?. Hoe moet je de duurzaamheid behouden?. De wereldwijde tendens is urbanisatie, en dus moeten we nadenken over nieuwe vormen van urbanisatie en daar kan ik uren lang over liggen nadenken. Wijze lessen van Maaike Meijer: Ben je een constructieve persoonlijkheid?. Ja je moet altijd denken: we kunnen de wereld herscheppen? Mee bewegen met de krachten die er zijn.. net als zeilen?. Hoe is de wind? daar moet je mee bewegen en gebruik van maken? Wim Brands probeert de angst van het eerste uur te koppelen aan een van de gespreksonderwerpen in het tweede uur: de Radicale veranderingsdrift bij De Paarse September. Die houding , Dat recht er tegen in, speelde waarschijnlijk ook op bij het oprichten van De Paarse September, lesbisch feministische beweging vernoemd naar de Palestijnse terroristische organisatie De zwarte September. Wat terrorisme is weten we nu beter dan toen, zegt Maaike Meijer? Links Nederland praatte soms terroristische acties goed?. Mao, de massamoordenaar, werd ook ontzettend vereerd, ja? ook door mij. Dat radicalisme van die jaren was zeker ook constructief: we waren een lesbische actiegroep, geboren in een veel grotere feministische beweging?. Wij vonden ons in die groepen een wormvormig aanhangsel want het ging niet over de man-vrouw verhoudingen?. We vonden de andere feministische groepen te zoetsappig en te gematigd?. Het belangrijke van die groepen was dat de vrouwen zich altijd bekeken voelden door de ogen van mannen?. Du moment dat er een man binnen kwam was de onderlinge solidariteit tussen vrouwen weg?. Het was een collectief minderwaardigheidscomplex? Ik woonde net in Amsterdam, ik was 19, ik wist al vanaf mijn elfde dat ik lesbisch was? toen ik een kaboutertje was was ik verliefd op de leidster, een verzengende liefde was dat . Later was ik enorm gecharmeerd van meisjes, ook wel eens van een heel vrouwelijke jongen. Aan heteroseksualiteit zit een kant: dat zijn de regels van de slavernij, het was bloedig serieus. En vrouwen vonden dat heel erg bedreigend. We waren ook allemaal lid van de homoseksuele vereniging het COC, als lesbiennes, we wilden feminisme en lesbo zijn combineren. Maar het COC zei: er moeten mannen bij! Zelfs in een homoseksuele vereniging. Ben je wel eens bang voor je eigen radicalisme geweest? Er waren wel mensen in mijn omgeving die zeiden: wat ben je radicaal geworden? Op een gegeven moment ben je zozeer de gevangene van je eigen gelijk, dat je wel MOET doorgaan? want er zijn steeds minder die je zienswijze delen? en je moet dus steeds harder de weinigen die het nog met je eens zijn overtuigen van je gelijk?. Een achteraf zeer gevaarlijke ontwikkeling, zoals die ook in de RAF zal hebben gespeeld?. Totdat het inzicht komt dat het leven complexer is en veelzijdiger en mooier dan het radicalisme. Radicalisme is het verlangen om dingen te versimpelen en kan leiden tot geweld? SAMENVATTING DERDE UUR Over naar de 'de bedrieglijke eenvoud' Vasalis. Waarom riep haar poëzie zoveel agressie op? Meijer: dat had ongetwijfeld te maken met de verkoopcijfers. De reflex was: dat verkoopt zo goed dat kan haast niet goed wezen. Vooral als een vrouw dat doet. Dat heeft een lange geschiedenis. Als AFT van der Heijden over het verlies van zijn zoon schrijft vindt iedereen het prachtig, als een vrouw dat doet kan ze het wel schudden, dan wordt het kitsch genoemd. Waarom is dat, vraagt Wim. Als een man het opschrijft is het geen cultureel cliché: mannen zijn dapper, en als ze dat eens niet doen vinden we het mooi. Als een vrouw zo?n verlies beschrijft beantwoordt het aan een verwachting. Het is niet cool om teveel over emoties te schrijven. Van Anna Enquist, Esther Jansma, Vasalis wordt het niet gepikt. Maar zo is het altijd: Als mannen kinderen opvoeden is het al snel prachtig. Terwijl als vrouwen kinderen opvoeden kijkt niemand op, en sterker: dan doen ze het nooit goed genoeg Over de Vasalis-biografie gaat het vanaf ongeveer 22:20: Ze was zo gesloten en gesteld op haar privacy, heeft Maaike Meijer wel eens getwijfeld ..? Wat zou ze haar gevraagd willen hebben? Meijer: Mijn interpretatie van het gedicht UITTOCHT zou ik haar willen voorleggen. Ik heb zelf een verklaring gegeven voor haar stoppen met publiceren van Vasalis na de drie beroemde bundels. Ze heeft in 1954 enkele gedichten geschreven die zo verpletterend zijn. 'En zo eigenlijk alles beschrijven '.. HERFST en UITTOCHT'.. in die gedichten wordt een soort leegte bereikt' het beschrijft een soort nieuwheid waarna verder eigenlijk niets meer te gebeuren'. Laatste regel 'kom ! Lopende op blote voeten'...more
Maaike Meijer (1949) is hoogleraar genderstudies aan de universiteit van Maastricht en de biografe van Vasalis. In de jaren ’70 stortte Meijer zich enthousiast in het opkomende feminisme en richtte met anderen de actiegroep Paarse September op. Door hun credo dat ‘penisnijd een parel in de seksenstrijd’ is en dat je als vrouw beter niet met je onderdrukker naar bed gaat, bepaalde de actiegroep het anti mannen imago van de feministische beweging. Later schreef zij als publicist onder andere over het werk van moderne Nederlandse dichteressen, die zij haar ‘beminden’ noemt. Haar publicaties hebben regelmatig tot discussies geleid en hebben het genderperspectief in Nederland gedefinieerd. in 2011 selecteerde ze de 100 beste gedichten voor de VSB Poëzieprijs. En ook verscheen haar biografie van M. Vasalis, waarin ze het tot voorheen erg besloten bestaan van de populaire dichteres ontsloot. Zij sprak met Wim Brands. ------------------------------------- Samenvattingen Wim Brands en Maaike Meijer bevinden zich in de studio te Maastricht: Wim Brands wil vanavond elk uur een motto geven. Het eerste motto is de opening van Vasalis' gedicht ANGST uit de bundel Parken en Woestijnen. Het tweede uur het gedicht AAN EEN BOOM IN HET VONDELPARK. SAMENVATTING EERSTE UUR En direct ging het de diepte in: Angst als essentiele ervaring Over angst is weinig gedicht, constateert Meijer, je bent te blij als je er vanaf bent, het is daarom niet een echt dichterlijk onderwerp. Het meest bang ben ik geweest omdat ik een stotteraar ben, of liever zou ik zeggen was. Een verschrikkelijke spreekangst heb ik gehad, voor een spreekbeurt op school kon ze een nacht lang wakker liggen. Ik ben begonnen met stotteren toen ik een jaar of 11, 12 was. Op de middelbare school werd het steeds erger, op het mondeling examen werd ze speciaal als laatste ingedeeld want men realiseerde zich dat dat wel even kon gaan duren. Over het ontstaan van stotteren tast ze in het duister. Maar als je eenmaal stottert wordt het van lieverlede erger. Haar vader overleed op haar elfde?? , in 1959, een mokerslag die er zeker mee te maken zal hebben. ? Ik had een enorme band met mijn vader, hij was onderwijzer?. Het ging mis in het Binnenziekenhuis in Eindhoven, in feite een onnodig overlijden. Het was een ramp voor het grote gezin, zo?n levenslustige mooie man, een goed huwelijk, ze waren gelukkig? Het is in augustus gebeurd. Ik zat in de 6e klas van de lagere school. In eerste instantie drong het niet tot haar door?. En nog steeds: Ze kan dingen heel goed verdringen?. Maaike was alleen met haar verdriet? Ze had een gedicht geschreven voor haar vader, op haar dertiende, ze gaf haar moeder dat gedicht, het ging over een grote zwarte vlinder die haar zou komen halen om naar mijn vader te gaan? Haar moeder barstte in huilen uit, maar ze troostte dochter Maaike niet, het verdriet van de moeder was te groot om het te delen met haar kinderen?.. Ze had twee levens? Ze heeft veel stotteraars ontmoet: en denkt dat iedere stotteraar zijn eigen verhaal heeft. Ze ging Nederlands studeren en rond haar 25ste kwam ze, ondanks het stotteren, voor de klas te staan?. Haar strategie was: recht er tegen in. Een sprekend beroep, dan heb ik geen tijd om erover te tobben?. Als je je laat regeren door de angst dan kom je er niet vanaf. Immers: Het alternatief zou zijn: sprakeloosheid? Schrijven is zoiets anders dan spreken. Misschien ga je beter schrijven omdat je heel veel synoniemen kent, je beweeglijkheid in de taal wordt ten gevolge van stotteren heel groot?. En dus: ik omarm mijn lot!, en vaak zitten haar hele bright sites aan?. Haar studietijd eind jaren zestig was de tijd van de opstandigheid aan de universiteit. Eigenlijk moest je huizen gaan kraken en revolutie maken, werken was eigenlijk niets? Een taal is net een lichaam, schrijven heeft iets heel erotisch?. Wijze les aan haar studenten: houdt van je tekst! Jouw tekst is onvervangbaar, Niet de vijfde maar de zesde druk van het boek, ongeveer 20.000 exemplaren. Maaike Meijer trof interviewer Wim Brands met de uitspraak: ?Luister, je moet niet bang zijn, je moet vrij zijn?. ? Angst staat namelijk je intuïtie in de weg. Geloof je in de kracht van intuïtie ? Vraagt Brands: ?Nou niet voor iedereen, maar wel voor mij? Maaike Meijer komt op de filosofie van Carl Jung: Je hebt denkers en voelers. En zo heb je ook mensen die goeie waarnemers zijn en mensen die het moeten hebben van de intuïtie. Hoe slaan mensen zich door het leven? De ene mens verschilt totaal van de ander? Hoe bepaal je je essentiële keuzes in het leven: Moet ik dit land aankopen, wordt dit mijn geliefde, moet ik hier gaan wonen? En zo woont ze onder de rook van Maastricht in een karaktervol huis, met land eromheen, contact met het vee, de aarde, aan het water van het Albertkanaal? contact met het boerenleven, het echte leven.. Is dat niet een beetje een cliché? Jawel, maar dat staat niet in de weg dat ik het echt wel zo voel! Haar moeder was een boerendochter, ze kwam uit Bergeijk, en daar was het verrukkelijk. Toen ze trouwde met haar vader werd ze ontslagen op de school waarop ze werkte?. Ze geloofde in de idealen van het onderwijs. Het waren idealistische mensen?toen mijn vader was gestorven name ze weer een baan in het onderwijs?. Andreas Burnier vond Maaike Meijer een zeer intrigerende persoon: ?Meijer,? zei Burnier ooit: ?jij bent de meest opmerkelijke combinatie van introvert en extrovert die ik ken?.? Gelukkig ben je vanavond zeker ook Extrovert, meent Wim?. Maar ook stilte is van groot belang, ze gaat speciaal naar een huisje in een bos, en kijkt dan uren in het bos, en doet niets? Als de ziele luistert, van Gezelle, die regel? daar gaat het om? ?. De tijd als duur?. Mooie mijmeringen, zoals die zeldzaam zijn op radio 1, maar wel worden uitgesproken in het Marathoninterview? SAMENVATTING TWEEDE UUR Dertig jaar heeft Maaike Meijer gewoond in Amsterdam en de liefde voor de stad is groot. Het brengt Maaike Meijer tot het filosoferen over planologische oplossingen voor de enorme stroom van toeristen in het centrum. Het heeft een ziel dat stuk Amsterdam?. En natuurlijk moeten toeristen daarvan mee kunnen genieten , maar misschien toch liever niet teveel. Het leven dat bij een stad hoort dreigt dan te moeten wijken?. Venetie is al aan dat omslagpunt voorbij. Je moet niet klagen maar aan een oplossing denken. Toeristen moet je op een andere plek laten landen dan in het centrum . In de Pijp zijn bijvoorbeeld?. ook mooie plekken. Je moet zorgen dat je het kapitalisme niet zijn gang laat gaan?. Hoe moet je de duurzaamheid behouden?. De wereldwijde tendens is urbanisatie, en dus moeten we nadenken over nieuwe vormen van urbanisatie en daar kan ik uren lang over liggen nadenken. Wijze lessen van Maaike Meijer: Ben je een constructieve persoonlijkheid?. Ja je moet altijd denken: we kunnen de wereld herscheppen? Mee bewegen met de krachten die er zijn.. net als zeilen?. Hoe is de wind? daar moet je mee bewegen en gebruik van maken? Wim Brands probeert de angst van het eerste uur te koppelen aan een van de gespreksonderwerpen in het tweede uur: de Radicale veranderingsdrift bij De Paarse September. Die houding , Dat recht er tegen in, speelde waarschijnlijk ook op bij het oprichten van De Paarse September, lesbisch feministische beweging vernoemd naar de Palestijnse terroristische organisatie De zwarte September. Wat terrorisme is weten we nu beter dan toen, zegt Maaike Meijer? Links Nederland praatte soms terroristische acties goed?. Mao, de massamoordenaar, werd ook ontzettend vereerd, ja? ook door mij. Dat radicalisme van die jaren was zeker ook constructief: we waren een lesbische actiegroep, geboren in een veel grotere feministische beweging?. Wij vonden ons in die groepen een wormvormig aanhangsel want het ging niet over de man-vrouw verhoudingen?. We vonden de andere feministische groepen te zoetsappig en te gematigd?. Het belangrijke van die groepen was dat de vrouwen zich altijd bekeken voelden door de ogen van mannen?. Du moment dat er een man binnen kwam was de onderlinge solidariteit tussen vrouwen weg?. Het was een collectief minderwaardigheidscomplex? Ik woonde net in Amsterdam, ik was 19, ik wist al vanaf mijn elfde dat ik lesbisch was? toen ik een kaboutertje was was ik verliefd op de leidster, een verzengende liefde was dat . Later was ik enorm gecharmeerd van meisjes, ook wel eens van een heel vrouwelijke jongen. Aan heteroseksualiteit zit een kant: dat zijn de regels van de slavernij, het was bloedig serieus. En vrouwen vonden dat heel erg bedreigend. We waren ook allemaal lid van de homoseksuele vereniging het COC, als lesbiennes, we wilden feminisme en lesbo zijn combineren. Maar het COC zei: er moeten mannen bij! Zelfs in een homoseksuele vereniging. Ben je wel eens bang voor je eigen radicalisme geweest? Er waren wel mensen in mijn omgeving die zeiden: wat ben je radicaal geworden? Op een gegeven moment ben je zozeer de gevangene van je eigen gelijk, dat je wel MOET doorgaan? want er zijn steeds minder die je zienswijze delen? en je moet dus steeds harder de weinigen die het nog met je eens zijn overtuigen van je gelijk?. Een achteraf zeer gevaarlijke ontwikkeling, zoals die ook in de RAF zal hebben gespeeld?. Totdat het inzicht komt dat het leven complexer is en veelzijdiger en mooier dan het radicalisme. Radicalisme is het verlangen om dingen te versimpelen en kan leiden tot geweld? SAMENVATTING DERDE UUR Over naar de 'de bedrieglijke eenvoud' Vasalis. Waarom riep haar poëzie zoveel agressie op? Meijer: dat had ongetwijfeld te maken met de verkoopcijfers. De reflex was: dat verkoopt zo goed dat kan haast niet goed wezen. Vooral als een vrouw dat doet. Dat heeft een lange geschiedenis. Als AFT van der Heijden over het verlies van zijn zoon schrijft vindt iedereen het prachtig, als een vrouw dat doet kan ze het wel schudden, dan wordt het kitsch genoemd. Waarom is dat, vraagt Wim. Als een man het opschrijft is het geen cultureel cliché: mannen zijn dapper, en als ze dat eens niet doen vinden we het mooi. Als een vrouw zo?n verlies beschrijft beantwoordt het aan een verwachting. Het is niet cool om teveel over emoties te schrijven. Van Anna Enquist, Esther Jansma, Vasalis wordt het niet gepikt. Maar zo is het altijd: Als mannen kinderen opvoeden is het al snel prachtig. Terwijl als vrouwen kinderen opvoeden kijkt niemand op, en sterker: dan doen ze het nooit goed genoeg Over de Vasalis-biografie gaat het vanaf ongeveer 22:20: Ze was zo gesloten en gesteld op haar privacy, heeft Maaike Meijer wel eens getwijfeld ..? Wat zou ze haar gevraagd willen hebben? Meijer: Mijn interpretatie van het gedicht UITTOCHT zou ik haar willen voorleggen. Ik heb zelf een verklaring gegeven voor haar stoppen met publiceren van Vasalis na de drie beroemde bundels. Ze heeft in 1954 enkele gedichten geschreven die zo verpletterend zijn. 'En zo eigenlijk alles beschrijven '.. HERFST en UITTOCHT'.. in die gedichten wordt een soort leegte bereikt' het beschrijft een soort nieuwheid waarna verder eigenlijk niets meer te gebeuren'. Laatste regel 'kom ! Lopende op blote voeten'...more
Maaike Meijer (1949) is hoogleraar genderstudies aan de universiteit van Maastricht en de biografe van Vasalis. In de jaren ’70 stortte Meijer zich enthousiast in het opkomende feminisme en richtte met anderen de actiegroep Paarse September op. Door hun credo dat ‘penisnijd een parel in de seksenstrijd’ is en dat je als vrouw beter niet met je onderdrukker naar bed gaat, bepaalde de actiegroep het anti mannen imago van de feministische beweging. Later schreef zij als publicist onder andere over het werk van moderne Nederlandse dichteressen, die zij haar ‘beminden’ noemt. Haar publicaties hebben regelmatig tot discussies geleid en hebben het genderperspectief in Nederland gedefinieerd. in 2011 selecteerde ze de 100 beste gedichten voor de VSB Poëzieprijs. En ook verscheen haar biografie van M. Vasalis, waarin ze het tot voorheen erg besloten bestaan van de populaire dichteres ontsloot. Zij sprak met Wim Brands. ------------------------------------- Samenvattingen Wim Brands en Maaike Meijer bevinden zich in de studio te Maastricht: Wim Brands wil vanavond elk uur een motto geven. Het eerste motto is de opening van Vasalis' gedicht ANGST uit de bundel Parken en Woestijnen. Het tweede uur het gedicht AAN EEN BOOM IN HET VONDELPARK. SAMENVATTING EERSTE UUR En direct ging het de diepte in: Angst als essentiele ervaring Over angst is weinig gedicht, constateert Meijer, je bent te blij als je er vanaf bent, het is daarom niet een echt dichterlijk onderwerp. Het meest bang ben ik geweest omdat ik een stotteraar ben, of liever zou ik zeggen was. Een verschrikkelijke spreekangst heb ik gehad, voor een spreekbeurt op school kon ze een nacht lang wakker liggen. Ik ben begonnen met stotteren toen ik een jaar of 11, 12 was. Op de middelbare school werd het steeds erger, op het mondeling examen werd ze speciaal als laatste ingedeeld want men realiseerde zich dat dat wel even kon gaan duren. Over het ontstaan van stotteren tast ze in het duister. Maar als je eenmaal stottert wordt het van lieverlede erger. Haar vader overleed op haar elfde?? , in 1959, een mokerslag die er zeker mee te maken zal hebben. ? Ik had een enorme band met mijn vader, hij was onderwijzer?. Het ging mis in het Binnenziekenhuis in Eindhoven, in feite een onnodig overlijden. Het was een ramp voor het grote gezin, zo?n levenslustige mooie man, een goed huwelijk, ze waren gelukkig? Het is in augustus gebeurd. Ik zat in de 6e klas van de lagere school. In eerste instantie drong het niet tot haar door?. En nog steeds: Ze kan dingen heel goed verdringen?. Maaike was alleen met haar verdriet? Ze had een gedicht geschreven voor haar vader, op haar dertiende, ze gaf haar moeder dat gedicht, het ging over een grote zwarte vlinder die haar zou komen halen om naar mijn vader te gaan? Haar moeder barstte in huilen uit, maar ze troostte dochter Maaike niet, het verdriet van de moeder was te groot om het te delen met haar kinderen?.. Ze had twee levens? Ze heeft veel stotteraars ontmoet: en denkt dat iedere stotteraar zijn eigen verhaal heeft. Ze ging Nederlands studeren en rond haar 25ste kwam ze, ondanks het stotteren, voor de klas te staan?. Haar strategie was: recht er tegen in. Een sprekend beroep, dan heb ik geen tijd om erover te tobben?. Als je je laat regeren door de angst dan kom je er niet vanaf. Immers: Het alternatief zou zijn: sprakeloosheid? Schrijven is zoiets anders dan spreken. Misschien ga je beter schrijven omdat je heel veel synoniemen kent, je beweeglijkheid in de taal wordt ten gevolge van stotteren heel groot?. En dus: ik omarm mijn lot!, en vaak zitten haar hele bright sites aan?. Haar studietijd eind jaren zestig was de tijd van de opstandigheid aan de universiteit. Eigenlijk moest je huizen gaan kraken en revolutie maken, werken was eigenlijk niets? Een taal is net een lichaam, schrijven heeft iets heel erotisch?. Wijze les aan haar studenten: houdt van je tekst! Jouw tekst is onvervangbaar, Niet de vijfde maar de zesde druk van het boek, ongeveer 20.000 exemplaren. Maaike Meijer trof interviewer Wim Brands met de uitspraak: ?Luister, je moet niet bang zijn, je moet vrij zijn?. ? Angst staat namelijk je intuïtie in de weg. Geloof je in de kracht van intuïtie ? Vraagt Brands: ?Nou niet voor iedereen, maar wel voor mij? Maaike Meijer komt op de filosofie van Carl Jung: Je hebt denkers en voelers. En zo heb je ook mensen die goeie waarnemers zijn en mensen die het moeten hebben van de intuïtie. Hoe slaan mensen zich door het leven? De ene mens verschilt totaal van de ander? Hoe bepaal je je essentiële keuzes in het leven: Moet ik dit land aankopen, wordt dit mijn geliefde, moet ik hier gaan wonen? En zo woont ze onder de rook van Maastricht in een karaktervol huis, met land eromheen, contact met het vee, de aarde, aan het water van het Albertkanaal? contact met het boerenleven, het echte leven.. Is dat niet een beetje een cliché? Jawel, maar dat staat niet in de weg dat ik het echt wel zo voel! Haar moeder was een boerendochter, ze kwam uit Bergeijk, en daar was het verrukkelijk. Toen ze trouwde met haar vader werd ze ontslagen op de school waarop ze werkte?. Ze geloofde in de idealen van het onderwijs. Het waren idealistische mensen?toen mijn vader was gestorven name ze weer een baan in het onderwijs?. Andreas Burnier vond Maaike Meijer een zeer intrigerende persoon: ?Meijer,? zei Burnier ooit: ?jij bent de meest opmerkelijke combinatie van introvert en extrovert die ik ken?.? Gelukkig ben je vanavond zeker ook Extrovert, meent Wim?. Maar ook stilte is van groot belang, ze gaat speciaal naar een huisje in een bos, en kijkt dan uren in het bos, en doet niets? Als de ziele luistert, van Gezelle, die regel? daar gaat het om? ?. De tijd als duur?. Mooie mijmeringen, zoals die zeldzaam zijn op radio 1, maar wel worden uitgesproken in het Marathoninterview? SAMENVATTING TWEEDE UUR Dertig jaar heeft Maaike Meijer gewoond in Amsterdam en de liefde voor de stad is groot. Het brengt Maaike Meijer tot het filosoferen over planologische oplossingen voor de enorme stroom van toeristen in het centrum. Het heeft een ziel dat stuk Amsterdam?. En natuurlijk moeten toeristen daarvan mee kunnen genieten , maar misschien toch liever niet teveel. Het leven dat bij een stad hoort dreigt dan te moeten wijken?. Venetie is al aan dat omslagpunt voorbij. Je moet niet klagen maar aan een oplossing denken. Toeristen moet je op een andere plek laten landen dan in het centrum . In de Pijp zijn bijvoorbeeld?. ook mooie plekken. Je moet zorgen dat je het kapitalisme niet zijn gang laat gaan?. Hoe moet je de duurzaamheid behouden?. De wereldwijde tendens is urbanisatie, en dus moeten we nadenken over nieuwe vormen van urbanisatie en daar kan ik uren lang over liggen nadenken. Wijze lessen van Maaike Meijer: Ben je een constructieve persoonlijkheid?. Ja je moet altijd denken: we kunnen de wereld herscheppen? Mee bewegen met de krachten die er zijn.. net als zeilen?. Hoe is de wind? daar moet je mee bewegen en gebruik van maken? Wim Brands probeert de angst van het eerste uur te koppelen aan een van de gespreksonderwerpen in het tweede uur: de Radicale veranderingsdrift bij De Paarse September. Die houding , Dat recht er tegen in, speelde waarschijnlijk ook op bij het oprichten van De Paarse September, lesbisch feministische beweging vernoemd naar de Palestijnse terroristische organisatie De zwarte September. Wat terrorisme is weten we nu beter dan toen, zegt Maaike Meijer? Links Nederland praatte soms terroristische acties goed?. Mao, de massamoordenaar, werd ook ontzettend vereerd, ja? ook door mij. Dat radicalisme van die jaren was zeker ook constructief: we waren een lesbische actiegroep, geboren in een veel grotere feministische beweging?. Wij vonden ons in die groepen een wormvormig aanhangsel want het ging niet over de man-vrouw verhoudingen?. We vonden de andere feministische groepen te zoetsappig en te gematigd?. Het belangrijke van die groepen was dat de vrouwen zich altijd bekeken voelden door de ogen van mannen?. Du moment dat er een man binnen kwam was de onderlinge solidariteit tussen vrouwen weg?. Het was een collectief minderwaardigheidscomplex? Ik woonde net in Amsterdam, ik was 19, ik wist al vanaf mijn elfde dat ik lesbisch was? toen ik een kaboutertje was was ik verliefd op de leidster, een verzengende liefde was dat . Later was ik enorm gecharmeerd van meisjes, ook wel eens van een heel vrouwelijke jongen. Aan heteroseksualiteit zit een kant: dat zijn de regels van de slavernij, het was bloedig serieus. En vrouwen vonden dat heel erg bedreigend. We waren ook allemaal lid van de homoseksuele vereniging het COC, als lesbiennes, we wilden feminisme en lesbo zijn combineren. Maar het COC zei: er moeten mannen bij! Zelfs in een homoseksuele vereniging. Ben je wel eens bang voor je eigen radicalisme geweest? Er waren wel mensen in mijn omgeving die zeiden: wat ben je radicaal geworden? Op een gegeven moment ben je zozeer de gevangene van je eigen gelijk, dat je wel MOET doorgaan? want er zijn steeds minder die je zienswijze delen? en je moet dus steeds harder de weinigen die het nog met je eens zijn overtuigen van je gelijk?. Een achteraf zeer gevaarlijke ontwikkeling, zoals die ook in de RAF zal hebben gespeeld?. Totdat het inzicht komt dat het leven complexer is en veelzijdiger en mooier dan het radicalisme. Radicalisme is het verlangen om dingen te versimpelen en kan leiden tot geweld? SAMENVATTING DERDE UUR Over naar de 'de bedrieglijke eenvoud' Vasalis. Waarom riep haar poëzie zoveel agressie op? Meijer: dat had ongetwijfeld te maken met de verkoopcijfers. De reflex was: dat verkoopt zo goed dat kan haast niet goed wezen. Vooral als een vrouw dat doet. Dat heeft een lange geschiedenis. Als AFT van der Heijden over het verlies van zijn zoon schrijft vindt iedereen het prachtig, als een vrouw dat doet kan ze het wel schudden, dan wordt het kitsch genoemd. Waarom is dat, vraagt Wim. Als een man het opschrijft is het geen cultureel cliché: mannen zijn dapper, en als ze dat eens niet doen vinden we het mooi. Als een vrouw zo?n verlies beschrijft beantwoordt het aan een verwachting. Het is niet cool om teveel over emoties te schrijven. Van Anna Enquist, Esther Jansma, Vasalis wordt het niet gepikt. Maar zo is het altijd: Als mannen kinderen opvoeden is het al snel prachtig. Terwijl als vrouwen kinderen opvoeden kijkt niemand op, en sterker: dan doen ze het nooit goed genoeg Over de Vasalis-biografie gaat het vanaf ongeveer 22:20: Ze was zo gesloten en gesteld op haar privacy, heeft Maaike Meijer wel eens getwijfeld ..? Wat zou ze haar gevraagd willen hebben? Meijer: Mijn interpretatie van het gedicht UITTOCHT zou ik haar willen voorleggen. Ik heb zelf een verklaring gegeven voor haar stoppen met publiceren van Vasalis na de drie beroemde bundels. Ze heeft in 1954 enkele gedichten geschreven die zo verpletterend zijn. 'En zo eigenlijk alles beschrijven '.. HERFST en UITTOCHT'.. in die gedichten wordt een soort leegte bereikt' het beschrijft een soort nieuwheid waarna verder eigenlijk niets meer te gebeuren'. Laatste regel 'kom ! Lopende op blote voeten'...more
Hij schreef in 2011 een boek: ‘Geert Wilders, Tovenaarsleerling’ over een politiek fenomeen dat nogal wat stof doet opwaaien. Fennema vind dat ieder vogeltje moet zingen zoals het gezind is en deed dat tweede kerstdag zelf drie uur lang op Radio1 met Anton de Goede. ------------------------------------- Politicoloog Hij is iemand die kiest voor de dwarsligger, iemand die zelf graag tegendraads is en iemand die een moeilijk gesprek niet uit de weg gaat. Hij kroop in de huid en de gedachtewereld van Geert Wilders en schreef een biografie over deze Tovenaarsleerling, zonder hem ooit ontmoet te hebben en hij mengt zich graag in het publieke debat. Meindert Fennema werd geboren in Leeuwarden in 1946. Daarna belandde het Friese gezin in Zeist waar hij verder opgroeide. Deze zoon van een keurmeester in het slachthuis studeerde sociologie in Utrecht en politicologie in Amsterdam. Hij was lid van de Communistische Partij maar ook van het Studentencorps. Misschien veelzeggend voor het laveren tussen verschillende milieus en opvattingen, waarin hij altijd sterk moet zijn geweest. Sinds 1975 is Fennema verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. In 1981 promoveerde hij met het proefschrift International Networks of Banks and Industry. Hij is inmiddels al heel wat jaren hoogleraar aan de afdeling politicologie en het Instituut voor Migratie en Etnische Studies en hij bekleedt de leerstoel politieke theorie van etnische verhoudingen. Fennema heeft vele wetenschappelijke publicaties op zijn naam staan op zijn vakgebied. Tevens mengt hij zich veel in het publieke debat met bijdragen op de opiniepagina's van dag- en weekbladen. Behalve het net genoemde Geert Wilders, Tovenaarsleerling, dat vorig jaar verscheen, schreef hij De Moderne Democratie. Geschiedenis van een Politieke Theorie’ in 2001. In 2007 verscheen de biografie van Dr. Hans Max Hirschfeld, dat hij samen met John Rhijnsburger schreef. Hirschfeld was een Nederlandse econoom die tijdens en na de oorlog een belangrijke rol heeft gespeeld onder meer bij de dekolonisatie van Indonesië. Was Fennema van oorsprong onderdeel van het linkse establishment, marxist en lid van de CPN, later toonde hij een grote fascinatie en begrip voor rechtse politieke denkers en politici. Hij verdedigde de democratische rechten van Pim Fortuyn en Hans Janmaat, voor hij zich inleefde in Wilders. Fennema gaat tot het uiterste om het recht te verdedigen van zijn politieke tegenstanders om zich te uiten. Meindert Fennema leeft met vrouw en dochter in Aerdenhout. Uit een eerder huwelijk heeft hij nog een dochter. SAMENVATTING EERSTE UUR Fennema is net terug uit de Dominicaanse republiek, waar hij vaak komt, en daar werkte hij aan zijn nieuwe roman, zoals hij zegt – maar je hebt toch nooit een roman geschreven, merkt de Goede op, dus dit wordt eventueel je eerste roman? Ja dat komt zo, hij kreeg kritiek op het literaire verzonnen gedeelte van zijn boek over Wilders. Het wordt du stijd om écht aan een roman te gaan werken. Over een jongen die liever in een abattoir zit dan op school. Het is het autobiografische verhaal van het Friese jongetje dat in Zeist opgroeit. Het jongetje dat spastisch was en werd gepest door de andere kinderen, en in dat slachthuis was het een beschermde wereld. Hij was de zoon van de keurmeester, en er werkten van allerlei mensen met een zwakke maatschappelijke positie, die aardig voor hem waren. Opgroeien te midden van slagers, darmenwassers – dat levert de vraag op: roept de Partij voor de dieren zijn sympathie op? Nou niet echt, want die actie tegen het ritueel slachten kan hem niet bekoren. Want goed ritueel slachten met een mes is volgens deze kenner niet pijnlijker dan een andere slachtdood. Ook kwam nog even langs dat zijn licht slepende trek als gevolg van het licht spastisch zijn op latere leeftijd aantrekkelijk bleek te zijn voor vrouwen – die houden immers van een klein gebrek. Hij wilde landbouwkundig ingenieur worden, maar bij nader inzien was hij meer geïnteresseerd in mensen dan in bomen, en hij ging sociologie studeren. En hij werd lid van het corps in 1965, Een jaar nadat er een kwestie had gespeeld met een corpslid dat tijdens de ontgroening in een roetkap gestikt was. Links wilde de ontgroening verbieden waarop Fennema een artikel schreef waarin hij stelde: nee, juist niet verbieden, want die rechtsen sterven vanzelf wel uit met deze methoden. Toen werd hij bedreigd door corpsleden die deze vorm van ironie niet konden waarderen. Roeien, paardrijden, bij de weerbaarheid, dat kon allemaal niet vanwege zijn spasticiteit, hij moest toch op een andere manier opvallen. In 1967 besloot hij met een groep, collectief het Corps-lidmaatschap op te geven. Hij vertrok naar Amsterdam, Utrecht werd te klein. We sprongen naar het boek ‘Wilders, Tovenaarsleerling’, dat vorig jaar verscheen. Het is een reconstructie van Wilders door de jaren heen, met tussendoor verzonnen gedachtes. Het boek werd door journalisten neergesabeld, onder andere door dat verzonnen gedeelte. Is het een studentikoze grap? Vraagt Anton de Goede, dat je van die gedachtes erin hebt gestopt? Nou het was meer: ik ben nu oud genoeg om te doen waar ik zin in heb, en daar had ik nou zin in. “Maar bagatelliseer je Wilders niet als werkelijk gevaar, als slecht mens?” Vroeg Anton, Meindert: “Dat is al een verkeerd uitgangspunt, om hem een slecht mens te noemen en dus jezelf blijkbaar goed te noemen.” SAMENVATTING TWEEDE UUR Het begon met een citaat dat Fennema gebruikt in zijn boek over Wilders. Een citaat van Harry Mulisch uit ‘Bericht aan de rattenkoning’ waarin hij zegt dat het politieke probleem van de wereld doodsimpel is, en dat wie beweert van niet, dat niet diens bewering onderzocht moet worden, maar zijn motief om dat te beweren. Dat is de kern van het communisme – zegt Fennema, terwijl we in die jaren allemaal Mulisch nog wel bewonderden. Zijn afkeer over communistische sympathieën betreft ook hemzelf – want Fennema werd lid van de CPN en hij noemt dit achteraf bekeken een onvergefelijke daad. Lid worden van een beweging van massamoordenaars. De CPN die toen de banden opzei met de Sovjet Unie want die was niet stalinistisch genoeg. Castro’s Cuba en Noord-Korea werden verheerlijkt. In die jaren 60 dacht de marxist Fennema in klassentegenstellingen en in opstand. Zo was er zijn strijd tegen de hoogleraar Daudt, waarover Fennema geen spijt voelt. Maar hij heeft wel spijt dat hij het leven zuur heeft gemaakt van de redelijke en onafhankelijk denkende hoogleraar Peter Bahr. Bahr is overleden, Fennema heeft nu bedacht om het geld dat hij met zijn Wilders boek verdient, een paar duizend euro per jaar, aan het Universitair Asielfonds te doneren. Het asielfonds waarvoor ook Bahr zich ingezet had. De schaamte die hij voelt is dat “wij van de CPN moreel eigenaar van het oorlogsleed waren– van de Februaristaking, van het antifascisme”. En zo iemand als Bahr die het echte oorlogsleed had ondergaan, heeft hij aangevallen. Omdat Bahr, die bij de oprichting van D66 betrokken was, de vleesgeworden redelijkheid was. Ik zag hem als iemand die de macht wilde behouden met redelijkheid. Wil je dan niks verdienen met dat boek? Was de vraag, ja dat wel, maar Fennema ziet het als een mooie afsluiting van zijn carrière – hij is inmiddels al met pensioen en nu nog waarnemend hoogleraar politicologie aan de UvA. Is er niets voor te zeggen om gewoon dóór te gaan met de klassenstrijd? Is de vraag aan de man die nu in het aangename Aerdenhout woont. Is dat niet ook gewoon het succes van Wilders? Nee,nee, zegt hij, dat gaat om veiligheid – de wereld is onveilig geworden....more
Hij schreef in 2011 een boek: ‘Geert Wilders, Tovenaarsleerling’ over een politiek fenomeen dat nogal wat stof doet opwaaien. Fennema vind dat ieder vogeltje moet zingen zoals het gezind is en deed dat tweede kerstdag zelf drie uur lang op Radio1 met Anton de Goede. ------------------------------------- Politicoloog Hij is iemand die kiest voor de dwarsligger, iemand die zelf graag tegendraads is en iemand die een moeilijk gesprek niet uit de weg gaat. Hij kroop in de huid en de gedachtewereld van Geert Wilders en schreef een biografie over deze Tovenaarsleerling, zonder hem ooit ontmoet te hebben en hij mengt zich graag in het publieke debat. Meindert Fennema werd geboren in Leeuwarden in 1946. Daarna belandde het Friese gezin in Zeist waar hij verder opgroeide. Deze zoon van een keurmeester in het slachthuis studeerde sociologie in Utrecht en politicologie in Amsterdam. Hij was lid van de Communistische Partij maar ook van het Studentencorps. Misschien veelzeggend voor het laveren tussen verschillende milieus en opvattingen, waarin hij altijd sterk moet zijn geweest. Sinds 1975 is Fennema verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. In 1981 promoveerde hij met het proefschrift International Networks of Banks and Industry. Hij is inmiddels al heel wat jaren hoogleraar aan de afdeling politicologie en het Instituut voor Migratie en Etnische Studies en hij bekleedt de leerstoel politieke theorie van etnische verhoudingen. Fennema heeft vele wetenschappelijke publicaties op zijn naam staan op zijn vakgebied. Tevens mengt hij zich veel in het publieke debat met bijdragen op de opiniepagina's van dag- en weekbladen. Behalve het net genoemde Geert Wilders, Tovenaarsleerling, dat vorig jaar verscheen, schreef hij De Moderne Democratie. Geschiedenis van een Politieke Theorie’ in 2001. In 2007 verscheen de biografie van Dr. Hans Max Hirschfeld, dat hij samen met John Rhijnsburger schreef. Hirschfeld was een Nederlandse econoom die tijdens en na de oorlog een belangrijke rol heeft gespeeld onder meer bij de dekolonisatie van Indonesië. Was Fennema van oorsprong onderdeel van het linkse establishment, marxist en lid van de CPN, later toonde hij een grote fascinatie en begrip voor rechtse politieke denkers en politici. Hij verdedigde de democratische rechten van Pim Fortuyn en Hans Janmaat, voor hij zich inleefde in Wilders. Fennema gaat tot het uiterste om het recht te verdedigen van zijn politieke tegenstanders om zich te uiten. Meindert Fennema leeft met vrouw en dochter in Aerdenhout. Uit een eerder huwelijk heeft hij nog een dochter. SAMENVATTING EERSTE UUR Fennema is net terug uit de Dominicaanse republiek, waar hij vaak komt, en daar werkte hij aan zijn nieuwe roman, zoals hij zegt – maar je hebt toch nooit een roman geschreven, merkt de Goede op, dus dit wordt eventueel je eerste roman? Ja dat komt zo, hij kreeg kritiek op het literaire verzonnen gedeelte van zijn boek over Wilders. Het wordt du stijd om écht aan een roman te gaan werken. Over een jongen die liever in een abattoir zit dan op school. Het is het autobiografische verhaal van het Friese jongetje dat in Zeist opgroeit. Het jongetje dat spastisch was en werd gepest door de andere kinderen, en in dat slachthuis was het een beschermde wereld. Hij was de zoon van de keurmeester, en er werkten van allerlei mensen met een zwakke maatschappelijke positie, die aardig voor hem waren. Opgroeien te midden van slagers, darmenwassers – dat levert de vraag op: roept de Partij voor de dieren zijn sympathie op? Nou niet echt, want die actie tegen het ritueel slachten kan hem niet bekoren. Want goed ritueel slachten met een mes is volgens deze kenner niet pijnlijker dan een andere slachtdood. Ook kwam nog even langs dat zijn licht slepende trek als gevolg van het licht spastisch zijn op latere leeftijd aantrekkelijk bleek te zijn voor vrouwen – die houden immers van een klein gebrek. Hij wilde landbouwkundig ingenieur worden, maar bij nader inzien was hij meer geïnteresseerd in mensen dan in bomen, en hij ging sociologie studeren. En hij werd lid van het corps in 1965, Een jaar nadat er een kwestie had gespeeld met een corpslid dat tijdens de ontgroening in een roetkap gestikt was. Links wilde de ontgroening verbieden waarop Fennema een artikel schreef waarin hij stelde: nee, juist niet verbieden, want die rechtsen sterven vanzelf wel uit met deze methoden. Toen werd hij bedreigd door corpsleden die deze vorm van ironie niet konden waarderen. Roeien, paardrijden, bij de weerbaarheid, dat kon allemaal niet vanwege zijn spasticiteit, hij moest toch op een andere manier opvallen. In 1967 besloot hij met een groep, collectief het Corps-lidmaatschap op te geven. Hij vertrok naar Amsterdam, Utrecht werd te klein. We sprongen naar het boek ‘Wilders, Tovenaarsleerling’, dat vorig jaar verscheen. Het is een reconstructie van Wilders door de jaren heen, met tussendoor verzonnen gedachtes. Het boek werd door journalisten neergesabeld, onder andere door dat verzonnen gedeelte. Is het een studentikoze grap? Vraagt Anton de Goede, dat je van die gedachtes erin hebt gestopt? Nou het was meer: ik ben nu oud genoeg om te doen waar ik zin in heb, en daar had ik nou zin in. “Maar bagatelliseer je Wilders niet als werkelijk gevaar, als slecht mens?” Vroeg Anton, Meindert: “Dat is al een verkeerd uitgangspunt, om hem een slecht mens te noemen en dus jezelf blijkbaar goed te noemen.” SAMENVATTING TWEEDE UUR Het begon met een citaat dat Fennema gebruikt in zijn boek over Wilders. Een citaat van Harry Mulisch uit ‘Bericht aan de rattenkoning’ waarin hij zegt dat het politieke probleem van de wereld doodsimpel is, en dat wie beweert van niet, dat niet diens bewering onderzocht moet worden, maar zijn motief om dat te beweren. Dat is de kern van het communisme – zegt Fennema, terwijl we in die jaren allemaal Mulisch nog wel bewonderden. Zijn afkeer over communistische sympathieën betreft ook hemzelf – want Fennema werd lid van de CPN en hij noemt dit achteraf bekeken een onvergefelijke daad. Lid worden van een beweging van massamoordenaars. De CPN die toen de banden opzei met de Sovjet Unie want die was niet stalinistisch genoeg. Castro’s Cuba en Noord-Korea werden verheerlijkt. In die jaren 60 dacht de marxist Fennema in klassentegenstellingen en in opstand. Zo was er zijn strijd tegen de hoogleraar Daudt, waarover Fennema geen spijt voelt. Maar hij heeft wel spijt dat hij het leven zuur heeft gemaakt van de redelijke en onafhankelijk denkende hoogleraar Peter Bahr. Bahr is overleden, Fennema heeft nu bedacht om het geld dat hij met zijn Wilders boek verdient, een paar duizend euro per jaar, aan het Universitair Asielfonds te doneren. Het asielfonds waarvoor ook Bahr zich ingezet had. De schaamte die hij voelt is dat “wij van de CPN moreel eigenaar van het oorlogsleed waren– van de Februaristaking, van het antifascisme”. En zo iemand als Bahr die het echte oorlogsleed had ondergaan, heeft hij aangevallen. Omdat Bahr, die bij de oprichting van D66 betrokken was, de vleesgeworden redelijkheid was. Ik zag hem als iemand die de macht wilde behouden met redelijkheid. Wil je dan niks verdienen met dat boek? Was de vraag, ja dat wel, maar Fennema ziet het als een mooie afsluiting van zijn carrière – hij is inmiddels al met pensioen en nu nog waarnemend hoogleraar politicologie aan de UvA. Is er niets voor te zeggen om gewoon dóór te gaan met de klassenstrijd? Is de vraag aan de man die nu in het aangename Aerdenhout woont. Is dat niet ook gewoon het succes van Wilders? Nee,nee, zegt hij, dat gaat om veiligheid – de wereld is onveilig geworden....more
Hij schreef in 2011 een boek: ‘Geert Wilders, Tovenaarsleerling’ over een politiek fenomeen dat nogal wat stof doet opwaaien. Fennema vind dat ieder vogeltje moet zingen zoals het gezind is en deed dat tweede kerstdag zelf drie uur lang op Radio1 met Anton de Goede. ------------------------------------- Politicoloog Hij is iemand die kiest voor de dwarsligger, iemand die zelf graag tegendraads is en iemand die een moeilijk gesprek niet uit de weg gaat. Hij kroop in de huid en de gedachtewereld van Geert Wilders en schreef een biografie over deze Tovenaarsleerling, zonder hem ooit ontmoet te hebben en hij mengt zich graag in het publieke debat. Meindert Fennema werd geboren in Leeuwarden in 1946. Daarna belandde het Friese gezin in Zeist waar hij verder opgroeide. Deze zoon van een keurmeester in het slachthuis studeerde sociologie in Utrecht en politicologie in Amsterdam. Hij was lid van de Communistische Partij maar ook van het Studentencorps. Misschien veelzeggend voor het laveren tussen verschillende milieus en opvattingen, waarin hij altijd sterk moet zijn geweest. Sinds 1975 is Fennema verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. In 1981 promoveerde hij met het proefschrift International Networks of Banks and Industry. Hij is inmiddels al heel wat jaren hoogleraar aan de afdeling politicologie en het Instituut voor Migratie en Etnische Studies en hij bekleedt de leerstoel politieke theorie van etnische verhoudingen. Fennema heeft vele wetenschappelijke publicaties op zijn naam staan op zijn vakgebied. Tevens mengt hij zich veel in het publieke debat met bijdragen op de opiniepagina's van dag- en weekbladen. Behalve het net genoemde Geert Wilders, Tovenaarsleerling, dat vorig jaar verscheen, schreef hij De Moderne Democratie. Geschiedenis van een Politieke Theorie’ in 2001. In 2007 verscheen de biografie van Dr. Hans Max Hirschfeld, dat hij samen met John Rhijnsburger schreef. Hirschfeld was een Nederlandse econoom die tijdens en na de oorlog een belangrijke rol heeft gespeeld onder meer bij de dekolonisatie van Indonesië. Was Fennema van oorsprong onderdeel van het linkse establishment, marxist en lid van de CPN, later toonde hij een grote fascinatie en begrip voor rechtse politieke denkers en politici. Hij verdedigde de democratische rechten van Pim Fortuyn en Hans Janmaat, voor hij zich inleefde in Wilders. Fennema gaat tot het uiterste om het recht te verdedigen van zijn politieke tegenstanders om zich te uiten. Meindert Fennema leeft met vrouw en dochter in Aerdenhout. Uit een eerder huwelijk heeft hij nog een dochter. SAMENVATTING EERSTE UUR Fennema is net terug uit de Dominicaanse republiek, waar hij vaak komt, en daar werkte hij aan zijn nieuwe roman, zoals hij zegt – maar je hebt toch nooit een roman geschreven, merkt de Goede op, dus dit wordt eventueel je eerste roman? Ja dat komt zo, hij kreeg kritiek op het literaire verzonnen gedeelte van zijn boek over Wilders. Het wordt du stijd om écht aan een roman te gaan werken. Over een jongen die liever in een abattoir zit dan op school. Het is het autobiografische verhaal van het Friese jongetje dat in Zeist opgroeit. Het jongetje dat spastisch was en werd gepest door de andere kinderen, en in dat slachthuis was het een beschermde wereld. Hij was de zoon van de keurmeester, en er werkten van allerlei mensen met een zwakke maatschappelijke positie, die aardig voor hem waren. Opgroeien te midden van slagers, darmenwassers – dat levert de vraag op: roept de Partij voor de dieren zijn sympathie op? Nou niet echt, want die actie tegen het ritueel slachten kan hem niet bekoren. Want goed ritueel slachten met een mes is volgens deze kenner niet pijnlijker dan een andere slachtdood. Ook kwam nog even langs dat zijn licht slepende trek als gevolg van het licht spastisch zijn op latere leeftijd aantrekkelijk bleek te zijn voor vrouwen – die houden immers van een klein gebrek. Hij wilde landbouwkundig ingenieur worden, maar bij nader inzien was hij meer geïnteresseerd in mensen dan in bomen, en hij ging sociologie studeren. En hij werd lid van het corps in 1965, Een jaar nadat er een kwestie had gespeeld met een corpslid dat tijdens de ontgroening in een roetkap gestikt was. Links wilde de ontgroening verbieden waarop Fennema een artikel schreef waarin hij stelde: nee, juist niet verbieden, want die rechtsen sterven vanzelf wel uit met deze methoden. Toen werd hij bedreigd door corpsleden die deze vorm van ironie niet konden waarderen. Roeien, paardrijden, bij de weerbaarheid, dat kon allemaal niet vanwege zijn spasticiteit, hij moest toch op een andere manier opvallen. In 1967 besloot hij met een groep, collectief het Corps-lidmaatschap op te geven. Hij vertrok naar Amsterdam, Utrecht werd te klein. We sprongen naar het boek ‘Wilders, Tovenaarsleerling’, dat vorig jaar verscheen. Het is een reconstructie van Wilders door de jaren heen, met tussendoor verzonnen gedachtes. Het boek werd door journalisten neergesabeld, onder andere door dat verzonnen gedeelte. Is het een studentikoze grap? Vraagt Anton de Goede, dat je van die gedachtes erin hebt gestopt? Nou het was meer: ik ben nu oud genoeg om te doen waar ik zin in heb, en daar had ik nou zin in. “Maar bagatelliseer je Wilders niet als werkelijk gevaar, als slecht mens?” Vroeg Anton, Meindert: “Dat is al een verkeerd uitgangspunt, om hem een slecht mens te noemen en dus jezelf blijkbaar goed te noemen.” SAMENVATTING TWEEDE UUR Het begon met een citaat dat Fennema gebruikt in zijn boek over Wilders. Een citaat van Harry Mulisch uit ‘Bericht aan de rattenkoning’ waarin hij zegt dat het politieke probleem van de wereld doodsimpel is, en dat wie beweert van niet, dat niet diens bewering onderzocht moet worden, maar zijn motief om dat te beweren. Dat is de kern van het communisme – zegt Fennema, terwijl we in die jaren allemaal Mulisch nog wel bewonderden. Zijn afkeer over communistische sympathieën betreft ook hemzelf – want Fennema werd lid van de CPN en hij noemt dit achteraf bekeken een onvergefelijke daad. Lid worden van een beweging van massamoordenaars. De CPN die toen de banden opzei met de Sovjet Unie want die was niet stalinistisch genoeg. Castro’s Cuba en Noord-Korea werden verheerlijkt. In die jaren 60 dacht de marxist Fennema in klassentegenstellingen en in opstand. Zo was er zijn strijd tegen de hoogleraar Daudt, waarover Fennema geen spijt voelt. Maar hij heeft wel spijt dat hij het leven zuur heeft gemaakt van de redelijke en onafhankelijk denkende hoogleraar Peter Bahr. Bahr is overleden, Fennema heeft nu bedacht om het geld dat hij met zijn Wilders boek verdient, een paar duizend euro per jaar, aan het Universitair Asielfonds te doneren. Het asielfonds waarvoor ook Bahr zich ingezet had. De schaamte die hij voelt is dat “wij van de CPN moreel eigenaar van het oorlogsleed waren– van de Februaristaking, van het antifascisme”. En zo iemand als Bahr die het echte oorlogsleed had ondergaan, heeft hij aangevallen. Omdat Bahr, die bij de oprichting van D66 betrokken was, de vleesgeworden redelijkheid was. Ik zag hem als iemand die de macht wilde behouden met redelijkheid. Wil je dan niks verdienen met dat boek? Was de vraag, ja dat wel, maar Fennema ziet het als een mooie afsluiting van zijn carrière – hij is inmiddels al met pensioen en nu nog waarnemend hoogleraar politicologie aan de UvA. Is er niets voor te zeggen om gewoon dóór te gaan met de klassenstrijd? Is de vraag aan de man die nu in het aangename Aerdenhout woont. Is dat niet ook gewoon het succes van Wilders? Nee,nee, zegt hij, dat gaat om veiligheid – de wereld is onveilig geworden....more
Theaterman, filmacteur en zanger Zelfs als bekroond zanger en acteur blijft Jeroen Willems (1962) in gevecht met zijn gevoel van eigenwaarde. Willems volgde zijn opleiding tot acteur aan de Toneelacademie in Maastricht. Hij heeft tientallen rollen gespeeld in Nederlandse toneelgezelschappen. Op dit moment speelt hij vooral in het buitenland: Duitsland, Zwitserland. Ook ontwikkelde hij zich als filmacteur, in Nederland en daarbuiten. Hij speelde rollen in onder meer Majesteit, Komt een Vrouw bij de Dokter en Ocean’s Twelve. Zijn stem wordt door critici beschreven als van ‘een hypnotiserende kracht’. Die kracht heeft hij ingezet als zanger. Hij werd bekend van zijn eigenzinnige versie van Brel liederen en van Monteverdi. Orfeo naar Monteverdi wordt ook weer deze kerstperiode uitgevoerd. Maar op kerst zelf mag hij zichzelf zijn. -------------------------------------- Inleiding Jeroen Willems Jeroen werd geboren in 1962 in Maastricht en groeide op in Heerlen. Zijn theatercarrière begon aan de toneelschool van Maastricht, waar hij na verschillende mislukte audities werd toegelaten. Zijn eerste theatergroep was Hollandia, waar hij 16 jaar lang grote rollen speelde. Daarnaast trad hij op met het Nationale Toneel en toneelgroep Oostpool. Als acteur was hij te zien in verschillende drama series, waaronder Bij ons in de Jordaan, De Troon, Stellenbosch en Bellicher: de macht van Meneer Miller. Op het witte doek speelde Jeroen onder andere in Komt een Vrouw bij de Dokter, De Brief voor de Koning, Ocean’s Twelve, de Passievrucht, en Majesteit—waarvoor hij een gouden kalf kreeg voor zijn rol als Prins Claus. Ook ontving hij de prestigieuze Louis D’or prijs voor zijn werk en kreeg hij als eerste de Mary Dresselhuys prijs. Van zijn Limburgs accent horen we inmiddels niets meer. Want Jeroen werkte er hard aan om hier van af te raken. Zijn gevoel en passie voor taal maakten hem een succes in het buitenland. Zijn veelvuldig bekroonde monoloog ‘Twee Stemmen’ voert hij al 14 jaar op, in het Engels, Duits en Frans. Hiervoor trok hij onder andere langs Berlijn, New York, Adelaide, Londen, Sint Petersburg, Avignon en Edinburgh. Met name in Duitsland is Jeroen nu een veelgevraagd acteur. Dat komt goed uit want volgens Jeroen heeft Duitsland een veel dieper gewortelde theatercultuur dan Nederland. In Duitsland trad hij onder andere op met de Duitse topactrice Barbara Sukowa, bekend van Berlin Alexanderplatz en lola. Ondanks zijn grote acteertalent zegt Jeroen zelf dat zingen hem “gelukkiger maakt dan toneelspelen.” Hij laat dan ook geen mogelijkheid voorbij gaan om te zingen. Zijn gevoel voor zang komt ook terug in zijn acteerwerk waarbij hij zelfs zijn toneelteksten benaderd als een partituur. Met veel succes zong hij zijn eigenzinnige versie van Brel liederen de liederen van Jacques Brel. En ontving hij veel lof voor zijn vertolking van Monteverdi in samenwerking met het percussiegezelschap Track van Paul Koek. Ondanks zijn succes wordt Jeroen zijn carrière ook gekenmerkt door een constante onzekerheid. Een onzekerheid waardoor hij zichzelf en zij die met hem werken tot het uiterste duwt. ------------------------------------------------ SAMENVATTING EERSTE UUR Sanders wilde graag het gesprek beginnen met het feit dat zijn gast gestopt is met roken, want dat had Jeroen vorige week tijdens het voorgesprek gezegd: maar vlak voor het gesprek stak hij er toch één op: hoe zit dat? Roken is een verslaving, en door de zenuwen voor dit lange gesprek komt het er dan toch van. Het is niet goed voor de stem en ik wil er wel van af, ik ben bijna 50!, zegt hij, het is ongezond. Hij begon op zijn 16-de, zijn voorbeeld was zijn Caballero rokende vader, de dramaleraar die vroeg stierf, toen Jeroen nog maar 15 was. Wie was hij op zijn 16-de? Ik was eerst een enthousiast open kind dat aan de buren zijn nieuwe kleren liet zien: kijk ik heb een nieuwe broek, een nieuw hemd, zegt hij. Het jezelf laten zien zat er jong in. Van dat open jongetje werd hij een verlegen dichtgeslagen puber. Die weinig sprak maar wel al zong. In die verlegen periode spiegel je jezelf aan de wereld, aan de volwassenen; je weet het niet, maar je wilt uitstralen dat je het wel weet, en is er schaamte. Hij heeft later in zijn vak geleerd dat verlegenheid een groot goed is. Niet weten en loslaten is de essentie van het vak. Naast verlegenheid is er ook de hoogmoed, er van overtuigd zijn dat hij het toch bij het rechte eind heeft. Veel mensen in ons vak, zoals hij dat noemt, ons vak van acteurs, hebben die combinatie van hoogmoed en verlegenheid. Omdat er continu over je geoordeeld wordt. In repetities, in recensies, altijd wordt er over je geoordeeld, wat goed is en wat slecht, en het voelt als zeer persoonlijk. Dus moet je leren niet afhankelijk te worden van dat oordeel, en je eigenwaarde houden. Je moet geloven in jezelf. En dat voor iemand die 7 keer toelatingsexamen deed voor verschillende toneelscholen in 2 jaar tijd en werd afgewezen. Toen hij eindelijk werd aangenomen op de theaterschool in Maastricht was hij heel verbaasd dat het niet bij iedereen zo was gegaan. Wat is er over van die verlegenheid? Nou, dat hij wel stil kan vallen in een gesprek, niet meer weet wat te vinden of te zeggen, over niks meer een mening heeft ( dan zeggen de mensen dat hij zo?n mysterieuze man is, of dat hij zo arrogant is), maar dan weet ie het gewoon even niet. Het katholieke zuiden van zijn jeugd wordt even genoemd, en zijn vader die ook toneel speelde ? Jeroen speelde zelfs met hem in de Kaukasische krijtkring ? en toen was ie nog maar vier. Zijn moeder was logopediste, zijn ouders kenden elkaar van de theaterschool en waren beiden liefhebbers van poëzie, zijn moeder die nog leeft geeft nog altijd voordrachtsavonden. Het was een grote liefde, die na 18 jaar werd afgebroken. De dood van zijn vader die toen nog maar 52 was, was een daverende klap ofwel dat bleek het te zijn. Want in die tijd zelf op zijn 15-de deed hij stoer, om de gêne van zijn vriendjes voor te zijn: zo van jaha mijn vader is de pijp uit gegaan. Terwijl het echte gevoel onmacht was: een onvoorwaardelijke liefde was zomaar weggesneden. Echt binden en echt loslaten bleek moeilijk te zijn in zijn verdere leven. Uit die tijd zelf herinnert hij zich ook hoe hij zijn moeder beschermde: dat zijn eigen verdriet en kwaadheid minder belangrijk was. Het leidde ook tot het afscheid van het geloof. Want hij was tot dan een heel vroom misdienaar-tje dat dichtbij God was. De kleine Messias ? dat waren zo?n beetje de laatste woorden. SAMENVATTING TWEEDE UUR We begonnen in Heerlen, of het dorp Welten daarnaast, waar hij opgroeide. Hij doet de Heerlense tongval even, het accent waarmee hij gepest werd toen hij carnaval vierde in Maastricht. Prins Carnaval is hij nooit geworden, vreemd eigenlijk want hij voetbalde wel, en werd aanvoerder, ondanks zichzelf, en na die wedstrijd stopte hij omdat hij zichzelf niet goed genoeg vond. Acteren dat wilde hij echt: Hij was 17, hij zag een film, een scène, een actrice, die raakte hem en hij dacht dat kan ik ook en dat wil ook. Welke film het was, weet hij niet meer, wel het moment van overtuiging. Wat houdt dat in, die wens om acteur te worden? vraagt Sanders die die wens om te spelen niet kan navoelen. Het gaat dan nog niet om wat het betekent, niet om de boodschap, om confrontatie, om artistieke visie ? nee in eerste instantie gaat het om het plezier van spelen ? het plezier om iets te verbeelden. Het plezier van taal. Het plezier van iemand raken. Sanders wil het verschil tussen zingen en spelen benoemen: bij zingen moet je je eigen stem leren vinden. Bij acteren moet je dependances van jezelf bouwen zegt de interviewer. Nee, zegt Jeroen Willems, die dependances bouw je niet, die zijn er, die zijn deel van jezelf. Je wilt ook niet dat de acteur verdwijnt in zijn personage. Als je naar een grote acteur gaat kijken, en daar schaar ik me tussen, dan wil je toch niet dat die verdwijnt, je wilt hem juist zien, zien zijn, in een personage. Dat is een lang en onzeker proces: je repeteert, je bent onzeker, je wilt het meteen goed doen, maar dat kan niet, je moet over de schreef durven gaan, lelijk durven gaan. En een regisseur die het ook niet altijd weet en dat gewoon zegt, zoals Johan Simons, dat is een verademing! Sanders wil weten hoe zo?n theaterschool is ? dat gesleur aan je, dat je je móet laten zien, al die onzekerheden en dat op je 19-de. Ja, zo is het zegt Willems, die geen voorstander is van method acting, waarin je op je eigen emotionele verhaal een rol legt. Hij is een voorstander van de opvatting: het is verbeelding, het is allemaal gelogen. Je roept het op, maar het is niet echt. Hij leerde ook zijn Heerlens accent af. Het is een verrijking om het ABN te leren net zoals het Frans, het Duits, Zuid-Afrikaans, waarin hij speelt. Hij heeft goede oren gekregen van zijn ouders, zegt hij, oren zijn de belangrijkste dingen die je hebt als acteur of zanger. We weten niet half hoezeer we met onze oren kijken....more
Theaterman, filmacteur en zanger Zelfs als bekroond zanger en acteur blijft Jeroen Willems (1962) in gevecht met zijn gevoel van eigenwaarde. Willems volgde zijn opleiding tot acteur aan de Toneelacademie in Maastricht. Hij heeft tientallen rollen gespeeld in Nederlandse toneelgezelschappen. Op dit moment speelt hij vooral in het buitenland: Duitsland, Zwitserland. Ook ontwikkelde hij zich als filmacteur, in Nederland en daarbuiten. Hij speelde rollen in onder meer Majesteit, Komt een Vrouw bij de Dokter en Ocean’s Twelve. Zijn stem wordt door critici beschreven als van ‘een hypnotiserende kracht’. Die kracht heeft hij ingezet als zanger. Hij werd bekend van zijn eigenzinnige versie van Brel liederen en van Monteverdi. Orfeo naar Monteverdi wordt ook weer deze kerstperiode uitgevoerd. Maar op kerst zelf mag hij zichzelf zijn. -------------------------------------- Inleiding Jeroen Willems Jeroen werd geboren in 1962 in Maastricht en groeide op in Heerlen. Zijn theatercarrière begon aan de toneelschool van Maastricht, waar hij na verschillende mislukte audities werd toegelaten. Zijn eerste theatergroep was Hollandia, waar hij 16 jaar lang grote rollen speelde. Daarnaast trad hij op met het Nationale Toneel en toneelgroep Oostpool. Als acteur was hij te zien in verschillende drama series, waaronder Bij ons in de Jordaan, De Troon, Stellenbosch en Bellicher: de macht van Meneer Miller. Op het witte doek speelde Jeroen onder andere in Komt een Vrouw bij de Dokter, De Brief voor de Koning, Ocean’s Twelve, de Passievrucht, en Majesteit—waarvoor hij een gouden kalf kreeg voor zijn rol als Prins Claus. Ook ontving hij de prestigieuze Louis D’or prijs voor zijn werk en kreeg hij als eerste de Mary Dresselhuys prijs. Van zijn Limburgs accent horen we inmiddels niets meer. Want Jeroen werkte er hard aan om hier van af te raken. Zijn gevoel en passie voor taal maakten hem een succes in het buitenland. Zijn veelvuldig bekroonde monoloog ‘Twee Stemmen’ voert hij al 14 jaar op, in het Engels, Duits en Frans. Hiervoor trok hij onder andere langs Berlijn, New York, Adelaide, Londen, Sint Petersburg, Avignon en Edinburgh. Met name in Duitsland is Jeroen nu een veelgevraagd acteur. Dat komt goed uit want volgens Jeroen heeft Duitsland een veel dieper gewortelde theatercultuur dan Nederland. In Duitsland trad hij onder andere op met de Duitse topactrice Barbara Sukowa, bekend van Berlin Alexanderplatz en lola. Ondanks zijn grote acteertalent zegt Jeroen zelf dat zingen hem “gelukkiger maakt dan toneelspelen.” Hij laat dan ook geen mogelijkheid voorbij gaan om te zingen. Zijn gevoel voor zang komt ook terug in zijn acteerwerk waarbij hij zelfs zijn toneelteksten benaderd als een partituur. Met veel succes zong hij zijn eigenzinnige versie van Brel liederen de liederen van Jacques Brel. En ontving hij veel lof voor zijn vertolking van Monteverdi in samenwerking met het percussiegezelschap Track van Paul Koek. Ondanks zijn succes wordt Jeroen zijn carrière ook gekenmerkt door een constante onzekerheid. Een onzekerheid waardoor hij zichzelf en zij die met hem werken tot het uiterste duwt. ------------------------------------------------ SAMENVATTING EERSTE UUR Sanders wilde graag het gesprek beginnen met het feit dat zijn gast gestopt is met roken, want dat had Jeroen vorige week tijdens het voorgesprek gezegd: maar vlak voor het gesprek stak hij er toch één op: hoe zit dat? Roken is een verslaving, en door de zenuwen voor dit lange gesprek komt het er dan toch van. Het is niet goed voor de stem en ik wil er wel van af, ik ben bijna 50!, zegt hij, het is ongezond. Hij begon op zijn 16-de, zijn voorbeeld was zijn Caballero rokende vader, de dramaleraar die vroeg stierf, toen Jeroen nog maar 15 was. Wie was hij op zijn 16-de? Ik was eerst een enthousiast open kind dat aan de buren zijn nieuwe kleren liet zien: kijk ik heb een nieuwe broek, een nieuw hemd, zegt hij. Het jezelf laten zien zat er jong in. Van dat open jongetje werd hij een verlegen dichtgeslagen puber. Die weinig sprak maar wel al zong. In die verlegen periode spiegel je jezelf aan de wereld, aan de volwassenen; je weet het niet, maar je wilt uitstralen dat je het wel weet, en is er schaamte. Hij heeft later in zijn vak geleerd dat verlegenheid een groot goed is. Niet weten en loslaten is de essentie van het vak. Naast verlegenheid is er ook de hoogmoed, er van overtuigd zijn dat hij het toch bij het rechte eind heeft. Veel mensen in ons vak, zoals hij dat noemt, ons vak van acteurs, hebben die combinatie van hoogmoed en verlegenheid. Omdat er continu over je geoordeeld wordt. In repetities, in recensies, altijd wordt er over je geoordeeld, wat goed is en wat slecht, en het voelt als zeer persoonlijk. Dus moet je leren niet afhankelijk te worden van dat oordeel, en je eigenwaarde houden. Je moet geloven in jezelf. En dat voor iemand die 7 keer toelatingsexamen deed voor verschillende toneelscholen in 2 jaar tijd en werd afgewezen. Toen hij eindelijk werd aangenomen op de theaterschool in Maastricht was hij heel verbaasd dat het niet bij iedereen zo was gegaan. Wat is er over van die verlegenheid? Nou, dat hij wel stil kan vallen in een gesprek, niet meer weet wat te vinden of te zeggen, over niks meer een mening heeft ( dan zeggen de mensen dat hij zo?n mysterieuze man is, of dat hij zo arrogant is), maar dan weet ie het gewoon even niet. Het katholieke zuiden van zijn jeugd wordt even genoemd, en zijn vader die ook toneel speelde ? Jeroen speelde zelfs met hem in de Kaukasische krijtkring ? en toen was ie nog maar vier. Zijn moeder was logopediste, zijn ouders kenden elkaar van de theaterschool en waren beiden liefhebbers van poëzie, zijn moeder die nog leeft geeft nog altijd voordrachtsavonden. Het was een grote liefde, die na 18 jaar werd afgebroken. De dood van zijn vader die toen nog maar 52 was, was een daverende klap ofwel dat bleek het te zijn. Want in die tijd zelf op zijn 15-de deed hij stoer, om de gêne van zijn vriendjes voor te zijn: zo van jaha mijn vader is de pijp uit gegaan. Terwijl het echte gevoel onmacht was: een onvoorwaardelijke liefde was zomaar weggesneden. Echt binden en echt loslaten bleek moeilijk te zijn in zijn verdere leven. Uit die tijd zelf herinnert hij zich ook hoe hij zijn moeder beschermde: dat zijn eigen verdriet en kwaadheid minder belangrijk was. Het leidde ook tot het afscheid van het geloof. Want hij was tot dan een heel vroom misdienaar-tje dat dichtbij God was. De kleine Messias ? dat waren zo?n beetje de laatste woorden. SAMENVATTING TWEEDE UUR We begonnen in Heerlen, of het dorp Welten daarnaast, waar hij opgroeide. Hij doet de Heerlense tongval even, het accent waarmee hij gepest werd toen hij carnaval vierde in Maastricht. Prins Carnaval is hij nooit geworden, vreemd eigenlijk want hij voetbalde wel, en werd aanvoerder, ondanks zichzelf, en na die wedstrijd stopte hij omdat hij zichzelf niet goed genoeg vond. Acteren dat wilde hij echt: Hij was 17, hij zag een film, een scène, een actrice, die raakte hem en hij dacht dat kan ik ook en dat wil ook. Welke film het was, weet hij niet meer, wel het moment van overtuiging. Wat houdt dat in, die wens om acteur te worden? vraagt Sanders die die wens om te spelen niet kan navoelen. Het gaat dan nog niet om wat het betekent, niet om de boodschap, om confrontatie, om artistieke visie ? nee in eerste instantie gaat het om het plezier van spelen ? het plezier om iets te verbeelden. Het plezier van taal. Het plezier van iemand raken. Sanders wil het verschil tussen zingen en spelen benoemen: bij zingen moet je je eigen stem leren vinden. Bij acteren moet je dependances van jezelf bouwen zegt de interviewer. Nee, zegt Jeroen Willems, die dependances bouw je niet, die zijn er, die zijn deel van jezelf. Je wilt ook niet dat de acteur verdwijnt in zijn personage. Als je naar een grote acteur gaat kijken, en daar schaar ik me tussen, dan wil je toch niet dat die verdwijnt, je wilt hem juist zien, zien zijn, in een personage. Dat is een lang en onzeker proces: je repeteert, je bent onzeker, je wilt het meteen goed doen, maar dat kan niet, je moet over de schreef durven gaan, lelijk durven gaan. En een regisseur die het ook niet altijd weet en dat gewoon zegt, zoals Johan Simons, dat is een verademing! Sanders wil weten hoe zo?n theaterschool is ? dat gesleur aan je, dat je je móet laten zien, al die onzekerheden en dat op je 19-de. Ja, zo is het zegt Willems, die geen voorstander is van method acting, waarin je op je eigen emotionele verhaal een rol legt. Hij is een voorstander van de opvatting: het is verbeelding, het is allemaal gelogen. Je roept het op, maar het is niet echt. Hij leerde ook zijn Heerlens accent af. Het is een verrijking om het ABN te leren net zoals het Frans, het Duits, Zuid-Afrikaans, waarin hij speelt. Hij heeft goede oren gekregen van zijn ouders, zegt hij, oren zijn de belangrijkste dingen die je hebt als acteur of zanger. We weten niet half hoezeer we met onze oren kijken....more
Theaterman, filmacteur en zanger Zelfs als bekroond zanger en acteur blijft Jeroen Willems (1962) in gevecht met zijn gevoel van eigenwaarde. Willems volgde zijn opleiding tot acteur aan de Toneelacademie in Maastricht. Hij heeft tientallen rollen gespeeld in Nederlandse toneelgezelschappen. Op dit moment speelt hij vooral in het buitenland: Duitsland, Zwitserland. Ook ontwikkelde hij zich als filmacteur, in Nederland en daarbuiten. Hij speelde rollen in onder meer Majesteit, Komt een Vrouw bij de Dokter en Ocean’s Twelve. Zijn stem wordt door critici beschreven als van ‘een hypnotiserende kracht’. Die kracht heeft hij ingezet als zanger. Hij werd bekend van zijn eigenzinnige versie van Brel liederen en van Monteverdi. Orfeo naar Monteverdi wordt ook weer deze kerstperiode uitgevoerd. Maar op kerst zelf mag hij zichzelf zijn. -------------------------------------- Inleiding Jeroen Willems Jeroen werd geboren in 1962 in Maastricht en groeide op in Heerlen. Zijn theatercarrière begon aan de toneelschool van Maastricht, waar hij na verschillende mislukte audities werd toegelaten. Zijn eerste theatergroep was Hollandia, waar hij 16 jaar lang grote rollen speelde. Daarnaast trad hij op met het Nationale Toneel en toneelgroep Oostpool. Als acteur was hij te zien in verschillende drama series, waaronder Bij ons in de Jordaan, De Troon, Stellenbosch en Bellicher: de macht van Meneer Miller. Op het witte doek speelde Jeroen onder andere in Komt een Vrouw bij de Dokter, De Brief voor de Koning, Ocean’s Twelve, de Passievrucht, en Majesteit—waarvoor hij een gouden kalf kreeg voor zijn rol als Prins Claus. Ook ontving hij de prestigieuze Louis D’or prijs voor zijn werk en kreeg hij als eerste de Mary Dresselhuys prijs. Van zijn Limburgs accent horen we inmiddels niets meer. Want Jeroen werkte er hard aan om hier van af te raken. Zijn gevoel en passie voor taal maakten hem een succes in het buitenland. Zijn veelvuldig bekroonde monoloog ‘Twee Stemmen’ voert hij al 14 jaar op, in het Engels, Duits en Frans. Hiervoor trok hij onder andere langs Berlijn, New York, Adelaide, Londen, Sint Petersburg, Avignon en Edinburgh. Met name in Duitsland is Jeroen nu een veelgevraagd acteur. Dat komt goed uit want volgens Jeroen heeft Duitsland een veel dieper gewortelde theatercultuur dan Nederland. In Duitsland trad hij onder andere op met de Duitse topactrice Barbara Sukowa, bekend van Berlin Alexanderplatz en lola. Ondanks zijn grote acteertalent zegt Jeroen zelf dat zingen hem “gelukkiger maakt dan toneelspelen.” Hij laat dan ook geen mogelijkheid voorbij gaan om te zingen. Zijn gevoel voor zang komt ook terug in zijn acteerwerk waarbij hij zelfs zijn toneelteksten benaderd als een partituur. Met veel succes zong hij zijn eigenzinnige versie van Brel liederen de liederen van Jacques Brel. En ontving hij veel lof voor zijn vertolking van Monteverdi in samenwerking met het percussiegezelschap Track van Paul Koek. Ondanks zijn succes wordt Jeroen zijn carrière ook gekenmerkt door een constante onzekerheid. Een onzekerheid waardoor hij zichzelf en zij die met hem werken tot het uiterste duwt. ------------------------------------------------ SAMENVATTING EERSTE UUR Sanders wilde graag het gesprek beginnen met het feit dat zijn gast gestopt is met roken, want dat had Jeroen vorige week tijdens het voorgesprek gezegd: maar vlak voor het gesprek stak hij er toch één op: hoe zit dat? Roken is een verslaving, en door de zenuwen voor dit lange gesprek komt het er dan toch van. Het is niet goed voor de stem en ik wil er wel van af, ik ben bijna 50!, zegt hij, het is ongezond. Hij begon op zijn 16-de, zijn voorbeeld was zijn Caballero rokende vader, de dramaleraar die vroeg stierf, toen Jeroen nog maar 15 was. Wie was hij op zijn 16-de? Ik was eerst een enthousiast open kind dat aan de buren zijn nieuwe kleren liet zien: kijk ik heb een nieuwe broek, een nieuw hemd, zegt hij. Het jezelf laten zien zat er jong in. Van dat open jongetje werd hij een verlegen dichtgeslagen puber. Die weinig sprak maar wel al zong. In die verlegen periode spiegel je jezelf aan de wereld, aan de volwassenen; je weet het niet, maar je wilt uitstralen dat je het wel weet, en is er schaamte. Hij heeft later in zijn vak geleerd dat verlegenheid een groot goed is. Niet weten en loslaten is de essentie van het vak. Naast verlegenheid is er ook de hoogmoed, er van overtuigd zijn dat hij het toch bij het rechte eind heeft. Veel mensen in ons vak, zoals hij dat noemt, ons vak van acteurs, hebben die combinatie van hoogmoed en verlegenheid. Omdat er continu over je geoordeeld wordt. In repetities, in recensies, altijd wordt er over je geoordeeld, wat goed is en wat slecht, en het voelt als zeer persoonlijk. Dus moet je leren niet afhankelijk te worden van dat oordeel, en je eigenwaarde houden. Je moet geloven in jezelf. En dat voor iemand die 7 keer toelatingsexamen deed voor verschillende toneelscholen in 2 jaar tijd en werd afgewezen. Toen hij eindelijk werd aangenomen op de theaterschool in Maastricht was hij heel verbaasd dat het niet bij iedereen zo was gegaan. Wat is er over van die verlegenheid? Nou, dat hij wel stil kan vallen in een gesprek, niet meer weet wat te vinden of te zeggen, over niks meer een mening heeft ( dan zeggen de mensen dat hij zo?n mysterieuze man is, of dat hij zo arrogant is), maar dan weet ie het gewoon even niet. Het katholieke zuiden van zijn jeugd wordt even genoemd, en zijn vader die ook toneel speelde ? Jeroen speelde zelfs met hem in de Kaukasische krijtkring ? en toen was ie nog maar vier. Zijn moeder was logopediste, zijn ouders kenden elkaar van de theaterschool en waren beiden liefhebbers van poëzie, zijn moeder die nog leeft geeft nog altijd voordrachtsavonden. Het was een grote liefde, die na 18 jaar werd afgebroken. De dood van zijn vader die toen nog maar 52 was, was een daverende klap ofwel dat bleek het te zijn. Want in die tijd zelf op zijn 15-de deed hij stoer, om de gêne van zijn vriendjes voor te zijn: zo van jaha mijn vader is de pijp uit gegaan. Terwijl het echte gevoel onmacht was: een onvoorwaardelijke liefde was zomaar weggesneden. Echt binden en echt loslaten bleek moeilijk te zijn in zijn verdere leven. Uit die tijd zelf herinnert hij zich ook hoe hij zijn moeder beschermde: dat zijn eigen verdriet en kwaadheid minder belangrijk was. Het leidde ook tot het afscheid van het geloof. Want hij was tot dan een heel vroom misdienaar-tje dat dichtbij God was. De kleine Messias ? dat waren zo?n beetje de laatste woorden. SAMENVATTING TWEEDE UUR We begonnen in Heerlen, of het dorp Welten daarnaast, waar hij opgroeide. Hij doet de Heerlense tongval even, het accent waarmee hij gepest werd toen hij carnaval vierde in Maastricht. Prins Carnaval is hij nooit geworden, vreemd eigenlijk want hij voetbalde wel, en werd aanvoerder, ondanks zichzelf, en na die wedstrijd stopte hij omdat hij zichzelf niet goed genoeg vond. Acteren dat wilde hij echt: Hij was 17, hij zag een film, een scène, een actrice, die raakte hem en hij dacht dat kan ik ook en dat wil ook. Welke film het was, weet hij niet meer, wel het moment van overtuiging. Wat houdt dat in, die wens om acteur te worden? vraagt Sanders die die wens om te spelen niet kan navoelen. Het gaat dan nog niet om wat het betekent, niet om de boodschap, om confrontatie, om artistieke visie ? nee in eerste instantie gaat het om het plezier van spelen ? het plezier om iets te verbeelden. Het plezier van taal. Het plezier van iemand raken. Sanders wil het verschil tussen zingen en spelen benoemen: bij zingen moet je je eigen stem leren vinden. Bij acteren moet je dependances van jezelf bouwen zegt de interviewer. Nee, zegt Jeroen Willems, die dependances bouw je niet, die zijn er, die zijn deel van jezelf. Je wilt ook niet dat de acteur verdwijnt in zijn personage. Als je naar een grote acteur gaat kijken, en daar schaar ik me tussen, dan wil je toch niet dat die verdwijnt, je wilt hem juist zien, zien zijn, in een personage. Dat is een lang en onzeker proces: je repeteert, je bent onzeker, je wilt het meteen goed doen, maar dat kan niet, je moet over de schreef durven gaan, lelijk durven gaan. En een regisseur die het ook niet altijd weet en dat gewoon zegt, zoals Johan Simons, dat is een verademing! Sanders wil weten hoe zo?n theaterschool is ? dat gesleur aan je, dat je je móet laten zien, al die onzekerheden en dat op je 19-de. Ja, zo is het zegt Willems, die geen voorstander is van method acting, waarin je op je eigen emotionele verhaal een rol legt. Hij is een voorstander van de opvatting: het is verbeelding, het is allemaal gelogen. Je roept het op, maar het is niet echt. Hij leerde ook zijn Heerlens accent af. Het is een verrijking om het ABN te leren net zoals het Frans, het Duits, Zuid-Afrikaans, waarin hij speelt. Hij heeft goede oren gekregen van zijn ouders, zegt hij, oren zijn de belangrijkste dingen die je hebt als acteur of zanger. We weten niet half hoezeer we met onze oren kijken....more
PvdA wethouder te Amsterdam Lodewijk Asscher (1974) is wethouder van financiën, jeugdzaken en educatie en PvdA partijleider in Amsterdam. Hij is een zoon van twee juristen en studeerde zelf ook rechten. In 2002 begon hij zijn politieke carrière als gemeenteraadslid in Amsterdam. In 2010 werd hij uitgeroepen tot de beste bestuurder van het jaar. Velen zien hem als het gezicht van de nieuwe sociaaldemocratie, of als de hoop in bange PvdA tijden. Maar steeds als hij werd gevraagd voor het voorzitterschap van de partij, zei hij: “Mijn ambitie is een goede wethouder zijn en niets anders. Ik wil me inzetten voor de stad Amsterdam”. Ondertussen is die schuwte overwonnen..... Zaterdagavond 24 december 2011 sprak Irene Houthuijs drie uur lang live op Radio 1 met de Amsterdamse wethouder Asscher over hoe hij bijdraagt(droeg) aan het bestuur van de hoofdstad van ons land....more
PvdA wethouder te Amsterdam Lodewijk Asscher (1974) is wethouder van financiën, jeugdzaken en educatie en PvdA partijleider in Amsterdam. Hij is een zoon van twee juristen en studeerde zelf ook rechten. In 2002 begon hij zijn politieke carrière als gemeenteraadslid in Amsterdam. In 2010 werd hij uitgeroepen tot de beste bestuurder van het jaar. Velen zien hem als het gezicht van de nieuwe sociaaldemocratie, of als de hoop in bange PvdA tijden. Maar steeds als hij werd gevraagd voor het voorzitterschap van de partij, zei hij: “Mijn ambitie is een goede wethouder zijn en niets anders. Ik wil me inzetten voor de stad Amsterdam”. Ondertussen is die schuwte overwonnen..... Zaterdagavond 24 december 2011 sprak Irene Houthuijs drie uur lang live op Radio 1 met de Amsterdamse wethouder Asscher over hoe hij bijdraagt(droeg) aan het bestuur van de hoofdstad van ons land....more
PvdA wethouder te Amsterdam Lodewijk Asscher (1974) is wethouder van financiën, jeugdzaken en educatie en PvdA partijleider in Amsterdam. Hij is een zoon van twee juristen en studeerde zelf ook rechten. In 2002 begon hij zijn politieke carrière als gemeenteraadslid in Amsterdam. In 2010 werd hij uitgeroepen tot de beste bestuurder van het jaar. Velen zien hem als het gezicht van de nieuwe sociaaldemocratie, of als de hoop in bange PvdA tijden. Maar steeds als hij werd gevraagd voor het voorzitterschap van de partij, zei hij: “Mijn ambitie is een goede wethouder zijn en niets anders. Ik wil me inzetten voor de stad Amsterdam”. Ondertussen is die schuwte overwonnen..... Zaterdagavond 24 december 2011 sprak Irene Houthuijs drie uur lang live op Radio 1 met de Amsterdamse wethouder Asscher over hoe hij bijdraagt(droeg) aan het bestuur van de hoofdstad van ons land....more
Kleine crimineeltjes Op 11 juli 1997 was het de beurt aan de internationaal vermaarde criminologe Josine Junger-Tas om zich te onderwerpen aan de vragen van Djoeke Veeninga. Junger-Tas richt zich vooral op jeugdcriminaliteit. Luistert u hier naar hun drie uur durende gesprek. In januari 2011 is prof. dr. Josine Junger-Tas is op 81-jarige leeftijd overleden. --------------------------------------- Over Josine Junger-Tas Josine Junger-Tas is sinds 2002 gasthoogleraar bij het Willem Pompe Instituut van de Universiteit Utrecht. Ze werkte van 1975-1994 bij het WODC, het onderzoekcentrum van het Ministerie van Justitie, waarvan de laatste vijf jaar als directeur. Daarna was zij verbonden aan het Criminologisch Instituut van de Universiteit Leiden. In 1990 kreeg zij de Selling-Glueck Award van de American Society of Criminology voor haar ‘Contributions to Criminology’. In 2000 kreeg zij een eredoctoraat van de Universiteit van Lausanne en in 2007 kreeg ze de Distinguished International Scholar Award van de American Society of Criminology. Samen met professor Martin Killias van de Universiteit van Zürich richtte Junger-Tas in 2000 de ‘European Society of Criminology’ op....more
Hij was van 1999 tot 2008 premier van België en is nu leider van de liberale fractie in het Europees Parlement, de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa (ALDE). Guy Verhofstadt (1953) is een Vlaamse politicus met een grote passie voor de Europese zaak. In 2009 schreef Guy Verhofstadt het boek 'De weg uit de crisis. Hoe Europa de wereld kan redden', waarin hij de versnipperde aanpak van de financieel-economische crisis aanklaagt. Hij richtte samen met onder meer Daniël Cohn-Bendit van de Groenen de ‘Spinelli-groep’ op die probeert het supranationale karakter van de EU te versterken en zich tegen benauwd nationalistisch denken keert – zoals dat in Nederland gaande is-, volgens Verhofstadt. Gepassioneerd liefhebber van een groot Europa en van literatuur, een politicus met visie, een ex-premier van een land zonder regering. Guy Verhofstadt drie uur in gesprek met Djoeke Veeninga....more
Guy Verhofstadt is een Vlaamse politicus met een grote passie voor de Europese zaak. Vorig jaar verwoordde Guy Verhofstadt zijn bezwaren tegen de versnipperde Europese aanpak in het boek ‘De weg uit de crisis. Hoe Europa de wereld kan redden’. Hij richtte met onder meer Daniël Cohn-Bendit de ‘Spinelli-groep’ op die het supranationale karakter van de EU wil versterken en benauwd nationalistisch denken bestrijdt. Djoeke Veeninga geeft hem drie uur de vloer voor een Nederlands publiek.
Guy Verhofstadt is een Vlaamse politicus met een grote passie voor de Europese zaak. Vorig jaar verwoordde Guy Verhofstadt zijn bezwaren tegen de versnipperde Europese aanpak in het boek ‘De weg uit de crisis. Hoe Europa de wereld kan redden’. Hij richtte met onder meer Daniël Cohn-Bendit de ‘Spinelli-groep’ op die het supranationale karakter van de EU wil versterken en benauwd nationalistisch denken bestrijdt. Djoeke Veeninga geeft hem drie uur de vloer voor een Nederlands publiek.
Begin '80, vorige eeuw, stichtte ze met drie kompanen architectenbureau Mecanoo, het begin van een internationale carrière in architectuur, stedenbouw, landschap en interieur. Voor wonen en werken, van bibliotheken tot schooltjes, van stadstuintjes tot verkeersknooppunten, ondertussen moeder èn professor: Houben staat haar mannetje. Op de prachtige website van haar bureau staat: “Je kan alles proberen te analyseren, maar veel heeft gewoon met intuïtie te maken.” Pieter van der Wielen praat drie uur met Francine Houben. --------------------------------- "Er bestaat geen project zonder strijd", schreef architect Francine Houben (1955) in haar column voor het Financieel Dagblad. In 2000/02 was Francine twee jaar professor Architectonische Vormgeving en Mobiliteitsesthetiek aan de TU Delft. In 2007 was ze visiting professor aan Harvard University. In 2010 werkt ze in Birmingham aan de grootste bibliotheek van Europa. Ingenieur Houben is inmiddels overladen met nationale en internationale prijzen. En Pieter van der Wielen praat drie uur lang met Francine Houben....more
Begin '80, vorige eeuw, stichtte ze met drie kompanen architectenbureau Mecanoo, het begin van een internationale carrière in architectuur, stedenbouw, landschap en interieur. Voor wonen en werken, van bibliotheken tot schooltjes, van stadstuintjes tot verkeersknooppunten, ondertussen moeder èn professor: Houben staat haar mannetje. Op de prachtige website van haar bureau staat: “Je kan alles proberen te analyseren, maar veel heeft gewoon met intuïtie te maken.” Pieter van der Wielen praat drie uur met Francine Houben. --------------------------------- "Er bestaat geen project zonder strijd", schreef architect Francine Houben (1955) in haar column voor het Financieel Dagblad. In 2000/02 was Francine twee jaar professor Architectonische Vormgeving en Mobiliteitsesthetiek aan de TU Delft. In 2007 was ze visiting professor aan Harvard University. In 2010 werkt ze in Birmingham aan de grootste bibliotheek van Europa. Ingenieur Houben is inmiddels overladen met nationale en internationale prijzen. En Pieter van der Wielen praat drie uur lang met Francine Houben....more
Begin '80, vorige eeuw, stichtte ze met drie kompanen architectenbureau Mecanoo, het begin van een internationale carrière in architectuur, stedenbouw, landschap en interieur. Voor wonen en werken, van bibliotheken tot schooltjes, van stadstuintjes tot verkeersknooppunten, ondertussen moeder èn professor: Houben staat haar mannetje. Op de prachtige website van haar bureau staat: “Je kan alles proberen te analyseren, maar veel heeft gewoon met intuïtie te maken.” Pieter van der Wielen praat drie uur met Francine Houben. --------------------------------- "Er bestaat geen project zonder strijd", schreef architect Francine Houben (1955) in haar column voor het Financieel Dagblad. In 2000/02 was Francine twee jaar professor Architectonische Vormgeving en Mobiliteitsesthetiek aan de TU Delft. In 2007 was ze visiting professor aan Harvard University. In 2010 werkt ze in Birmingham aan de grootste bibliotheek van Europa. Ingenieur Houben is inmiddels overladen met nationale en internationale prijzen. En Pieter van der Wielen praat drie uur lang met Francine Houben....more
Bas Heijne is bekend als essayist van NRC Handelsblad. Hij wordt door veel intellectuelen gezien als de lichtende gids in verwarrende tijden. Hij begon als roman- en reisschrijver. Sinds 2000 worden zijn essays regelmatig gebundeld uitgegeven, zoals De wijde wereld (2000) waarin hij hedendaagse fenomenen vanuit een persoonlijke invalshoek bekijkt en zo het leven op het breukvlak van twee eeuwen vastlegde. In 2003 vervolgde hij die zoektocht met Het verloren land, Opmerkingen over Nederland en in dat jaar debuteerde hij ook als toneelschrijver met Van Gogh. Twee jaar geleden presenteerde Heijne VPRO’s Zomergasten. Nu is hij zelf aan de beurt voor een gesprek over zijn eigen geschiedenis en achtergrond. Maar natuurlijk nemen we eerst het jaar 2010 met hem door, een jaar vol gekte en verwarring. Een serieuze oudejaarsconference van Bas Heijne, in gesprek met Djoeke Veeninga. -------------------------------------------------------------- Waarom Bas Heijne HEIJNE, roepnaam Bas, schrijver, vertaler, interviewer, columnist Bastiaan Johan Heijne (1960) geldt voor veel mensen al gedurende vele jaren als een gids in verwarrende tijden. Op een lichte, persoonlijke, humoristische en serieuze toon beschouwt en duidt hij maatschappelijke verschijnselen en personen. Een vaak geslaagde poging om al tijdens de gebeurtenissen met een analytische blik erboven te hangen en de hypocrisie van alle kanten door te prikken. Hij wordt in 1960 geboren en groeit op onder de rook van Amsterdam en het lawaai van Schiphol, in Zwanenburg. Waarover hij opmerkt dat hij uit eigen ervaring kan bevestigen dat daar niets maar dan ook niets gebeurde. Het gezin waar hij opgroeit, zijn ouders, zijn oudere zusje en hij, leeft daar net zo gelijkmatig en rustig, en het zal lang duren voor hij erachter komt dat hij überhaupt jeugdherinneringen heeft. Zijn middelbare school staat in het nabijgelegen Badhoevedorp en hij studeert vervolgens Engelse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Op zijn vierentwintigste debuteert hij als romanschrijver. Hij schrijft vervolgens reisverhalen, en een tweede roman, Suez geheten, die in 1992 uitkomt. Daarna volgt Vlees en Bloed, een bundel korte literaire verhalen. In de jaren negentig vindt hij zijn plek, die hij nog steeds heeft,: de essayist en columnist van NRC Handelsblad die het actuele Nederland om ons heen duidt in z’n radicale en kleine veranderingen. En in z’n constanten. Zijn essays en columns worden regelmatig gebundeld uitgegeven, zoals De wijde wereld uit 2000, waarin hij het Nederlandse leven op het breukvlak van twee eeuwen vastlegde. In 2003 vervolgde hij die zoektocht met Het verloren land, Opmerkingen over Nederland. Ook zijn interviews met denkers, wetenschappers en schrijvers in Europa en daarbuiten komen gebundeld uit, Tafelgesprekken in 2004 en Grote Vragen in 2006. 2007 geleden verscheen het geprezen Onredelijkheid, een essay over identiteit, ook over zijn persoonlijke identiteit gevormd in het gezapige Zwanenburg. In 2010 kwam Harde Liefde uit, gebundelde columns over Nederland op zoek naar zichzelf....more
Bas Heijne is bekend als essayist van NRC Handelsblad. Hij wordt door veel intellectuelen gezien als de lichtende gids in verwarrende tijden. Hij begon als roman- en reisschrijver. Sinds 2000 worden zijn essays regelmatig gebundeld uitgegeven, zoals De wijde wereld (2000) waarin hij hedendaagse fenomenen vanuit een persoonlijke invalshoek bekijkt en zo het leven op het breukvlak van twee eeuwen vastlegde. In 2003 vervolgde hij die zoektocht met Het verloren land, Opmerkingen over Nederland en in dat jaar debuteerde hij ook als toneelschrijver met Van Gogh. Twee jaar geleden presenteerde Heijne VPRO’s Zomergasten. Nu is hij zelf aan de beurt voor een gesprek over zijn eigen geschiedenis en achtergrond. Maar natuurlijk nemen we eerst het jaar 2010 met hem door, een jaar vol gekte en verwarring. Een serieuze oudejaarsconference van Bas Heijne, in gesprek met Djoeke Veeninga. -------------------------------------------------------------- Waarom Bas Heijne HEIJNE, roepnaam Bas, schrijver, vertaler, interviewer, columnist Bastiaan Johan Heijne (1960) geldt voor veel mensen al gedurende vele jaren als een gids in verwarrende tijden. Op een lichte, persoonlijke, humoristische en serieuze toon beschouwt en duidt hij maatschappelijke verschijnselen en personen. Een vaak geslaagde poging om al tijdens de gebeurtenissen met een analytische blik erboven te hangen en de hypocrisie van alle kanten door te prikken. Hij wordt in 1960 geboren en groeit op onder de rook van Amsterdam en het lawaai van Schiphol, in Zwanenburg. Waarover hij opmerkt dat hij uit eigen ervaring kan bevestigen dat daar niets maar dan ook niets gebeurde. Het gezin waar hij opgroeit, zijn ouders, zijn oudere zusje en hij, leeft daar net zo gelijkmatig en rustig, en het zal lang duren voor hij erachter komt dat hij überhaupt jeugdherinneringen heeft. Zijn middelbare school staat in het nabijgelegen Badhoevedorp en hij studeert vervolgens Engelse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Op zijn vierentwintigste debuteert hij als romanschrijver. Hij schrijft vervolgens reisverhalen, en een tweede roman, Suez geheten, die in 1992 uitkomt. Daarna volgt Vlees en Bloed, een bundel korte literaire verhalen. In de jaren negentig vindt hij zijn plek, die hij nog steeds heeft,: de essayist en columnist van NRC Handelsblad die het actuele Nederland om ons heen duidt in z’n radicale en kleine veranderingen. En in z’n constanten. Zijn essays en columns worden regelmatig gebundeld uitgegeven, zoals De wijde wereld uit 2000, waarin hij het Nederlandse leven op het breukvlak van twee eeuwen vastlegde. In 2003 vervolgde hij die zoektocht met Het verloren land, Opmerkingen over Nederland. Ook zijn interviews met denkers, wetenschappers en schrijvers in Europa en daarbuiten komen gebundeld uit, Tafelgesprekken in 2004 en Grote Vragen in 2006. 2007 geleden verscheen het geprezen Onredelijkheid, een essay over identiteit, ook over zijn persoonlijke identiteit gevormd in het gezapige Zwanenburg. In 2010 kwam Harde Liefde uit, gebundelde columns over Nederland op zoek naar zichzelf....more
Bas Heijne is bekend als essayist van NRC Handelsblad. Hij wordt door veel intellectuelen gezien als de lichtende gids in verwarrende tijden. Hij begon als roman- en reisschrijver. Sinds 2000 worden zijn essays regelmatig gebundeld uitgegeven, zoals De wijde wereld (2000) waarin hij hedendaagse fenomenen vanuit een persoonlijke invalshoek bekijkt en zo het leven op het breukvlak van twee eeuwen vastlegde. In 2003 vervolgde hij die zoektocht met Het verloren land, Opmerkingen over Nederland en in dat jaar debuteerde hij ook als toneelschrijver met Van Gogh. Twee jaar geleden presenteerde Heijne VPRO’s Zomergasten. Nu is hij zelf aan de beurt voor een gesprek over zijn eigen geschiedenis en achtergrond. Maar natuurlijk nemen we eerst het jaar 2010 met hem door, een jaar vol gekte en verwarring. Een serieuze oudejaarsconference van Bas Heijne, in gesprek met Djoeke Veeninga. -------------------------------------------------------------- Waarom Bas Heijne HEIJNE, roepnaam Bas, schrijver, vertaler, interviewer, columnist Bastiaan Johan Heijne (1960) geldt voor veel mensen al gedurende vele jaren als een gids in verwarrende tijden. Op een lichte, persoonlijke, humoristische en serieuze toon beschouwt en duidt hij maatschappelijke verschijnselen en personen. Een vaak geslaagde poging om al tijdens de gebeurtenissen met een analytische blik erboven te hangen en de hypocrisie van alle kanten door te prikken. Hij wordt in 1960 geboren en groeit op onder de rook van Amsterdam en het lawaai van Schiphol, in Zwanenburg. Waarover hij opmerkt dat hij uit eigen ervaring kan bevestigen dat daar niets maar dan ook niets gebeurde. Het gezin waar hij opgroeit, zijn ouders, zijn oudere zusje en hij, leeft daar net zo gelijkmatig en rustig, en het zal lang duren voor hij erachter komt dat hij überhaupt jeugdherinneringen heeft. Zijn middelbare school staat in het nabijgelegen Badhoevedorp en hij studeert vervolgens Engelse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Op zijn vierentwintigste debuteert hij als romanschrijver. Hij schrijft vervolgens reisverhalen, en een tweede roman, Suez geheten, die in 1992 uitkomt. Daarna volgt Vlees en Bloed, een bundel korte literaire verhalen. In de jaren negentig vindt hij zijn plek, die hij nog steeds heeft,: de essayist en columnist van NRC Handelsblad die het actuele Nederland om ons heen duidt in z’n radicale en kleine veranderingen. En in z’n constanten. Zijn essays en columns worden regelmatig gebundeld uitgegeven, zoals De wijde wereld uit 2000, waarin hij het Nederlandse leven op het breukvlak van twee eeuwen vastlegde. In 2003 vervolgde hij die zoektocht met Het verloren land, Opmerkingen over Nederland. Ook zijn interviews met denkers, wetenschappers en schrijvers in Europa en daarbuiten komen gebundeld uit, Tafelgesprekken in 2004 en Grote Vragen in 2006. 2007 geleden verscheen het geprezen Onredelijkheid, een essay over identiteit, ook over zijn persoonlijke identiteit gevormd in het gezapige Zwanenburg. In 2010 kwam Harde Liefde uit, gebundelde columns over Nederland op zoek naar zichzelf....more
Tijs Goldschmidt is schrijver en gedragsbioloog. Hij publiceerde in 1994 'Darwins hofvijver, een drama in het Victoriameer' dat in vele talen werd uitgegeven. In 2000 verscheen 'Oversprongen. Beschouwingen over natuur en cultuur'. In 2003 volgde 'De andere linkerkant'. Over de rol van links en rechts in de evolutie.In 2007 volgden 'Kloten van de engel. Beschouwingen over de natuurlijkheid van cultuur', en 'Doen alsof je doet alsof', over de biologische betekenis van spelen en het spel-element in de cultuur. Als gastconservator van het Frans Halsmuseum stelde hij in 2004 de fototentoonstelling Wegkijken samen en schreef het begeleidend essay over schaamte en plaatsvervangende schaamte. Rik Delhaas spreekt drie uur met Tijs Goldschmidt over zijn ontwikkeling als wetenschapper, zijn schrijverschap en zijn persoonlijk leven....more
Tijs Goldschmidt is schrijver en gedragsbioloog. Hij publiceerde in 1994 'Darwins hofvijver, een drama in het Victoriameer' dat in vele talen werd uitgegeven. In 2000 verscheen 'Oversprongen. Beschouwingen over natuur en cultuur'. In 2003 volgde 'De andere linkerkant'. Over de rol van links en rechts in de evolutie.In 2007 volgden 'Kloten van de engel. Beschouwingen over de natuurlijkheid van cultuur', en 'Doen alsof je doet alsof', over de biologische betekenis van spelen en het spel-element in de cultuur. Als gastconservator van het Frans Halsmuseum stelde hij in 2004 de fototentoonstelling Wegkijken samen en schreef het begeleidend essay over schaamte en plaatsvervangende schaamte. Rik Delhaas spreekt drie uur met Tijs Goldschmidt over zijn ontwikkeling als wetenschapper, zijn schrijverschap en zijn persoonlijk leven....more
Tijs Goldschmidt is schrijver en gedragsbioloog. Hij publiceerde in 1994 'Darwins hofvijver, een drama in het Victoriameer' dat in vele talen werd uitgegeven. In 2000 verscheen 'Oversprongen. Beschouwingen over natuur en cultuur'. In 2003 volgde 'De andere linkerkant'. Over de rol van links en rechts in de evolutie.In 2007 volgden 'Kloten van de engel. Beschouwingen over de natuurlijkheid van cultuur', en 'Doen alsof je doet alsof', over de biologische betekenis van spelen en het spel-element in de cultuur. Als gastconservator van het Frans Halsmuseum stelde hij in 2004 de fototentoonstelling Wegkijken samen en schreef het begeleidend essay over schaamte en plaatsvervangende schaamte. Rik Delhaas spreekt drie uur met Tijs Goldschmidt over zijn ontwikkeling als wetenschapper, zijn schrijverschap en zijn persoonlijk leven....more
Bij zijn afscheidsrede vorig jaar als hoogleraar vroeg hij zich af of Nederlanders door de eeuwen heen wel zo tolerant waren als wij denken, en zijn wij ons vermogen kwijtgeraakt met alle soorten godsdiensten en afwijkingen om te gaan? Piet de Rooy (1944) is historicus, gespecialiseerd in de eigentijdse geschiedenis van Nederland. Gebrek aan tolerantie, religie en scheiding van kerk en staat, de oude waarden van de sociaaldemocratie, de cultuurgeschiedenis van de negentiende eeuw – het is slechts een greep uit de onderwerpen waarover hij schreef. Kortweg Nederland: wat iedereen wil weten over onze geschiedenis heette zijn bijdrage aan de in 2006 tot stand gekomen Canon van Nederland. Deze kenner van de Nederlandse geschiedenis wordt geïnterviewd door Jos Palm. ---------------------------------------- Verkorte weergave van het verhaal van Piet de Rooy Deze gast houdt niet van polarisatie en vindt zelfbeperking een onderschatte maatschappelijke kwaliteit. Misschien blijkt hij de ideale gast voor deze avond te zijn, want hij kan uitleggen waarom vrede en welbehagen bij Nederland horen – of in elk geval, waarom wij lang gedacht hebben dat die bij Nederland horen. Als het land in de war is, of als het zichzelf in de war heeft verklaard, zei hij ooit, dan zoekt men de historici op. Die mogen ter geruststelling komen vertellen dat het allemaal zo'n vaart niet loopt. Dat de geschiedenis bewijst dat het burgerlijke en het tolerante de hartslag is van onze natie. In 1985 werd hij hoogleraar Geschiedenis van Nederland vanaf de Middeleeuwen aan de Universiteit van Amsterdam. Vorig jaar nam hij afscheid. Gebrek aan tolerantie, religie en scheiding van kerk en staat, de oude waarden van de sociaaldemocratie – het is slechts een greep uit de onderwerpen waarover hij schreef. In De republiek der rivaliteiten beschreef hij het Nederland van de negentiende eeuw. En Kortweg Nederland: wat iedereen wil weten over onze geschiedenis heette zijn bijdrage aan de in 2006 tot stand gekomen Canon van Nederland. Eerder zat hij een commissie voor, die aanbevelingen deed over de verbetering van het geschiedenisonderwijs – de commissie de Rooy. Want over hem hebben we het: Piet de Rooy, historicus. Hij groeide op als protestantse jongen met een sociaaldemocratische inborst – en hoe dat in zijn familiegeschiedenis zit, daar komen we vanavond nog wel achter. Het hele vaderland lijkt in hem verenigd – de grote stad Rotterdam, het achterland van Brabant. De reformatie kent voor hem geen geheimen, de grootste arbeidersstad van het land niet, het dorp niet en zelfs het katholicisme niet. Met die bagage ging hij in de woelige jaren zestig in Amsterdam studeren en in 1966 trouwde hij – dus ook de liefde en de provocatie zijn hem evenmin ontgaan. Een homo universalis van de polder dus, en ook een homo historicus. Samenvatting eerste uur Marathon Piet de Rooy U luistert naar Het Marathoninterview met historicus Piet de Rooy, professor in ruste in de moderne Nederlandse geschiedenis. Het professor-in-ruste zijn, daarover zei hij: ik kan het iedereen aanraden. Wat hij voorheen deed, lezen en schrijven, dat gaat door, maar nu zonder gestoord te worden door vergaderingen. De heren keken terug naar het afgelopen jaar, naar het land dat een paar jaar geleden door premier Balkenende in de war werd verklaard. Interviewer Jos Palm begint bij het CDA congres. Wat zag hij daar gebeuren? De historische basis van de CDA, zijn twee peilers, de getuigenispartij en de bestuurderspartij – die twee stromingen bleken niet meer verenigd te kunnen worden, dat zag de historicus. En de consensus die manmoedig werd gezocht, dat is wel degelijk Nederlands – in Nederland wordt degene die afwijkt niet op handen gedragen. Maar het probleem is niet opgelost, constateert de Rooy, er moet nog een keuze komen. Er volgt een klein college over de moeizame ontstaansgeschiedenis van het CDA. De progressieve katholiek Piet Steenkamp kwam met de magistrale oplossing: we moeten het christendom zien als een continue uitdaging. Helaas zijn behaalde resultaten in het verleden niet meteen herhaalbaar, zegt hij, dus nu moet er een ander konijn uit de hoed komen. En wat is er toch met de PvdA aan de hand – nu op 16 zetels in de laatste peilingen? Ten diepste ligt het probleem hier: het ging altijd om bestaanszekerheid, een verzorgingsstaat inrichten, wat van groot maatschappelijk belang is geweest, maar daarmee committeer je je ook aan economische groei. En de sociaaldemocratie is iets te gedachteloos meegegaan aan het Angelsaksische neoliberalisme, het geloof in de vrije markt. Te laat kwamen ze erachter dat een deel van de achterban was afgehaakt, en toen was er geen antwoord meer. Maar volgens de Rooy is het begrip bestaanszekerheid nog steeds de basis voor de toekomst van de sociaaldemocratie. Want er zullen golven van bestaansonzekerheid over het land spoelen – kijk bv maar naar onze postbodes. Het zal tijd nemen voor de PvdA de kiezers zal herwinnen die ze in die neoliberale jaren zijn kwijtgeraakt. En overtuig die mensen van je visie, in plaats van de platte klantenjacht, zoals het nu gaat in de politieke cultuur. De PvdA zal het pas beter gaan doen als ze die cultuur naar hun hand kunnen zetten. Het gaat misschien niet om de ideologie, maar om hoe de partijen functioneren – dat gaat voor de verdwijnende middenpartijen van CDA en PvdA allebei op. Ze moeten de achterban betrekken bij het beleid, en daar is niet veel ervaring mee. Het CDA congres was misschien een beginnetje daarvan. De bevolking verandert niet zoveel, zegt hij, blijkt alle onderzoeken – er zijn middengroepen, die blijven, en die blijven ook verdeeld over links en rechts. Dus paniek over de PVV voelt hij niet? Nee, zegt hij paniek is überhaupt geen goed idee, je kan beter kijken naar het model van afvaardiging. Wat voor soort vertegenwoordigers willen we hebben – daar hebben de PVV stemmers iets over gezegd: wij willen vertegenwoordigers die dicht bij henzelf staan. Samenvatting tweede uur Eerst kregen we een beeld van de vader van Piet de Rooy. Vader de Rooy kwam uit een protestant boerengezin, maar werd naar de kweekschool gestuurd omdat hij bij zijn geboorte door een ruwe tangbevalling een oog had verloren – en daarom was hij niet geschikt voor het boerenbedrijf. De Rooy herinnert hem als een hardwerkende man, die later altijd zat te studeren, voor MO aktes. In de oorlog was vader de Rooy als onderwijzer gevraagd voor een verzetsgroep, en vlak na de oorlog ging de vader op reis naar Duitsland, om dat land met eigen ogen eens te zien. Hij kwam terug met toeristische verhalen, want het waren de jaren 50, over de oorlog en seks werd niet gesproken, zegt hij. Zijn vader stierf toen Piet 18 was. In zijn jeugd, op vakantie bij zijn grootouders op het Brabantse platteland, kwam hij erachter dat er achter de protestante enclave waar zijn familie in leefde, de rest voornamelijk katholiek bleek te zijn. Waar je met een katholiek vriendje wel leuk Pausje en misdienaartje kon spelen en toch ontdekte dat er een duidelijke ándere cultuur bestond. Het werd een besef dat nog nuttig bleek toen Piet de Rooy zijn misschien wel beste boek schreef, zoals Jos Palm het omschrijft: De republiek van rivaliteiten. Als de schrijver het kort moet samenvatten: In de 19-de eeuw is Nederland een natie geweest waarin iedereen accepteerde dat de protestanten de dominante groep was, dat werd ook door katholieken erkend. En dat gaat tegen het geldende beeld in. Maar in de loop van de eeuw werd het koor van andersdenkenden steeds sterker, het was niet homogeen meer. De katholieken, de liberalen, de protestanten. de socialisten – allemaal te klein voor dominantie, en te groot om rivaliteiten uit de weg te gaan, te groot voor homogeniteit. Daardoor werden we een land dat zijn eenheid in verscheidenheid erkende – en het belang ervan werd erkend, omdat dat de enige manier is om sterk in de wereld te staan. En als je dat met nu vergelijkt? Dan zie je dat we met onze rug naar Europa staan. Hij noemt het historische dieptepunt van ons NEE in het referendum over de grondwet. De toenmalige staatssecretaris Nicolai die met een Hema taart kwam met de tekst Europa best wel belangrijk – als dat het nivo is van onze politici als het over Europa en onze plek in de wereld gaat… We waren gebleven bij de zelfbeperking als maatschappelijk ideaal en als realiteit in het dagelijks leven van de wederopbouwtijd – waarin een wandeling maken al een vorm was van iets geks doen Het derde uur Het Nederland dat vanuit haar 19-de eeuwse geschiedenis om kon gaan met verschillen heeft dat vermogen verloren in de jaren 60 met zijn eenheidsideaal - en Het populisme is een kortdurend verschijnsel en het biedt niets nieuws – laten we in elk geval deze twee wijsheden onthouden van onze gast van vanavond. Dit was het Marathoninterview - U luisterde de afgelopen drie uur naar Jos Palm in gesprek met Piet de Rooy, historicus, professor in ruste in de moderne Nederlandse geschiedenis....more
Bij zijn afscheidsrede vorig jaar als hoogleraar vroeg hij zich af of Nederlanders door de eeuwen heen wel zo tolerant waren als wij denken, en zijn wij ons vermogen kwijtgeraakt met alle soorten godsdiensten en afwijkingen om te gaan? Piet de Rooy (1944) is historicus, gespecialiseerd in de eigentijdse geschiedenis van Nederland. Gebrek aan tolerantie, religie en scheiding van kerk en staat, de oude waarden van de sociaaldemocratie, de cultuurgeschiedenis van de negentiende eeuw – het is slechts een greep uit de onderwerpen waarover hij schreef. Kortweg Nederland: wat iedereen wil weten over onze geschiedenis heette zijn bijdrage aan de in 2006 tot stand gekomen Canon van Nederland. Deze kenner van de Nederlandse geschiedenis wordt geïnterviewd door Jos Palm. ---------------------------------------- Verkorte weergave van het verhaal van Piet de Rooy Deze gast houdt niet van polarisatie en vindt zelfbeperking een onderschatte maatschappelijke kwaliteit. Misschien blijkt hij de ideale gast voor deze avond te zijn, want hij kan uitleggen waarom vrede en welbehagen bij Nederland horen – of in elk geval, waarom wij lang gedacht hebben dat die bij Nederland horen. Als het land in de war is, of als het zichzelf in de war heeft verklaard, zei hij ooit, dan zoekt men de historici op. Die mogen ter geruststelling komen vertellen dat het allemaal zo'n vaart niet loopt. Dat de geschiedenis bewijst dat het burgerlijke en het tolerante de hartslag is van onze natie. In 1985 werd hij hoogleraar Geschiedenis van Nederland vanaf de Middeleeuwen aan de Universiteit van Amsterdam. Vorig jaar nam hij afscheid. Gebrek aan tolerantie, religie en scheiding van kerk en staat, de oude waarden van de sociaaldemocratie – het is slechts een greep uit de onderwerpen waarover hij schreef. In De republiek der rivaliteiten beschreef hij het Nederland van de negentiende eeuw. En Kortweg Nederland: wat iedereen wil weten over onze geschiedenis heette zijn bijdrage aan de in 2006 tot stand gekomen Canon van Nederland. Eerder zat hij een commissie voor, die aanbevelingen deed over de verbetering van het geschiedenisonderwijs – de commissie de Rooy. Want over hem hebben we het: Piet de Rooy, historicus. Hij groeide op als protestantse jongen met een sociaaldemocratische inborst – en hoe dat in zijn familiegeschiedenis zit, daar komen we vanavond nog wel achter. Het hele vaderland lijkt in hem verenigd – de grote stad Rotterdam, het achterland van Brabant. De reformatie kent voor hem geen geheimen, de grootste arbeidersstad van het land niet, het dorp niet en zelfs het katholicisme niet. Met die bagage ging hij in de woelige jaren zestig in Amsterdam studeren en in 1966 trouwde hij – dus ook de liefde en de provocatie zijn hem evenmin ontgaan. Een homo universalis van de polder dus, en ook een homo historicus. Samenvatting eerste uur Marathon Piet de Rooy U luistert naar Het Marathoninterview met historicus Piet de Rooy, professor in ruste in de moderne Nederlandse geschiedenis. Het professor-in-ruste zijn, daarover zei hij: ik kan het iedereen aanraden. Wat hij voorheen deed, lezen en schrijven, dat gaat door, maar nu zonder gestoord te worden door vergaderingen. De heren keken terug naar het afgelopen jaar, naar het land dat een paar jaar geleden door premier Balkenende in de war werd verklaard. Interviewer Jos Palm begint bij het CDA congres. Wat zag hij daar gebeuren? De historische basis van de CDA, zijn twee peilers, de getuigenispartij en de bestuurderspartij – die twee stromingen bleken niet meer verenigd te kunnen worden, dat zag de historicus. En de consensus die manmoedig werd gezocht, dat is wel degelijk Nederlands – in Nederland wordt degene die afwijkt niet op handen gedragen. Maar het probleem is niet opgelost, constateert de Rooy, er moet nog een keuze komen. Er volgt een klein college over de moeizame ontstaansgeschiedenis van het CDA. De progressieve katholiek Piet Steenkamp kwam met de magistrale oplossing: we moeten het christendom zien als een continue uitdaging. Helaas zijn behaalde resultaten in het verleden niet meteen herhaalbaar, zegt hij, dus nu moet er een ander konijn uit de hoed komen. En wat is er toch met de PvdA aan de hand – nu op 16 zetels in de laatste peilingen? Ten diepste ligt het probleem hier: het ging altijd om bestaanszekerheid, een verzorgingsstaat inrichten, wat van groot maatschappelijk belang is geweest, maar daarmee committeer je je ook aan economische groei. En de sociaaldemocratie is iets te gedachteloos meegegaan aan het Angelsaksische neoliberalisme, het geloof in de vrije markt. Te laat kwamen ze erachter dat een deel van de achterban was afgehaakt, en toen was er geen antwoord meer. Maar volgens de Rooy is het begrip bestaanszekerheid nog steeds de basis voor de toekomst van de sociaaldemocratie. Want er zullen golven van bestaansonzekerheid over het land spoelen – kijk bv maar naar onze postbodes. Het zal tijd nemen voor de PvdA de kiezers zal herwinnen die ze in die neoliberale jaren zijn kwijtgeraakt. En overtuig die mensen van je visie, in plaats van de platte klantenjacht, zoals het nu gaat in de politieke cultuur. De PvdA zal het pas beter gaan doen als ze die cultuur naar hun hand kunnen zetten. Het gaat misschien niet om de ideologie, maar om hoe de partijen functioneren – dat gaat voor de verdwijnende middenpartijen van CDA en PvdA allebei op. Ze moeten de achterban betrekken bij het beleid, en daar is niet veel ervaring mee. Het CDA congres was misschien een beginnetje daarvan. De bevolking verandert niet zoveel, zegt hij, blijkt alle onderzoeken – er zijn middengroepen, die blijven, en die blijven ook verdeeld over links en rechts. Dus paniek over de PVV voelt hij niet? Nee, zegt hij paniek is überhaupt geen goed idee, je kan beter kijken naar het model van afvaardiging. Wat voor soort vertegenwoordigers willen we hebben – daar hebben de PVV stemmers iets over gezegd: wij willen vertegenwoordigers die dicht bij henzelf staan. Samenvatting tweede uur Eerst kregen we een beeld van de vader van Piet de Rooy. Vader de Rooy kwam uit een protestant boerengezin, maar werd naar de kweekschool gestuurd omdat hij bij zijn geboorte door een ruwe tangbevalling een oog had verloren – en daarom was hij niet geschikt voor het boerenbedrijf. De Rooy herinnert hem als een hardwerkende man, die later altijd zat te studeren, voor MO aktes. In de oorlog was vader de Rooy als onderwijzer gevraagd voor een verzetsgroep, en vlak na de oorlog ging de vader op reis naar Duitsland, om dat land met eigen ogen eens te zien. Hij kwam terug met toeristische verhalen, want het waren de jaren 50, over de oorlog en seks werd niet gesproken, zegt hij. Zijn vader stierf toen Piet 18 was. In zijn jeugd, op vakantie bij zijn grootouders op het Brabantse platteland, kwam hij erachter dat er achter de protestante enclave waar zijn familie in leefde, de rest voornamelijk katholiek bleek te zijn. Waar je met een katholiek vriendje wel leuk Pausje en misdienaartje kon spelen en toch ontdekte dat er een duidelijke ándere cultuur bestond. Het werd een besef dat nog nuttig bleek toen Piet de Rooy zijn misschien wel beste boek schreef, zoals Jos Palm het omschrijft: De republiek van rivaliteiten. Als de schrijver het kort moet samenvatten: In de 19-de eeuw is Nederland een natie geweest waarin iedereen accepteerde dat de protestanten de dominante groep was, dat werd ook door katholieken erkend. En dat gaat tegen het geldende beeld in. Maar in de loop van de eeuw werd het koor van andersdenkenden steeds sterker, het was niet homogeen meer. De katholieken, de liberalen, de protestanten. de socialisten – allemaal te klein voor dominantie, en te groot om rivaliteiten uit de weg te gaan, te groot voor homogeniteit. Daardoor werden we een land dat zijn eenheid in verscheidenheid erkende – en het belang ervan werd erkend, omdat dat de enige manier is om sterk in de wereld te staan. En als je dat met nu vergelijkt? Dan zie je dat we met onze rug naar Europa staan. Hij noemt het historische dieptepunt van ons NEE in het referendum over de grondwet. De toenmalige staatssecretaris Nicolai die met een Hema taart kwam met de tekst Europa best wel belangrijk – als dat het nivo is van onze politici als het over Europa en onze plek in de wereld gaat… We waren gebleven bij de zelfbeperking als maatschappelijk ideaal en als realiteit in het dagelijks leven van de wederopbouwtijd – waarin een wandeling maken al een vorm was van iets geks doen Het derde uur Het Nederland dat vanuit haar 19-de eeuwse geschiedenis om kon gaan met verschillen heeft dat vermogen verloren in de jaren 60 met zijn eenheidsideaal - en Het populisme is een kortdurend verschijnsel en het biedt niets nieuws – laten we in elk geval deze twee wijsheden onthouden van onze gast van vanavond. Dit was het Marathoninterview - U luisterde de afgelopen drie uur naar Jos Palm in gesprek met Piet de Rooy, historicus, professor in ruste in de moderne Nederlandse geschiedenis....more
Bij zijn afscheidsrede vorig jaar als hoogleraar vroeg hij zich af of Nederlanders door de eeuwen heen wel zo tolerant waren als wij denken, en zijn wij ons vermogen kwijtgeraakt met alle soorten godsdiensten en afwijkingen om te gaan? Piet de Rooy (1944) is historicus, gespecialiseerd in de eigentijdse geschiedenis van Nederland. Gebrek aan tolerantie, religie en scheiding van kerk en staat, de oude waarden van de sociaaldemocratie, de cultuurgeschiedenis van de negentiende eeuw – het is slechts een greep uit de onderwerpen waarover hij schreef. Kortweg Nederland: wat iedereen wil weten over onze geschiedenis heette zijn bijdrage aan de in 2006 tot stand gekomen Canon van Nederland. Deze kenner van de Nederlandse geschiedenis wordt geïnterviewd door Jos Palm. ---------------------------------------- Verkorte weergave van het verhaal van Piet de Rooy Deze gast houdt niet van polarisatie en vindt zelfbeperking een onderschatte maatschappelijke kwaliteit. Misschien blijkt hij de ideale gast voor deze avond te zijn, want hij kan uitleggen waarom vrede en welbehagen bij Nederland horen – of in elk geval, waarom wij lang gedacht hebben dat die bij Nederland horen. Als het land in de war is, of als het zichzelf in de war heeft verklaard, zei hij ooit, dan zoekt men de historici op. Die mogen ter geruststelling komen vertellen dat het allemaal zo'n vaart niet loopt. Dat de geschiedenis bewijst dat het burgerlijke en het tolerante de hartslag is van onze natie. In 1985 werd hij hoogleraar Geschiedenis van Nederland vanaf de Middeleeuwen aan de Universiteit van Amsterdam. Vorig jaar nam hij afscheid. Gebrek aan tolerantie, religie en scheiding van kerk en staat, de oude waarden van de sociaaldemocratie – het is slechts een greep uit de onderwerpen waarover hij schreef. In De republiek der rivaliteiten beschreef hij het Nederland van de negentiende eeuw. En Kortweg Nederland: wat iedereen wil weten over onze geschiedenis heette zijn bijdrage aan de in 2006 tot stand gekomen Canon van Nederland. Eerder zat hij een commissie voor, die aanbevelingen deed over de verbetering van het geschiedenisonderwijs – de commissie de Rooy. Want over hem hebben we het: Piet de Rooy, historicus. Hij groeide op als protestantse jongen met een sociaaldemocratische inborst – en hoe dat in zijn familiegeschiedenis zit, daar komen we vanavond nog wel achter. Het hele vaderland lijkt in hem verenigd – de grote stad Rotterdam, het achterland van Brabant. De reformatie kent voor hem geen geheimen, de grootste arbeidersstad van het land niet, het dorp niet en zelfs het katholicisme niet. Met die bagage ging hij in de woelige jaren zestig in Amsterdam studeren en in 1966 trouwde hij – dus ook de liefde en de provocatie zijn hem evenmin ontgaan. Een homo universalis van de polder dus, en ook een homo historicus. Samenvatting eerste uur Marathon Piet de Rooy U luistert naar Het Marathoninterview met historicus Piet de Rooy, professor in ruste in de moderne Nederlandse geschiedenis. Het professor-in-ruste zijn, daarover zei hij: ik kan het iedereen aanraden. Wat hij voorheen deed, lezen en schrijven, dat gaat door, maar nu zonder gestoord te worden door vergaderingen. De heren keken terug naar het afgelopen jaar, naar het land dat een paar jaar geleden door premier Balkenende in de war werd verklaard. Interviewer Jos Palm begint bij het CDA congres. Wat zag hij daar gebeuren? De historische basis van de CDA, zijn twee peilers, de getuigenispartij en de bestuurderspartij – die twee stromingen bleken niet meer verenigd te kunnen worden, dat zag de historicus. En de consensus die manmoedig werd gezocht, dat is wel degelijk Nederlands – in Nederland wordt degene die afwijkt niet op handen gedragen. Maar het probleem is niet opgelost, constateert de Rooy, er moet nog een keuze komen. Er volgt een klein college over de moeizame ontstaansgeschiedenis van het CDA. De progressieve katholiek Piet Steenkamp kwam met de magistrale oplossing: we moeten het christendom zien als een continue uitdaging. Helaas zijn behaalde resultaten in het verleden niet meteen herhaalbaar, zegt hij, dus nu moet er een ander konijn uit de hoed komen. En wat is er toch met de PvdA aan de hand – nu op 16 zetels in de laatste peilingen? Ten diepste ligt het probleem hier: het ging altijd om bestaanszekerheid, een verzorgingsstaat inrichten, wat van groot maatschappelijk belang is geweest, maar daarmee committeer je je ook aan economische groei. En de sociaaldemocratie is iets te gedachteloos meegegaan aan het Angelsaksische neoliberalisme, het geloof in de vrije markt. Te laat kwamen ze erachter dat een deel van de achterban was afgehaakt, en toen was er geen antwoord meer. Maar volgens de Rooy is het begrip bestaanszekerheid nog steeds de basis voor de toekomst van de sociaaldemocratie. Want er zullen golven van bestaansonzekerheid over het land spoelen – kijk bv maar naar onze postbodes. Het zal tijd nemen voor de PvdA de kiezers zal herwinnen die ze in die neoliberale jaren zijn kwijtgeraakt. En overtuig die mensen van je visie, in plaats van de platte klantenjacht, zoals het nu gaat in de politieke cultuur. De PvdA zal het pas beter gaan doen als ze die cultuur naar hun hand kunnen zetten. Het gaat misschien niet om de ideologie, maar om hoe de partijen functioneren – dat gaat voor de verdwijnende middenpartijen van CDA en PvdA allebei op. Ze moeten de achterban betrekken bij het beleid, en daar is niet veel ervaring mee. Het CDA congres was misschien een beginnetje daarvan. De bevolking verandert niet zoveel, zegt hij, blijkt alle onderzoeken – er zijn middengroepen, die blijven, en die blijven ook verdeeld over links en rechts. Dus paniek over de PVV voelt hij niet? Nee, zegt hij paniek is überhaupt geen goed idee, je kan beter kijken naar het model van afvaardiging. Wat voor soort vertegenwoordigers willen we hebben – daar hebben de PVV stemmers iets over gezegd: wij willen vertegenwoordigers die dicht bij henzelf staan. Samenvatting tweede uur Eerst kregen we een beeld van de vader van Piet de Rooy. Vader de Rooy kwam uit een protestant boerengezin, maar werd naar de kweekschool gestuurd omdat hij bij zijn geboorte door een ruwe tangbevalling een oog had verloren – en daarom was hij niet geschikt voor het boerenbedrijf. De Rooy herinnert hem als een hardwerkende man, die later altijd zat te studeren, voor MO aktes. In de oorlog was vader de Rooy als onderwijzer gevraagd voor een verzetsgroep, en vlak na de oorlog ging de vader op reis naar Duitsland, om dat land met eigen ogen eens te zien. Hij kwam terug met toeristische verhalen, want het waren de jaren 50, over de oorlog en seks werd niet gesproken, zegt hij. Zijn vader stierf toen Piet 18 was. In zijn jeugd, op vakantie bij zijn grootouders op het Brabantse platteland, kwam hij erachter dat er achter de protestante enclave waar zijn familie in leefde, de rest voornamelijk katholiek bleek te zijn. Waar je met een katholiek vriendje wel leuk Pausje en misdienaartje kon spelen en toch ontdekte dat er een duidelijke ándere cultuur bestond. Het werd een besef dat nog nuttig bleek toen Piet de Rooy zijn misschien wel beste boek schreef, zoals Jos Palm het omschrijft: De republiek van rivaliteiten. Als de schrijver het kort moet samenvatten: In de 19-de eeuw is Nederland een natie geweest waarin iedereen accepteerde dat de protestanten de dominante groep was, dat werd ook door katholieken erkend. En dat gaat tegen het geldende beeld in. Maar in de loop van de eeuw werd het koor van andersdenkenden steeds sterker, het was niet homogeen meer. De katholieken, de liberalen, de protestanten. de socialisten – allemaal te klein voor dominantie, en te groot om rivaliteiten uit de weg te gaan, te groot voor homogeniteit. Daardoor werden we een land dat zijn eenheid in verscheidenheid erkende – en het belang ervan werd erkend, omdat dat de enige manier is om sterk in de wereld te staan. En als je dat met nu vergelijkt? Dan zie je dat we met onze rug naar Europa staan. Hij noemt het historische dieptepunt van ons NEE in het referendum over de grondwet. De toenmalige staatssecretaris Nicolai die met een Hema taart kwam met de tekst Europa best wel belangrijk – als dat het nivo is van onze politici als het over Europa en onze plek in de wereld gaat… We waren gebleven bij de zelfbeperking als maatschappelijk ideaal en als realiteit in het dagelijks leven van de wederopbouwtijd – waarin een wandeling maken al een vorm was van iets geks doen Het derde uur Het Nederland dat vanuit haar 19-de eeuwse geschiedenis om kon gaan met verschillen heeft dat vermogen verloren in de jaren 60 met zijn eenheidsideaal - en Het populisme is een kortdurend verschijnsel en het biedt niets nieuws – laten we in elk geval deze twee wijsheden onthouden van onze gast van vanavond. Dit was het Marathoninterview - U luisterde de afgelopen drie uur naar Jos Palm in gesprek met Piet de Rooy, historicus, professor in ruste in de moderne Nederlandse geschiedenis....more
A.L. Snijders, schrijver. Gesprek over zijn Amsterdamse jaren, over burgermanschap en anarchisme, over hoe hij stiekem, kleine stukjes schrijvend, aan een groot boek werkt.
Hij werd bekend als chroniqueur van Nederland en vergeleken met Bert Haanstra. In zijn werk houdt hij de kijker als het ware een lachspiegel voor. In 2009 toonde Van Erp zich van een andere kant met de film ‘Angst’ waarin hij het dagelijks leven van mensen met een angststoornis registreerde. Lotje Ijzermans praat met Michiel van Erp over mededogen, ironie en een vleugje venijn. -------------------------------------------- Samenvatting Michiel van Erp UUR 1 Het begon in het hierν – de film die hij nu aan het maken is en die al over twee weken op televisie moet, over Rotterdam en de Tour de France. TV Rijnmond wilde graag zien hoe Rotterdam het zou houden onder de komst van de tourorganisatie die de stad voor een paar dagen overnam. Nou Rotterdam hield zich prima en hij maakte er een groter verhaal van: van oude wielrenners die hun helden van nu en vroeger zien. Meteen ging het over het werk van een documentairemaker. Van Erp ziet zijn hoofdpersonen pas op het moment dat hij gaat filmen – voor die tijd zijn alleen de researchers langs geweest, die het voorbereidende werk doen, er is al bedacht welke handelingen de mensen zullen doen, wat ze zullen vertellen. Maar toch zorgt van Erp ervoor dat er ook weer juist andere dingen gebeuren, het onverwachte, spontane. Hij haalt mensen uit de handeling die ze aan het doen zijn, en vraagt naar iets heel anders. Dan kan je de echte emotie te pakken krijgen, dat zijn de momenten die in de film komen. Het is een trukendoos, zegt hij, maar het is sowieso nooit de werkelijkheid. Er is een camera, er is licht, en ik laat mijn werkelijkheid van die mensen zien, zegt hij. De interviewster zegt dat dat per definitie manipulatie is – néé manipulatie nee, zegt hij fel. Uiteindelijk komen ze samen uit op de omschrijving van waardevrije manipulatie, het hoeft niet per se. Er zijn documentairemakers die acteurs inhuren – dat zou hij nooit doen, ‘ik heb daar niks mee’’, zegt hij. Hij vindt het al vervelend als mensen een stukje naar links moeten van de cameraman vanwege het licht. Hij laat mensen ook nooit iets over doen. Maar je doet je wel onnozeler voor dan je bent, merkt de interviewster op. Dat is dat ironiserende, bijvoorbeeld in die eerste serie die zijn stijl zette, ‘Lang Leve….’ Zelf vind hij het nog steeds ontroerende portretten, al ziet hij ook wel dat hij toen erg voor de ironie ging, en nu meer voor de emotie. Al hoewel: Pretpark Nederland uit 2006 was toch ook zo’n film waar de hele zaal dubbel van het lachen lag bij de premiere en de beide hoofdpersonen, de organisator van een Chocoladefestival en de bedrijfsleider van Bataviastad, helemaal niet begrepen wat er nou zo grappig was. Maar zich toch ook helemaal niet vervelend of slecht behandeld voelden. Wat is nou de functie van ironie, is de vraag. Dat is zelfspot, komt er als beslist antwoord, je herkent als kijker ook jezelf. Je houdt mensen een spiegel voor. Ik ben een goedaardige parasiet, zo omschrijft van Erp het, ik maak gebruik van mensen en situaties maar goedaardig. Al krijgt hij soms complimenten van buiten op zijn werk juist vanwege zijn geslepenheid, zijn valsigheid – dat hij zo meedogenloos juist de grappige mensen en hun strijd in het leven laat zien. Het laatste deel van dit eerste uur verbleven we in het gezin van Erp in Eindhoven in de jaren 60 en 70. De vader die de enthousiaste eigenaar was in een kleine muziekwinkel en een orkest had opgericht, en die stap later in zijn leven had gezet omdat hij dat zo héél graag wilde. De vader die het voorbeeld heeft gegeven aan zijn zoon om een droom na te jagen – en dat zijn ook precies de mensen die hij graag filmt, mensen met een droom. UUR 2 Zijn eerste droom in zijn werkzaam leven was om acteur te worden – maar hij werd afgewezen voor de theaterschool en toen ging hij maar studeren aan de TU, hij werd productontwerper. Na die studie werd hij alsnog acteur, bij een jeugdtheater in Den Haag. Na vier jaar acteren besloot hij dat hij middelmatig was als acteur, en er dus zijn geld niet mee kon verdienen. En toen kwam hij bij de jeugdprogramma’s van de VPRO tv terecht en merkte hij meteen dat hij veel gelukkiger was achter een camera dan als acteur. Hij wilde zijn werkelijkheid laten zien. Met de Hollandse volksaard als specialiteit. De kleine man, wie hij ook maatschappelijk is. En het filmen van die werkelijkheid is een gevoelsmatig proces, niet zo bedacht, geconstrueerd, wil hij nog even toevoegen, het is niet alleen een trukendoos. Neem die serie Welkom in Nederland, die gaat over Nederlanders die zich inzetten voor de Nieuwe Nederlanders. Waarbij het hem vooral opviel hoeveel mensen doen. Zo werd hij geraakt door twee vrouwen in het Gooi die zich hebben ontfermd over het gezin van een Iraanse vluchteling van wie de vrouw weggevallen was. Dat grenzeloze helpen, dat raakte hem. De interviewster zag toch ook weer de ironie, de vrouwen met hun knuffelallochtoon, en was die ene niet gewoon verliefd op die man? Zo’n vraag zou ik nooit stellen, zegt van Erp, maar ik monteer het wel zo dat jij dat kan denken. Maar ik oordeel niet. Ik laat gewoon zien wat ik gezien heb. Van Erp heeft inmiddels ook een flink aantal films gemaakt rond het koningshuis. Wat er achter de schermen gebeurde bij de uitvaart van Prins Claus. Een film over de voorbereidingen op Koninginnedag in Katwijk, die voor de grote dag werd uitgezonden en die de Koningin zelf gezien bleek te hebben. En waarover ze zei: eens maar nooit meer, want Koninginnedag moet een sprookje blijven. Van Erp is ervan overtuigd dat Beatrix bewust niet uit haar eigen glazen doos stapt. Zij denkt echt dat er een sprookjeswerkelijkheid bestaat omdat wij met z’n allen die facade blijven ophouden. Weg ermee, met dat koningshuis?is de vraag, nou nee, dat ook niet, maar dat gesloten gedoe achter de schermen, daar houdt van Erp niet zo van. Het gaat over het portret van de fotograaf Erwin Olaf, waarin die vrij lang gaat huilen als het over zijn mogelijke dood gaat. Hoe zit ik daarbij?, vraagt de filmer zich af, dat is heel dubbel, ik wil hem troosten, maar dat doe ik niet, ik let ook op het kader, het licht, en ik stel wat vragen om hem langer te laten huilen, waarvan ik weet dat ik die vragen eruit zal knippen. Over manipulatie gesproken! Zegt ie met een lach. Zou jij jezelf door jou zelf laten portretteren, is de vraag. Néé. Zegt hij meteen - zonder nadenken. Van Erp noemt zichzelf een gelukkig man, gelukkig in zijn werk, twee jaar geleden getrouwd met de man waar hij al 25 jaar mee is, en vader van een pleegzoon Joey, die op zijn 14-de bij hen kwam wonen, en die zelf een moeder had die niet voor het geluk in de wieg gelegd was. ----------------------------------- Wie is Michiel van Erp? Hij maakte verschillende kinderprogramma's, maar zijn carrière kwam pas goed op gang toen hij in 1996 voor de VARA, de serie Lang Leve... ging maken; een reeks televisiedocumentaires, waarin gewone mensen op een buitengewone manier werden geportretteerd. Van Erp vestigde daarmee naam als chroniqueur van Klein Nederland, een regisseur die de dagelijkse struggle van de gewone mens verbeeldt, in portretten vol mededogen en ironie. Geboren, in 1963, en getogen in Eindhoven, waar zijn ouders een muziekwinkel dreven. Hij studeerde industriële vormgeving aan de TU in Delft - dat was hij gaan doen toen hij te jong bevonden werd voor de acteursopleiding waar ie graag naartoe wilde. Na zijn afstuderen aan de TU werkte hij alsnog een aantal jaren als acteur en via het theater kwam hij bij de televisie terecht. Na Lang Leve... volgden er meer series: Ons Genoegen en Op Avontuur, en ook films, bijvoorbeeld Vergeet mij Niet, over de Zangeres Zonder Naam. Het theater bleef ook trekken, en hij debuteerde in 2001 als regisseur bij theatergezelschap Mug Met De Gouden Tand. Later werd hij daar artistiek leider, samen met goede vriend Frank Houtappels, en Mug oprichters Joan Nederlof en Marcel Musters. Zijn echte roeping bleek toch De Documentaire. Hij maakte indruk met Op Handen Gedragen, de film over de voorbereidingen op de begrafenis van Prins Claus. Er volgden successen als Pretpark Nederland, Angst, en vorig jaar: Beatrix, Majesteit. Allemaal producties van de Familie, het bedrijf dat hij in 2003 samen met Monique Busman oprichtte. Identiteit en ironie, fictie en non fictie, angst en vergankelijkheid – dat zijn zo een paar begrippen die ongetwijfeld besproken zullen worden in dit Marathongesprek....more
Hij werd bekend als chroniqueur van Nederland en vergeleken met Bert Haanstra. In zijn werk houdt hij de kijker als het ware een lachspiegel voor. In 2009 toonde Van Erp zich van een andere kant met de film ‘Angst’ waarin hij het dagelijks leven van mensen met een angststoornis registreerde. Lotje Ijzermans praat met Michiel van Erp over mededogen, ironie en een vleugje venijn. -------------------------------------------- Samenvatting Michiel van Erp UUR 1 Het begon in het hierν – de film die hij nu aan het maken is en die al over twee weken op televisie moet, over Rotterdam en de Tour de France. TV Rijnmond wilde graag zien hoe Rotterdam het zou houden onder de komst van de tourorganisatie die de stad voor een paar dagen overnam. Nou Rotterdam hield zich prima en hij maakte er een groter verhaal van: van oude wielrenners die hun helden van nu en vroeger zien. Meteen ging het over het werk van een documentairemaker. Van Erp ziet zijn hoofdpersonen pas op het moment dat hij gaat filmen – voor die tijd zijn alleen de researchers langs geweest, die het voorbereidende werk doen, er is al bedacht welke handelingen de mensen zullen doen, wat ze zullen vertellen. Maar toch zorgt van Erp ervoor dat er ook weer juist andere dingen gebeuren, het onverwachte, spontane. Hij haalt mensen uit de handeling die ze aan het doen zijn, en vraagt naar iets heel anders. Dan kan je de echte emotie te pakken krijgen, dat zijn de momenten die in de film komen. Het is een trukendoos, zegt hij, maar het is sowieso nooit de werkelijkheid. Er is een camera, er is licht, en ik laat mijn werkelijkheid van die mensen zien, zegt hij. De interviewster zegt dat dat per definitie manipulatie is – néé manipulatie nee, zegt hij fel. Uiteindelijk komen ze samen uit op de omschrijving van waardevrije manipulatie, het hoeft niet per se. Er zijn documentairemakers die acteurs inhuren – dat zou hij nooit doen, ‘ik heb daar niks mee’’, zegt hij. Hij vindt het al vervelend als mensen een stukje naar links moeten van de cameraman vanwege het licht. Hij laat mensen ook nooit iets over doen. Maar je doet je wel onnozeler voor dan je bent, merkt de interviewster op. Dat is dat ironiserende, bijvoorbeeld in die eerste serie die zijn stijl zette, ‘Lang Leve….’ Zelf vind hij het nog steeds ontroerende portretten, al ziet hij ook wel dat hij toen erg voor de ironie ging, en nu meer voor de emotie. Al hoewel: Pretpark Nederland uit 2006 was toch ook zo’n film waar de hele zaal dubbel van het lachen lag bij de premiere en de beide hoofdpersonen, de organisator van een Chocoladefestival en de bedrijfsleider van Bataviastad, helemaal niet begrepen wat er nou zo grappig was. Maar zich toch ook helemaal niet vervelend of slecht behandeld voelden. Wat is nou de functie van ironie, is de vraag. Dat is zelfspot, komt er als beslist antwoord, je herkent als kijker ook jezelf. Je houdt mensen een spiegel voor. Ik ben een goedaardige parasiet, zo omschrijft van Erp het, ik maak gebruik van mensen en situaties maar goedaardig. Al krijgt hij soms complimenten van buiten op zijn werk juist vanwege zijn geslepenheid, zijn valsigheid – dat hij zo meedogenloos juist de grappige mensen en hun strijd in het leven laat zien. Het laatste deel van dit eerste uur verbleven we in het gezin van Erp in Eindhoven in de jaren 60 en 70. De vader die de enthousiaste eigenaar was in een kleine muziekwinkel en een orkest had opgericht, en die stap later in zijn leven had gezet omdat hij dat zo héél graag wilde. De vader die het voorbeeld heeft gegeven aan zijn zoon om een droom na te jagen – en dat zijn ook precies de mensen die hij graag filmt, mensen met een droom. UUR 2 Zijn eerste droom in zijn werkzaam leven was om acteur te worden – maar hij werd afgewezen voor de theaterschool en toen ging hij maar studeren aan de TU, hij werd productontwerper. Na die studie werd hij alsnog acteur, bij een jeugdtheater in Den Haag. Na vier jaar acteren besloot hij dat hij middelmatig was als acteur, en er dus zijn geld niet mee kon verdienen. En toen kwam hij bij de jeugdprogramma’s van de VPRO tv terecht en merkte hij meteen dat hij veel gelukkiger was achter een camera dan als acteur. Hij wilde zijn werkelijkheid laten zien. Met de Hollandse volksaard als specialiteit. De kleine man, wie hij ook maatschappelijk is. En het filmen van die werkelijkheid is een gevoelsmatig proces, niet zo bedacht, geconstrueerd, wil hij nog even toevoegen, het is niet alleen een trukendoos. Neem die serie Welkom in Nederland, die gaat over Nederlanders die zich inzetten voor de Nieuwe Nederlanders. Waarbij het hem vooral opviel hoeveel mensen doen. Zo werd hij geraakt door twee vrouwen in het Gooi die zich hebben ontfermd over het gezin van een Iraanse vluchteling van wie de vrouw weggevallen was. Dat grenzeloze helpen, dat raakte hem. De interviewster zag toch ook weer de ironie, de vrouwen met hun knuffelallochtoon, en was die ene niet gewoon verliefd op die man? Zo’n vraag zou ik nooit stellen, zegt van Erp, maar ik monteer het wel zo dat jij dat kan denken. Maar ik oordeel niet. Ik laat gewoon zien wat ik gezien heb. Van Erp heeft inmiddels ook een flink aantal films gemaakt rond het koningshuis. Wat er achter de schermen gebeurde bij de uitvaart van Prins Claus. Een film over de voorbereidingen op Koninginnedag in Katwijk, die voor de grote dag werd uitgezonden en die de Koningin zelf gezien bleek te hebben. En waarover ze zei: eens maar nooit meer, want Koninginnedag moet een sprookje blijven. Van Erp is ervan overtuigd dat Beatrix bewust niet uit haar eigen glazen doos stapt. Zij denkt echt dat er een sprookjeswerkelijkheid bestaat omdat wij met z’n allen die facade blijven ophouden. Weg ermee, met dat koningshuis?is de vraag, nou nee, dat ook niet, maar dat gesloten gedoe achter de schermen, daar houdt van Erp niet zo van. Het gaat over het portret van de fotograaf Erwin Olaf, waarin die vrij lang gaat huilen als het over zijn mogelijke dood gaat. Hoe zit ik daarbij?, vraagt de filmer zich af, dat is heel dubbel, ik wil hem troosten, maar dat doe ik niet, ik let ook op het kader, het licht, en ik stel wat vragen om hem langer te laten huilen, waarvan ik weet dat ik die vragen eruit zal knippen. Over manipulatie gesproken! Zegt ie met een lach. Zou jij jezelf door jou zelf laten portretteren, is de vraag. Néé. Zegt hij meteen - zonder nadenken. Van Erp noemt zichzelf een gelukkig man, gelukkig in zijn werk, twee jaar geleden getrouwd met de man waar hij al 25 jaar mee is, en vader van een pleegzoon Joey, die op zijn 14-de bij hen kwam wonen, en die zelf een moeder had die niet voor het geluk in de wieg gelegd was. ----------------------------------- Wie is Michiel van Erp? Hij maakte verschillende kinderprogramma's, maar zijn carrière kwam pas goed op gang toen hij in 1996 voor de VARA, de serie Lang Leve... ging maken; een reeks televisiedocumentaires, waarin gewone mensen op een buitengewone manier werden geportretteerd. Van Erp vestigde daarmee naam als chroniqueur van Klein Nederland, een regisseur die de dagelijkse struggle van de gewone mens verbeeldt, in portretten vol mededogen en ironie. Geboren, in 1963, en getogen in Eindhoven, waar zijn ouders een muziekwinkel dreven. Hij studeerde industriële vormgeving aan de TU in Delft - dat was hij gaan doen toen hij te jong bevonden werd voor de acteursopleiding waar ie graag naartoe wilde. Na zijn afstuderen aan de TU werkte hij alsnog een aantal jaren als acteur en via het theater kwam hij bij de televisie terecht. Na Lang Leve... volgden er meer series: Ons Genoegen en Op Avontuur, en ook films, bijvoorbeeld Vergeet mij Niet, over de Zangeres Zonder Naam. Het theater bleef ook trekken, en hij debuteerde in 2001 als regisseur bij theatergezelschap Mug Met De Gouden Tand. Later werd hij daar artistiek leider, samen met goede vriend Frank Houtappels, en Mug oprichters Joan Nederlof en Marcel Musters. Zijn echte roeping bleek toch De Documentaire. Hij maakte indruk met Op Handen Gedragen, de film over de voorbereidingen op de begrafenis van Prins Claus. Er volgden successen als Pretpark Nederland, Angst, en vorig jaar: Beatrix, Majesteit. Allemaal producties van de Familie, het bedrijf dat hij in 2003 samen met Monique Busman oprichtte. Identiteit en ironie, fictie en non fictie, angst en vergankelijkheid – dat zijn zo een paar begrippen die ongetwijfeld besproken zullen worden in dit Marathongesprek....more
Hij werd bekend als chroniqueur van Nederland en vergeleken met Bert Haanstra. In zijn werk houdt hij de kijker als het ware een lachspiegel voor. In 2009 toonde Van Erp zich van een andere kant met de film ‘Angst’ waarin hij het dagelijks leven van mensen met een angststoornis registreerde. Lotje Ijzermans praat met Michiel van Erp over mededogen, ironie en een vleugje venijn. -------------------------------------------- Samenvatting Michiel van Erp UUR 1 Het begon in het hierν – de film die hij nu aan het maken is en die al over twee weken op televisie moet, over Rotterdam en de Tour de France. TV Rijnmond wilde graag zien hoe Rotterdam het zou houden onder de komst van de tourorganisatie die de stad voor een paar dagen overnam. Nou Rotterdam hield zich prima en hij maakte er een groter verhaal van: van oude wielrenners die hun helden van nu en vroeger zien. Meteen ging het over het werk van een documentairemaker. Van Erp ziet zijn hoofdpersonen pas op het moment dat hij gaat filmen – voor die tijd zijn alleen de researchers langs geweest, die het voorbereidende werk doen, er is al bedacht welke handelingen de mensen zullen doen, wat ze zullen vertellen. Maar toch zorgt van Erp ervoor dat er ook weer juist andere dingen gebeuren, het onverwachte, spontane. Hij haalt mensen uit de handeling die ze aan het doen zijn, en vraagt naar iets heel anders. Dan kan je de echte emotie te pakken krijgen, dat zijn de momenten die in de film komen. Het is een trukendoos, zegt hij, maar het is sowieso nooit de werkelijkheid. Er is een camera, er is licht, en ik laat mijn werkelijkheid van die mensen zien, zegt hij. De interviewster zegt dat dat per definitie manipulatie is – néé manipulatie nee, zegt hij fel. Uiteindelijk komen ze samen uit op de omschrijving van waardevrije manipulatie, het hoeft niet per se. Er zijn documentairemakers die acteurs inhuren – dat zou hij nooit doen, ‘ik heb daar niks mee’’, zegt hij. Hij vindt het al vervelend als mensen een stukje naar links moeten van de cameraman vanwege het licht. Hij laat mensen ook nooit iets over doen. Maar je doet je wel onnozeler voor dan je bent, merkt de interviewster op. Dat is dat ironiserende, bijvoorbeeld in die eerste serie die zijn stijl zette, ‘Lang Leve….’ Zelf vind hij het nog steeds ontroerende portretten, al ziet hij ook wel dat hij toen erg voor de ironie ging, en nu meer voor de emotie. Al hoewel: Pretpark Nederland uit 2006 was toch ook zo’n film waar de hele zaal dubbel van het lachen lag bij de premiere en de beide hoofdpersonen, de organisator van een Chocoladefestival en de bedrijfsleider van Bataviastad, helemaal niet begrepen wat er nou zo grappig was. Maar zich toch ook helemaal niet vervelend of slecht behandeld voelden. Wat is nou de functie van ironie, is de vraag. Dat is zelfspot, komt er als beslist antwoord, je herkent als kijker ook jezelf. Je houdt mensen een spiegel voor. Ik ben een goedaardige parasiet, zo omschrijft van Erp het, ik maak gebruik van mensen en situaties maar goedaardig. Al krijgt hij soms complimenten van buiten op zijn werk juist vanwege zijn geslepenheid, zijn valsigheid – dat hij zo meedogenloos juist de grappige mensen en hun strijd in het leven laat zien. Het laatste deel van dit eerste uur verbleven we in het gezin van Erp in Eindhoven in de jaren 60 en 70. De vader die de enthousiaste eigenaar was in een kleine muziekwinkel en een orkest had opgericht, en die stap later in zijn leven had gezet omdat hij dat zo héél graag wilde. De vader die het voorbeeld heeft gegeven aan zijn zoon om een droom na te jagen – en dat zijn ook precies de mensen die hij graag filmt, mensen met een droom. UUR 2 Zijn eerste droom in zijn werkzaam leven was om acteur te worden – maar hij werd afgewezen voor de theaterschool en toen ging hij maar studeren aan de TU, hij werd productontwerper. Na die studie werd hij alsnog acteur, bij een jeugdtheater in Den Haag. Na vier jaar acteren besloot hij dat hij middelmatig was als acteur, en er dus zijn geld niet mee kon verdienen. En toen kwam hij bij de jeugdprogramma’s van de VPRO tv terecht en merkte hij meteen dat hij veel gelukkiger was achter een camera dan als acteur. Hij wilde zijn werkelijkheid laten zien. Met de Hollandse volksaard als specialiteit. De kleine man, wie hij ook maatschappelijk is. En het filmen van die werkelijkheid is een gevoelsmatig proces, niet zo bedacht, geconstrueerd, wil hij nog even toevoegen, het is niet alleen een trukendoos. Neem die serie Welkom in Nederland, die gaat over Nederlanders die zich inzetten voor de Nieuwe Nederlanders. Waarbij het hem vooral opviel hoeveel mensen doen. Zo werd hij geraakt door twee vrouwen in het Gooi die zich hebben ontfermd over het gezin van een Iraanse vluchteling van wie de vrouw weggevallen was. Dat grenzeloze helpen, dat raakte hem. De interviewster zag toch ook weer de ironie, de vrouwen met hun knuffelallochtoon, en was die ene niet gewoon verliefd op die man? Zo’n vraag zou ik nooit stellen, zegt van Erp, maar ik monteer het wel zo dat jij dat kan denken. Maar ik oordeel niet. Ik laat gewoon zien wat ik gezien heb. Van Erp heeft inmiddels ook een flink aantal films gemaakt rond het koningshuis. Wat er achter de schermen gebeurde bij de uitvaart van Prins Claus. Een film over de voorbereidingen op Koninginnedag in Katwijk, die voor de grote dag werd uitgezonden en die de Koningin zelf gezien bleek te hebben. En waarover ze zei: eens maar nooit meer, want Koninginnedag moet een sprookje blijven. Van Erp is ervan overtuigd dat Beatrix bewust niet uit haar eigen glazen doos stapt. Zij denkt echt dat er een sprookjeswerkelijkheid bestaat omdat wij met z’n allen die facade blijven ophouden. Weg ermee, met dat koningshuis?is de vraag, nou nee, dat ook niet, maar dat gesloten gedoe achter de schermen, daar houdt van Erp niet zo van. Het gaat over het portret van de fotograaf Erwin Olaf, waarin die vrij lang gaat huilen als het over zijn mogelijke dood gaat. Hoe zit ik daarbij?, vraagt de filmer zich af, dat is heel dubbel, ik wil hem troosten, maar dat doe ik niet, ik let ook op het kader, het licht, en ik stel wat vragen om hem langer te laten huilen, waarvan ik weet dat ik die vragen eruit zal knippen. Over manipulatie gesproken! Zegt ie met een lach. Zou jij jezelf door jou zelf laten portretteren, is de vraag. Néé. Zegt hij meteen - zonder nadenken. Van Erp noemt zichzelf een gelukkig man, gelukkig in zijn werk, twee jaar geleden getrouwd met de man waar hij al 25 jaar mee is, en vader van een pleegzoon Joey, die op zijn 14-de bij hen kwam wonen, en die zelf een moeder had die niet voor het geluk in de wieg gelegd was. ----------------------------------- Wie is Michiel van Erp? Hij maakte verschillende kinderprogramma's, maar zijn carrière kwam pas goed op gang toen hij in 1996 voor de VARA, de serie Lang Leve... ging maken; een reeks televisiedocumentaires, waarin gewone mensen op een buitengewone manier werden geportretteerd. Van Erp vestigde daarmee naam als chroniqueur van Klein Nederland, een regisseur die de dagelijkse struggle van de gewone mens verbeeldt, in portretten vol mededogen en ironie. Geboren, in 1963, en getogen in Eindhoven, waar zijn ouders een muziekwinkel dreven. Hij studeerde industriële vormgeving aan de TU in Delft - dat was hij gaan doen toen hij te jong bevonden werd voor de acteursopleiding waar ie graag naartoe wilde. Na zijn afstuderen aan de TU werkte hij alsnog een aantal jaren als acteur en via het theater kwam hij bij de televisie terecht. Na Lang Leve... volgden er meer series: Ons Genoegen en Op Avontuur, en ook films, bijvoorbeeld Vergeet mij Niet, over de Zangeres Zonder Naam. Het theater bleef ook trekken, en hij debuteerde in 2001 als regisseur bij theatergezelschap Mug Met De Gouden Tand. Later werd hij daar artistiek leider, samen met goede vriend Frank Houtappels, en Mug oprichters Joan Nederlof en Marcel Musters. Zijn echte roeping bleek toch De Documentaire. Hij maakte indruk met Op Handen Gedragen, de film over de voorbereidingen op de begrafenis van Prins Claus. Er volgden successen als Pretpark Nederland, Angst, en vorig jaar: Beatrix, Majesteit. Allemaal producties van de Familie, het bedrijf dat hij in 2003 samen met Monique Busman oprichtte. Identiteit en ironie, fictie en non fictie, angst en vergankelijkheid – dat zijn zo een paar begrippen die ongetwijfeld besproken zullen worden in dit Marathongesprek....more
Hij neemt in de kunst een eigenzinnige positie in. Ernstig, radicaal, geestig en altijd op zoek naar meerduidigheid. In zijn vroege tijd toont hij zich in installaties met tenten, acties, experimenten en samenwerkingsverbanden met collega kunstenaars, later combineert hij fotografie en schilderkunst en speelt daarbij een kwikzilverig spel met referenties aan de kunstgeschiedenis. Lees meer over het interview van Anton de Goede met de opstandige en vrije geest van Ger van Elk.
Hij neemt in de kunst een eigenzinnige positie in. Ernstig, radicaal, geestig en altijd op zoek naar meerduidigheid. In zijn vroege tijd toont hij zich in installaties met tenten, acties, experimenten en samenwerkingsverbanden met collega kunstenaars, later combineert hij fotografie en schilderkunst en speelt daarbij een kwikzilverig spel met referenties aan de kunstgeschiedenis. Lees meer over het interview van Anton de Goede met de opstandige en vrije geest van Ger van Elk.
Hij neemt in de kunst een eigenzinnige positie in. Ernstig, radicaal, geestig en altijd op zoek naar meerduidigheid. In zijn vroege tijd toont hij zich in installaties met tenten, acties, experimenten en samenwerkingsverbanden met collega kunstenaars, later combineert hij fotografie en schilderkunst en speelt daarbij een kwikzilverig spel met referenties aan de kunstgeschiedenis. Anton de Goede 3 uur in de ring met de opstandige en vrije geest van Ger van Elk.
Er zijn weinig terreinen waarop Hedy d'Ancona zich niet heeft gemanifesteerd. Ze zat voor de PvdA in de Eerste Kamer en het Europees parlement, was begin jaren tachtig staatssecretaris voor Sociale Zaken en eind jaren tachtig opnieuw minister in het eerste Paarse kabinet. Haar betrokkenheid beperkte zich niet tot een rol in het openbaar bestuur. Ze zette zich in voor de vrouwenbeweging, voor het recht zelf een einde aan je leven te kunnen maken, voor een Ander Joods geluid. Waar komt die gedrevenheid om op al die terreinen actief te zijn vandaan en wat heeft ze bereikt? Jeroen van Kan vraagt Hedy d’Ancona naar haar gedrevenheid om op al die terreinen actief te zijn vandaan en wat ze heeft bereikt....more
Er zijn weinig terreinen waarop Hedy d'Ancona zich niet heeft gemanifesteerd. Ze zat voor de PvdA in de Eerste Kamer en het Europees parlement, was begin jaren tachtig staatssecretaris voor Sociale Zaken en eind jaren tachtig opnieuw minister in het eerste Paarse kabinet. Haar betrokkenheid beperkte zich niet tot een rol in het openbaar bestuur. Ze zette zich in voor de vrouwenbeweging, voor het recht zelf een einde aan je leven te kunnen maken, voor een Ander Joods geluid. Waar komt die gedrevenheid om op al die terreinen actief te zijn vandaan en wat heeft ze bereikt? Jeroen van Kan vraagt Hedy d’Ancona naar haar gedrevenheid om op al die terreinen actief te zijn vandaan en wat ze heeft bereikt....more
Er zijn weinig terreinen waarop Hedy d'Ancona zich niet heeft gemanifesteerd. Ze zat voor de PvdA in de Eerste Kamer en het Europees parlement, was begin jaren tachtig staatssecretaris voor Sociale Zaken en eind jaren tachtig opnieuw minister in het eerste Paarse kabinet. Haar betrokkenheid beperkte zich niet tot een rol in het openbaar bestuur. Ze zette zich in voor de vrouwenbeweging, voor het recht zelf een einde aan je leven te kunnen maken, voor een Ander Joods geluid. Waar komt die gedrevenheid om op al die terreinen actief te zijn vandaan en wat heeft ze bereikt? Jeroen van Kan vraagt Hedy d’Ancona naar haar gedrevenheid om op al die terreinen actief te zijn vandaan en wat ze heeft bereikt....more
Nieuwsgierigheid is zijn drijfveer en het SCP verschaft hem de wetenschappelijke kennis over de leefsituatie van de Nederlandse bevolking. Paul staat al sinds 1998 aan het hoofd van het Sociaal Cultureel Planbureau. Een typische Schnabel waarneming: wij worden hier steeds hysterischer. Luister hier naar het gesprek van Djoeke Veeninga met SCP-directeur P.Schnabel over de behoefte aan hoffelijkheid, over babyboomers en oud worden, de afbraak van de verzorgingsstaat en de geestelijke gezondheid van Nederland. -------------------------------------- Samenvatting Paul Schabel's Marathongesprek EERSTE UUR In de twaalf jaar dat Paul Schnabel directeur is van het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft hij niets van zijn enthousiasme verloren. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) verricht onderzoek en het mooiste vindt Paul Schnabel als hij kan zeggen: “U dacht dat het zo zat, maar het is nu juist heel anders dan u dacht.” Volgens hem is het SCP uniek. Het is het grootste en meest invloedrijke van de drie planbureaus die Nederland kent. Een organisatie die de ideeën en visies van politieke partijen doorrekent en er over adviseert. Zo’n instituut bestaat eigenlijk in andere landen niet. En er wordt zeker regelmatig iets bereikt. Verder ging het over de grootste uitdaging voor een nieuw kabinet: Het op orde brengen van de financiële nood, de hoog opgelopen staatsschuld terugdringen en dus bezuinigen. Al valt het relatief gesproken nog mee, er zijn geen Griekse toestanden in Nederland. Maar toch. TWEEDE UUR Paul Schnabel blijft bij zijn visie op ‘De multiculturele utopie’, zoals hij het ooit omschreef. Wat hem niet altijd in dank werd afgenomen. Maar zijn analyses zijn er niet door veranderd. Sterker, de tijd lijkt hem gelijk te hebben gegeven. Een gezonde ‘verhollandsing’ van de Surinamers in Nederland stemt hem tot tevredenheid en hij vermoedt dat die ontwikkeling ook voor de Turken en Marokkanen in Nederland zal volgen. Verder ging het over het succes van de PVV, het onzekere ‘21ste eeuw-pad’, en het modern conservatisme dat gekenmerkt wordt door belang te hechten aan de eenheid van de natie. En aan sociale zekerheid. Weinig zelfinzicht en een korzelige houding ten opzichte van elkaar, dat typeert de Nederlander, aldus Schnabel. “We vinden dat de ander niet beleefd is, maar we kijken daarbij onvoldoende naar onszelf.” Paul Schnabel, geboren in 1948, is dus volgens de statistieken een babyboomer, signaleert Djoeke Veeninga. Hij is 62 jaar. Hij vindt met pensioen gaan geen schrikbeeld, omdat hij blijft doen wat hij nu doet. Excessief onderzoek verrichten. “Ja ,maar dat is nu juist wat al die babyboomers doen: blijven zitten en geen plaats maken voor jongeren,” merkt Djoeke op. “Wat ik zorgwekkender vind,” zegt Schnabel, “is de tweespalt die er steeds meer gaat ontstaan tussen mensen zonder vast contract, dertigers vaak, en mensen in vaste dienst. Die flexibilisering van de arbeidsmarkt heeft ertoe geleid dat juist jongere mensen heel moeilijk goed werk krijgen.” Vanaf dan wordt het gesprek persoonlijker. Over zijn jeugd, zijn werkervaring in de gezondheidszorg en homoseksualiteit. Het tweede uur eindigt met een overpeinzing over eenzaamheid. DERDE UUR Nog even door over de katholieke jeugd, en over zijn moeder die nu nog wel leeft, maar in een verpleegtehuis, waar hij en zijn broer en zus op bezoek gaan. Welk beeld van vrouwen heeft ze hem gegeven? Vroeger hielpen de mannen mee in huize Schnabel, en zijn moeder was een lady. Er was veel humor maar geen grof taalgebruik. Vuilbekken waardeert Paul nog altijd niet bij dames. Hoe staat het met het depressieve gevoel van de Nederlanders? Schnabel ziet niet méér ongelukkigheid, maar er wordt anders over gepraat. We hebben het goed in ons land, er is op het werk ruimte en ook veel vrije tijd. We zijn niet tevreden genoeg. Er wordt wel veel te veel gedronken en drinkers kunnen somber van worden. En de antidepressiva worden in heel europa geslikt. Er zijn natuurlijk wel depressieve mensen, daar kijken we tegenwoordig anders tegenaan en benoemen veel meer verschillende soorten. Er is veel meer bekend over oorzaak, gevolg en behandeling. Vanaf zijn tijd bij het Trimbos-instituut hebben psychische aandoeningen zijn speciale aandacht. Maar we moeten het niet overdrijven, hij noemt prof Trudy de Hue als waardevolle deskundige. Maar wie moet er zorgen voor de mensen die zich niet gelukkig voelen, maar die niet ziek genoeg zijn voor officiële verpleging? Niemand is perfect maar we accepteren het steeds minder dat een kind bijvoorbeeld minder mooi is dan een ander. Daar zijn de ouders dan aan zet. Tegenwoordig moeten we allemaal leuk en aardig zijn. In de praktijk lukt dat niet iedereen en daardoor zijn er ook weer frustaties. Schnabel keek met plezier naar de Datingshows op TV omdat daar de sociologie amusant inzichtelijk werd gemaakt. Verder kijkt ie nog veel meer onbenullige dingen op de televisie. Dat houdt hem bij de les, maar ook daar kan het hem te gek worden. Op radiogebied zijn Radio 4 en BNR zijn favorieten. Met Radio6 is dit de eerste ontmoeting. Het onderzoek naar luister en kijkgedrag wordt steeds moeilijker door dat deze media vaak als behang dienen....more
Nieuwsgierigheid is zijn drijfveer en het SCP verschaft hem de wetenschappelijke kennis over de leefsituatie van de Nederlandse bevolking. Paul staat al sinds 1998 aan het hoofd van het Sociaal Cultureel Planbureau. Een typische Schnabel waarneming: wij worden hier steeds hysterischer. Luister hier naar het gesprek van Djoeke Veeninga met SCP-directeur P.Schnabel over de behoefte aan hoffelijkheid, over babyboomers en oud worden, de afbraak van de verzorgingsstaat en de geestelijke gezondheid van Nederland. -------------------------------------- Samenvatting Paul Schabel's Marathongesprek EERSTE UUR In de twaalf jaar dat Paul Schnabel directeur is van het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft hij niets van zijn enthousiasme verloren. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) verricht onderzoek en het mooiste vindt Paul Schnabel als hij kan zeggen: “U dacht dat het zo zat, maar het is nu juist heel anders dan u dacht.” Volgens hem is het SCP uniek. Het is het grootste en meest invloedrijke van de drie planbureaus die Nederland kent. Een organisatie die de ideeën en visies van politieke partijen doorrekent en er over adviseert. Zo’n instituut bestaat eigenlijk in andere landen niet. En er wordt zeker regelmatig iets bereikt. Verder ging het over de grootste uitdaging voor een nieuw kabinet: Het op orde brengen van de financiële nood, de hoog opgelopen staatsschuld terugdringen en dus bezuinigen. Al valt het relatief gesproken nog mee, er zijn geen Griekse toestanden in Nederland. Maar toch. TWEEDE UUR Paul Schnabel blijft bij zijn visie op ‘De multiculturele utopie’, zoals hij het ooit omschreef. Wat hem niet altijd in dank werd afgenomen. Maar zijn analyses zijn er niet door veranderd. Sterker, de tijd lijkt hem gelijk te hebben gegeven. Een gezonde ‘verhollandsing’ van de Surinamers in Nederland stemt hem tot tevredenheid en hij vermoedt dat die ontwikkeling ook voor de Turken en Marokkanen in Nederland zal volgen. Verder ging het over het succes van de PVV, het onzekere ‘21ste eeuw-pad’, en het modern conservatisme dat gekenmerkt wordt door belang te hechten aan de eenheid van de natie. En aan sociale zekerheid. Weinig zelfinzicht en een korzelige houding ten opzichte van elkaar, dat typeert de Nederlander, aldus Schnabel. “We vinden dat de ander niet beleefd is, maar we kijken daarbij onvoldoende naar onszelf.” Paul Schnabel, geboren in 1948, is dus volgens de statistieken een babyboomer, signaleert Djoeke Veeninga. Hij is 62 jaar. Hij vindt met pensioen gaan geen schrikbeeld, omdat hij blijft doen wat hij nu doet. Excessief onderzoek verrichten. “Ja ,maar dat is nu juist wat al die babyboomers doen: blijven zitten en geen plaats maken voor jongeren,” merkt Djoeke op. “Wat ik zorgwekkender vind,” zegt Schnabel, “is de tweespalt die er steeds meer gaat ontstaan tussen mensen zonder vast contract, dertigers vaak, en mensen in vaste dienst. Die flexibilisering van de arbeidsmarkt heeft ertoe geleid dat juist jongere mensen heel moeilijk goed werk krijgen.” Vanaf dan wordt het gesprek persoonlijker. Over zijn jeugd, zijn werkervaring in de gezondheidszorg en homoseksualiteit. Het tweede uur eindigt met een overpeinzing over eenzaamheid. DERDE UUR Nog even door over de katholieke jeugd, en over zijn moeder die nu nog wel leeft, maar in een verpleegtehuis, waar hij en zijn broer en zus op bezoek gaan. Welk beeld van vrouwen heeft ze hem gegeven? Vroeger hielpen de mannen mee in huize Schnabel, en zijn moeder was een lady. Er was veel humor maar geen grof taalgebruik. Vuilbekken waardeert Paul nog altijd niet bij dames. Hoe staat het met het depressieve gevoel van de Nederlanders? Schnabel ziet niet méér ongelukkigheid, maar er wordt anders over gepraat. We hebben het goed in ons land, er is op het werk ruimte en ook veel vrije tijd. We zijn niet tevreden genoeg. Er wordt wel veel te veel gedronken en drinkers kunnen somber van worden. En de antidepressiva worden in heel europa geslikt. Er zijn natuurlijk wel depressieve mensen, daar kijken we tegenwoordig anders tegenaan en benoemen veel meer verschillende soorten. Er is veel meer bekend over oorzaak, gevolg en behandeling. Vanaf zijn tijd bij het Trimbos-instituut hebben psychische aandoeningen zijn speciale aandacht. Maar we moeten het niet overdrijven, hij noemt prof Trudy de Hue als waardevolle deskundige. Maar wie moet er zorgen voor de mensen die zich niet gelukkig voelen, maar die niet ziek genoeg zijn voor officiële verpleging? Niemand is perfect maar we accepteren het steeds minder dat een kind bijvoorbeeld minder mooi is dan een ander. Daar zijn de ouders dan aan zet. Tegenwoordig moeten we allemaal leuk en aardig zijn. In de praktijk lukt dat niet iedereen en daardoor zijn er ook weer frustaties. Schnabel keek met plezier naar de Datingshows op TV omdat daar de sociologie amusant inzichtelijk werd gemaakt. Verder kijkt ie nog veel meer onbenullige dingen op de televisie. Dat houdt hem bij de les, maar ook daar kan het hem te gek worden. Op radiogebied zijn Radio 4 en BNR zijn favorieten. Met Radio6 is dit de eerste ontmoeting. Het onderzoek naar luister en kijkgedrag wordt steeds moeilijker door dat deze media vaak als behang dienen....more
Nieuwsgierigheid is zijn drijfveer en het SCP verschaft hem de wetenschappelijke kennis over de leefsituatie van de Nederlandse bevolking. Paul staat al sinds 1998 aan het hoofd van het Sociaal Cultureel Planbureau. Een typische Schnabel waarneming: wij worden hier steeds hysterischer. Luister hier naar het gesprek van Djoeke Veeninga met SCP-directeur P.Schnabel over de behoefte aan hoffelijkheid, over babyboomers en oud worden, de afbraak van de verzorgingsstaat en de geestelijke gezondheid van Nederland. -------------------------------------- Samenvatting Paul Schabel's Marathongesprek EERSTE UUR In de twaalf jaar dat Paul Schnabel directeur is van het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft hij niets van zijn enthousiasme verloren. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) verricht onderzoek en het mooiste vindt Paul Schnabel als hij kan zeggen: “U dacht dat het zo zat, maar het is nu juist heel anders dan u dacht.” Volgens hem is het SCP uniek. Het is het grootste en meest invloedrijke van de drie planbureaus die Nederland kent. Een organisatie die de ideeën en visies van politieke partijen doorrekent en er over adviseert. Zo’n instituut bestaat eigenlijk in andere landen niet. En er wordt zeker regelmatig iets bereikt. Verder ging het over de grootste uitdaging voor een nieuw kabinet: Het op orde brengen van de financiële nood, de hoog opgelopen staatsschuld terugdringen en dus bezuinigen. Al valt het relatief gesproken nog mee, er zijn geen Griekse toestanden in Nederland. Maar toch. TWEEDE UUR Paul Schnabel blijft bij zijn visie op ‘De multiculturele utopie’, zoals hij het ooit omschreef. Wat hem niet altijd in dank werd afgenomen. Maar zijn analyses zijn er niet door veranderd. Sterker, de tijd lijkt hem gelijk te hebben gegeven. Een gezonde ‘verhollandsing’ van de Surinamers in Nederland stemt hem tot tevredenheid en hij vermoedt dat die ontwikkeling ook voor de Turken en Marokkanen in Nederland zal volgen. Verder ging het over het succes van de PVV, het onzekere ‘21ste eeuw-pad’, en het modern conservatisme dat gekenmerkt wordt door belang te hechten aan de eenheid van de natie. En aan sociale zekerheid. Weinig zelfinzicht en een korzelige houding ten opzichte van elkaar, dat typeert de Nederlander, aldus Schnabel. “We vinden dat de ander niet beleefd is, maar we kijken daarbij onvoldoende naar onszelf.” Paul Schnabel, geboren in 1948, is dus volgens de statistieken een babyboomer, signaleert Djoeke Veeninga. Hij is 62 jaar. Hij vindt met pensioen gaan geen schrikbeeld, omdat hij blijft doen wat hij nu doet. Excessief onderzoek verrichten. “Ja ,maar dat is nu juist wat al die babyboomers doen: blijven zitten en geen plaats maken voor jongeren,” merkt Djoeke op. “Wat ik zorgwekkender vind,” zegt Schnabel, “is de tweespalt die er steeds meer gaat ontstaan tussen mensen zonder vast contract, dertigers vaak, en mensen in vaste dienst. Die flexibilisering van de arbeidsmarkt heeft ertoe geleid dat juist jongere mensen heel moeilijk goed werk krijgen.” Vanaf dan wordt het gesprek persoonlijker. Over zijn jeugd, zijn werkervaring in de gezondheidszorg en homoseksualiteit. Het tweede uur eindigt met een overpeinzing over eenzaamheid. DERDE UUR Nog even door over de katholieke jeugd, en over zijn moeder die nu nog wel leeft, maar in een verpleegtehuis, waar hij en zijn broer en zus op bezoek gaan. Welk beeld van vrouwen heeft ze hem gegeven? Vroeger hielpen de mannen mee in huize Schnabel, en zijn moeder was een lady. Er was veel humor maar geen grof taalgebruik. Vuilbekken waardeert Paul nog altijd niet bij dames. Hoe staat het met het depressieve gevoel van de Nederlanders? Schnabel ziet niet méér ongelukkigheid, maar er wordt anders over gepraat. We hebben het goed in ons land, er is op het werk ruimte en ook veel vrije tijd. We zijn niet tevreden genoeg. Er wordt wel veel te veel gedronken en drinkers kunnen somber van worden. En de antidepressiva worden in heel europa geslikt. Er zijn natuurlijk wel depressieve mensen, daar kijken we tegenwoordig anders tegenaan en benoemen veel meer verschillende soorten. Er is veel meer bekend over oorzaak, gevolg en behandeling. Vanaf zijn tijd bij het Trimbos-instituut hebben psychische aandoeningen zijn speciale aandacht. Maar we moeten het niet overdrijven, hij noemt prof Trudy de Hue als waardevolle deskundige. Maar wie moet er zorgen voor de mensen die zich niet gelukkig voelen, maar die niet ziek genoeg zijn voor officiële verpleging? Niemand is perfect maar we accepteren het steeds minder dat een kind bijvoorbeeld minder mooi is dan een ander. Daar zijn de ouders dan aan zet. Tegenwoordig moeten we allemaal leuk en aardig zijn. In de praktijk lukt dat niet iedereen en daardoor zijn er ook weer frustaties. Schnabel keek met plezier naar de Datingshows op TV omdat daar de sociologie amusant inzichtelijk werd gemaakt. Verder kijkt ie nog veel meer onbenullige dingen op de televisie. Dat houdt hem bij de les, maar ook daar kan het hem te gek worden. Op radiogebied zijn Radio 4 en BNR zijn favorieten. Met Radio6 is dit de eerste ontmoeting. Het onderzoek naar luister en kijkgedrag wordt steeds moeilijker door dat deze media vaak als behang dienen. EERSTE UUR In de twaalf jaar dat Paul Schnabel directeur is van het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft hij niets van zijn enthousiasme verloren. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) verricht onderzoek en het mooiste vindt Paul Schnabel als hij kan zeggen: “U dacht dat het zo zat, maar het is nu juist heel anders dan u dacht.” Volgens hem is het SCP uniek. Het is het grootste en meest invloedrijke van de drie planbureaus die Nederland kent. Een organisatie die de ideeën en visies van politieke partijen doorrekent en er over adviseert. Zo’n instituut bestaat eigenlijk in andere landen niet. En er wordt zeker regelmatig iets bereikt. Verder ging het over de grootste uitdaging voor een nieuw kabinet: Het op orde brengen van de financiële nood, de hoog opgelopen staatsschuld terugdringen en dus bezuinigen. Al valt het relatief gesproken nog mee, er zijn geen Griekse toestanden in Nederland. Maar toch. TWEEDE UUR Paul Schnabel blijft bij zijn visie op ‘De multiculturele utopie’, zoals hij het ooit omschreef. Wat hem niet altijd in dank werd afgenomen. Maar zijn analyses zijn er niet door veranderd. Sterker, de tijd lijkt hem gelijk te hebben gegeven. Een gezonde ‘verhollandsing’ van de Surinamers in Nederland stemt hem tot tevredenheid en hij vermoedt dat die ontwikkeling ook voor de Turken en Marokkanen in Nederland zal volgen. Verder ging het over het succes van de PVV, het onzekere ‘21ste eeuw-pad’, en het modern conservatisme dat gekenmerkt wordt door belang te hechten aan de eenheid van de natie. En aan sociale zekerheid. Weinig zelfinzicht en een korzelige houding ten opzichte van elkaar, dat typeert de Nederlander, aldus Schnabel. “We vinden dat de ander niet beleefd is, maar we kijken daarbij onvoldoende naar onszelf.” Paul Schnabel, geboren in 1948, is dus volgens de statistieken een babyboomer, signaleert Djoeke Veeninga. Hij is 62 jaar. Hij vindt met pensioen gaan geen schrikbeeld, omdat hij blijft doen wat hij nu doet. Excessief onderzoek verrichten. “Ja ,maar dat is nu juist wat al die babyboomers doen: blijven zitten en geen plaats maken voor jongeren,” merkt Djoeke op. “Wat ik zorgwekkender vind,” zegt Schnabel, “is de tweespalt die er steeds meer gaat ontstaan tussen mensen zonder vast contract, dertigers vaak, en mensen in vaste dienst. Die flexibilisering van de arbeidsmarkt heeft ertoe geleid dat juist jongere mensen heel moeilijk goed werk krijgen.” Vanaf dan wordt het gesprek persoonlijker. Over zijn jeugd, zijn werkervaring in de gezondheidszorg en homoseksualiteit. Het tweede uur eindigt met een overpeinzing over eenzaamheid. DERDE UUR Nog even door over de katholieke jeugd, en over zijn moeder die nu nog wel leeft, maar in een verpleegtehuis, waar hij en zijn broer en zus op bezoek gaan. Welk beeld van vrouwen heeft ze hem gegeven? Vroeger hielpen de mannen mee in huize Schnabel, en zijn moeder was een lady. Er was veel humor maar geen grof taalgebruik. Vuilbekken waardeert Paul nog altijd niet bij dames. Hoe staat het met het depressieve gevoel van de Nederlanders? Schnabel ziet niet méér ongelukkigheid, maar er wordt anders over gepraat. We hebben het goed in ons land, er is op het werk ruimte en ook veel vrije tijd. We zijn niet tevreden genoeg. Er wordt wel veel te veel gedronken en drinkers kunnen somber van worden. En de antidepressiva worden in heel europa geslikt. Er zijn natuurlijk wel depressieve mensen, daar kijken we tegenwoordig anders tegenaan en benoemen veel meer verschillende soorten. Er is veel meer bekend over oorzaak, gevolg en behandeling. Vanaf zijn tijd bij het Trimbos-instituut hebben psychische aandoeningen zijn speciale aandacht. Maar we moeten het niet overdrijven, hij noemt prof Trudy de Hue als waardevolle deskundige. Maar wie moet er zorgen voor de mensen die zich niet gelukkig voelen, maar die niet ziek genoeg zijn voor officiële verpleging? Niemand is perfect maar we accepteren het steeds minder dat een kind bijvoorbeeld minder mooi is dan een ander. Daar zijn de ouders dan aan zet. Tegenwoordig moeten we allemaal leuk en aardig zijn. In de praktijk lukt dat niet iedereen en daardoor zijn er ook weer frustaties. Schnabel keek met plezier naar de Datingshows op TV omdat daar de sociologie amusant inzichtelijk werd gemaakt. Verder kijkt ie nog veel meer onbenullige dingen op de televisie. Dat houdt hem bij de les, maar ook daar kan het hem te gek worden. Op radiogebied zijn Radio 4 en BNR zijn favorieten. Met Radio6 is dit de eerste ontmoeting. Het onderzoek naar luister en kijkgedrag wordt steeds moeilijker door dat deze media vaak als behang dienen....more
In 2010 werd het dertigjarig jubileum van de klassieke roman ‘Opwaaiende zomerjurken’ gevierd. Dat was zijn debuut. Daarna verschenen romans als ‘Cirkel in het gras’, ‘Hokwerda’s kind’ en ‘Mevrouw Len’. En nu werkt hij aan een nieuw boek, dat in het najaar zal verschijnen. Lees meer over het gesprek van Wim Brands met de schrijver Oek de Jong. ------------------------------------------ Samenvatting Marathoninterview met Oek de Jong UUR 1 Eerst het zondaggevoel van de schrijver. Hij beschrijft de zomerzondagen die hij veelal buiten doorbrengt, bijvoorbeeld bij het buitenhuisje in Muiderberg met zijn geliefde Sjan. Paradijselijke dagen waar juist bij het nietsdoen de diepste peilingen komen. Andere zondagen dan in zijn jeugd, waar hij als zoon van de ARP politicus de Jong uren doorbracht in de kerk, waar de kleine Oek met zijn kleurboeken zat. Is er sprake van een calvinistisch trauma, wil Wim Brands weten ? nou nee, maar toch, er zit toch wel een diep genetisch calvinisme in het Friese geslacht waar hij zelf ook niet vrij van is. Waar bijvoorbeeld het verhaal is dat zijn overgrootvader zijn zoon niet meer wilde zien toen die op de elektrische cirkelzaag was overgestapt. Niet echt een geslacht dat op vooruitgang, verandering uit was. De schrijver noemt zichzelf een appel die ver van de boom is gevallen, een afvallige zoon die al jong wandelend met een bos pinksterbloemen in zijn armen naar de hemel kijkt en zich afvraagt wat daar nou werkelijk is. Een jongen. Vergelijkbaar met een islamitische jongen van nu die het geloof heeft mee gekregen en toch zijn eigen weg gaat, met alle verscheurdheid erbij. De schrijver is nu 57, op een leeftijd dat hij nu ook naar die afvalligheid kan kijken vanuit het perspectief van zijn ouders. We gaan dan in1979, naar de roman Opwaaiende zomerjurken, zijn eerste roman die hij een oerschreeuw noemt. Alle conflictstof zit daar al in, beschreven in de romanvorm met een hoofdpersoon die meemaakt wat de werkelijke jeugd aan thema?s bracht - Het isolement, dat 40 jaar een groot thema in zijn leven was. Een puber op zoek naar het zichzelf begrijpen, die later zo geïsoleerd raakt dat hij een soort borderliner wordt, die bijna in destructie een eind aan zijn leven veroorzaakt en toch eindigt met Ik wil! Ik wil!. Dat element van gewelddadige destructie zit in al zijn werk, met als hoogtepunt de moord in Hokwerda's kind?. Om uit te leggen wat dat destructieve is, beschrijft hij een dag tijdens het schrijven van Wonderen van de heilbot, een jaar of 5 geleden, hij zat hij nog in de nadagen van een lange depressieve periode. Hij beschrijft een dag op een zeilboot op het IJsselmeer, zwaar weer, en hoe hij zijn been openhaalde als hij door een steiger zakt. Het rauwe daarvan beleeft hij als een bevrijding, als een moment dat je ervaart dat je juist lééft. De diepe wortels van zijn donkere periode, die wel tien jaar heeft geduurd, die wortels liggen toch wel in zijn jeugd, zelfs in de generaties daarvoor. Een bevrijdend moment in die lange depressie was het werken in een tuinderij, waar hij werkte met zwakzinnigen. Het fysieke van een boom uitgraven, het symbolische daarvan ook. Dat was in 1987, hij werkte daar anderhalve dag per week. ´s Avonds had hij dan een helder hoofd. Hij was toen de best verkopende en meest bekende jonge schrijver van Nederland. Dat vonden ze wel opmerkelijk daar in die gemeenschap van zwakzinnigen, dat hij bomen kwam uitgraven. UUR 2 Eerst die nieuwe roman waar hij aan werkt. Dat is begonnen met het vinden van een oude kaart van Goes, waar hij in zijn jeugd woonde. Ik stond naar een vesting te kijken, zei hij, een vesting die ik wel moest veroveren. Een titel voor het boek heeft hij nog niet, en hij wil er nog niet veel over kwijt. Het begint bij een beeld en dan komt het boek. Wim Brands laat een Daklozenkrant uit 1997 zien waarin Oek de Jong een verhaal publiceerde dat uiteindelijk tot de roman Hokwerda's kind uitgroeit. De schrijver beschrijft de inspiratie voor dat verhaal: een verhaal van Raymond Carver, Feathers, waarin Jack en zijn vrouw bij Budd op bezoek gaan, en bespreken wat ze mee zullen nemen, zelfgebakken brood, en dan voor de deur een angstaanjagende schreeuw van een pauw horen. De baby van Budd en zijn vrouw blijkt héél lelijk te zijn en juist die avond wil de vrouw van Jack dat hij haar zwanger maakt. Hoe vanuit de banaliteit van een gesprekje over wat zullen we meenemen vanavond, zelfgebakken brood, via de pauw en de baby er zoiets gebeurt als: ik wil zwanger worden. Het schrijven over gewone mensen en gewone situaties, dat is de inspiratie van Carver. Voor Hokwerda´s kind begint het bij een artikel in het blad Privé over een meisje dat de schrijver vroeger had gekend en die samen met haar vriend een gewelddadige moord had gepleegd op de ouders. Als ik nu terugkijk op die roman, zegt de schrijver, is het een afdaling in het kwaad dat in mensen sluimert en dus ook in mijzelf -daar was ik toen blijkbaar aan toe. Hij voelde zich verbonden met iemand die in zo?n parket terecht komt, hij herkende haar eenzaamheid. Je bent bezig met dicht bij de waarheid te komen, door de conventies heen, dat is mijn grootste passie in het schrijven, zegt hij. Zo begon hij ooit met schrijven, dat is het nog steeds. Waarheidszoeking, is dat toch niet weer heel calvinistisch, vraagt Brands. Nee, nee, juist niet! Het calvinisme is een grote leugen, daarom werd hij juist zo kwaad toen hij 16 was, het waren juist de formules en de leugens die beknelden. Want alles draait in een mensenleven om de vitaliteit, om authenticiteit. Hoe schrijft hij? Hij begon als jongeman van 22 jaar die achter een blanco papier ging zitten en niet met zijn vriendin naar het strand ging en dan was 's avonds het papier nog steeds blanco. Inmiddels kent hij ook het gemak van schrijven. Vooral op de kleine papiertjes die naast het feitelijke verhaal volgekrabbeld worden met vrije gedachten en beelden. Schrik je soms niet van wat je zelf schrijft, is de vraag? Ja, je moet ook soms de deksel afhalen waar je 'm soms liever laat zitten. Dan moet je weer maanden afkicken van je eigen personages. Voor UUR 3 staat op het menu: De mystiek in Geit en Inktvis. Deze mooie novellen werden slecht ontvangen. De mensen vonden het te vaag. Te spiritueel. De heren halen filosoof Peter Sloterdijk erbij om de tijdgeest te tackelen. En Oek stelt vast dat hij niet met de gevestigde coterie aanpapte, en daarvoor gestraft werd. In de tussentijd is er meer vrijheid ontstaan en zouden de novellen, met eventuele aangevulling, opnieuw uitgebracht kunnen worden zonder woedende aanvallen der recensenten...... Dan over naar het dagboek 'De wonderen van de heilbot' van Oek de Jong. Waarom houdt hij zo van vissen? In de heilbot doet hij verslag van zijn worstelen met het leven. Met als conclusie dat 'opgeven' het sleutelwoord is. Een half uur voor het eind stelt Brands de vraag naar Oek's inspiratiebronnen uit de literatuur: Proust. Natuurlijk alle romanschrijvers vanaf Tolstoi, maar Proust is na herlezing een mijlpaal in de geschiedenis van de roman. De Jong vindt de roman een uniek instrument voor de schrijver: meer dan journalistiek of film biedt de roman diepgang. Hij gaat een essay te schrijven over de evolutie van de roman. Om daardoor te ontdekken hoe hij iets nieuws toe kan voegen aan de roman als kunstwerk. Iets waarmee de functie van de roman in de 21ste eeuw zal beklijven. Na deze taakstelling is de depressiviteit ook bezworen. De postieve werking op zijn humeur van spitwerk op een stuk land in Frankrijk is daar ook debet aan. En zo te horen ook dit gespr...more
In 2010 werd het dertigjarig jubileum van de klassieke roman ‘Opwaaiende zomerjurken’ gevierd. Dat was zijn debuut. Daarna verschenen romans als ‘Cirkel in het gras’, ‘Hokwerda’s kind’ en ‘Mevrouw Len’. En nu werkt hij aan een nieuw boek, dat in het najaar zal verschijnen. Lees meer over het gesprek van Wim Brands met de schrijver Oek de Jong. ------------------------------------------ Samenvatting Marathoninterview met Oek de Jong UUR 1 Eerst het zondaggevoel van de schrijver. Hij beschrijft de zomerzondagen die hij veelal buiten doorbrengt, bijvoorbeeld bij het buitenhuisje in Muiderberg met zijn geliefde Sjan. Paradijselijke dagen waar juist bij het nietsdoen de diepste peilingen komen. Andere zondagen dan in zijn jeugd, waar hij als zoon van de ARP politicus de Jong uren doorbracht in de kerk, waar de kleine Oek met zijn kleurboeken zat. Is er sprake van een calvinistisch trauma, wil Wim Brands weten ? nou nee, maar toch, er zit toch wel een diep genetisch calvinisme in het Friese geslacht waar hij zelf ook niet vrij van is. Waar bijvoorbeeld het verhaal is dat zijn overgrootvader zijn zoon niet meer wilde zien toen die op de elektrische cirkelzaag was overgestapt. Niet echt een geslacht dat op vooruitgang, verandering uit was. De schrijver noemt zichzelf een appel die ver van de boom is gevallen, een afvallige zoon die al jong wandelend met een bos pinksterbloemen in zijn armen naar de hemel kijkt en zich afvraagt wat daar nou werkelijk is. Een jongen. Vergelijkbaar met een islamitische jongen van nu die het geloof heeft mee gekregen en toch zijn eigen weg gaat, met alle verscheurdheid erbij. De schrijver is nu 57, op een leeftijd dat hij nu ook naar die afvalligheid kan kijken vanuit het perspectief van zijn ouders. We gaan dan in1979, naar de roman Opwaaiende zomerjurken, zijn eerste roman die hij een oerschreeuw noemt. Alle conflictstof zit daar al in, beschreven in de romanvorm met een hoofdpersoon die meemaakt wat de werkelijke jeugd aan thema?s bracht - Het isolement, dat 40 jaar een groot thema in zijn leven was. Een puber op zoek naar het zichzelf begrijpen, die later zo geïsoleerd raakt dat hij een soort borderliner wordt, die bijna in destructie een eind aan zijn leven veroorzaakt en toch eindigt met Ik wil! Ik wil!. Dat element van gewelddadige destructie zit in al zijn werk, met als hoogtepunt de moord in Hokwerda's kind?. Om uit te leggen wat dat destructieve is, beschrijft hij een dag tijdens het schrijven van Wonderen van de heilbot, een jaar of 5 geleden, hij zat hij nog in de nadagen van een lange depressieve periode. Hij beschrijft een dag op een zeilboot op het IJsselmeer, zwaar weer, en hoe hij zijn been openhaalde als hij door een steiger zakt. Het rauwe daarvan beleeft hij als een bevrijding, als een moment dat je ervaart dat je juist lééft. De diepe wortels van zijn donkere periode, die wel tien jaar heeft geduurd, die wortels liggen toch wel in zijn jeugd, zelfs in de generaties daarvoor. Een bevrijdend moment in die lange depressie was het werken in een tuinderij, waar hij werkte met zwakzinnigen. Het fysieke van een boom uitgraven, het symbolische daarvan ook. Dat was in 1987, hij werkte daar anderhalve dag per week. ´s Avonds had hij dan een helder hoofd. Hij was toen de best verkopende en meest bekende jonge schrijver van Nederland. Dat vonden ze wel opmerkelijk daar in die gemeenschap van zwakzinnigen, dat hij bomen kwam uitgraven. UUR 2 Eerst die nieuwe roman waar hij aan werkt. Dat is begonnen met het vinden van een oude kaart van Goes, waar hij in zijn jeugd woonde. Ik stond naar een vesting te kijken, zei hij, een vesting die ik wel moest veroveren. Een titel voor het boek heeft hij nog niet, en hij wil er nog niet veel over kwijt. Het begint bij een beeld en dan komt het boek. Wim Brands laat een Daklozenkrant uit 1997 zien waarin Oek de Jong een verhaal publiceerde dat uiteindelijk tot de roman Hokwerda's kind uitgroeit. De schrijver beschrijft de inspiratie voor dat verhaal: een verhaal van Raymond Carver, Feathers, waarin Jack en zijn vrouw bij Budd op bezoek gaan, en bespreken wat ze mee zullen nemen, zelfgebakken brood, en dan voor de deur een angstaanjagende schreeuw van een pauw horen. De baby van Budd en zijn vrouw blijkt héél lelijk te zijn en juist die avond wil de vrouw van Jack dat hij haar zwanger maakt. Hoe vanuit de banaliteit van een gesprekje over wat zullen we meenemen vanavond, zelfgebakken brood, via de pauw en de baby er zoiets gebeurt als: ik wil zwanger worden. Het schrijven over gewone mensen en gewone situaties, dat is de inspiratie van Carver. Voor Hokwerda´s kind begint het bij een artikel in het blad Privé over een meisje dat de schrijver vroeger had gekend en die samen met haar vriend een gewelddadige moord had gepleegd op de ouders. Als ik nu terugkijk op die roman, zegt de schrijver, is het een afdaling in het kwaad dat in mensen sluimert en dus ook in mijzelf -daar was ik toen blijkbaar aan toe. Hij voelde zich verbonden met iemand die in zo?n parket terecht komt, hij herkende haar eenzaamheid. Je bent bezig met dicht bij de waarheid te komen, door de conventies heen, dat is mijn grootste passie in het schrijven, zegt hij. Zo begon hij ooit met schrijven, dat is het nog steeds. Waarheidszoeking, is dat toch niet weer heel calvinistisch, vraagt Brands. Nee, nee, juist niet! Het calvinisme is een grote leugen, daarom werd hij juist zo kwaad toen hij 16 was, het waren juist de formules en de leugens die beknelden. Want alles draait in een mensenleven om de vitaliteit, om authenticiteit. Hoe schrijft hij? Hij begon als jongeman van 22 jaar die achter een blanco papier ging zitten en niet met zijn vriendin naar het strand ging en dan was 's avonds het papier nog steeds blanco. Inmiddels kent hij ook het gemak van schrijven. Vooral op de kleine papiertjes die naast het feitelijke verhaal volgekrabbeld worden met vrije gedachten en beelden. Schrik je soms niet van wat je zelf schrijft, is de vraag? Ja, je moet ook soms de deksel afhalen waar je 'm soms liever laat zitten. Dan moet je weer maanden afkicken van je eigen personages. Voor UUR 3 staat op het menu: De mystiek in Geit en Inktvis. Deze mooie novellen werden slecht ontvangen. De mensen vonden het te vaag. Te spiritueel. De heren halen filosoof Peter Sloterdijk erbij om de tijdgeest te tackelen. En Oek stelt vast dat hij niet met de gevestigde coterie aanpapte, en daarvoor gestraft werd. In de tussentijd is er meer vrijheid ontstaan en zouden de novellen, met eventuele aangevulling, opnieuw uitgebracht kunnen worden zonder woedende aanvallen der recensenten...... Dan over naar het dagboek 'De wonderen van de heilbot' van Oek de Jong. Waarom houdt hij zo van vissen? In de heilbot doet hij verslag van zijn worstelen met het leven. Met als conclusie dat 'opgeven' het sleutelwoord is. Een half uur voor het eind stelt Brands de vraag naar Oek's inspiratiebronnen uit de literatuur: Proust. Natuurlijk alle romanschrijvers vanaf Tolstoi, maar Proust is na herlezing een mijlpaal in de geschiedenis van de roman. De Jong vindt de roman een uniek instrument voor de schrijver: meer dan journalistiek of film biedt de roman diepgang. Hij gaat een essay te schrijven over de evolutie van de roman. Om daardoor te ontdekken hoe hij iets nieuws toe kan voegen aan de roman als kunstwerk. Iets waarmee de functie van de roman in de 21ste eeuw zal beklijven. Na deze taakstelling is de depressiviteit ook bezworen. De postieve werking op zijn humeur van spitwerk op een stuk land in Frankrijk is daar ook debet aan. En zo te horen ook dit gespr...more
In 2010 werd het dertigjarig jubileum van de klassieke roman ‘Opwaaiende zomerjurken’ gevierd. Dat was zijn debuut. Daarna verschenen romans als ‘Cirkel in het gras’, ‘Hokwerda’s kind’ en ‘Mevrouw Len’. En nu werkt hij aan een nieuw boek, dat in het najaar zal verschijnen. Lees meer over het gesprek van Wim Brands met de schrijver Oek de Jong. ------------------------------------------ Samenvatting Marathoninterview met Oek de Jong UUR 1 Eerst het zondaggevoel van de schrijver. Hij beschrijft de zomerzondagen die hij veelal buiten doorbrengt, bijvoorbeeld bij het buitenhuisje in Muiderberg met zijn geliefde Sjan. Paradijselijke dagen waar juist bij het nietsdoen de diepste peilingen komen. Andere zondagen dan in zijn jeugd, waar hij als zoon van de ARP politicus de Jong uren doorbracht in de kerk, waar de kleine Oek met zijn kleurboeken zat. Is er sprake van een calvinistisch trauma, wil Wim Brands weten ? nou nee, maar toch, er zit toch wel een diep genetisch calvinisme in het Friese geslacht waar hij zelf ook niet vrij van is. Waar bijvoorbeeld het verhaal is dat zijn overgrootvader zijn zoon niet meer wilde zien toen die op de elektrische cirkelzaag was overgestapt. Niet echt een geslacht dat op vooruitgang, verandering uit was. De schrijver noemt zichzelf een appel die ver van de boom is gevallen, een afvallige zoon die al jong wandelend met een bos pinksterbloemen in zijn armen naar de hemel kijkt en zich afvraagt wat daar nou werkelijk is. Een jongen. Vergelijkbaar met een islamitische jongen van nu die het geloof heeft mee gekregen en toch zijn eigen weg gaat, met alle verscheurdheid erbij. De schrijver is nu 57, op een leeftijd dat hij nu ook naar die afvalligheid kan kijken vanuit het perspectief van zijn ouders. We gaan dan in1979, naar de roman Opwaaiende zomerjurken, zijn eerste roman die hij een oerschreeuw noemt. Alle conflictstof zit daar al in, beschreven in de romanvorm met een hoofdpersoon die meemaakt wat de werkelijke jeugd aan thema?s bracht - Het isolement, dat 40 jaar een groot thema in zijn leven was. Een puber op zoek naar het zichzelf begrijpen, die later zo geïsoleerd raakt dat hij een soort borderliner wordt, die bijna in destructie een eind aan zijn leven veroorzaakt en toch eindigt met Ik wil! Ik wil!. Dat element van gewelddadige destructie zit in al zijn werk, met als hoogtepunt de moord in Hokwerda's kind?. Om uit te leggen wat dat destructieve is, beschrijft hij een dag tijdens het schrijven van Wonderen van de heilbot, een jaar of 5 geleden, hij zat hij nog in de nadagen van een lange depressieve periode. Hij beschrijft een dag op een zeilboot op het IJsselmeer, zwaar weer, en hoe hij zijn been openhaalde als hij door een steiger zakt. Het rauwe daarvan beleeft hij als een bevrijding, als een moment dat je ervaart dat je juist lééft. De diepe wortels van zijn donkere periode, die wel tien jaar heeft geduurd, die wortels liggen toch wel in zijn jeugd, zelfs in de generaties daarvoor. Een bevrijdend moment in die lange depressie was het werken in een tuinderij, waar hij werkte met zwakzinnigen. Het fysieke van een boom uitgraven, het symbolische daarvan ook. Dat was in 1987, hij werkte daar anderhalve dag per week. ´s Avonds had hij dan een helder hoofd. Hij was toen de best verkopende en meest bekende jonge schrijver van Nederland. Dat vonden ze wel opmerkelijk daar in die gemeenschap van zwakzinnigen, dat hij bomen kwam uitgraven. UUR 2 Eerst die nieuwe roman waar hij aan werkt. Dat is begonnen met het vinden van een oude kaart van Goes, waar hij in zijn jeugd woonde. Ik stond naar een vesting te kijken, zei hij, een vesting die ik wel moest veroveren. Een titel voor het boek heeft hij nog niet, en hij wil er nog niet veel over kwijt. Het begint bij een beeld en dan komt het boek. Wim Brands laat een Daklozenkrant uit 1997 zien waarin Oek de Jong een verhaal publiceerde dat uiteindelijk tot de roman Hokwerda's kind uitgroeit. De schrijver beschrijft de inspiratie voor dat verhaal: een verhaal van Raymond Carver, Feathers, waarin Jack en zijn vrouw bij Budd op bezoek gaan, en bespreken wat ze mee zullen nemen, zelfgebakken brood, en dan voor de deur een angstaanjagende schreeuw van een pauw horen. De baby van Budd en zijn vrouw blijkt héél lelijk te zijn en juist die avond wil de vrouw van Jack dat hij haar zwanger maakt. Hoe vanuit de banaliteit van een gesprekje over wat zullen we meenemen vanavond, zelfgebakken brood, via de pauw en de baby er zoiets gebeurt als: ik wil zwanger worden. Het schrijven over gewone mensen en gewone situaties, dat is de inspiratie van Carver. Voor Hokwerda´s kind begint het bij een artikel in het blad Privé over een meisje dat de schrijver vroeger had gekend en die samen met haar vriend een gewelddadige moord had gepleegd op de ouders. Als ik nu terugkijk op die roman, zegt de schrijver, is het een afdaling in het kwaad dat in mensen sluimert en dus ook in mijzelf -daar was ik toen blijkbaar aan toe. Hij voelde zich verbonden met iemand die in zo?n parket terecht komt, hij herkende haar eenzaamheid. Je bent bezig met dicht bij de waarheid te komen, door de conventies heen, dat is mijn grootste passie in het schrijven, zegt hij. Zo begon hij ooit met schrijven, dat is het nog steeds. Waarheidszoeking, is dat toch niet weer heel calvinistisch, vraagt Brands. Nee, nee, juist niet! Het calvinisme is een grote leugen, daarom werd hij juist zo kwaad toen hij 16 was, het waren juist de formules en de leugens die beknelden. Want alles draait in een mensenleven om de vitaliteit, om authenticiteit. Hoe schrijft hij? Hij begon als jongeman van 22 jaar die achter een blanco papier ging zitten en niet met zijn vriendin naar het strand ging en dan was 's avonds het papier nog steeds blanco. Inmiddels kent hij ook het gemak van schrijven. Vooral op de kleine papiertjes die naast het feitelijke verhaal volgekrabbeld worden met vrije gedachten en beelden. Schrik je soms niet van wat je zelf schrijft, is de vraag? Ja, je moet ook soms de deksel afhalen waar je 'm soms liever laat zitten. Dan moet je weer maanden afkicken van je eigen personages. Voor UUR 3 staat op het menu: De mystiek in Geit en Inktvis. Deze mooie novellen werden slecht ontvangen. De mensen vonden het te vaag. Te spiritueel. De heren halen filosoof Peter Sloterdijk erbij om de tijdgeest te tackelen. En Oek stelt vast dat hij niet met de gevestigde coterie aanpapte, en daarvoor gestraft werd. In de tussentijd is er meer vrijheid ontstaan en zouden de novellen, met eventuele aangevulling, opnieuw uitgebracht kunnen worden zonder woedende aanvallen der recensenten...... Dan over naar het dagboek 'De wonderen van de heilbot' van Oek de Jong. Waarom houdt hij zo van vissen? In de heilbot doet hij verslag van zijn worstelen met het leven. Met als conclusie dat 'opgeven' het sleutelwoord is. Een half uur voor het eind stelt Brands de vraag naar Oek's inspiratiebronnen uit de literatuur: Proust. Natuurlijk alle romanschrijvers vanaf Tolstoi, maar Proust is na herlezing een mijlpaal in de geschiedenis van de roman. De Jong vindt de roman een uniek instrument voor de schrijver: meer dan journalistiek of film biedt de roman diepgang. Hij gaat een essay te schrijven over de evolutie van de roman. Om daardoor te ontdekken hoe hij iets nieuws toe kan voegen aan de roman als kunstwerk. Iets waarmee de functie van de roman in de 21ste eeuw zal beklijven. Na deze taakstelling is de depressiviteit ook bezworen. De postieve werking op zijn humeur van spitwerk op een stuk land in Frankrijk is daar ook debet aan. En zo te horen ook dit gesprek....more
Op 19 december 1986 sprak Ronald van den Boogaard drie uur lang met de schrijver van boeken als 'Turks fruit’ en ‘Terug naar Oegstgeest’ en ‘Kort Amerikaans’. Na afloop van de herhaling van dit gesprek praat Wim Brands met Onno Blom, de biograaf van Jan Wolkers. Samen blikken zij terug op het ‘Marathoninterview’ uit 1986.
Op 29 juli 2005 sprak Wim Brands drie uur lang met de schrijver van o.a. de historische romans 'Gewassen vlees' en 'Publieke werken'. Na afloop van de herhaling van dit lange interview praat Wim Brands opnieuw met de Thomas Rosenboom. Samen blikken zij terug op het ‘Marathoninterview’ van vier jaar geleden.
Hij studeerde buitenlandse betrekkingen, theologie en Europese geschiedenis in Amerika en verhuisde toen naar het land van zijn moeder. Toen hij zich in Amsterdam als migrant meldde bij de Vreemdelingenpolitie in een rij van bijna allemaal zwarte mensen, werd hij binnen tien minuten geholpen als de blanke met de privileges, en was onaangenaam verrast. In een gesprek van drie uur met Rik Delhaas gaf hij in 2008 zijn visie op de Nederlandse samenleving. --------------------------------- J.Kennedy Als jongen wilde hij het liefst meteoroloog worden: "Dat krijg je als je opgroeit in een staat van meedogenloze 'twisters': temperatuurschommelingen die van hartje zomer naar hartje winter in twaalf uur tijd gaan." Maar hij werd historicus, onze gast van vanavond, en hij ging zich bezighouden met dat onooglijk kleine landje aan de andere kant van de Atlantische Oceaan waar een deel van zijn geschiedenis ligt. James Carleton Kennedy wordt in 1963 geboren in Orange City, in de staat Iowa in de Verenigde Staten. Zijn Schots-Ierse vader en Rotterdamse moeder zijn in dit kleine dorp, dat werd gesticht door Hollandse immigranten, neergestreken om er hun bestaan op te bouwen. Hoe goed hij ook probeert mee te doen aan de festiviteiten van deze Hollandse immigranten, hij blijft toch altijd een buitenstaander tussen gereformeerde boerenjongens. Op zijn twintigste vertrekt hij naar Washington om Buitenlandse Betrekkingen te studeren, vervolgens Theologie in Michigan en Europese Geschiedenis aan de universiteit van Iowa. Zijn promotor moedigt hem aan om met de Nederlandse geschiedenis bezig te gaan. Hij promoveert met 'Nieuw Babylon in Aanbouw', een proefschrift over de jaren zestig in Nederland. Ondertussen trouwt hij net als zijn vader met een Nederlandse vrouw. In 2001 verschijnt zijn onderzoek naar euthanasie in Nederland onder de titel: 'Een weloverwogen dood'. In 2003 wordt hij aangesteld als hoogleraar Contemporaine Geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Het gezin Kennedy verhuist naar Nederland. In 2007 maakt hij de overstap van de gereformeerde VU naar de seculiere Universiteit van Amsterdam, waar hij tot op heden hoogleraar Nederlandse geschiedenis is. Een Amerikaan in Nederland, opnieuw immigrant. In een land dat de multiculturele samenleving heeft afgeschaft. Terwijl er aan de andere kant van de oceaan in zijn eigen land een politieke aardverschuiving plaatsvindt nu de eerste zwarte president daar aantreedt. -------------------------------------------- Samenvatting eerste uur Om te beginnen verplaatsten we ons naar een oudejaarsavond in Orange City in Iowa, waar hij geboren werd en opgroeide. Een dorp met 3500 inwoners. Oudejaarsavond werd doorgebracht met kaarten, zoals hij dat nu in Amersfoort met zijn gezin ook zou doen, ware hij thuis geweest. Daar in Orange City ging je om 12 uur niet naar buiten om vuurwerk af te steken – je bleef binnen, dronk een glas champagne en ging slapen. Er was geen buitenleven – daar was het gewoon ook veel te koud voor. Overigens wel een vriendelijk dorp, waar je op 1 januari naar de kerk wandelde en 'hi' en 'hello' zei in de supermarkt. Maar waar ook sterk op elkaar gelet werd. Halverwege de 19-de eeuw waren de Nederlandse immigranten daar neergestreken, maar de familie Kennedy was een buitenbeentje – nieuwkomers van buiten daar neergestreken, intellectuelen, een Schots-Ierse vader en een Rotterdamse moeder, een níeuwe Nederlander dus. Bovendien was James geen uitblinker in sport – en daar werd je ook niet populair van in Orange City. Wel danste hij jaarlijks tijdens het Tulpenfestival braaf de Jan Pierewiet – een soort polka, liefst gedanst in een Staphorster kostuum en op klompen. Het christelijke dorp wist lang een kroeg buiten de dorpsgrenzen te houden – zo’n broedplaats van slecht gedrag paste niet in het onberispelijke dorp. De kerk daar, ook die van de familie Kennedy, omschrijft hij als een conservatieve maar gewone gereformeerde kerk. Het waren geen zwarte kousen mensen, zegt hij, het was meer: Wij zijn orthodox, wij hebben een persoonlijke relatie met Jezus, we gaan trouw naar de kerk, we zijn goede mensen. Op de christelijke school was tijdens zijn tienerjaren de issue: dansen of niet? Want dat kwam te dicht bij seksuele onzedelijkheid. Toen zijn vader in Cambridge ging werken, zat James opeens een jaar tussen de ongelovigen. En toen moest hij kiezen, vond hij – waar hoorde hij bij? En hij koos voor het geloof. Interviewer Delhaas vraagt of het geloof een houvast is voor wie migrant is – en dat beaamt hij. Kennedy is inmiddels weer migrant, en hij merkt dat er steeds meer van hem verwacht wordt zijn identiteit los te laten – er is minder ruimte om de Amerikaan te spelen dan toen hij vijfeneenhalf jaar geleden kwam. Een inburgeringscursus heeft hij niet gevolgd, daar is hij nooit voor opgeroepen. Hij herinnert zich toen hij zich als migrant voor het eerst moest melden bij de Vreemdelingenpolitie in Amsterdam – er was een wachtruimte vol mensen, tientallen mensen, en ze waren bijna allemaal zwart. En hij werd binnen tien minuten binnen geroepen en stond na een kwartiertje op straat, alles geregeld. De blanke met de privileges. Dat had hij niet verwacht van Nederland – en het was een onaangename verrassing. Hij constateerde dat de multiculturele samenleving die met de mond beleden werd in de praktijk nooit zo soepel is geweest. Zoals hij als historicus Nederland kende als een land van minderheden, niet een land met minderheden, zo is Nederland nu een land waar een dominante blanke seculiere cultuur geldt. Samenvatting tweede uur Eerst ging het over de familie van Kennedy’s moeder – de Rotterdamse familie die hij leerde kennen als ze vanuit Amerika daar op bezoek waren. Van zijn Amerikaanse vader had wel eens iets gehoord over wat die Nederlandse familie in de oorlog hadden gedaan. Er was een verzetspersoon en er waren leden van de NSB, kerkmensen die politiek een beetje ontheemd waren, zo vond hij uit, en hij merkte dat het niet makkelijk was om de waarheid daarover boven tafel te krijgen. De student James had belangstelling voor geschiedenis – en na zijn studies Buitenlandse Betrekkingen, Theologie en Europese Geschiedenis ging zijn promotieonderzoek uiteindelijk over de jaren zestig in Nederland. En zo verdiepte hij zich in de typisch Nederlandse politiek. Die je kan omschrijven als een gebrek aan idealen in Nederland, zegt hij. Nederland is geen idee. Het is een ruimte. In Nederland heerst de houding van: we zetten de deuren open, een meegaandheid met wat er gebeurt. Zodat ook de Duitse inval in 1940 door Colijn gezien werd als een onvermijdelijke ontwikkeling – daar leg je je bij neer. Die drang tot pacificatie, tot slappe meegaandheid in de Nederlandse politiek, dat is opvallend voor een Amerikaan, want Amerikanen maken geschiedenis – ze kiezen zelf welke toekomst ze tegemoet gaan. Daarom is het machtspel in de Amerikaanse politiek ook zo hard. Want Amerika is wel een idee. Nederland als ruimte om dingen te regelen – bijvoorbeeld de dood. Een land waar euthanasie mogelijk is. Over dat onderwerp schreef Kennedy in 2001 zijn onderzoek 'Een Weloverwogen Dood'. Hij leerde over dood en leven tijdens zijn vrijwilligerswerk in een hospitium – waar aan pijnbestrijding werd gedaan, maar geen euthanasie werd toegepast. Interviewer Delhaas vraagt naar de Amerikaanse grootmoeder van James Kennedy, die op haar sterfbed morfine kreeg. Is dat nou pijnbestrijding of euthanasie, is de vraag? Ja moeilijk, zegt hij, de familie is inderdaad niet betrokken bij de vraag of er wel of geen morfine gegeven werd, het was gewoon de medische praktijk dat te doen. Zijn ouders en hij hebben daar achteraf problemen mee gehad. Haar dood ging zo snel. Als we dat nu vergelijken met de Nederlandse praktijk, is de vraag– en Kennedy’s ambivalentie over de euthanasiepraktijk hier. Enerzijds is er de waardering voor het realiteitsbesef van Nederland, waar dat wat gebeurt ook besproken wordt. Tegelijk vindt hij het naïef dat Nederland net doet alsof het geregeld is – want ondraaglijk lijden, dat is zo’n rekbaar begrip, hoe kan je dan zeggen dat het goed geregeld is. Persoonlijk staat hij afwijzend tegenover de gedachte zelf over het leven te beslissen, vanuit christelijke scrupules, maar hij heeft ook geleerd dat je nooit nooit kan zeggen....more
Hij studeerde buitenlandse betrekkingen, theologie en Europese geschiedenis in Amerika en verhuisde toen naar het land van zijn moeder. Toen hij zich in Amsterdam als migrant meldde bij de Vreemdelingenpolitie in een rij van bijna allemaal zwarte mensen, werd hij binnen tien minuten geholpen als de blanke met de privileges, en was onaangenaam verrast. In een gesprek van drie uur met Rik Delhaas gaf hij in 2008 zijn visie op de Nederlandse samenleving. --------------------------------- J.Kennedy Als jongen wilde hij het liefst meteoroloog worden: "Dat krijg je als je opgroeit in een staat van meedogenloze 'twisters': temperatuurschommelingen die van hartje zomer naar hartje winter in twaalf uur tijd gaan." Maar hij werd historicus, onze gast van vanavond, en hij ging zich bezighouden met dat onooglijk kleine landje aan de andere kant van de Atlantische Oceaan waar een deel van zijn geschiedenis ligt. James Carleton Kennedy wordt in 1963 geboren in Orange City, in de staat Iowa in de Verenigde Staten. Zijn Schots-Ierse vader en Rotterdamse moeder zijn in dit kleine dorp, dat werd gesticht door Hollandse immigranten, neergestreken om er hun bestaan op te bouwen. Hoe goed hij ook probeert mee te doen aan de festiviteiten van deze Hollandse immigranten, hij blijft toch altijd een buitenstaander tussen gereformeerde boerenjongens. Op zijn twintigste vertrekt hij naar Washington om Buitenlandse Betrekkingen te studeren, vervolgens Theologie in Michigan en Europese Geschiedenis aan de universiteit van Iowa. Zijn promotor moedigt hem aan om met de Nederlandse geschiedenis bezig te gaan. Hij promoveert met 'Nieuw Babylon in Aanbouw', een proefschrift over de jaren zestig in Nederland. Ondertussen trouwt hij net als zijn vader met een Nederlandse vrouw. In 2001 verschijnt zijn onderzoek naar euthanasie in Nederland onder de titel: 'Een weloverwogen dood'. In 2003 wordt hij aangesteld als hoogleraar Contemporaine Geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Het gezin Kennedy verhuist naar Nederland. In 2007 maakt hij de overstap van de gereformeerde VU naar de seculiere Universiteit van Amsterdam, waar hij tot op heden hoogleraar Nederlandse geschiedenis is. Een Amerikaan in Nederland, opnieuw immigrant. In een land dat de multiculturele samenleving heeft afgeschaft. Terwijl er aan de andere kant van de oceaan in zijn eigen land een politieke aardverschuiving plaatsvindt nu de eerste zwarte president daar aantreedt. -------------------------------------------- Samenvatting eerste uur Om te beginnen verplaatsten we ons naar een oudejaarsavond in Orange City in Iowa, waar hij geboren werd en opgroeide. Een dorp met 3500 inwoners. Oudejaarsavond werd doorgebracht met kaarten, zoals hij dat nu in Amersfoort met zijn gezin ook zou doen, ware hij thuis geweest. Daar in Orange City ging je om 12 uur niet naar buiten om vuurwerk af te steken – je bleef binnen, dronk een glas champagne en ging slapen. Er was geen buitenleven – daar was het gewoon ook veel te koud voor. Overigens wel een vriendelijk dorp, waar je op 1 januari naar de kerk wandelde en 'hi' en 'hello' zei in de supermarkt. Maar waar ook sterk op elkaar gelet werd. Halverwege de 19-de eeuw waren de Nederlandse immigranten daar neergestreken, maar de familie Kennedy was een buitenbeentje – nieuwkomers van buiten daar neergestreken, intellectuelen, een Schots-Ierse vader en een Rotterdamse moeder, een níeuwe Nederlander dus. Bovendien was James geen uitblinker in sport – en daar werd je ook niet populair van in Orange City. Wel danste hij jaarlijks tijdens het Tulpenfestival braaf de Jan Pierewiet – een soort polka, liefst gedanst in een Staphorster kostuum en op klompen. Het christelijke dorp wist lang een kroeg buiten de dorpsgrenzen te houden – zo’n broedplaats van slecht gedrag paste niet in het onberispelijke dorp. De kerk daar, ook die van de familie Kennedy, omschrijft hij als een conservatieve maar gewone gereformeerde kerk. Het waren geen zwarte kousen mensen, zegt hij, het was meer: Wij zijn orthodox, wij hebben een persoonlijke relatie met Jezus, we gaan trouw naar de kerk, we zijn goede mensen. Op de christelijke school was tijdens zijn tienerjaren de issue: dansen of niet? Want dat kwam te dicht bij seksuele onzedelijkheid. Toen zijn vader in Cambridge ging werken, zat James opeens een jaar tussen de ongelovigen. En toen moest hij kiezen, vond hij – waar hoorde hij bij? En hij koos voor het geloof. Interviewer Delhaas vraagt of het geloof een houvast is voor wie migrant is – en dat beaamt hij. Kennedy is inmiddels weer migrant, en hij merkt dat er steeds meer van hem verwacht wordt zijn identiteit los te laten – er is minder ruimte om de Amerikaan te spelen dan toen hij vijfeneenhalf jaar geleden kwam. Een inburgeringscursus heeft hij niet gevolgd, daar is hij nooit voor opgeroepen. Hij herinnert zich toen hij zich als migrant voor het eerst moest melden bij de Vreemdelingenpolitie in Amsterdam – er was een wachtruimte vol mensen, tientallen mensen, en ze waren bijna allemaal zwart. En hij werd binnen tien minuten binnen geroepen en stond na een kwartiertje op straat, alles geregeld. De blanke met de privileges. Dat had hij niet verwacht van Nederland – en het was een onaangename verrassing. Hij constateerde dat de multiculturele samenleving die met de mond beleden werd in de praktijk nooit zo soepel is geweest. Zoals hij als historicus Nederland kende als een land van minderheden, niet een land met minderheden, zo is Nederland nu een land waar een dominante blanke seculiere cultuur geldt. Samenvatting tweede uur Eerst ging het over de familie van Kennedy’s moeder – de Rotterdamse familie die hij leerde kennen als ze vanuit Amerika daar op bezoek waren. Van zijn Amerikaanse vader had wel eens iets gehoord over wat die Nederlandse familie in de oorlog hadden gedaan. Er was een verzetspersoon en er waren leden van de NSB, kerkmensen die politiek een beetje ontheemd waren, zo vond hij uit, en hij merkte dat het niet makkelijk was om de waarheid daarover boven tafel te krijgen. De student James had belangstelling voor geschiedenis – en na zijn studies Buitenlandse Betrekkingen, Theologie en Europese Geschiedenis ging zijn promotieonderzoek uiteindelijk over de jaren zestig in Nederland. En zo verdiepte hij zich in de typisch Nederlandse politiek. Die je kan omschrijven als een gebrek aan idealen in Nederland, zegt hij. Nederland is geen idee. Het is een ruimte. In Nederland heerst de houding van: we zetten de deuren open, een meegaandheid met wat er gebeurt. Zodat ook de Duitse inval in 1940 door Colijn gezien werd als een onvermijdelijke ontwikkeling – daar leg je je bij neer. Die drang tot pacificatie, tot slappe meegaandheid in de Nederlandse politiek, dat is opvallend voor een Amerikaan, want Amerikanen maken geschiedenis – ze kiezen zelf welke toekomst ze tegemoet gaan. Daarom is het machtspel in de Amerikaanse politiek ook zo hard. Want Amerika is wel een idee. Nederland als ruimte om dingen te regelen – bijvoorbeeld de dood. Een land waar euthanasie mogelijk is. Over dat onderwerp schreef Kennedy in 2001 zijn onderzoek 'Een Weloverwogen Dood'. Hij leerde over dood en leven tijdens zijn vrijwilligerswerk in een hospitium – waar aan pijnbestrijding werd gedaan, maar geen euthanasie werd toegepast. Interviewer Delhaas vraagt naar de Amerikaanse grootmoeder van James Kennedy, die op haar sterfbed morfine kreeg. Is dat nou pijnbestrijding of euthanasie, is de vraag? Ja moeilijk, zegt hij, de familie is inderdaad niet betrokken bij de vraag of er wel of geen morfine gegeven werd, het was gewoon de medische praktijk dat te doen. Zijn ouders en hij hebben daar achteraf problemen mee gehad. Haar dood ging zo snel. Als we dat nu vergelijken met de Nederlandse praktijk, is de vraag– en Kennedy’s ambivalentie over de euthanasiepraktijk hier. Enerzijds is er de waardering voor het realiteitsbesef van Nederland, waar dat wat gebeurt ook besproken wordt. Tegelijk vindt hij het naïef dat Nederland net doet alsof het geregeld is – want ondraaglijk lijden, dat is zo’n rekbaar begrip, hoe kan je dan zeggen dat het goed geregeld is. Persoonlijk staat hij afwijzend tegenover de gedachte zelf over het leven te beslissen, vanuit christelijke scrupules, maar hij heeft ook geleerd dat je nooit nooit kan zeggen....more
Hij studeerde buitenlandse betrekkingen, theologie en Europese geschiedenis in Amerika en verhuisde toen naar het land van zijn moeder. Toen hij zich in Amsterdam als migrant meldde bij de Vreemdelingenpolitie in een rij van bijna allemaal zwarte mensen, werd hij binnen tien minuten geholpen als de blanke met de privileges, en was onaangenaam verrast. In een gesprek van drie uur met Rik Delhaas gaf hij in 2008 zijn visie op de Nederlandse samenleving. --------------------------------- J.Kennedy Als jongen wilde hij het liefst meteoroloog worden: "Dat krijg je als je opgroeit in een staat van meedogenloze 'twisters': temperatuurschommelingen die van hartje zomer naar hartje winter in twaalf uur tijd gaan." Maar hij werd historicus, onze gast van vanavond, en hij ging zich bezighouden met dat onooglijk kleine landje aan de andere kant van de Atlantische Oceaan waar een deel van zijn geschiedenis ligt. James Carleton Kennedy wordt in 1963 geboren in Orange City, in de staat Iowa in de Verenigde Staten. Zijn Schots-Ierse vader en Rotterdamse moeder zijn in dit kleine dorp, dat werd gesticht door Hollandse immigranten, neergestreken om er hun bestaan op te bouwen. Hoe goed hij ook probeert mee te doen aan de festiviteiten van deze Hollandse immigranten, hij blijft toch altijd een buitenstaander tussen gereformeerde boerenjongens. Op zijn twintigste vertrekt hij naar Washington om Buitenlandse Betrekkingen te studeren, vervolgens Theologie in Michigan en Europese Geschiedenis aan de universiteit van Iowa. Zijn promotor moedigt hem aan om met de Nederlandse geschiedenis bezig te gaan. Hij promoveert met 'Nieuw Babylon in Aanbouw', een proefschrift over de jaren zestig in Nederland. Ondertussen trouwt hij net als zijn vader met een Nederlandse vrouw. In 2001 verschijnt zijn onderzoek naar euthanasie in Nederland onder de titel: 'Een weloverwogen dood'. In 2003 wordt hij aangesteld als hoogleraar Contemporaine Geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Het gezin Kennedy verhuist naar Nederland. In 2007 maakt hij de overstap van de gereformeerde VU naar de seculiere Universiteit van Amsterdam, waar hij tot op heden hoogleraar Nederlandse geschiedenis is. Een Amerikaan in Nederland, opnieuw immigrant. In een land dat de multiculturele samenleving heeft afgeschaft. Terwijl er aan de andere kant van de oceaan in zijn eigen land een politieke aardverschuiving plaatsvindt nu de eerste zwarte president daar aantreedt. -------------------------------------------- Samenvatting eerste uur Om te beginnen verplaatsten we ons naar een oudejaarsavond in Orange City in Iowa, waar hij geboren werd en opgroeide. Een dorp met 3500 inwoners. Oudejaarsavond werd doorgebracht met kaarten, zoals hij dat nu in Amersfoort met zijn gezin ook zou doen, ware hij thuis geweest. Daar in Orange City ging je om 12 uur niet naar buiten om vuurwerk af te steken – je bleef binnen, dronk een glas champagne en ging slapen. Er was geen buitenleven – daar was het gewoon ook veel te koud voor. Overigens wel een vriendelijk dorp, waar je op 1 januari naar de kerk wandelde en 'hi' en 'hello' zei in de supermarkt. Maar waar ook sterk op elkaar gelet werd. Halverwege de 19-de eeuw waren de Nederlandse immigranten daar neergestreken, maar de familie Kennedy was een buitenbeentje – nieuwkomers van buiten daar neergestreken, intellectuelen, een Schots-Ierse vader en een Rotterdamse moeder, een níeuwe Nederlander dus. Bovendien was James geen uitblinker in sport – en daar werd je ook niet populair van in Orange City. Wel danste hij jaarlijks tijdens het Tulpenfestival braaf de Jan Pierewiet – een soort polka, liefst gedanst in een Staphorster kostuum en op klompen. Het christelijke dorp wist lang een kroeg buiten de dorpsgrenzen te houden – zo’n broedplaats van slecht gedrag paste niet in het onberispelijke dorp. De kerk daar, ook die van de familie Kennedy, omschrijft hij als een conservatieve maar gewone gereformeerde kerk. Het waren geen zwarte kousen mensen, zegt hij, het was meer: Wij zijn orthodox, wij hebben een persoonlijke relatie met Jezus, we gaan trouw naar de kerk, we zijn goede mensen. Op de christelijke school was tijdens zijn tienerjaren de issue: dansen of niet? Want dat kwam te dicht bij seksuele onzedelijkheid. Toen zijn vader in Cambridge ging werken, zat James opeens een jaar tussen de ongelovigen. En toen moest hij kiezen, vond hij – waar hoorde hij bij? En hij koos voor het geloof. Interviewer Delhaas vraagt of het geloof een houvast is voor wie migrant is – en dat beaamt hij. Kennedy is inmiddels weer migrant, en hij merkt dat er steeds meer van hem verwacht wordt zijn identiteit los te laten – er is minder ruimte om de Amerikaan te spelen dan toen hij vijfeneenhalf jaar geleden kwam. Een inburgeringscursus heeft hij niet gevolgd, daar is hij nooit voor opgeroepen. Hij herinnert zich toen hij zich als migrant voor het eerst moest melden bij de Vreemdelingenpolitie in Amsterdam – er was een wachtruimte vol mensen, tientallen mensen, en ze waren bijna allemaal zwart. En hij werd binnen tien minuten binnen geroepen en stond na een kwartiertje op straat, alles geregeld. De blanke met de privileges. Dat had hij niet verwacht van Nederland – en het was een onaangename verrassing. Hij constateerde dat de multiculturele samenleving die met de mond beleden werd in de praktijk nooit zo soepel is geweest. Zoals hij als historicus Nederland kende als een land van minderheden, niet een land met minderheden, zo is Nederland nu een land waar een dominante blanke seculiere cultuur geldt. Samenvatting tweede uur: Eerst ging het over de familie van Kennedy’s moeder – de Rotterdamse familie die hij leerde kennen als ze vanuit Amerika daar op bezoek waren. Van zijn Amerikaanse vader had wel eens iets gehoord over wat die Nederlandse familie in de oorlog hadden gedaan. Er was een verzetspersoon en er waren leden van de NSB, kerkmensen die politiek een beetje ontheemd waren, zo vond hij uit, en hij merkte dat het niet makkelijk was om de waarheid daarover boven tafel te krijgen. De student James had belangstelling voor geschiedenis – en na zijn studies Buitenlandse Betrekkingen, Theologie en Europese Geschiedenis ging zijn promotieonderzoek uiteindelijk over de jaren zestig in Nederland. En zo verdiepte hij zich in de typisch Nederlandse politiek. Die je kan omschrijven als een gebrek aan idealen in Nederland, zegt hij. Nederland is geen idee. Het is een ruimte. In Nederland heerst de houding van: we zetten de deuren open, een meegaandheid met wat er gebeurt. Zodat ook de Duitse inval in 1940 door Colijn gezien werd als een onvermijdelijke ontwikkeling – daar leg je je bij neer. Die drang tot pacificatie, tot slappe meegaandheid in de Nederlandse politiek, dat is opvallend voor een Amerikaan, want Amerikanen maken geschiedenis – ze kiezen zelf welke toekomst ze tegemoet gaan. Daarom is het machtspel in de Amerikaanse politiek ook zo hard. Want Amerika is wel een idee. Nederland als ruimte om dingen te regelen – bijvoorbeeld de dood. Een land waar euthanasie mogelijk is. Over dat onderwerp schreef Kennedy in 2001 zijn onderzoek 'Een Weloverwogen Dood'. Hij leerde over dood en leven tijdens zijn vrijwilligerswerk in een hospitium – waar aan pijnbestrijding werd gedaan, maar geen euthanasie werd toegepast. Interviewer Delhaas vraagt naar de Amerikaanse grootmoeder van James Kennedy, die op haar sterfbed morfine kreeg. Is dat nou pijnbestrijding of euthanasie, is de vraag? Ja moeilijk, zegt hij, de familie is inderdaad niet betrokken bij de vraag of er wel of geen morfine gegeven werd, het was gewoon de medische praktijk dat te doen. Zijn ouders en hij hebben daar achteraf problemen mee gehad. Haar dood ging zo snel. Als we dat nu vergelijken met de Nederlandse praktijk, is de vraag– en Kennedy’s ambivalentie over de euthanasiepraktijk hier. Enerzijds is er de waardering voor het realiteitsbesef van Nederland, waar dat wat gebeurt ook besproken wordt. Tegelijk vindt hij het naïef dat Nederland net doet alsof het geregeld is – want ondraaglijk lijden, dat is zo’n rekbaar begrip, hoe kan je dan zeggen dat het goed geregeld is. Persoonlijk staat hij afwijzend tegenover de gedachte zelf over het leven te beslissen, vanuit christelijke scrupules, maar hij heeft ook geleerd dat je nooit nooit kan zeggen. ....more
Na de vracht van “Twintig maanden knettergek” in de prachtwijken en een boek over “De verborgen kracht van migrantenvrouwen” is het al weer even stil rond ex-Abop bestuurder en ex-minister Vogelaar. In 2008 zong zij haar eigen lied in een lang interview met Max van Weezel, de man van haar goede vriendin Anet Bleich. -------------------------------------- Inleidng "Ik heb veel amateurisme meegemaakt in de PvdA-top, maar dit was goed geregisseerd." Zo luidde het cynische commentaar van Ella Vogelaar op het besluit van Wouter Bos om haar ten val te brengen als minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Haar opvolger, Eberhard van der Laan, liep zich al warm in de coulissen. De enige die van niets wist, was zij. Onze gast van vanavond, Ella Vogelaar, groeide op in Sint Philipsland in Zeeland, waar haar vader een veeteeltbedrijf had. Als eerste op het dorp ging ze naar de HBS en daarna naar de sociale academie De Horst in Driebergen - een rood bolwerk. Ze liet zich rekruteren door de CPN. Ze noemde het later beangstigend dat ze de schaduwzijden van het communisme niet tijdig had doorzien. Via het vormingswerk voor werkende jongeren bracht ze het tot bestuurslid en voorzitter van de sociaaldemocratische onderwijsvakbond ABOP. Het voorzitterschap van de FNV ging op het nippertje aan haar neus voorbij. Sterke man Lodewijk de Waal wilde niet met haar samenwerken en ze verliet de vakbeweging "met een kras op haar ziel", zoals ze het zelf noemde. Vervolgens ontdekten de werkgevers Vogelaar. Ze werd voorzitter van de brancheorganisatie van reïntegratiebedrijven, president-commissaris van Unilever Nederland en bestuurslid van VNO-NCW. Een linkse meid die door de ondernemers hogelijk werd gewaardeerd - zo iemand zag Wouter Bos graag toetreden tot het kabinet. Ze werd minister voor Wonen,Wijken en Integratie, WWI - zonder dat Bos haar genoeg geld meegaf. De partijleider en de minister kregen het al snel met elkaar aan de stok over de toon die tegenover migranten moest worden aangeslagen. Polariserend en confronterend, vond Bos. Verzoenend en respectvol, als het aan Vogelaar lag. De minister slaagde er niet in haar wijkenbeleid ook in Den Haag over het voetlicht te brengen. Daar maakte Wilders haar voor knettergek uit en vreesden partijgenoten dat ze te veel in de softe hoek terecht was gekomen. Vogelaar begon een electoraal risico te vormen. Ongelukkige mediaoptredens bij Pauw & Witteman, GeenStijl en De Wereld Draait Door maakten het er in de ogen van Bos niet beter op. November 2008 barstte de bom. Vogelaar kon volgens de partijtop niet langer gezagsvol en effectief functioneren. Zoals haar 's avonds in een achterkamertje werd meegedeeld. Schijnbaar ongebroken sloeg ze terug. Kon zij er wat aan doen dat de PvdA zo in de war was over de multiculturele samenleving? De krantencommentaren na haar vertrek waren vernietigend. Ze kwam te verbeten over, ze had een cursus charisma nodig. Ze dronk alleen maar kopjes thee met imams en voerde een beleid van pappen en nathouden. Ze gedroeg zich horkerig en nam mensen tegen zich in. Offerde de PvdA haar op het altaar van het oprukkende populisme? Faalde ze als minister? Hoe denkt ze daar zelf over? Luister de komende drie uur naar Max van Weezel in gesprek met oud-minister Ella Vogelaar – over het leven van een minister, wat eraan voorafging en wat erna komt. ---------------------------------------- Samenvatting eerste uur Eerst vertelt ze wat ze doet sinds ze geen minister meer is. Ze schrijft aan een dagboek - en dat doet ze samen met haar partner Onno Bosma. Ze is al 26 jaar met hem samen. Het boek schrijven ze doordat zij vertelt en hij schrijft. Tijdens de anderhalf jaar dat ze minister was, had ze vaak ’s avonds geen tijd om dingen op te schrijven. Nu is die tijd er wel. "Laten we naar juni 2006 gaan, als Wouter Bos belt om te vragen of zij minister wilde worden", zegt van Weezel, maar dan laat ze meteen weten dat de details over wat er gebeurd is daar in de kamer van Bos binnenkort in haar boek te lezen zullen zijn. Ze moet de verkoopcijfers van haar boek beschermen, zegt ze lachend – maar waar gaan we het dan wél over hebben? Over de expertise die ze in huis had voor dat ministerschap bijvoorbeeld. Ze had voordien aan de wieg gestaan van de centra voor werk en inkomen en aan de wieg van de inburgeringscursussen – die ze als minister uiteindelijk zelf verder mocht vormgeven, maar die nog steeds niet succesvol zijn. De belofte van haar opvolger Eberhard van der Laan die zegt dat het gaat lukken om 60.000 mensen per jaar aan het inburgeringsexamen te helpen, terwijl de cursuslokaaltjes nog steeds akelig leeg zijn, zou zij niet voor haar rekening durven nemen. Ze beschrijft haar Turkse schoonmaakster, die analfabeet is in haar eigen taal, en die pas na een half jaar schroom zover te krijgen was om naar een cursus Nederlands te komen. Het zou ook helpen om gescheiden cursussen aan te bieden – zodat vrouwen wél Nederlands gaan leren of wél gaan zwemmen in plaats van niet, omdat de Haagse politici principieel vinden dat je geen scheiding tussen mannen en vrouwen moet maken. Dat moment in juni 2006 nog een keer – ze had wel lang geaarzeld voor ze ja zei tegen Bos. "Ik had een prachtig leven", zei ze erover. Plannen om mooie reizen te maken met haar partner die tien jaar ouder is. En ook twijfelde ze over het Haagse politieke bedrijf – of dat wel de hare was. Die praktijk viel later soms wel mee, maar op het punt van de integratiediscussie is er sprake van vervelende polarisatie en hijgerigheid. Kijk naar de debatten in de Tweede Kamer rond de overlast van een groepje Marokkaanse jongens in Gouda – de manier waarop dat gebeurt lost toch niets op. De politieke correctheid over de multiculturele samenleving is 180 graden gedraaid – de nuance wordt niet meer als bon ton ervaren. Uit schaamte dat er te lang gezwegen is over de negatieve aspecten. Doorgedraaid. Denk toch rustig na over wat je effectief kan aanpakken. Ze vond het schokkend partijgenoot Hans Spekman te horen zeggen dat je jongens die terugkomen in de wijk nadat ze zijn opgepakt moet vernederen – zij denkt niet dat dat effectief is. Samenvatting tweede uur De Partij van de Arbeid heeft zijn naam eer aan gedaan, zegt ze over de wijze waarop ze afgezet werd in november. Of ze hard voor elkaar zijn, is de vraag. "Nee, hárd is niet erg", zegt ze, "maar de manier waarop de laatste week rond mijn persoon een surrealistische wereld werd opgetrokken en een scenario voltrokken waar ik niks van wist, is niet nétjes", zegt ze, "laat ik het netjes zeggen". Ze was op de Antillen en bij terugkomst werd haar voor de voeten geworpen dat ze geen aparte Antillianenindex wilde invoeren – een databank van probleem-Antillianen. "Terwijl", benadrukt ze, "iedereen binnen de partij weet wat ik aan het doen was" – dat het net zo praktisch is een algemeen registratiesysteem te hebben, want ook zij vindt dat je moet kunnen beoordelen of hulpverlening effectief is. Dus als meerdere hulpverleners met één jongen bezig zijn, moeten die dat van elkaar weten, maar daar heb je geen Antillianenindex voor nodig – zo blijkt nu ook wel, nu opvolger Van der Laan die aparte Antillianenindex niet invoert en niemand dat een probleem vindt. Dus het was een stok om de hond te slaan? Ja, zegt ze. Dat was het op die donderdag 13 november, toen haar Blackberry meldde dat ze een ‘bila Wouter’ - een bilateraaltje met Wouter Bos - had en vervolgens een groep opgewonden journalisten trof die al wist wat zij nog niet wist. Dat ze een gesprek met Bos én fractievoorzitter Marriet Hamer en partijvoorzitter Ploumen had. Waar haar plompverloren werd meegedeeld dat ze kon opstappen. "In Uniever gaat het netter?" vraagt van Weezel. In ieder normaal bedrijf gaat het netter, zegt ze, tenminste dat hoort zo. Van Weezel neemt de drie theorieën door waarom ze weg moest. De eerste, de officieel geformuleerde: dat ze niet meer gezagsvol en effectief kon functioneren. Ik herkende me daar niet in, zegt ze. Ik was een jaar bezig geweest om de financiering rond die wijken rond te krijgen, want dat was gewoon niet deugdelijk geregeld. Als ik er nu op terugkijk, zegt ze, heb ik het geld geregeld, en is het niet tot een breuk met de gemeentes en woningbouwcorporaties gekomen – dan vind ik dat ik het eigenlijk helemaal niet slecht vanaf heb gebracht. En er is elan en energie in die wijken zelf en er is nog nooit zo’n gemeenschappelijke agenda van de gemeentes met de corporaties geweest. Voorzitter Lilian Ploumen had erover dat corporaties en gemeentes klaagden over de minister, maar als ik dan vroeg wie dan werd het oorverdovend stil. Theorie twee: er waren te grote tegenstellingen over haar opvattingen en die van de partij over integratie en de multiculturele samenleving. De nota-Ploumen komt ter sprake – waarin staat dat je als migrant zonder voorbehoud voor de Nederlandse samenleving moet kiezen. Het is een zin die bij Vogelaar veel vragen oproept en beetje vieze smaak in de mond geeft. We waren gebleven op het moment in de zomer van dit jaar toen Wouter Bos een toespraak over integratie en de multiculturele samenleving hield waar haar naam niet genoemd werd. Opvallend. De derde theorie, dat zij het te slecht deed in de media en daarom een electoraal gevaar was, komt in het derde uur wellicht nog aan de orde....more
Na de vracht van “Twintig maanden knettergek” in de prachtwijken en een boek over “De verborgen kracht van migrantenvrouwen” is het al weer even stil rond ex-Abop bestuurder en ex-minister Vogelaar. In 2008 zong zij haar eigen lied in een lang interview met Max van Weezel, de man van haar goede vriendin Anet Bleich. -------------------------------------- Inleidng "Ik heb veel amateurisme meegemaakt in de PvdA-top, maar dit was goed geregisseerd." Zo luidde het cynische commentaar van Ella Vogelaar op het besluit van Wouter Bos om haar ten val te brengen als minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Haar opvolger, Eberhard van der Laan, liep zich al warm in de coulissen. De enige die van niets wist, was zij. Onze gast van vanavond, Ella Vogelaar, groeide op in Sint Philipsland in Zeeland, waar haar vader een veeteeltbedrijf had. Als eerste op het dorp ging ze naar de HBS en daarna naar de sociale academie De Horst in Driebergen - een rood bolwerk. Ze liet zich rekruteren door de CPN. Ze noemde het later beangstigend dat ze de schaduwzijden van het communisme niet tijdig had doorzien. Via het vormingswerk voor werkende jongeren bracht ze het tot bestuurslid en voorzitter van de sociaaldemocratische onderwijsvakbond ABOP. Het voorzitterschap van de FNV ging op het nippertje aan haar neus voorbij. Sterke man Lodewijk de Waal wilde niet met haar samenwerken en ze verliet de vakbeweging "met een kras op haar ziel", zoals ze het zelf noemde. Vervolgens ontdekten de werkgevers Vogelaar. Ze werd voorzitter van de brancheorganisatie van reïntegratiebedrijven, president-commissaris van Unilever Nederland en bestuurslid van VNO-NCW. Een linkse meid die door de ondernemers hogelijk werd gewaardeerd - zo iemand zag Wouter Bos graag toetreden tot het kabinet. Ze werd minister voor Wonen,Wijken en Integratie, WWI - zonder dat Bos haar genoeg geld meegaf. De partijleider en de minister kregen het al snel met elkaar aan de stok over de toon die tegenover migranten moest worden aangeslagen. Polariserend en confronterend, vond Bos. Verzoenend en respectvol, als het aan Vogelaar lag. De minister slaagde er niet in haar wijkenbeleid ook in Den Haag over het voetlicht te brengen. Daar maakte Wilders haar voor knettergek uit en vreesden partijgenoten dat ze te veel in de softe hoek terecht was gekomen. Vogelaar begon een electoraal risico te vormen. Ongelukkige mediaoptredens bij Pauw & Witteman, GeenStijl en De Wereld Draait Door maakten het er in de ogen van Bos niet beter op. November 2008 barstte de bom. Vogelaar kon volgens de partijtop niet langer gezagsvol en effectief functioneren. Zoals haar 's avonds in een achterkamertje werd meegedeeld. Schijnbaar ongebroken sloeg ze terug. Kon zij er wat aan doen dat de PvdA zo in de war was over de multiculturele samenleving? De krantencommentaren na haar vertrek waren vernietigend. Ze kwam te verbeten over, ze had een cursus charisma nodig. Ze dronk alleen maar kopjes thee met imams en voerde een beleid van pappen en nathouden. Ze gedroeg zich horkerig en nam mensen tegen zich in. Offerde de PvdA haar op het altaar van het oprukkende populisme? Faalde ze als minister? Hoe denkt ze daar zelf over? Luister de komende drie uur naar Max van Weezel in gesprek met oud-minister Ella Vogelaar – over het leven van een minister, wat eraan voorafging en wat erna komt. ---------------------------------------- Samenvatting eerste uur Eerst vertelt ze wat ze doet sinds ze geen minister meer is. Ze schrijft aan een dagboek - en dat doet ze samen met haar partner Onno Bosma. Ze is al 26 jaar met hem samen. Het boek schrijven ze doordat zij vertelt en hij schrijft. Tijdens de anderhalf jaar dat ze minister was, had ze vaak ’s avonds geen tijd om dingen op te schrijven. Nu is die tijd er wel. "Laten we naar juni 2006 gaan, als Wouter Bos belt om te vragen of zij minister wilde worden", zegt van Weezel, maar dan laat ze meteen weten dat de details over wat er gebeurd is daar in de kamer van Bos binnenkort in haar boek te lezen zullen zijn. Ze moet de verkoopcijfers van haar boek beschermen, zegt ze lachend – maar waar gaan we het dan wél over hebben? Over de expertise die ze in huis had voor dat ministerschap bijvoorbeeld. Ze had voordien aan de wieg gestaan van de centra voor werk en inkomen en aan de wieg van de inburgeringscursussen – die ze als minister uiteindelijk zelf verder mocht vormgeven, maar die nog steeds niet succesvol zijn. De belofte van haar opvolger Eberhard van der Laan die zegt dat het gaat lukken om 60.000 mensen per jaar aan het inburgeringsexamen te helpen, terwijl de cursuslokaaltjes nog steeds akelig leeg zijn, zou zij niet voor haar rekening durven nemen. Ze beschrijft haar Turkse schoonmaakster, die analfabeet is in haar eigen taal, en die pas na een half jaar schroom zover te krijgen was om naar een cursus Nederlands te komen. Het zou ook helpen om gescheiden cursussen aan te bieden – zodat vrouwen wél Nederlands gaan leren of wél gaan zwemmen in plaats van niet, omdat de Haagse politici principieel vinden dat je geen scheiding tussen mannen en vrouwen moet maken. Dat moment in juni 2006 nog een keer – ze had wel lang geaarzeld voor ze ja zei tegen Bos. "Ik had een prachtig leven", zei ze erover. Plannen om mooie reizen te maken met haar partner die tien jaar ouder is. En ook twijfelde ze over het Haagse politieke bedrijf – of dat wel de hare was. Die praktijk viel later soms wel mee, maar op het punt van de integratiediscussie is er sprake van vervelende polarisatie en hijgerigheid. Kijk naar de debatten in de Tweede Kamer rond de overlast van een groepje Marokkaanse jongens in Gouda – de manier waarop dat gebeurt lost toch niets op. De politieke correctheid over de multiculturele samenleving is 180 graden gedraaid – de nuance wordt niet meer als bon ton ervaren. Uit schaamte dat er te lang gezwegen is over de negatieve aspecten. Doorgedraaid. Denk toch rustig na over wat je effectief kan aanpakken. Ze vond het schokkend partijgenoot Hans Spekman te horen zeggen dat je jongens die terugkomen in de wijk nadat ze zijn opgepakt moet vernederen – zij denkt niet dat dat effectief is. Samenvatting tweede uur De Partij van de Arbeid heeft zijn naam eer aan gedaan, zegt ze over de wijze waarop ze afgezet werd in november. Of ze hard voor elkaar zijn, is de vraag. "Nee, hárd is niet erg", zegt ze, "maar de manier waarop de laatste week rond mijn persoon een surrealistische wereld werd opgetrokken en een scenario voltrokken waar ik niks van wist, is niet nétjes", zegt ze, "laat ik het netjes zeggen". Ze was op de Antillen en bij terugkomst werd haar voor de voeten geworpen dat ze geen aparte Antillianenindex wilde invoeren – een databank van probleem-Antillianen. "Terwijl", benadrukt ze, "iedereen binnen de partij weet wat ik aan het doen was" – dat het net zo praktisch is een algemeen registratiesysteem te hebben, want ook zij vindt dat je moet kunnen beoordelen of hulpverlening effectief is. Dus als meerdere hulpverleners met één jongen bezig zijn, moeten die dat van elkaar weten, maar daar heb je geen Antillianenindex voor nodig – zo blijkt nu ook wel, nu opvolger Van der Laan die aparte Antillianenindex niet invoert en niemand dat een probleem vindt. Dus het was een stok om de hond te slaan? Ja, zegt ze. Dat was het op die donderdag 13 november, toen haar Blackberry meldde dat ze een ‘bila Wouter’ - een bilateraaltje met Wouter Bos - had en vervolgens een groep opgewonden journalisten trof die al wist wat zij nog niet wist. Dat ze een gesprek met Bos én fractievoorzitter Marriet Hamer en partijvoorzitter Ploumen had. Waar haar plompverloren werd meegedeeld dat ze kon opstappen. "In Uniever gaat het netter?" vraagt van Weezel. In ieder normaal bedrijf gaat het netter, zegt ze, tenminste dat hoort zo. Van Weezel neemt de drie theorieën door waarom ze weg moest. De eerste, de officieel geformuleerde: dat ze niet meer gezagsvol en effectief kon functioneren. Ik herkende me daar niet in, zegt ze. Ik was een jaar bezig geweest om de financiering rond die wijken rond te krijgen, want dat was gewoon niet deugdelijk geregeld. Als ik er nu op terugkijk, zegt ze, heb ik het geld geregeld, en is het niet tot een breuk met de gemeentes en woningbouwcorporaties gekomen – dan vind ik dat ik het eigenlijk helemaal niet slecht vanaf heb gebracht. En er is elan en energie in die wijken zelf en er is nog nooit zo’n gemeenschappelijke agenda van de gemeentes met de corporaties geweest. Voorzitter Lilian Ploumen had erover dat corporaties en gemeentes klaagden over de minister, maar als ik dan vroeg wie dan werd het oorverdovend stil. Theorie twee: er waren te grote tegenstellingen over haar opvattingen en die van de partij over integratie en de multiculturele samenleving. De nota-Ploumen komt ter sprake – waarin staat dat je als migrant zonder voorbehoud voor de Nederlandse samenleving moet kiezen. Het is een zin die bij Vogelaar veel vragen oproept en beetje vieze smaak in de mond geeft. We waren gebleven op het moment in de zomer van dit jaar toen Wouter Bos een toespraak over integratie en de multiculturele samenleving hield waar haar naam niet genoemd werd. Opvallend. De derde theorie, dat zij het te slecht deed in de media en daarom een electoraal gevaar was, komt in het derde uur wellicht nog aan de orde....more
Na de vracht van “Twintig maanden knettergek” in de prachtwijken en een boek over “De verborgen kracht van migrantenvrouwen” is het al weer even stil rond ex-Abop bestuurder en ex-minister Vogelaar. In 2008 zong zij haar eigen lied in een lang interview met Max van Weezel, de man van haar goede vriendin Anet Bleich. -------------------------------------- Inleidng "Ik heb veel amateurisme meegemaakt in de PvdA-top, maar dit was goed geregisseerd." Zo luidde het cynische commentaar van Ella Vogelaar op het besluit van Wouter Bos om haar ten val te brengen als minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Haar opvolger, Eberhard van der Laan, liep zich al warm in de coulissen. De enige die van niets wist, was zij. Onze gast van vanavond, Ella Vogelaar, groeide op in Sint Philipsland in Zeeland, waar haar vader een veeteeltbedrijf had. Als eerste op het dorp ging ze naar de HBS en daarna naar de sociale academie De Horst in Driebergen - een rood bolwerk. Ze liet zich rekruteren door de CPN. Ze noemde het later beangstigend dat ze de schaduwzijden van het communisme niet tijdig had doorzien. Via het vormingswerk voor werkende jongeren bracht ze het tot bestuurslid en voorzitter van de sociaaldemocratische onderwijsvakbond ABOP. Het voorzitterschap van de FNV ging op het nippertje aan haar neus voorbij. Sterke man Lodewijk de Waal wilde niet met haar samenwerken en ze verliet de vakbeweging "met een kras op haar ziel", zoals ze het zelf noemde. Vervolgens ontdekten de werkgevers Vogelaar. Ze werd voorzitter van de brancheorganisatie van reïntegratiebedrijven, president-commissaris van Unilever Nederland en bestuurslid van VNO-NCW. Een linkse meid die door de ondernemers hogelijk werd gewaardeerd - zo iemand zag Wouter Bos graag toetreden tot het kabinet. Ze werd minister voor Wonen,Wijken en Integratie, WWI - zonder dat Bos haar genoeg geld meegaf. De partijleider en de minister kregen het al snel met elkaar aan de stok over de toon die tegenover migranten moest worden aangeslagen. Polariserend en confronterend, vond Bos. Verzoenend en respectvol, als het aan Vogelaar lag. De minister slaagde er niet in haar wijkenbeleid ook in Den Haag over het voetlicht te brengen. Daar maakte Wilders haar voor knettergek uit en vreesden partijgenoten dat ze te veel in de softe hoek terecht was gekomen. Vogelaar begon een electoraal risico te vormen. Ongelukkige mediaoptredens bij Pauw & Witteman, GeenStijl en De Wereld Draait Door maakten het er in de ogen van Bos niet beter op. November 2008 barstte de bom. Vogelaar kon volgens de partijtop niet langer gezagsvol en effectief functioneren. Zoals haar 's avonds in een achterkamertje werd meegedeeld. Schijnbaar ongebroken sloeg ze terug. Kon zij er wat aan doen dat de PvdA zo in de war was over de multiculturele samenleving? De krantencommentaren na haar vertrek waren vernietigend. Ze kwam te verbeten over, ze had een cursus charisma nodig. Ze dronk alleen maar kopjes thee met imams en voerde een beleid van pappen en nathouden. Ze gedroeg zich horkerig en nam mensen tegen zich in. Offerde de PvdA haar op het altaar van het oprukkende populisme? Faalde ze als minister? Hoe denkt ze daar zelf over? Luister de komende drie uur naar Max van Weezel in gesprek met oud-minister Ella Vogelaar – over het leven van een minister, wat eraan voorafging en wat erna komt. ---------------------------------------- Samenvatting eerste uur Eerst vertelt ze wat ze doet sinds ze geen minister meer is. Ze schrijft aan een dagboek - en dat doet ze samen met haar partner Onno Bosma. Ze is al 26 jaar met hem samen. Het boek schrijven ze doordat zij vertelt en hij schrijft. Tijdens de anderhalf jaar dat ze minister was, had ze vaak ’s avonds geen tijd om dingen op te schrijven. Nu is die tijd er wel. "Laten we naar juni 2006 gaan, als Wouter Bos belt om te vragen of zij minister wilde worden", zegt van Weezel, maar dan laat ze meteen weten dat de details over wat er gebeurd is daar in de kamer van Bos binnenkort in haar boek te lezen zullen zijn. Ze moet de verkoopcijfers van haar boek beschermen, zegt ze lachend – maar waar gaan we het dan wél over hebben? Over de expertise die ze in huis had voor dat ministerschap bijvoorbeeld. Ze had voordien aan de wieg gestaan van de centra voor werk en inkomen en aan de wieg van de inburgeringscursussen – die ze als minister uiteindelijk zelf verder mocht vormgeven, maar die nog steeds niet succesvol zijn. De belofte van haar opvolger Eberhard van der Laan die zegt dat het gaat lukken om 60.000 mensen per jaar aan het inburgeringsexamen te helpen, terwijl de cursuslokaaltjes nog steeds akelig leeg zijn, zou zij niet voor haar rekening durven nemen. Ze beschrijft haar Turkse schoonmaakster, die analfabeet is in haar eigen taal, en die pas na een half jaar schroom zover te krijgen was om naar een cursus Nederlands te komen. Het zou ook helpen om gescheiden cursussen aan te bieden – zodat vrouwen wél Nederlands gaan leren of wél gaan zwemmen in plaats van niet, omdat de Haagse politici principieel vinden dat je geen scheiding tussen mannen en vrouwen moet maken. Dat moment in juni 2006 nog een keer – ze had wel lang geaarzeld voor ze ja zei tegen Bos. "Ik had een prachtig leven", zei ze erover. Plannen om mooie reizen te maken met haar partner die tien jaar ouder is. En ook twijfelde ze over het Haagse politieke bedrijf – of dat wel de hare was. Die praktijk viel later soms wel mee, maar op het punt van de integratiediscussie is er sprake van vervelende polarisatie en hijgerigheid. Kijk naar de debatten in de Tweede Kamer rond de overlast van een groepje Marokkaanse jongens in Gouda – de manier waarop dat gebeurt lost toch niets op. De politieke correctheid over de multiculturele samenleving is 180 graden gedraaid – de nuance wordt niet meer als bon ton ervaren. Uit schaamte dat er te lang gezwegen is over de negatieve aspecten. Doorgedraaid. Denk toch rustig na over wat je effectief kan aanpakken. Ze vond het schokkend partijgenoot Hans Spekman te horen zeggen dat je jongens die terugkomen in de wijk nadat ze zijn opgepakt moet vernederen – zij denkt niet dat dat effectief is. Samenvatting tweede uur De Partij van de Arbeid heeft zijn naam eer aan gedaan, zegt ze over de wijze waarop ze afgezet werd in november. Of ze hard voor elkaar zijn, is de vraag. "Nee, hárd is niet erg", zegt ze, "maar de manier waarop de laatste week rond mijn persoon een surrealistische wereld werd opgetrokken en een scenario voltrokken waar ik niks van wist, is niet nétjes", zegt ze, "laat ik het netjes zeggen". Ze was op de Antillen en bij terugkomst werd haar voor de voeten geworpen dat ze geen aparte Antillianenindex wilde invoeren – een databank van probleem-Antillianen. "Terwijl", benadrukt ze, "iedereen binnen de partij weet wat ik aan het doen was" – dat het net zo praktisch is een algemeen registratiesysteem te hebben, want ook zij vindt dat je moet kunnen beoordelen of hulpverlening effectief is. Dus als meerdere hulpverleners met één jongen bezig zijn, moeten die dat van elkaar weten, maar daar heb je geen Antillianenindex voor nodig – zo blijkt nu ook wel, nu opvolger Van der Laan die aparte Antillianenindex niet invoert en niemand dat een probleem vindt. Dus het was een stok om de hond te slaan? Ja, zegt ze. Dat was het op die donderdag 13 november, toen haar Blackberry meldde dat ze een ‘bila Wouter’ - een bilateraaltje met Wouter Bos - had en vervolgens een groep opgewonden journalisten trof die al wist wat zij nog niet wist. Dat ze een gesprek met Bos én fractievoorzitter Marriet Hamer en partijvoorzitter Ploumen had. Waar haar plompverloren werd meegedeeld dat ze kon opstappen. "In Uniever gaat het netter?" vraagt van Weezel. In ieder normaal bedrijf gaat het netter, zegt ze, tenminste dat hoort zo. Van Weezel neemt de drie theorieën door waarom ze weg moest. De eerste, de officieel geformuleerde: dat ze niet meer gezagsvol en effectief kon functioneren. Ik herkende me daar niet in, zegt ze. Ik was een jaar bezig geweest om de financiering rond die wijken rond te krijgen, want dat was gewoon niet deugdelijk geregeld. Als ik er nu op terugkijk, zegt ze, heb ik het geld geregeld, en is het niet tot een breuk met de gemeentes en woningbouwcorporaties gekomen – dan vind ik dat ik het eigenlijk helemaal niet slecht vanaf heb gebracht. En er is elan en energie in die wijken zelf en er is nog nooit zo’n gemeenschappelijke agenda van de gemeentes met de corporaties geweest. Voorzitter Lilian Ploumen had erover dat corporaties en gemeentes klaagden over de minister, maar als ik dan vroeg wie dan werd het oorverdovend stil. Theorie twee: er waren te grote tegenstellingen over haar opvattingen en die van de partij over integratie en de multiculturele samenleving. De nota-Ploumen komt ter sprake – waarin staat dat je als migrant zonder voorbehoud voor de Nederlandse samenleving moet kiezen. Het is een zin die bij Vogelaar veel vragen oproept en beetje vieze smaak in de mond geeft. We waren gebleven op het moment in de zomer van dit jaar toen Wouter Bos een toespraak over integratie en de multiculturele samenleving hield waar haar naam niet genoemd werd. Opvallend. De derde theorie, dat zij het te slecht deed in de media en daarom een electoraal gevaar was, komt in het derde uur wellicht nog aan de orde....more
"Als ik nou echt guts zou hebben, dan liet ik alles achter en begon ik een duikschool in Egypte." Zo omschreef onze gast van vanavond in een interview zijn toekomstdroom, nu hij na 38 jaar afscheid heeft genomen van de strijdkrachten. Generaal buiten dienst Dick Berlijn. Afgelopen april trad hij af als Commandant der Strijdkrachten, de functie die nu in handen is van generaal Peter van Uhm. Dick Berlijn werd in 1950 geboren in Amsterdam. Hij wordt als eerste zoon geboren in een militair gezin, want ook vader Dick Berlijn senior was generaal bij de Koninklijke luchtmacht. Na het behalen van zijn HBS-A-diploma, wilde hij graag de burgerluchtvaart in, maar ging uiteindelijk naar de Militaire Academie in Breda, waar hij zijn fascinatie voor het vliegen ook kwijt kon. Daar begon onbedoeld zijn 38-jarige militaire carrière. In 2000 bereikte hij de hoogste positie bij de luchtmacht, bevelhebber der Luchtstrijdkrachten, en van 2004 tot 2008 werd hij de hoogste defensieman - eerst als Chef defensiestaf, toen, sinds 2005, als Commandant der Strijdkrachten, een nieuw omschreven functie. Onder zijn leiderschap kwam de missie in Uruzgan tot stand en hij maakte de meest roerige Defensietijden mee sinds de val van Srebrenica. De missie in Uruzgan, met als doel het versterken van de legitieme rechtsorde in Afghanistan, wordt door steeds minder mensen in Nederland als een zinvolle en succesvolle missie gezien – en ongetwijfeld is dat een belangrijk gespreksonderwerp vanavond. Net als de balans die Berlijn moest zien te vinden tussen de politieke wens tot vredesmissies en de wensen van de organisatie die te lijden had van bezuinigingen die maar door gingen. En dat terwijl Berlijn wel een enthousiast bepleiter is van de aanschaf van de nieuwe gevechtsvliegtuigen, de Joint Strike Fighter als vervanger van de F 16’s. ----------------------------------------------- Samenvatting eerste uur: Om te beginnen verkeerden ze in Kamp Holland in Uruzgan, maar dan via de theatervoorstelling Kamp Holland van Orkater. Interviewer Ger Jochems en Berlijn hebben die voorstelling ter voorbereiding op dit gesprek bekeken. Berlijn had er met bewondering naar gekeken – het klopte, het taalgebruik, de manier waarop soldaten met elkaar omgaan, de humor, het met spanningen omgaan, het opladen voor ze de poort uitgaan, de cultuurverschillen tussen mensen die binnen blijven en de poort uitgaan – met alle risico’s daarvan, bermbommen, de dood. 'Hevig' was zijn eerste reactie dan ook. Hij denkt dat de veteranen die bij iedere voorstelling in de zaal zitten dat ook doen uit behoefte aan begrip voor hun ervaringen – want dat begrip krijgen ze niet in overmaat als ze terugkomen in Nederland, en dat is frustrerend. Hij zou willen dat de samenleving nog méér achter de missie staat dan nu gebeurt, want het maatschappelijk draagvlak is gezakt tot nog minder dan 30 procent. Hij merkt vaak als hij lezingen geeft dat mensen zo weinig weten – je kan niet de brandweer op pad sturen om een huis te blussen en dan halverwege roepen dat het hier om een waardeloos huis gaat, dus dat je maar omdraait – nee, 126 kamerleden hebben ja tegen deze missie gezegd en leg dan uit waarom we er zijn. We zijn er op uitnodiging van het legitieme gezag en om het legitieme gezag te versterken. Daarom helpen we het Afghaanse leger en de politie opbouwen. Maar wie spreek je aan, wil Jochems weten. Minister van Defensie van Middelkoop dóet dat toch: achter de missie staan, nu het achttiende slachtoffer gevallen is. Wat mis je nou concreet? Hij is de laatste, zegt hij, die kritiek heeft op regering. Hij spreekt eigenlijk iedereen aan. Om te begrijpen dat we daar zijn om schending van mensenrechten te voorkomen en de internationale rechtsorde te garanderen - dat staat nota bene in onze grondwet. Het is een oproep, herhaalt hij nog eens, aan ons allen. Het is geen kritiek op de regering of de minister van defensie. Hij heeft nooit getwijfeld of de missie legitiem is en hij heeft ook nooit getwijfeld of de missie wel progressie maakt. Het is een lange-termijnproject. Een complex conflict, waar het vooral gaat om het wegwerken van de invloed van de talibaan en om de bevolking weerbaarder te maken, en om de mensenrechten en de internationale rechtsorde te handhaven. Realiseren we ons te weinig wat het kost om zo’n principieel besluit te nemen? is de vraag. Ja het kost heel veel, zegt hij, en als je niet doorgaat achter je eigen principiële beslissing te staan dan zeg je cynisch: we trekken ons niks aan van wat er in onze eigen grondwet staat. En hij hoopt op meer ontwikkelingssamenwerking en diplomatie in de naaste toekomst, zodat ook de bevolking in Uruzgan het profijt meer ziet – van onze Nederlandse aanwezigheid, of als wij er niet blijven na 2010, van de opvolgers. Want blijven moeten we. Samenvatting tweede uur: De fascinatie voor vliegen – daar ging het vooral om. Berlijns HBS-A opleiding was niet goed genoeg om KLM-piloot te worden. Toen werd het de KMA, en dat beviel hem. Heel veel sport, en militaire vorming. Characterbuilding – wat is solidariteit, wat is een team. Het besef dat je voor elkaar door het vuur moet gaan. Een boeiend aspect van defensie, noemt hij dat. In Canada leerde hij vliegen en zo werd hij F16-piloot. Vliegen, dat moet je écht willen – lang niet iedereen haalde het. Als vlieger moet je in staat zijn heel snel de gegevens die de instrumenten je geven om te zetten in overzicht. Je leert focussen, je leert met spanning om te gaan. Berlijns vader was ook vlieger, maar die was al uit actieve dienst toen Dick erin ging, en competitie heeft hij niet gevoeld met zijn vader. Jochems wilde weten of zijn vader in dienst gegaan was uit behoefte een familie te vinden? De vader was in Indië op zijn twaalfde alleen komen te staan, toen zijn vader daar overleed en zijn moeder, de actrice Sophie Stein, in Nederland aan haar carriere werkte. Nee, zegt Berlijn, ik geloof dat mijn vader een gelukkige jeugd heeft gehad, hij kwam bij zijn moeder Sophie in Nederland terecht en er waren famiieleden die bij de KMA zaten waardoor hij op het idee kwam. Dan ging het weer over vliegen – over het realistische trainen met de F16's bijvoorbeeld, het realistisch laag vliegen 10 meter boven de aarde – het was toen heel normaal dat er twee doden per jaar vielen, zo serieus werd het genomen en zo goed voorbereid ging men dan ook op missie toen het zover was: de eerste Nederlandse gevechtsvliegtuigen sinds Nieuw-Guinea dertig jaar daarvoor gingen naar Bosnië om Servische bommenwerpers uit het luchtruim te houden. Ze hebben één basis gebombardeerd – een bom laten vallen, dat voel, dat hoor je en dat ruik je....more
"Als ik nou echt guts zou hebben, dan liet ik alles achter en begon ik een duikschool in Egypte." Zo omschreef onze gast van vanavond in een interview zijn toekomstdroom, nu hij na 38 jaar afscheid heeft genomen van de strijdkrachten. Generaal buiten dienst Dick Berlijn. Afgelopen april trad hij af als Commandant der Strijdkrachten, de functie die nu in handen is van generaal Peter van Uhm. Dick Berlijn werd in 1950 geboren in Amsterdam. Hij wordt als eerste zoon geboren in een militair gezin, want ook vader Dick Berlijn senior was generaal bij de Koninklijke luchtmacht. Na het behalen van zijn HBS-A-diploma, wilde hij graag de burgerluchtvaart in, maar ging uiteindelijk naar de Militaire Academie in Breda, waar hij zijn fascinatie voor het vliegen ook kwijt kon. Daar begon onbedoeld zijn 38-jarige militaire carrière. In 2000 bereikte hij de hoogste positie bij de luchtmacht, bevelhebber der Luchtstrijdkrachten, en van 2004 tot 2008 werd hij de hoogste defensieman - eerst als Chef defensiestaf, toen, sinds 2005, als Commandant der Strijdkrachten, een nieuw omschreven functie. Onder zijn leiderschap kwam de missie in Uruzgan tot stand en hij maakte de meest roerige Defensietijden mee sinds de val van Srebrenica. De missie in Uruzgan, met als doel het versterken van de legitieme rechtsorde in Afghanistan, wordt door steeds minder mensen in Nederland als een zinvolle en succesvolle missie gezien – en ongetwijfeld is dat een belangrijk gespreksonderwerp vanavond. Net als de balans die Berlijn moest zien te vinden tussen de politieke wens tot vredesmissies en de wensen van de organisatie die te lijden had van bezuinigingen die maar door gingen. En dat terwijl Berlijn wel een enthousiast bepleiter is van de aanschaf van de nieuwe gevechtsvliegtuigen, de Joint Strike Fighter als vervanger van de F 16’s. ----------------------------------------------- Samenvatting eerste uur: Om te beginnen verkeerden ze in Kamp Holland in Uruzgan, maar dan via de theatervoorstelling Kamp Holland van Orkater. Interviewer Ger Jochems en Berlijn hebben die voorstelling ter voorbereiding op dit gesprek bekeken. Berlijn had er met bewondering naar gekeken – het klopte, het taalgebruik, de manier waarop soldaten met elkaar omgaan, de humor, het met spanningen omgaan, het opladen voor ze de poort uitgaan, de cultuurverschillen tussen mensen die binnen blijven en de poort uitgaan – met alle risico’s daarvan, bermbommen, de dood. 'Hevig' was zijn eerste reactie dan ook. Hij denkt dat de veteranen die bij iedere voorstelling in de zaal zitten dat ook doen uit behoefte aan begrip voor hun ervaringen – want dat begrip krijgen ze niet in overmaat als ze terugkomen in Nederland, en dat is frustrerend. Hij zou willen dat de samenleving nog méér achter de missie staat dan nu gebeurt, want het maatschappelijk draagvlak is gezakt tot nog minder dan 30 procent. Hij merkt vaak als hij lezingen geeft dat mensen zo weinig weten – je kan niet de brandweer op pad sturen om een huis te blussen en dan halverwege roepen dat het hier om een waardeloos huis gaat, dus dat je maar omdraait – nee, 126 kamerleden hebben ja tegen deze missie gezegd en leg dan uit waarom we er zijn. We zijn er op uitnodiging van het legitieme gezag en om het legitieme gezag te versterken. Daarom helpen we het Afghaanse leger en de politie opbouwen. Maar wie spreek je aan, wil Jochems weten. Minister van Defensie van Middelkoop dóet dat toch: achter de missie staan, nu het achttiende slachtoffer gevallen is. Wat mis je nou concreet? Hij is de laatste, zegt hij, die kritiek heeft op regering. Hij spreekt eigenlijk iedereen aan. Om te begrijpen dat we daar zijn om schending van mensenrechten te voorkomen en de internationale rechtsorde te garanderen - dat staat nota bene in onze grondwet. Het is een oproep, herhaalt hij nog eens, aan ons allen. Het is geen kritiek op de regering of de minister van defensie. Hij heeft nooit getwijfeld of de missie legitiem is en hij heeft ook nooit getwijfeld of de missie wel progressie maakt. Het is een lange-termijnproject. Een complex conflict, waar het vooral gaat om het wegwerken van de invloed van de talibaan en om de bevolking weerbaarder te maken, en om de mensenrechten en de internationale rechtsorde te handhaven. Realiseren we ons te weinig wat het kost om zo’n principieel besluit te nemen? is de vraag. Ja het kost heel veel, zegt hij, en als je niet doorgaat achter je eigen principiële beslissing te staan dan zeg je cynisch: we trekken ons niks aan van wat er in onze eigen grondwet staat. En hij hoopt op meer ontwikkelingssamenwerking en diplomatie in de naaste toekomst, zodat ook de bevolking in Uruzgan het profijt meer ziet – van onze Nederlandse aanwezigheid, of als wij er niet blijven na 2010, van de opvolgers. Want blijven moeten we. Samenvatting tweede uur: De fascinatie voor vliegen – daar ging het vooral om. Berlijns HBS-A opleiding was niet goed genoeg om KLM-piloot te worden. Toen werd het de KMA, en dat beviel hem. Heel veel sport, en militaire vorming. Characterbuilding – wat is solidariteit, wat is een team. Het besef dat je voor elkaar door het vuur moet gaan. Een boeiend aspect van defensie, noemt hij dat. In Canada leerde hij vliegen en zo werd hij F16-piloot. Vliegen, dat moet je écht willen – lang niet iedereen haalde het. Als vlieger moet je in staat zijn heel snel de gegevens die de instrumenten je geven om te zetten in overzicht. Je leert focussen, je leert met spanning om te gaan. Berlijns vader was ook vlieger, maar die was al uit actieve dienst toen Dick erin ging, en competitie heeft hij niet gevoeld met zijn vader. Jochems wilde weten of zijn vader in dienst gegaan was uit behoefte een familie te vinden? De vader was in Indië op zijn twaalfde alleen komen te staan, toen zijn vader daar overleed en zijn moeder, de actrice Sophie Stein, in Nederland aan haar carriere werkte. Nee, zegt Berlijn, ik geloof dat mijn vader een gelukkige jeugd heeft gehad, hij kwam bij zijn moeder Sophie in Nederland terecht en er waren famiieleden die bij de KMA zaten waardoor hij op het idee kwam. Dan ging het weer over vliegen – over het realistische trainen met de F16's bijvoorbeeld, het realistisch laag vliegen 10 meter boven de aarde – het was toen heel normaal dat er twee doden per jaar vielen, zo serieus werd het genomen en zo goed voorbereid ging men dan ook op missie toen het zover was: de eerste Nederlandse gevechtsvliegtuigen sinds Nieuw-Guinea dertig jaar daarvoor gingen naar Bosnië om Servische bommenwerpers uit het luchtruim te houden. Ze hebben één basis gebombardeerd – een bom laten vallen, dat voel, dat hoor je en dat ruik je....more
"Als ik nou echt guts zou hebben, dan liet ik alles achter en begon ik een duikschool in Egypte." Zo omschreef onze gast van vanavond in een interview zijn toekomstdroom, nu hij na 38 jaar afscheid heeft genomen van de strijdkrachten. Generaal buiten dienst Dick Berlijn. Afgelopen april trad hij af als Commandant der Strijdkrachten, de functie die nu in handen is van generaal Peter van Uhm. Dick Berlijn werd in 1950 geboren in Amsterdam. Hij wordt als eerste zoon geboren in een militair gezin, want ook vader Dick Berlijn senior was generaal bij de Koninklijke luchtmacht. Na het behalen van zijn HBS-A-diploma, wilde hij graag de burgerluchtvaart in, maar ging uiteindelijk naar de Militaire Academie in Breda, waar hij zijn fascinatie voor het vliegen ook kwijt kon. Daar begon onbedoeld zijn 38-jarige militaire carrière. In 2000 bereikte hij de hoogste positie bij de luchtmacht, bevelhebber der Luchtstrijdkrachten, en van 2004 tot 2008 werd hij de hoogste defensieman - eerst als Chef defensiestaf, toen, sinds 2005, als Commandant der Strijdkrachten, een nieuw omschreven functie. Onder zijn leiderschap kwam de missie in Uruzgan tot stand en hij maakte de meest roerige Defensietijden mee sinds de val van Srebrenica. De missie in Uruzgan, met als doel het versterken van de legitieme rechtsorde in Afghanistan, wordt door steeds minder mensen in Nederland als een zinvolle en succesvolle missie gezien – en ongetwijfeld is dat een belangrijk gespreksonderwerp vanavond. Net als de balans die Berlijn moest zien te vinden tussen de politieke wens tot vredesmissies en de wensen van de organisatie die te lijden had van bezuinigingen die maar door gingen. En dat terwijl Berlijn wel een enthousiast bepleiter is van de aanschaf van de nieuwe gevechtsvliegtuigen, de Joint Strike Fighter als vervanger van de F 16’s. ----------------------------------------------- Samenvatting eerste uur: Om te beginnen verkeerden ze in Kamp Holland in Uruzgan, maar dan via de theatervoorstelling Kamp Holland van Orkater. Interviewer Ger Jochems en Berlijn hebben die voorstelling ter voorbereiding op dit gesprek bekeken. Berlijn had er met bewondering naar gekeken – het klopte, het taalgebruik, de manier waarop soldaten met elkaar omgaan, de humor, het met spanningen omgaan, het opladen voor ze de poort uitgaan, de cultuurverschillen tussen mensen die binnen blijven en de poort uitgaan – met alle risico’s daarvan, bermbommen, de dood. 'Hevig' was zijn eerste reactie dan ook. Hij denkt dat de veteranen die bij iedere voorstelling in de zaal zitten dat ook doen uit behoefte aan begrip voor hun ervaringen – want dat begrip krijgen ze niet in overmaat als ze terugkomen in Nederland, en dat is frustrerend. Hij zou willen dat de samenleving nog méér achter de missie staat dan nu gebeurt, want het maatschappelijk draagvlak is gezakt tot nog minder dan 30 procent. Hij merkt vaak als hij lezingen geeft dat mensen zo weinig weten – je kan niet de brandweer op pad sturen om een huis te blussen en dan halverwege roepen dat het hier om een waardeloos huis gaat, dus dat je maar omdraait – nee, 126 kamerleden hebben ja tegen deze missie gezegd en leg dan uit waarom we er zijn. We zijn er op uitnodiging van het legitieme gezag en om het legitieme gezag te versterken. Daarom helpen we het Afghaanse leger en de politie opbouwen. Maar wie spreek je aan, wil Jochems weten. Minister van Defensie van Middelkoop dóet dat toch: achter de missie staan, nu het achttiende slachtoffer gevallen is. Wat mis je nou concreet? Hij is de laatste, zegt hij, die kritiek heeft op regering. Hij spreekt eigenlijk iedereen aan. Om te begrijpen dat we daar zijn om schending van mensenrechten te voorkomen en de internationale rechtsorde te garanderen - dat staat nota bene in onze grondwet. Het is een oproep, herhaalt hij nog eens, aan ons allen. Het is geen kritiek op de regering of de minister van defensie. Hij heeft nooit getwijfeld of de missie legitiem is en hij heeft ook nooit getwijfeld of de missie wel progressie maakt. Het is een lange-termijnproject. Een complex conflict, waar het vooral gaat om het wegwerken van de invloed van de talibaan en om de bevolking weerbaarder te maken, en om de mensenrechten en de internationale rechtsorde te handhaven. Realiseren we ons te weinig wat het kost om zo’n principieel besluit te nemen? is de vraag. Ja het kost heel veel, zegt hij, en als je niet doorgaat achter je eigen principiële beslissing te staan dan zeg je cynisch: we trekken ons niks aan van wat er in onze eigen grondwet staat. En hij hoopt op meer ontwikkelingssamenwerking en diplomatie in de naaste toekomst, zodat ook de bevolking in Uruzgan het profijt meer ziet – van onze Nederlandse aanwezigheid, of als wij er niet blijven na 2010, van de opvolgers. Want blijven moeten we. Samenvatting tweede uur: De fascinatie voor vliegen – daar ging het vooral om. Berlijns HBS-A opleiding was niet goed genoeg om KLM-piloot te worden. Toen werd het de KMA, en dat beviel hem. Heel veel sport, en militaire vorming. Characterbuilding – wat is solidariteit, wat is een team. Het besef dat je voor elkaar door het vuur moet gaan. Een boeiend aspect van defensie, noemt hij dat. In Canada leerde hij vliegen en zo werd hij F16-piloot. Vliegen, dat moet je écht willen – lang niet iedereen haalde het. Als vlieger moet je in staat zijn heel snel de gegevens die de instrumenten je geven om te zetten in overzicht. Je leert focussen, je leert met spanning om te gaan. Berlijns vader was ook vlieger, maar die was al uit actieve dienst toen Dick erin ging, en competitie heeft hij niet gevoeld met zijn vader. Jochems wilde weten of zijn vader in dienst gegaan was uit behoefte een familie te vinden? De vader was in Indië op zijn twaalfde alleen komen te staan, toen zijn vader daar overleed en zijn moeder, de actrice Sophie Stein, in Nederland aan haar carriere werkte. Nee, zegt Berlijn, ik geloof dat mijn vader een gelukkige jeugd heeft gehad, hij kwam bij zijn moeder Sophie in Nederland terecht en er waren famiieleden die bij de KMA zaten waardoor hij op het idee kwam. Dan ging het weer over vliegen – over het realistische trainen met de F16's bijvoorbeeld, het realistisch laag vliegen 10 meter boven de aarde – het was toen heel normaal dat er twee doden per jaar vielen, zo serieus werd het genomen en zo goed voorbereid ging men dan ook op missie toen het zover was: de eerste Nederlandse gevechtsvliegtuigen sinds Nieuw-Guinea dertig jaar daarvoor gingen naar Bosnië om Servische bommenwerpers uit het luchtruim te houden. Ze hebben één basis gebombardeerd – een bom laten vallen, dat voel, dat hoor je en dat ruik je....more
De pioniersvrouw Granny in Texas in de eerste helft van de negentiende eeuw, de dwerg Lemmy in Duitsland in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog, Lucia, de eerste liefde van Casanova, die in het achttiende-eeuwse Amsterdam vanwege haar schitterend gebrek gesluierd door het leven gaat, Snaporaz, een beroemd Italiaans filmer in zijn laatste levensjaren in de jaren '80 van de afgelopen eeuw, en Kwasi, het Afrikaanse prinsje dat in 1837 aan koning Willem I wordt geschonken en in Holland opgroeit. Figuren die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben. Maar wel allemaal hoofdpersoon zijn in een roman van schrijver Arthur Japin. De Overgave, De Grote Wereld (het boekenweekgeschenk uit 2006 dat in een recordoplage van 813.000 exemplaren werd gedrukt), Een Schitterend Gebrek (dat de Libris Literatuurprijs kreeg), De Droom van de Leeuw en De Zwarte met het Witte Hart. Romans die binnen en buiten Nederland een zeer groot publiek bereiken en met regelmaat in de literaire prijzen vallen. Arthur Japin wordt in 1956 in Haarlem geboren, waar hij als enig kind opgroeit. Een eenzaam kind, dat op school gepest wordt en zich een buitenstaander voelt – de positie die in zijn oeuvre ook telkens terugkeert. Een kind dat leert zijn fantasie te gebruiken. Een kind dat met zijn ouders veel het theater bezoekt. Na het gymnasium besluit Japin van acteren zijn vak te maken. Hij volgt korte tijd een toneelopleiding in Londen, studeert vervolgens twee jaar Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam en stapt dan over naar de Kleinkunstacademie, waar hij in 1982 afstudeert. Hij speelt rollen in het theater, en voor radio, film en televisie. Hij is een tijd een populair soap-acteur in Onderweg naar Morgen. Eind jaren '80 begint hij meer en meer te schijven – scenario’s, korte verhalen. Hij doet de research voor wat zijn eerste roman zal worden: De Zwarte met het Witte hart. In 1996, als hij veertig is, debuteert hij met Magonische Verhalen, en dat blijkt de start van een succesvolle schrijverscarrière te zijn. Dit jaar verscheen Zoals Dat Gaat Met Wonderen – een deel in de Privé Domeinreeks van zijn uitgeverij, de Arbeiderspers. Het is een selectie van zijn Dagboeken van 2000 tot 2007. ----------------------------------- Samenvatting eerste uur: Het eerste uur begint met de bekentenis dat het gesprek nog voor de kerst is opgenomen, want deze avond brengt de schrijver door met zijn twee partners Lex en Ben in hun buitenhuis in Frankrijk, omringd door wilde zwijnen en herten in het bos. Ondanks de uitnodiging om het gesprek daar, naast het haardvuur te houden, was dat technisch te gecompliceerd. Het gesprek gáát wel meteen over kerst: de betekenis van het kindje Jezuke waar de jonge Arthur mee sprak op de grote zolder van het ouderlijk huis waar hij een klein altaartje had. Maar het vriendje zei nooit iets terug en om eerste communie te doen moest hij biechten, terwijl hij niets fouts gedaan had, en al snel besloot hij een hekel aan religie te hebben. Als God liefde is dan hij wil hij zichzelf wel gelovig noemen – want liefde, daar weet hij alles van. Hij vond het zwaar, de afgelopen periode, om te spreken over zijn laatste boek, de 'Dagboeken 2000-2007. Zoals Dat Gaat Met Wonderen'. Want nu gaat het om hemzelf – en om het leven met twee partners. Veel mensen reageren met ongeloof, dat dat goed kan gaan – terwijl dat juist het wonder is. En dat ongeloof voelt als een aantasting. Je tonen en bekeken worden en toch onzichtbaar willen zijn – dat is het essentiële thema waar Veeninga en haar gast al snel op komen. Hij legt uit dat hij van jongs af aan geleden heeft onder de blikken van anderen – het kind dat eenzaam opgroeide en gepest werd door een groepje kinderen dat hem dagelijks een paar zinnen liet herhalen over zijn uiterlijk. Je innerlijk lelijk en bekeken voelen en het liefst nooit meer naar buiten willen – maar om te overleven juist het podium opgaan. Je veel laten interviewen om onzichtbaar te worden. Je een hautaine houding aanmeten, geleerd van de filmsterrenfoto’s, om je verlegenheid te verbergen. Acuut verlegen wordt hij als hij tijdens het gesprek herinnerd wordt aan de uitreiking van de allereerste literaire prijs die hij won voor een kort verhaal – in een café in Gorichem en waar hij vroegtijdig wegvluchtte. Dat deed hem aan zijn vader denken – het café, de drank. Zijn vader die dronk en wellicht niet ‘knettergek’ was, maar wel een stoornis had, wat hem onberekenbaar agressief maakte. Dat wil zeggen, tegen Arthurs moeder. Twee bange mensen. Altijd bang voor wat de mensen zouden denken. Altijd schaamte. Waarmee we weer bij de blikken van buiten waren. Samenvatting tweede uur: Interviewster Djoeke Veeninga vroeg in het vorige uur nar Japins moeder. Zij, of de moederfiguur, komt eigenlijk niet voor in zijn werk. Kort, dik, lief en warm, een nauwe band, te nauw misschien, ook gedwongen als schild tegen zijn agressieve vader. Toen zijn vader zelfmoord pleegde - Arthur was 12 - zag hij dat als een nieuwe kans voor zijn moeder en hemzelf. Hij heeft precies op tijd plaats gemaakt voor mij, aldus Japin. En zijn moeder bloeide op. Ze viel af, kocht nieuwe kleren, er kwam een andere vrouw uit haar tevoorschijn. En zij nam de jonge Arthur veelvuldig mee naar Theater en Concert. Dat waren mooie jaren. Maar loslaten kon ze hem niet en dat benauwde Japin. Toen hij naar Londen ging voor een toneelopleiding, ging ze mee. Toen Arthur op zijn 23e dan toch het huis uitging om samen met zijn partner LEx verder te gaan, stortte ze in. Kwam weer aan, rookte veel, leefde ongezond. In 1995 overleed ze. Maar hij voelt zich niet schuldig. "Ik heb gedaan wat ik kon en kan mij niets verwijten." Kritiek op zijn boeken, op zijn literaire kwaliteiten, raken hem echt als die te persoonlijk wordt. Recht op kwetsen bestaat niet, aldus Japin. Het langdurig pesten uit zijn jeugd is debet aan zijn overtuiging dat hij ooit zal eindigen op een marktplein verscheurt door de massa. En toch is hij nu gelukkig, zoals blijkt uit zijn zojuist gepubliceerde dagboeken 'Zoals dat gaat met wonderen'. Zo gelukkig, aldus Veeninga, dat je bij het lezen bijna denkt: "Hé, ikan er nu eens even wat mis gaan? Kan er niet eens ruzie gemaakt worden?" Maar het is nu eenmaal zo, zegt Japin. Al heel lang een gelukkige liefde met Lex, tevens zijn uitgever en in 2000 verliefd geworden op de Amerikaan Ben, die zich inmiddels ook als schrijver ontpopt, en wonder boven wonder, met zijn drieën gelukkig verder. Als je van twee mensen gaat houden, kun je je niet voorstellen dat liefde niet minder wordt, maar juist verdubbeld. Maar het is zo en dat is het wonder. Uiteindelijk zijn we met z'n drieën een heel gewoon gezin, al zullen de blikken van buiten dat misschien niet zo zien....more
De pioniersvrouw Granny in Texas in de eerste helft van de negentiende eeuw, de dwerg Lemmy in Duitsland in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog, Lucia, de eerste liefde van Casanova, die in het achttiende-eeuwse Amsterdam vanwege haar schitterend gebrek gesluierd door het leven gaat, Snaporaz, een beroemd Italiaans filmer in zijn laatste levensjaren in de jaren '80 van de afgelopen eeuw, en Kwasi, het Afrikaanse prinsje dat in 1837 aan koning Willem I wordt geschonken en in Holland opgroeit. Figuren die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben. Maar wel allemaal hoofdpersoon zijn in een roman van schrijver Arthur Japin. De Overgave, De Grote Wereld (het boekenweekgeschenk uit 2006 dat in een recordoplage van 813.000 exemplaren werd gedrukt), Een Schitterend Gebrek (dat de Libris Literatuurprijs kreeg), De Droom van de Leeuw en De Zwarte met het Witte Hart. Romans die binnen en buiten Nederland een zeer groot publiek bereiken en met regelmaat in de literaire prijzen vallen. Arthur Japin wordt in 1956 in Haarlem geboren, waar hij als enig kind opgroeit. Een eenzaam kind, dat op school gepest wordt en zich een buitenstaander voelt – de positie die in zijn oeuvre ook telkens terugkeert. Een kind dat leert zijn fantasie te gebruiken. Een kind dat met zijn ouders veel het theater bezoekt. Na het gymnasium besluit Japin van acteren zijn vak te maken. Hij volgt korte tijd een toneelopleiding in Londen, studeert vervolgens twee jaar Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam en stapt dan over naar de Kleinkunstacademie, waar hij in 1982 afstudeert. Hij speelt rollen in het theater, en voor radio, film en televisie. Hij is een tijd een populair soap-acteur in Onderweg naar Morgen. Eind jaren '80 begint hij meer en meer te schijven – scenario’s, korte verhalen. Hij doet de research voor wat zijn eerste roman zal worden: De Zwarte met het Witte hart. In 1996, als hij veertig is, debuteert hij met Magonische Verhalen, en dat blijkt de start van een succesvolle schrijverscarrière te zijn. Dit jaar verscheen Zoals Dat Gaat Met Wonderen – een deel in de Privé Domeinreeks van zijn uitgeverij, de Arbeiderspers. Het is een selectie van zijn Dagboeken van 2000 tot 2007. ----------------------------------- Samenvatting eerste uur: Het eerste uur begint met de bekentenis dat het gesprek nog voor de kerst is opgenomen, want deze avond brengt de schrijver door met zijn twee partners Lex en Ben in hun buitenhuis in Frankrijk, omringd door wilde zwijnen en herten in het bos. Ondanks de uitnodiging om het gesprek daar, naast het haardvuur te houden, was dat technisch te gecompliceerd. Het gesprek gáát wel meteen over kerst: de betekenis van het kindje Jezuke waar de jonge Arthur mee sprak op de grote zolder van het ouderlijk huis waar hij een klein altaartje had. Maar het vriendje zei nooit iets terug en om eerste communie te doen moest hij biechten, terwijl hij niets fouts gedaan had, en al snel besloot hij een hekel aan religie te hebben. Als God liefde is dan hij wil hij zichzelf wel gelovig noemen – want liefde, daar weet hij alles van. Hij vond het zwaar, de afgelopen periode, om te spreken over zijn laatste boek, de 'Dagboeken 2000-2007. Zoals Dat Gaat Met Wonderen'. Want nu gaat het om hemzelf – en om het leven met twee partners. Veel mensen reageren met ongeloof, dat dat goed kan gaan – terwijl dat juist het wonder is. En dat ongeloof voelt als een aantasting. Je tonen en bekeken worden en toch onzichtbaar willen zijn – dat is het essentiële thema waar Veeninga en haar gast al snel op komen. Hij legt uit dat hij van jongs af aan geleden heeft onder de blikken van anderen – het kind dat eenzaam opgroeide en gepest werd door een groepje kinderen dat hem dagelijks een paar zinnen liet herhalen over zijn uiterlijk. Je innerlijk lelijk en bekeken voelen en het liefst nooit meer naar buiten willen – maar om te overleven juist het podium opgaan. Je veel laten interviewen om onzichtbaar te worden. Je een hautaine houding aanmeten, geleerd van de filmsterrenfoto’s, om je verlegenheid te verbergen. Acuut verlegen wordt hij als hij tijdens het gesprek herinnerd wordt aan de uitreiking van de allereerste literaire prijs die hij won voor een kort verhaal – in een café in Gorichem en waar hij vroegtijdig wegvluchtte. Dat deed hem aan zijn vader denken – het café, de drank. Zijn vader die dronk en wellicht niet ‘knettergek’ was, maar wel een stoornis had, wat hem onberekenbaar agressief maakte. Dat wil zeggen, tegen Arthurs moeder. Twee bange mensen. Altijd bang voor wat de mensen zouden denken. Altijd schaamte. Waarmee we weer bij de blikken van buiten waren. Samenvatting tweede uur: Interviewster Djoeke Veeninga vroeg in het vorige uur nar Japins moeder. Zij, of de moederfiguur, komt eigenlijk niet voor in zijn werk. Kort, dik, lief en warm, een nauwe band, te nauw misschien, ook gedwongen als schild tegen zijn agressieve vader. Toen zijn vader zelfmoord pleegde - Arthur was 12 - zag hij dat als een nieuwe kans voor zijn moeder en hemzelf. Hij heeft precies op tijd plaats gemaakt voor mij, aldus Japin. En zijn moeder bloeide op. Ze viel af, kocht nieuwe kleren, er kwam een andere vrouw uit haar tevoorschijn. En zij nam de jonge Arthur veelvuldig mee naar Theater en Concert. Dat waren mooie jaren. Maar loslaten kon ze hem niet en dat benauwde Japin. Toen hij naar Londen ging voor een toneelopleiding, ging ze mee. Toen Arthur op zijn 23e dan toch het huis uitging om samen met zijn partner LEx verder te gaan, stortte ze in. Kwam weer aan, rookte veel, leefde ongezond. In 1995 overleed ze. Maar hij voelt zich niet schuldig. "Ik heb gedaan wat ik kon en kan mij niets verwijten." Kritiek op zijn boeken, op zijn literaire kwaliteiten, raken hem echt als die te persoonlijk wordt. Recht op kwetsen bestaat niet, aldus Japin. Het langdurig pesten uit zijn jeugd is debet aan zijn overt8iging dat hij ooit zal eindigen op een marktplein verscheurt door de massa. En toch is hij nu gelukkig, zoals blijkt uit zijn zojuist gepubliceerde dagboeken 'Zoals dat gaat met wonderen'. Zo gelukkig, aldus Veeninga, dat je bij het lezen bijna denkt: "Hé, ikan er nu eens even wat mis gaan? Kan er niet eens ruzie gemaakt worden?" Maar het is nu eenmaal zo, zegt Japin. Al heel lang een gelukkige liefde met Lex, tevens zijn uitgever en in 2000 verliefd geworden op de Amerikaan Ben, die zich inmiddels ook als schrijver ontpopt, en wonder boven wonder, met zijn drieën gelukkig verder. Als je van twee mensen gaat houden, kun je je niet voorstellen dat liefde niet minder wordt, maar juist verdubbeld. Maar het is zo en dat is het wonder. Uiteindelijk zijn we met z'n drieën een heel gewoon gezin, al zullen de blikken van buiten dat misschien niet zo zien....more
De pioniersvrouw Granny in Texas in de eerste helft van de negentiende eeuw, de dwerg Lemmy in Duitsland in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog, Lucia, de eerste liefde van Casanova, die in het achttiende-eeuwse Amsterdam vanwege haar schitterend gebrek gesluierd door het leven gaat, Snaporaz, een beroemd Italiaans filmer in zijn laatste levensjaren in de jaren '80 van de afgelopen eeuw, en Kwasi, het Afrikaanse prinsje dat in 1837 aan koning Willem I wordt geschonken en in Holland opgroeit. Figuren die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben. Maar wel allemaal hoofdpersoon zijn in een roman van schrijver Arthur Japin. De Overgave, De Grote Wereld (het boekenweekgeschenk uit 2006 dat in een recordoplage van 813.000 exemplaren werd gedrukt), Een Schitterend Gebrek (dat de Libris Literatuurprijs kreeg), De Droom van de Leeuw en De Zwarte met het Witte Hart. Romans die binnen en buiten Nederland een zeer groot publiek bereiken en met regelmaat in de literaire prijzen vallen. Arthur Japin wordt in 1956 in Haarlem geboren, waar hij als enig kind opgroeit. Een eenzaam kind, dat op school gepest wordt en zich een buitenstaander voelt – de positie die in zijn oeuvre ook telkens terugkeert. Een kind dat leert zijn fantasie te gebruiken. Een kind dat met zijn ouders veel het theater bezoekt. Na het gymnasium besluit Japin van acteren zijn vak te maken. Hij volgt korte tijd een toneelopleiding in Londen, studeert vervolgens twee jaar Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam en stapt dan over naar de Kleinkunstacademie, waar hij in 1982 afstudeert. Hij speelt rollen in het theater, en voor radio, film en televisie. Hij is een tijd een populair soap-acteur in Onderweg naar Morgen. Eind jaren '80 begint hij meer en meer te schijven – scenario’s, korte verhalen. Hij doet de research voor wat zijn eerste roman zal worden: De Zwarte met het Witte hart. In 1996, als hij veertig is, debuteert hij met Magonische Verhalen, en dat blijkt de start van een succesvolle schrijverscarrière te zijn. Dit jaar verscheen Zoals Dat Gaat Met Wonderen – een deel in de Privé Domeinreeks van zijn uitgeverij, de Arbeiderspers. Het is een selectie van zijn Dagboeken van 2000 tot 2007. ----------------------------------- Samenvatting eerste uur: Het eerste uur begint met de bekentenis dat het gesprek nog voor de kerst is opgenomen, want deze avond brengt de schrijver door met zijn twee partners Lex en Ben in hun buitenhuis in Frankrijk, omringd door wilde zwijnen en herten in het bos. Ondanks de uitnodiging om het gesprek daar, naast het haardvuur te houden, was dat technisch te gecompliceerd. Het gesprek gáát wel meteen over kerst: de betekenis van het kindje Jezuke waar de jonge Arthur mee sprak op de grote zolder van het ouderlijk huis waar hij een klein altaartje had. Maar het vriendje zei nooit iets terug en om eerste communie te doen moest hij biechten, terwijl hij niets fouts gedaan had, en al snel besloot hij een hekel aan religie te hebben. Als God liefde is dan hij wil hij zichzelf wel gelovig noemen – want liefde, daar weet hij alles van. Hij vond het zwaar, de afgelopen periode, om te spreken over zijn laatste boek, de 'Dagboeken 2000-2007. Zoals Dat Gaat Met Wonderen'. Want nu gaat het om hemzelf – en om het leven met twee partners. Veel mensen reageren met ongeloof, dat dat goed kan gaan – terwijl dat juist het wonder is. En dat ongeloof voelt als een aantasting. Je tonen en bekeken worden en toch onzichtbaar willen zijn – dat is het essentiële thema waar Veeninga en haar gast al snel op komen. Hij legt uit dat hij van jongs af aan geleden heeft onder de blikken van anderen – het kind dat eenzaam opgroeide en gepest werd door een groepje kinderen dat hem dagelijks een paar zinnen liet herhalen over zijn uiterlijk. Je innerlijk lelijk en bekeken voelen en het liefst nooit meer naar buiten willen – maar om te overleven juist het podium opgaan. Je veel laten interviewen om onzichtbaar te worden. Je een hautaine houding aanmeten, geleerd van de filmsterrenfoto’s, om je verlegenheid te verbergen. Acuut verlegen wordt hij als hij tijdens het gesprek herinnerd wordt aan de uitreiking van de allereerste literaire prijs die hij won voor een kort verhaal – in een café in Gorichem en waar hij vroegtijdig wegvluchtte. Dat deed hem aan zijn vader denken – het café, de drank. Zijn vader die dronk en wellicht niet ‘knettergek’ was, maar wel een stoornis had, wat hem onberekenbaar agressief maakte. Dat wil zeggen, tegen Arthurs moeder. Twee bange mensen. Altijd bang voor wat de mensen zouden denken. Altijd schaamte. Waarmee we weer bij de blikken van buiten waren. Samenvatting tweede uur: Interviewster Djoeke Veeninga vroeg in het vorige uur nar Japins moeder. Zij, of de moederfiguur, komt eigenlijk niet voor in zijn werk. Kort, dik, lief en warm, een nauwe band, te nauw misschien, ook gedwongen als schild tegen zijn agressieve vader. Toen zijn vader zelfmoord pleegde - Arthur was 12 - zag hij dat als een nieuwe kans voor zijn moeder en hemzelf. Hij heeft precies op tijd plaats gemaakt voor mij, aldus Japin. En zijn moeder bloeide op. Ze viel af, kocht nieuwe kleren, er kwam een andere vrouw uit haar tevoorschijn. En zij nam de jonge Arthur veelvuldig mee naar Theater en Concert. Dat waren mooie jaren. Maar loslaten kon ze hem niet en dat benauwde Japin. Toen hij naar Londen ging voor een toneelopleiding, ging ze mee. Toen Arthur op zijn 23e dan toch het huis uitging om samen met zijn partner LEx verder te gaan, stortte ze in. Kwam weer aan, rookte veel, leefde ongezond. In 1995 overleed ze. Maar hij voelt zich niet schuldig. "Ik heb gedaan wat ik kon en kan mij niets verwijten." Kritiek op zijn boeken, op zijn literaire kwaliteiten, raken hem echt als die te persoonlijk wordt. Recht op kwetsen bestaat niet, aldus Japin. Het langdurig pesten uit zijn jeugd is debet aan zijn overt8iging dat hij ooit zal eindigen op een marktplein verscheurt door de massa. En toch is hij nu gelukkig, zoals blijkt uit zijn zojuist gepubliceerde dagboeken 'Zoals dat gaat met wonderen'. Zo gelukkig, aldus Veeninga, dat je bij het lezen bijna denkt: "Hé, ikan er nu eens even wat mis gaan? Kan er niet eens ruzie gemaakt worden?" Maar het is nu eenmaal zo, zegt Japin. Al heel lang een gelukkige liefde met Lex, tevens zijn uitgever en in 2000 verliefd geworden op de Amerikaan Ben, die zich inmiddels ook als schrijver ontpopt, en wonder boven wonder, met zijn drieën gelukkig verder. Als je van twee mensen gaat houden, kun je je niet voorstellen dat liefde niet minder wordt, maar juist verdubbeld. Maar het is zo en dat is het wonder. Uiteindelijk zijn we met z'n drieën een heel gewoon gezin, al zullen de blikken van buiten dat misschien niet zo zien....more
Als jochie besteedde Johannes al zijn spaargeld aan een grondig onderzoek naar de kwaliteit der croquetten van alle banketbakkers in Amsterdam-Zuid. Zo kwam hij tot eten, smaken en proeven als levenswerk. Olaf Oudheusden die zich als kok voorbereidde op zijn journalistieke toekomst sprak met hem op eerste kerstdag in 2008. ++++++++++++++ Op jonge leeftijd heeft hij al door dat over smaak wel degelijk te twisten valt. We hebben het hier over Johannes van Dam, culinair journalist. Hij wordt in 1946 geboren in Amsterdam, waar in huize Van Dam het wekelijkse krokettenfeest ruw verstoord wordt door het ontslag van de huishoudster juffrouw Dijkstra. Zij is tot die tijd verantwoordelijk voor de productie van deze zondagse delicatesse. De kleine Johannes slaat zijn spaarpot kapot en onderwerpt alle banketbakkers in Amsterdam-Zuid aan een grondig krokettenonderzoek. Hij hoopt zo het culinaire gat dat juffrouw Dijkstra heeft achtergelaten opnieuw te vullen. Dat is volgens Johannes van Dam nooit meer gelukt. Wel lijkt vanaf dit moment zijn fascinatie voor eten, smaken en proeven in hem ontwaakt, maar het zal nog enige tijd duren voordat dit zijn levenswerk wordt. Het gezin Van Dam verhuist op gegeven moment naar Winschoten, waar Johannes op 16-jarige leeftijd zijn vader verliest. Terug in Amsterdam maakt hij het gymnasium af, doet enkele pogingen tot een universitaire studie, en wordt uitbater van een studentensociëteit. Na een uitstapje naar de Franse Pyreneeën waar hij een tijd woont, komt hij in de journalistiek terecht – als leerling-redacteur bij het dagblad Het Vrije Volk en later bij weekblad de Haagse Post. Begin jaren '80 opent hij een kookboekhandel in Amsterdam en begint hij te doen wat hij nog steeds doet: het schrijven van culinaire stukken en later komt daar het recenseren van restaurants bij. Dat doet hij nog steeds wekelijks in Het Parool: recensies over veelal een Amsterdams restaurant. Zijn oordeel is stevig en bijna altijd goed onderbouwd, ofschoon zijn cijfers soms wat aan de hoge kant zouden zijn. Feit is dat restaurants die positief beoordeeld zijn maandenlang volgeboekt zijn. En dat degene die slecht beoordeeld is een langdurige nare smaak in de mond houdt. Naast zijn gastronomische speurwerk heeft Johannes van Dam zich gespecialiseerd in het ontmaskeren van bedrog. En dat beperkt zich niet uitsluitend tot keukengeheimen. Hij wil de wereld verbeteren en in ieder geval een bijdrage leveren aan het culinair opvoeden van ons land. Jarenlang vonden de keurmeesters van het Franse bandenmerk het nauwelijks de moeite hier te komen, getuige het handjevol sterrenzaken eind vorige eeuw. Maar het tij is gekeerd: inmiddels zijn er in Nederland 83 restaurants met een of meer sterren en de opmars lijkt niet te stoppen. De kritische beschouwingen van Johannes van Dam lijken effect te hebben. In ieder geval heeft elke chef de encyclopedie die in 2005 verscheen, de Dikke van Dam onder zijn kussen om voor het slapen gaan nog even na te lezen hoe het werkelijk zit. De enige VPRO-medewerker die vanwege zijn koksopleiding de culinaire kennis in huis heeft om zich drie uur te meten met Johannes van Dam is Olaf Oudheusden. ------------------------------------- Samenvatting eerste uur: Johannes van Dam bracht gerechten mee naar dit speciale kerstdinertje voor twee personen. Een kweeperentaartje en een kippenlevermousse met morilles, geweekt in de port. Want Van Dam doet niet meer aan foie gras, want daarvoor moet je een gans folteren, en waarom zou je? Sommige koks beweren dat er diervriendelijke ganzenlever bestaat, maar dat is onzin, zegt de meester. Iedere ochtend begint zijn dag in het café aan de overkant, dat dan nog gesloten is, waar hij de ochtendkranten mag nieten en gratis lezen, en dan ontbijt hij met brood en beleg en neemt hij alle medicijnen in die hij nodig heeft – en dat zijn er nogal wat. Verder op de dag eet hij fruit, bijvoorbeeld zes lychees. Er zijn mensen die beweren dat veel fruit eten vroeg op de dag gisting geeft – maar dat wordt als oudevrouwengezeur afgedaan door Van Dam. Zoet, zuur, zout, bitter; dat zijn de vier klassieke smaken. Maar je kan ook umami noemen – de smaakversterker die zelf geen smaak heeft maar inderdaad: de smaak versterkt. Kan je een smaak proeven zonder te eten, is de vraag? Ja, de smaken die je kent, kun je in je hoofd oproepen, zoals een componist de muziek kan horen in zijn hoofd. Dan gaat het over de fouten in kookboeken – en dat zijn er veel. Omdat uitgevers te weinig uitgeven aan vertaling van die boeken, waardoor je opeens in een Italiaans recept Engelse cheddar moet stoppen, omdat er onderweg iets fout gegaan is in de vertaling. Of de maat van een theelepel of een koffielepel: dat is in de meeste landen anders en verpest de recepten als je daar niet duidelijk over bent. Deze week moest hij twee keer naar een restaurant om te recenseren in plaats van de gebruikelijke één keer. Dat vond hij veel. Eén van de twee was een Afghaans restaurant. Ter voorbereiding oriënteert hij zich dan op de keuken. Dan betreedt hij zijn bibliotheek met 60.000 titels en eet matig overdag; je moet een béétje honger hebben. Hij gaat altijd met zijn assistent, Ilja, iemand die ook verstand van culinaire zaken heeft. Hij heeft bijvoorbeeld het deeg van het kweeperentaartje gemaakt dat daar maar onaangeraakt staat tussen de microfoons. Hij reserveert van te voren, niet onder zijn eigen naam, zelfs niet onder de naam van zijn assistent. Als hij binnenkomt: of ze herkennen hem, of niet, soms hoor je een schreeuw uit de keuken. Hij doet het zorgvuldig – en hij weegt af wat goed is en niet. Soms leidt zijn oordeel tot langdurige vetes: in een blad heeft hij ooit een saus van het driesterrenrestaurant De Librije in Zwolle te zoet genoemd – en daar de chef op gewezen. Sindsdien fulmineren de eigenaren tegen Van Dam als iemand die niet weet wat zoet is omdat hij suikerziekte heeft. Van die hele Michelinmachine is hij overigens niet erg onder de indruk – al weet hij dat zij ook zijn oordelen kennen en lezen. "Ze weten dat ik een klassieke tong heb", zegt hij, "daar kunnen ze op a"f. Hij kent het verschil tussen zoet en zuur en zout en bitter. Hij eet niet alles op, maar hij proeft wel alles. En terwijl assistent Ilja meer eet dan hij, blijft hij dun. Van Dam móet wel dieet houden om in leven te blijven, zo moet hij zuinig zijn met kalium. Samenvatting tweede uur: Kerstfeest in het huisgezin Van Dam, een feest dat niet gevierd werd. Kerst werd door zijn vader gezien als een hypocriet feest, en Johannes is het daar tot op de dag van vandaag van harte mee eens. Vader van Dam was vrijmetselaar en had een bedrijf, Adestic, de beste fabrikant van plastic luierbroekjes, die aan warenhuizen leverde. Het bedrijf werd naar Oude Pekela verplaatst. Na een half jaar zat Johannes, 16 jaar oud, op een zaterdagmorgen met zijn zusje achterin de auto bij zijn vader, toen de auto slipte, op het ijs terechtkwam en daar door heen zakte. Johannes kreeg zijn zusje uit de auto, maar zijn vader verdronk. Meteen de volgende dag gingen de achterblijvers in het gezin terug naar Amsterdam. Johannes ging bij vrienden wonen, dat was beter voor zijn moeder en voor hem, zegt hij cryptisch. En er was in die jaren zestig geen sprake van begeleiding bij een trauma als hij had meegemaakt. Na een blauwe maandag medicijnenstudie werd hij de uitbater van de Amsterdamse studentensociëteit De Olofspoort. Later wordt hij leerling-redacteur bij Het Vrije Volk – hij vond dat de krant onwaarachtige dingen schreef en hij wilde niet blijven toen zijn proeftijd afliep. Zijn vader had altijd al gezegd dat je tenminste twee kranten moet lezen om enigszins de waarheid te zien en Johannes las na zijn eigen ervaring in de journalistiek uit protest twee jaar geen krant meer. Het rebelse van de provotijd trok hem aan, zoals de actie met de rookbommen op de dag van het huwelijk van Beatrix en Claus. Er is nog een foto van de jonge Johannes die geslagen wordt door twee politiemannen, maar die foto is nooit meer boven water gekomen. Maar in het algemeen, zegt Johannes, vraag me niks over politiek want dat is een heilloos pad. Toen hij moe werd van de stad, ging hij naar het eenvoudige plattelandsleven in de Pyreneeën waar hij in een soort commune terechtkwam. Hij had last van depressies, hij zonderde zich af en woonde in een klein huisje, waar hij wat vertaalwerk deed. "Wat voor plek had het eten?" wil Oudheusden weten. Wat voor idiote vraag dat nou weer was! Je eet iedere dag, gewoon. Maar was Frankrijk niet anders dan Nederland? "Ik was ook al anders dan Nederland, mijn vader was ook al anders", zegt hij wat korzelig....more
Als jochie besteedde Johannes al zijn spaargeld aan een grondig onderzoek naar de kwaliteit der croquetten van alle banketbakkers in Amsterdam-Zuid. Zo kwam hij tot eten, smaken en proeven als levenswerk. Olaf Oudheusden die zich als kok voorbereidde op zijn journalistieke toekomst sprak met hem op eerste kerstdag in 2008. ++++++++++++++ Op jonge leeftijd heeft hij al door dat over smaak wel degelijk te twisten valt. We hebben het hier over Johannes van Dam, culinair journalist. Hij wordt in 1946 geboren in Amsterdam, waar in huize Van Dam het wekelijkse krokettenfeest ruw verstoord wordt door het ontslag van de huishoudster juffrouw Dijkstra. Zij is tot die tijd verantwoordelijk voor de productie van deze zondagse delicatesse. De kleine Johannes slaat zijn spaarpot kapot en onderwerpt alle banketbakkers in Amsterdam-Zuid aan een grondig krokettenonderzoek. Hij hoopt zo het culinaire gat dat juffrouw Dijkstra heeft achtergelaten opnieuw te vullen. Dat is volgens Johannes van Dam nooit meer gelukt. Wel lijkt vanaf dit moment zijn fascinatie voor eten, smaken en proeven in hem ontwaakt, maar het zal nog enige tijd duren voordat dit zijn levenswerk wordt. Het gezin Van Dam verhuist op gegeven moment naar Winschoten, waar Johannes op 16-jarige leeftijd zijn vader verliest. Terug in Amsterdam maakt hij het gymnasium af, doet enkele pogingen tot een universitaire studie, en wordt uitbater van een studentensociëteit. Na een uitstapje naar de Franse Pyreneeën waar hij een tijd woont, komt hij in de journalistiek terecht – als leerling-redacteur bij het dagblad Het Vrije Volk en later bij weekblad de Haagse Post. Begin jaren '80 opent hij een kookboekhandel in Amsterdam en begint hij te doen wat hij nog steeds doet: het schrijven van culinaire stukken en later komt daar het recenseren van restaurants bij. Dat doet hij nog steeds wekelijks in Het Parool: recensies over veelal een Amsterdams restaurant. Zijn oordeel is stevig en bijna altijd goed onderbouwd, ofschoon zijn cijfers soms wat aan de hoge kant zouden zijn. Feit is dat restaurants die positief beoordeeld zijn maandenlang volgeboekt zijn. En dat degene die slecht beoordeeld is een langdurige nare smaak in de mond houdt. Naast zijn gastronomische speurwerk heeft Johannes van Dam zich gespecialiseerd in het ontmaskeren van bedrog. En dat beperkt zich niet uitsluitend tot keukengeheimen. Hij wil de wereld verbeteren en in ieder geval een bijdrage leveren aan het culinair opvoeden van ons land. Jarenlang vonden de keurmeesters van het Franse bandenmerk het nauwelijks de moeite hier te komen, getuige het handjevol sterrenzaken eind vorige eeuw. Maar het tij is gekeerd: inmiddels zijn er in Nederland 83 restaurants met een of meer sterren en de opmars lijkt niet te stoppen. De kritische beschouwingen van Johannes van Dam lijken effect te hebben. In ieder geval heeft elke chef de encyclopedie die in 2005 verscheen, de Dikke van Dam onder zijn kussen om voor het slapen gaan nog even na te lezen hoe het werkelijk zit. De enige VPRO-medewerker die vanwege zijn koksopleiding de culinaire kennis in huis heeft om zich drie uur te meten met Johannes van Dam is Olaf Oudheusden. ------------------------------------- Samenvatting eerste uur: Johannes van Dam bracht gerechten mee naar dit speciale kerstdinertje voor twee personen. Een kweeperentaartje en een kippenlevermousse met morilles, geweekt in de port. Want Van Dam doet niet meer aan foie gras, want daarvoor moet je een gans folteren, en waarom zou je? Sommige koks beweren dat er diervriendelijke ganzenlever bestaat, maar dat is onzin, zegt de meester. Iedere ochtend begint zijn dag in het café aan de overkant, dat dan nog gesloten is, waar hij de ochtendkranten mag nieten en gratis lezen, en dan ontbijt hij met brood en beleg en neemt hij alle medicijnen in die hij nodig heeft – en dat zijn er nogal wat. Verder op de dag eet hij fruit, bijvoorbeeld zes lychees. Er zijn mensen die beweren dat veel fruit eten vroeg op de dag gisting geeft – maar dat wordt als oudevrouwengezeur afgedaan door Van Dam. Zoet, zuur, zout, bitter; dat zijn de vier klassieke smaken. Maar je kan ook umami noemen – de smaakversterker die zelf geen smaak heeft maar inderdaad: de smaak versterkt. Kan je een smaak proeven zonder te eten, is de vraag? Ja, de smaken die je kent, kun je in je hoofd oproepen, zoals een componist de muziek kan horen in zijn hoofd. Dan gaat het over de fouten in kookboeken – en dat zijn er veel. Omdat uitgevers te weinig uitgeven aan vertaling van die boeken, waardoor je opeens in een Italiaans recept Engelse cheddar moet stoppen, omdat er onderweg iets fout gegaan is in de vertaling. Of de maat van een theelepel of een koffielepel: dat is in de meeste landen anders en verpest de recepten als je daar niet duidelijk over bent. Deze week moest hij twee keer naar een restaurant om te recenseren in plaats van de gebruikelijke één keer. Dat vond hij veel. Eén van de twee was een Afghaans restaurant. Ter voorbereiding oriënteert hij zich dan op de keuken. Dan betreedt hij zijn bibliotheek met 60.000 titels en eet matig overdag; je moet een béétje honger hebben. Hij gaat altijd met zijn assistent, Ilja, iemand die ook verstand van culinaire zaken heeft. Hij heeft bijvoorbeeld het deeg van het kweeperentaartje gemaakt dat daar maar onaangeraakt staat tussen de microfoons. Hij reserveert van te voren, niet onder zijn eigen naam, zelfs niet onder de naam van zijn assistent. Als hij binnenkomt: of ze herkennen hem, of niet, soms hoor je een schreeuw uit de keuken. Hij doet het zorgvuldig – en hij weegt af wat goed is en niet. Soms leidt zijn oordeel tot langdurige vetes: in een blad heeft hij ooit een saus van het driesterrenrestaurant De Librije in Zwolle te zoet genoemd – en daar de chef op gewezen. Sindsdien fulmineren de eigenaren tegen Van Dam als iemand die niet weet wat zoet is omdat hij suikerziekte heeft. Van die hele Michelinmachine is hij overigens niet erg onder de indruk – al weet hij dat zij ook zijn oordelen kennen en lezen. "Ze weten dat ik een klassieke tong heb", zegt hij, "daar kunnen ze op a"f. Hij kent het verschil tussen zoet en zuur en zout en bitter. Hij eet niet alles op, maar hij proeft wel alles. En terwijl assistent Ilja meer eet dan hij, blijft hij dun. Van Dam móet wel dieet houden om in leven te blijven, zo moet hij zuinig zijn met kalium. Samenvatting tweede uur: Kerstfeest in het huisgezin Van Dam, een feest dat niet gevierd werd. Kerst werd door zijn vader gezien als een hypocriet feest, en Johannes is het daar tot op de dag van vandaag van harte mee eens. Vader van Dam was vrijmetselaar en had een bedrijf, Adestic, de beste fabrikant van plastic luierbroekjes, die aan warenhuizen leverde. Het bedrijf werd naar Oude Pekela verplaatst. Na een half jaar zat Johannes, 16 jaar oud, op een zaterdagmorgen met zijn zusje achterin de auto bij zijn vader, toen de auto slipte, op het ijs terechtkwam en daar door heen zakte. Johannes kreeg zijn zusje uit de auto, maar zijn vader verdronk. Meteen de volgende dag gingen de achterblijvers in het gezin terug naar Amsterdam. Johannes ging bij vrienden wonen, dat was beter voor zijn moeder en voor hem, zegt hij cryptisch. En er was in die jaren zestig geen sprake van begeleiding bij een trauma als hij had meegemaakt. Na een blauwe maandag medicijnenstudie werd hij de uitbater van de Amsterdamse studentensociëteit De Olofspoort. Later wordt hij leerling-redacteur bij Het Vrije Volk – hij vond dat de krant onwaarachtige dingen schreef en hij wilde niet blijven toen zijn proeftijd afliep. Zijn vader had altijd al gezegd dat je tenminste twee kranten moet lezen om enigszins de waarheid te zien en Johannes las na zijn eigen ervaring in de journalistiek uit protest twee jaar geen krant meer. Het rebelse van de provotijd trok hem aan, zoals de actie met de rookbommen op de dag van het huwelijk van Beatrix en Claus. Er is nog een foto van de jonge Johannes die geslagen wordt door twee politiemannen, maar die foto is nooit meer boven water gekomen. Maar in het algemeen, zegt Johannes, vraag me niks over politiek want dat is een heilloos pad. Toen hij moe werd van de stad, ging hij naar het eenvoudige plattelandsleven in de Pyreneeën waar hij in een soort commune terechtkwam. Hij had last van depressies, hij zonderde zich af en woonde in een klein huisje, waar hij wat vertaalwerk deed. "Wat voor plek had het eten?" wil Oudheusden weten. Wat voor idiote vraag dat nou weer was! Je eet iedere dag, gewoon. Maar was Frankrijk niet anders dan Nederland? "Ik was ook al anders dan Nederland, mijn vader was ook al anders", zegt hij wat korzelig....more
Als jochie besteedde Johannes al zijn spaargeld aan een grondig onderzoek naar de kwaliteit der croquetten van alle banketbakkers in Amsterdam-Zuid. Zo kwam hij tot eten, smaken en proeven als levenswerk. Olaf Oudheusden die zich als kok voorbereidde op zijn journalistieke toekomst sprak met hem op eerste kerstdag in 2008. ++++++++++++++ Op jonge leeftijd heeft hij al door dat over smaak wel degelijk te twisten valt. We hebben het hier over Johannes van Dam, culinair journalist. Hij wordt in 1946 geboren in Amsterdam, waar in huize Van Dam het wekelijkse krokettenfeest ruw verstoord wordt door het ontslag van de huishoudster juffrouw Dijkstra. Zij is tot die tijd verantwoordelijk voor de productie van deze zondagse delicatesse. De kleine Johannes slaat zijn spaarpot kapot en onderwerpt alle banketbakkers in Amsterdam-Zuid aan een grondig krokettenonderzoek. Hij hoopt zo het culinaire gat dat juffrouw Dijkstra heeft achtergelaten opnieuw te vullen. Dat is volgens Johannes van Dam nooit meer gelukt. Wel lijkt vanaf dit moment zijn fascinatie voor eten, smaken en proeven in hem ontwaakt, maar het zal nog enige tijd duren voordat dit zijn levenswerk wordt. Het gezin Van Dam verhuist op gegeven moment naar Winschoten, waar Johannes op 16-jarige leeftijd zijn vader verliest. Terug in Amsterdam maakt hij het gymnasium af, doet enkele pogingen tot een universitaire studie, en wordt uitbater van een studentensociëteit. Na een uitstapje naar de Franse Pyreneeën waar hij een tijd woont, komt hij in de journalistiek terecht – als leerling-redacteur bij het dagblad Het Vrije Volk en later bij weekblad de Haagse Post. Begin jaren '80 opent hij een kookboekhandel in Amsterdam en begint hij te doen wat hij nog steeds doet: het schrijven van culinaire stukken en later komt daar het recenseren van restaurants bij. Dat doet hij nog steeds wekelijks in Het Parool: recensies over veelal een Amsterdams restaurant. Zijn oordeel is stevig en bijna altijd goed onderbouwd, ofschoon zijn cijfers soms wat aan de hoge kant zouden zijn. Feit is dat restaurants die positief beoordeeld zijn maandenlang volgeboekt zijn. En dat degene die slecht beoordeeld is een langdurige nare smaak in de mond houdt. Naast zijn gastronomische speurwerk heeft Johannes van Dam zich gespecialiseerd in het ontmaskeren van bedrog. En dat beperkt zich niet uitsluitend tot keukengeheimen. Hij wil de wereld verbeteren en in ieder geval een bijdrage leveren aan het culinair opvoeden van ons land. Jarenlang vonden de keurmeesters van het Franse bandenmerk het nauwelijks de moeite hier te komen, getuige het handjevol sterrenzaken eind vorige eeuw. Maar het tij is gekeerd: inmiddels zijn er in Nederland 83 restaurants met een of meer sterren en de opmars lijkt niet te stoppen. De kritische beschouwingen van Johannes van Dam lijken effect te hebben. In ieder geval heeft elke chef de encyclopedie die in 2005 verscheen, de Dikke van Dam onder zijn kussen om voor het slapen gaan nog even na te lezen hoe het werkelijk zit. De enige VPRO-medewerker die vanwege zijn koksopleiding de culinaire kennis in huis heeft om zich drie uur te meten met Johannes van Dam is Olaf Oudheusden. ------------------------------------- Samenvatting eerste uur: Johannes van Dam bracht gerechten mee naar dit speciale kerstdinertje voor twee personen. Een kweeperentaartje en een kippenlevermousse met morilles, geweekt in de port. Want Van Dam doet niet meer aan foie gras, want daarvoor moet je een gans folteren, en waarom zou je? Sommige koks beweren dat er diervriendelijke ganzenlever bestaat, maar dat is onzin, zegt de meester. Iedere ochtend begint zijn dag in het café aan de overkant, dat dan nog gesloten is, waar hij de ochtendkranten mag nieten en gratis lezen, en dan ontbijt hij met brood en beleg en neemt hij alle medicijnen in die hij nodig heeft – en dat zijn er nogal wat. Verder op de dag eet hij fruit, bijvoorbeeld zes lychees. Er zijn mensen die beweren dat veel fruit eten vroeg op de dag gisting geeft – maar dat wordt als oudevrouwengezeur afgedaan door Van Dam. Zoet, zuur, zout, bitter; dat zijn de vier klassieke smaken. Maar je kan ook umami noemen – de smaakversterker die zelf geen smaak heeft maar inderdaad: de smaak versterkt. Kan je een smaak proeven zonder te eten, is de vraag? Ja, de smaken die je kent, kun je in je hoofd oproepen, zoals een componist de muziek kan horen in zijn hoofd. Dan gaat het over de fouten in kookboeken – en dat zijn er veel. Omdat uitgevers te weinig uitgeven aan vertaling van die boeken, waardoor je opeens in een Italiaans recept Engelse cheddar moet stoppen, omdat er onderweg iets fout gegaan is in de vertaling. Of de maat van een theelepel of een koffielepel: dat is in de meeste landen anders en verpest de recepten als je daar niet duidelijk over bent. Deze week moest hij twee keer naar een restaurant om te recenseren in plaats van de gebruikelijke één keer. Dat vond hij veel. Eén van de twee was een Afghaans restaurant. Ter voorbereiding oriënteert hij zich dan op de keuken. Dan betreedt hij zijn bibliotheek met 60.000 titels en eet matig overdag; je moet een béétje honger hebben. Hij gaat altijd met zijn assistent, Ilja, iemand die ook verstand van culinaire zaken heeft. Hij heeft bijvoorbeeld het deeg van het kweeperentaartje gemaakt dat daar maar onaangeraakt staat tussen de microfoons. Hij reserveert van te voren, niet onder zijn eigen naam, zelfs niet onder de naam van zijn assistent. Als hij binnenkomt: of ze herkennen hem, of niet, soms hoor je een schreeuw uit de keuken. Hij doet het zorgvuldig – en hij weegt af wat goed is en niet. Soms leidt zijn oordeel tot langdurige vetes: in een blad heeft hij ooit een saus van het driesterrenrestaurant De Librije in Zwolle te zoet genoemd – en daar de chef op gewezen. Sindsdien fulmineren de eigenaren tegen Van Dam als iemand die niet weet wat zoet is omdat hij suikerziekte heeft. Van die hele Michelinmachine is hij overigens niet erg onder de indruk – al weet hij dat zij ook zijn oordelen kennen en lezen. "Ze weten dat ik een klassieke tong heb", zegt hij, "daar kunnen ze op a"f. Hij kent het verschil tussen zoet en zuur en zout en bitter. Hij eet niet alles op, maar hij proeft wel alles. En terwijl assistent Ilja meer eet dan hij, blijft hij dun. Van Dam móet wel dieet houden om in leven te blijven, zo moet hij zuinig zijn met kalium. Samenvatting tweede uur: Kerstfeest in het huisgezin Van Dam, een feest dat niet gevierd werd. Kerst werd door zijn vader gezien als een hypocriet feest, en Johannes is het daar tot op de dag van vandaag van harte mee eens. Vader van Dam was vrijmetselaar en had een bedrijf, Adestic, de beste fabrikant van plastic luierbroekjes, die aan warenhuizen leverde. Het bedrijf werd naar Oude Pekela verplaatst. Na een half jaar zat Johannes, 16 jaar oud, op een zaterdagmorgen met zijn zusje achterin de auto bij zijn vader, toen de auto slipte, op het ijs terechtkwam en daar door heen zakte. Johannes kreeg zijn zusje uit de auto, maar zijn vader verdronk. Meteen de volgende dag gingen de achterblijvers in het gezin terug naar Amsterdam. Johannes ging bij vrienden wonen, dat was beter voor zijn moeder en voor hem, zegt hij cryptisch. En er was in die jaren zestig geen sprake van begeleiding bij een trauma als hij had meegemaakt. Na een blauwe maandag medicijnenstudie werd hij de uitbater van de Amsterdamse studentensociëteit De Olofspoort. Later wordt hij leerling-redacteur bij Het Vrije Volk – hij vond dat de krant onwaarachtige dingen schreef en hij wilde niet blijven toen zijn proeftijd afliep. Zijn vader had altijd al gezegd dat je tenminste twee kranten moet lezen om enigszins de waarheid te zien en Johannes las na zijn eigen ervaring in de journalistiek uit protest twee jaar geen krant meer. Het rebelse van de provotijd trok hem aan, zoals de actie met de rookbommen op de dag van het huwelijk van Beatrix en Claus. Er is nog een foto van de jonge Johannes die geslagen wordt door twee politiemannen, maar die foto is nooit meer boven water gekomen. Maar in het algemeen, zegt Johannes, vraag me niks over politiek want dat is een heilloos pad. Toen hij moe werd van de stad, ging hij naar het eenvoudige plattelandsleven in de Pyreneeën waar hij in een soort commune terechtkwam. Hij had last van depressies, hij zonderde zich af en woonde in een klein huisje, waar hij wat vertaalwerk deed. "Wat voor plek had het eten?" wil Oudheusden weten. Wat voor idiote vraag dat nou weer was! Je eet iedere dag, gewoon. Maar was Frankrijk niet anders dan Nederland? "Ik was ook al anders dan Nederland, mijn vader was ook al anders", zegt hij wat korzelig....more
De eerste Chinese schrijfster die inburgerde in Nederland kwam naar Maastricht omdat ze had gesolliciteerd als docente aan de universiteit. Met haar debuut “Het Lelietheater” startte zij een nog immer aanhoudende carriere met elk jaar een boek, vertelde zij in 2008 aan Djoeke Veeninga. Het Verre Oosten in Nederland Ze werd in 1960 in China geboren en ze kwam in 1986 naar Nederland, waar ze 13 jaar later debuteerde met een roman die ze tot ieders verbazing in het Nederlands had geschreven: ' Het Lelietheater, een jeugd in China' . We hebben het hier over de schrijfster Lulu Wang. Die roman werd een ongekend succes in verkoopcijfers en ieder jaar volgde er een boek: Brief aan mijn lezers, Het tedere kind, Het witte feest, Seringendroom, Het rode feest, Bedwelmd. Haar laatste roman Heldere maan kwam vorig jaar uit. Kort voor haar komst naar Nederland was ze afgestudeerd aan de universiteit van Peking en had daar een aanstelling als docent gekregen. Maar haar kwam ter ore dat de Hogeschool van Maastricht een docente Chinees zocht. Ze solliciteerde en werd aangenomen en bleef negen jaar doceren in Maastricht. Nu woont de schrijfster in Den Haag. Lulu Wangs moeder was docente Russisch en haar vader professor aan de militaire academie. Lulu groeit op ten tijde van de Culturele Revolutie, en in 1972 als zij twaalf jaar is, wordt haar moeder als bourgeois opgepakt en in een heropvoedingskamp gezet. Lulu mag zich er later bijvoegen, dat was beter dan alleen in het kinderopvoedingshuis. In 1976 sterft Mao en komen de hervormingen onder Den Xiaoping op gang. Het bourgeois meisje Wang kan studeren. Over die jeugd gaat het Lelietheater deels. ‘Ik was heel vaak alleen. En ook verdrietig. Ik ging een wereld in mijn hoofd creëren die mooi was. Mijn fantasie is mijn grootste bron van geluk.’ - zo is haar schrijverschap begonnen. Lulu Wang, die zich zelden in het openbaar over de actuele politieke situatie in China uitlaat, publiceerde in april een open brief: 'Laat mij trots zijn op het Westen', waarin zij het Chinese beleid ten aanzien van Tibet verdedigt en het Westen een ongenuanceerd anti-Chinese houding verwijt....more
De eerste Chinese schrijfster die inburgerde in Nederland kwam naar Maastricht omdat ze had gesolliciteerd als docente aan de universiteit. Met haar debuut “Het Lelietheater” startte zij een nog immer aanhoudende carriere met elk jaar een boek, vertelde zij in 2008 aan Djoeke Veeninga. Het Verre Oosten in Nederland Ze werd in 1960 in China geboren en ze kwam in 1986 naar Nederland, waar ze 13 jaar later debuteerde met een roman die ze tot ieders verbazing in het Nederlands had geschreven: ' Het Lelietheater, een jeugd in China' . We hebben het hier over de schrijfster Lulu Wang. Die roman werd een ongekend succes in verkoopcijfers en ieder jaar volgde er een boek: Brief aan mijn lezers, Het tedere kind, Het witte feest, Seringendroom, Het rode feest, Bedwelmd. Haar laatste roman Heldere maan kwam vorig jaar uit. Kort voor haar komst naar Nederland was ze afgestudeerd aan de universiteit van Peking en had daar een aanstelling als docent gekregen. Maar haar kwam ter ore dat de Hogeschool van Maastricht een docente Chinees zocht. Ze solliciteerde en werd aangenomen en bleef negen jaar doceren in Maastricht. Nu woont de schrijfster in Den Haag. Lulu Wangs moeder was docente Russisch en haar vader professor aan de militaire academie. Lulu groeit op ten tijde van de Culturele Revolutie, en in 1972 als zij twaalf jaar is, wordt haar moeder als bourgeois opgepakt en in een heropvoedingskamp gezet. Lulu mag zich er later bijvoegen, dat was beter dan alleen in het kinderopvoedingshuis. In 1976 sterft Mao en komen de hervormingen onder Den Xiaoping op gang. Het bourgeois meisje Wang kan studeren. Over die jeugd gaat het Lelietheater deels. ‘Ik was heel vaak alleen. En ook verdrietig. Ik ging een wereld in mijn hoofd creëren die mooi was. Mijn fantasie is mijn grootste bron van geluk.’ - zo is haar schrijverschap begonnen. Lulu Wang, die zich zelden in het openbaar over de actuele politieke situatie in China uitlaat, publiceerde in april een open brief: 'Laat mij trots zijn op het Westen', waarin zij het Chinese beleid ten aanzien van Tibet verdedigt en het Westen een ongenuanceerd anti-Chinese houding verwijt....more
De eerste Chinese schrijfster die inburgerde in Nederland kwam naar Maastricht omdat ze had gesolliciteerd als docente aan de universiteit. Met haar debuut “Het Lelietheater” startte zij een nog immer aanhoudende carriere met elk jaar een boek, vertelde zij in 2008 aan Djoeke Veeninga. Het Verre Oosten in Nederland Ze werd in 1960 in China geboren en ze kwam in 1986 naar Nederland, waar ze 13 jaar later debuteerde met een roman die ze tot ieders verbazing in het Nederlands had geschreven: ' Het Lelietheater, een jeugd in China' . We hebben het hier over de schrijfster Lulu Wang. Die roman werd een ongekend succes in verkoopcijfers en ieder jaar volgde er een boek: Brief aan mijn lezers, Het tedere kind, Het witte feest, Seringendroom, Het rode feest, Bedwelmd. Haar laatste roman Heldere maan kwam vorig jaar uit. Kort voor haar komst naar Nederland was ze afgestudeerd aan de universiteit van Peking en had daar een aanstelling als docent gekregen. Maar haar kwam ter ore dat de Hogeschool van Maastricht een docente Chinees zocht. Ze solliciteerde en werd aangenomen en bleef negen jaar doceren in Maastricht. Nu woont de schrijfster in Den Haag. Lulu Wangs moeder was docente Russisch en haar vader professor aan de militaire academie. Lulu groeit op ten tijde van de Culturele Revolutie, en in 1972 als zij twaalf jaar is, wordt haar moeder als bourgeois opgepakt en in een heropvoedingskamp gezet. Lulu mag zich er later bijvoegen, dat was beter dan alleen in het kinderopvoedingshuis. In 1976 sterft Mao en komen de hervormingen onder Den Xiaoping op gang. Het bourgeois meisje Wang kan studeren. Over die jeugd gaat het Lelietheater deels. ‘Ik was heel vaak alleen. En ook verdrietig. Ik ging een wereld in mijn hoofd creëren die mooi was. Mijn fantasie is mijn grootste bron van geluk.’ - zo is haar schrijverschap begonnen. Lulu Wang, die zich zelden in het openbaar over de actuele politieke situatie in China uitlaat, publiceerde in april een open brief: 'Laat mij trots zijn op het Westen', waarin zij het Chinese beleid ten aanzien van Tibet verdedigt en het Westen een ongenuanceerd anti-Chinese houding verwijt....more
Fresco verliet de FAO in 2006. De Guardian publiceerde waarom: “Whatever is done now is too little and too late”. Maar ook buiten het Verenigde Naties platform, blijft ze zich inzetten voor beter wereldvoedsel. In theorie en praktijk vertelde ze in 2008 aan Rob van Hattem. Duurzaam ontwikkeld: Intelligent, een wandelende encyclopedie, analytisch, veelzijdig, bescheiden en elegant. Zo wordt ze beschreven: Louise O. Fresco, landbouwdeskundige, romanschrijfster en columniste. Even dacht ze erover om na het gymnasium conservatorium te gaan doen, maar de hongersnood in Biafra deed haar besluiten om zich te storten op de wereldvoedselvoorziening. Ze koos voor de Universiteit van Wageningen, een studie Tropische Landbouwkunde en reisde gedurende haar studie en de jaren daarna voor de Verenigde Naties de halve wereld over. Ze stond veelvuldig met de voeten in de modder of tussen de krokodillen en werd een specialist in het uitlepelen van tropische zweren met een theelepeltje. In 1986 promoveerde ze cum laude op een onderzoek naar cassave-teelt en vier jaar later was ze professor in Wageningen. Hoogleraar Plantaardige Productiesystemen met als specialisatie tropische gebieden. Voedsel, landbouw en de systemen daarachter waren haar grootste passie en kunde. In 1997 werd ze de hoogste Nederlandse landbouw-ambtenaar in het buitenland; directeur Onderzoek bij de FAO, de Voedsel en Landbouw Organisatie van de Verenigde Naties. Rome werd haar geliefde woonplaats. Ondertussen bouwt ze aan haar literaire carrière. In 2003 verschijnt haar eerste roman, De Kosmopolieten. Bij de FAO is ze dan inmiddels al opgeklommen tot algemeen onder-directeur, maar in 2006 schrijft ze haar ontslagbrief: ”Alles wat er gedaan wordt, is te weinig en te laat ….”, zo verzuchtte ze in die brief, die tot haar ontzetting in de Britse krant The Observer gepubliceerd werd. Wie hem gelekt heeft, weet ze niet. Momenteel is Louise Fresco hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam met als aandachtsgebied Duurzame Ontwikkeling in Internationaal Perspectief. Maar ze is ook commissaris bij de Rabobank, kroonlid bij de SER – de Sociaal Economische Raad. Bovendien is ze lid van de Deltacommissie die de veiligheid van onze dijken en waterwerken onder de loep neemt en lid van de Commissie die de Bètacanon heeft samengesteld - 50 onderwerpen die u en ik zouden moeten weten op het gebied van wetenschap en technologie. Ze schrijft columns voor het NRC Handelsblad, schreef nog drie andere boeken. Haar laatste roman, De Utopisten, werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs. ----------------------------------- Samenvattingen "Ik heb ook wel iets stoers" Eerste uur We hebben kennisgemaakt met de jonge juffrouw Fresco, dochter van een vader die filosoof en classicus was – een klassieke jeugd waarin ze al voor de middelbare school ‘het categorisch imperatief’ van Kant had gelezen. Een kind dat vaak ziek was, en leesverslaafd was – alles, encyclopedieën, alles. Een verslaving die gebleven is: toen ze later werkte in Zaire plunderde ze de bibliotheek van de paters en las ook de achterkant van de knipsels uit de Groene Amsterdammer die ze toegestuurd kreeg uit leeshonger. Een mens moet zijn leven nuttig besteden – dat werd al snel het motto. Het gezin was naar Brussel verhuisd toen Louise negen was, en later zat zij op de internationale europese school. De eerste hongersnood in Afrika die door de media uitgebreid werd getoond, de Biafra-crisis in Nigeria, maakte veel indruk – en bepaalde mede dat ze na de middelbare school naar de Universiteit Wageningen ging om Tropische Landbouwkunde te studeren. Het was de tijd van de groene revolutie, die, zo roept ze even in de herinnering, door de VS in de Koude Oorlog werd gelanceerd, om te zorgen dat landen als India niet in de communistische invloedssfeer terecht zouden komen – er moest meer mais in Mexico en meer rijst in India komen, dat was het uitgangspunt. En al snel werden spectaculaire resultaten geboekt door een kruising van rassen. De revolutie kostte ook veel, wat irrigatie betreft en chemicalieën – maar de enorme productieverhoging is essentieel gebleken, benadrukt ze, want je kan zonder intensivering van de landbouw ook de natuur niet beschermen. Na haar studie heeft ze lang in de Congo en Liberia gezeten. Ze leefde zo'n jaar of acht zonder water en elektriciteit – ja, stoer, als er niks te eten was, ging ze mee op jacht en vliegen kan ze ook, dat wil zeggen opstijgen en koers houden , maar niet landen. Haar onderzoek naar de cassaveteelt leidde tot haar proefschrift. Tweede uur De professor in Wageningen waarbij ze promoveerde op haar onderzoek naar tropische plantenteelt zei bij die gelegenheid: u bent niet getrouwd, u hebt geen kinderen ,u gaat nog ver komen. Eerst werd ze hoogleraar, die populaire colleges op vrijdagmiddag gaf aan de eerstejaars – die kan je nog pakken, zei ze, daarom is het leuk aan de eerstejaars te doceren. Ze bracht een culturele touch in die technische omgeving. Ze zette veldwerk op. En herinnert zich nog levendig de aardbeving die de groep wetenschappers op expeditie in het oerwoud van Costa Rica meemaakte: onweerstaanbaar, al die naschokken, waarbij de epifieten uit de bomen vielen, de plantjes die op bomen groeien zonder wortels in de grond. Heerlijk om dat proces te bekijken in wetenschappelijke zin. In 1997 werd ze uitgenodigd om directeur onderzoek bij de FAO te worden – het autonome landbouwagentschap van de VN dat, roept ze in de herinnering, opgericht werd nog tijdens de Tweede Wereldoorlog om het voedselprobleem van Europa aan te pakken. Ze verhuisde naar Rome – de prachtige klassieke stad waar ze ook het arme migrantenjongetje op straat vond waarover ze De Tuin van de Sultan van Rome over schreef. Het autoritaire en hiërarchische FAO, waar alle vakgebieden onherroepelijk gescheiden waren, maar waar het werk interessant was - geweldige staf, relevante onderwerpen, de hele wereld kwam langs -, al was het de tijd waarin het onderwerp landbouw en voedsel lang verwaarloosd is geweest. In 2006 schreef ze haar ontslagbrief. Ze vond dat ze een principieel punt moest maken. De directeur-generaal begon aan zijn derde mandaat - terwijl iedereen vond dat het slecht ging qua management. Een voorbeeld van iemand die er zit op politieke keuze, niet op kwaliteit, zoals dat vaak gebeurt bij de VN. Ze vond dat de geloofwaardigheid in het geding was, ze vond dat er vuile handen werden gemaakt door te investeren in landen als Zimbabwe en Venezuela. Ze vond dat de wezenlijke vraag over de functie van de FAO niet aan de orde kwam. De brief met haar kritiek werd gepubliceerd – buiten haar om, maar ze kreeg er wel veel bijval voor. En toen? De allesvreter, zoals ze zichzelf als kind al omschreef, besloot toen weer docent te worden - ze werd universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam met als aandachtsgebied Duurzame Ontwikkeling in Internationaal Perspectief....more
Fresco verliet de FAO in 2006. De Guardian publiceerde waarom: “Whatever is done now is too little and too late”. Maar ook buiten het Verenigde Naties platform, blijft ze zich inzetten voor beter wereldvoedsel. In theorie en praktijk vertelde ze in 2008 aan Rob van Hattem. Duurzaam ontwikkeld: Intelligent, een wandelende encyclopedie, analytisch, veelzijdig, bescheiden en elegant. Zo wordt ze beschreven: Louise O. Fresco, landbouwdeskundige, romanschrijfster en columniste. Even dacht ze erover om na het gymnasium conservatorium te gaan doen, maar de hongersnood in Biafra deed haar besluiten om zich te storten op de wereldvoedselvoorziening. Ze koos voor de Universiteit van Wageningen, een studie Tropische Landbouwkunde en reisde gedurende haar studie en de jaren daarna voor de Verenigde Naties de halve wereld over. Ze stond veelvuldig met de voeten in de modder of tussen de krokodillen en werd een specialist in het uitlepelen van tropische zweren met een theelepeltje. In 1986 promoveerde ze cum laude op een onderzoek naar cassave-teelt en vier jaar later was ze professor in Wageningen. Hoogleraar Plantaardige Productiesystemen met als specialisatie tropische gebieden. Voedsel, landbouw en de systemen daarachter waren haar grootste passie en kunde. In 1997 werd ze de hoogste Nederlandse landbouw-ambtenaar in het buitenland; directeur Onderzoek bij de FAO, de Voedsel en Landbouw Organisatie van de Verenigde Naties. Rome werd haar geliefde woonplaats. Ondertussen bouwt ze aan haar literaire carrière. In 2003 verschijnt haar eerste roman, De Kosmopolieten. Bij de FAO is ze dan inmiddels al opgeklommen tot algemeen onder-directeur, maar in 2006 schrijft ze haar ontslagbrief: ”Alles wat er gedaan wordt, is te weinig en te laat ….”, zo verzuchtte ze in die brief, die tot haar ontzetting in de Britse krant The Observer gepubliceerd werd. Wie hem gelekt heeft, weet ze niet. Momenteel is Louise Fresco hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam met als aandachtsgebied Duurzame Ontwikkeling in Internationaal Perspectief. Maar ze is ook commissaris bij de Rabobank, kroonlid bij de SER – de Sociaal Economische Raad. Bovendien is ze lid van de Deltacommissie die de veiligheid van onze dijken en waterwerken onder de loep neemt en lid van de Commissie die de Bètacanon heeft samengesteld - 50 onderwerpen die u en ik zouden moeten weten op het gebied van wetenschap en technologie. Ze schrijft columns voor het NRC Handelsblad, schreef nog drie andere boeken. Haar laatste roman, De Utopisten, werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs. ----------------------------------- Samenvattingen "Ik heb ook wel iets stoers" Eerste uur We hebben kennisgemaakt met de jonge juffrouw Fresco, dochter van een vader die filosoof en classicus was – een klassieke jeugd waarin ze al voor de middelbare school ‘het categorisch imperatief’ van Kant had gelezen. Een kind dat vaak ziek was, en leesverslaafd was – alles, encyclopedieën, alles. Een verslaving die gebleven is: toen ze later werkte in Zaire plunderde ze de bibliotheek van de paters en las ook de achterkant van de knipsels uit de Groene Amsterdammer die ze toegestuurd kreeg uit leeshonger. Een mens moet zijn leven nuttig besteden – dat werd al snel het motto. Het gezin was naar Brussel verhuisd toen Louise negen was, en later zat zij op de internationale europese school. De eerste hongersnood in Afrika die door de media uitgebreid werd getoond, de Biafra-crisis in Nigeria, maakte veel indruk – en bepaalde mede dat ze na de middelbare school naar de Universiteit Wageningen ging om Tropische Landbouwkunde te studeren. Het was de tijd van de groene revolutie, die, zo roept ze even in de herinnering, door de VS in de Koude Oorlog werd gelanceerd, om te zorgen dat landen als India niet in de communistische invloedssfeer terecht zouden komen – er moest meer mais in Mexico en meer rijst in India komen, dat was het uitgangspunt. En al snel werden spectaculaire resultaten geboekt door een kruising van rassen. De revolutie kostte ook veel, wat irrigatie betreft en chemicalieën – maar de enorme productieverhoging is essentieel gebleken, benadrukt ze, want je kan zonder intensivering van de landbouw ook de natuur niet beschermen. Na haar studie heeft ze lang in de Congo en Liberia gezeten. Ze leefde zo'n jaar of acht zonder water en elektriciteit – ja, stoer, als er niks te eten was, ging ze mee op jacht en vliegen kan ze ook, dat wil zeggen opstijgen en koers houden , maar niet landen. Haar onderzoek naar de cassaveteelt leidde tot haar proefschrift. Tweede uur De professor in Wageningen waarbij ze promoveerde op haar onderzoek naar tropische plantenteelt zei bij die gelegenheid: u bent niet getrouwd, u hebt geen kinderen ,u gaat nog ver komen. Eerst werd ze hoogleraar, die populaire colleges op vrijdagmiddag gaf aan de eerstejaars – die kan je nog pakken, zei ze, daarom is het leuk aan de eerstejaars te doceren. Ze bracht een culturele touch in die technische omgeving. Ze zette veldwerk op. En herinnert zich nog levendig de aardbeving die de groep wetenschappers op expeditie in het oerwoud van Costa Rica meemaakte: onweerstaanbaar, al die naschokken, waarbij de epifieten uit de bomen vielen, de plantjes die op bomen groeien zonder wortels in de grond. Heerlijk om dat proces te bekijken in wetenschappelijke zin. In 1997 werd ze uitgenodigd om directeur onderzoek bij de FAO te worden – het autonome landbouwagentschap van de VN dat, roept ze in de herinnering, opgericht werd nog tijdens de Tweede Wereldoorlog om het voedselprobleem van Europa aan te pakken. Ze verhuisde naar Rome – de prachtige klassieke stad waar ze ook het arme migrantenjongetje op straat vond waarover ze De Tuin van de Sultan van Rome over schreef. Het autoritaire en hiërarchische FAO, waar alle vakgebieden onherroepelijk gescheiden waren, maar waar het werk interessant was - geweldige staf, relevante onderwerpen, de hele wereld kwam langs -, al was het de tijd waarin het onderwerp landbouw en voedsel lang verwaarloosd is geweest. In 2006 schreef ze haar ontslagbrief. Ze vond dat ze een principieel punt moest maken. De directeur-generaal begon aan zijn derde mandaat - terwijl iedereen vond dat het slecht ging qua management. Een voorbeeld van iemand die er zit op politieke keuze, niet op kwaliteit, zoals dat vaak gebeurt bij de VN. Ze vond dat de geloofwaardigheid in het geding was, ze vond dat er vuile handen werden gemaakt door te investeren in landen als Zimbabwe en Venezuela. Ze vond dat de wezenlijke vraag over de functie van de FAO niet aan de orde kwam. De brief met haar kritiek werd gepubliceerd – buiten haar om, maar ze kreeg er wel veel bijval voor. En toen? De allesvreter, zoals ze zichzelf als kind al omschreef, besloot toen weer docent te worden - ze werd universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam met als aandachtsgebied Duurzame Ontwikkeling in Internationaal Perspectief....more
Fresco verliet de FAO in 2006. De Guardian publiceerde waarom: “Whatever is done now is too little and too late”. Maar ook buiten het Verenigde Naties platform, blijft ze zich inzetten voor beter wereldvoedsel. In theorie en praktijk vertelde ze in 2008 aan Rob van Hattem. Duurzaam ontwikkeld: Intelligent, een wandelende encyclopedie, analytisch, veelzijdig, bescheiden en elegant. Zo wordt ze beschreven: Louise O. Fresco, landbouwdeskundige, romanschrijfster en columniste. Even dacht ze erover om na het gymnasium conservatorium te gaan doen, maar de hongersnood in Biafra deed haar besluiten om zich te storten op de wereldvoedselvoorziening. Ze koos voor de Universiteit van Wageningen, een studie Tropische Landbouwkunde en reisde gedurende haar studie en de jaren daarna voor de Verenigde Naties de halve wereld over. Ze stond veelvuldig met de voeten in de modder of tussen de krokodillen en werd een specialist in het uitlepelen van tropische zweren met een theelepeltje. In 1986 promoveerde ze cum laude op een onderzoek naar cassave-teelt en vier jaar later was ze professor in Wageningen. Hoogleraar Plantaardige Productiesystemen met als specialisatie tropische gebieden. Voedsel, landbouw en de systemen daarachter waren haar grootste passie en kunde. In 1997 werd ze de hoogste Nederlandse landbouw-ambtenaar in het buitenland; directeur Onderzoek bij de FAO, de Voedsel en Landbouw Organisatie van de Verenigde Naties. Rome werd haar geliefde woonplaats. Ondertussen bouwt ze aan haar literaire carrière. In 2003 verschijnt haar eerste roman, De Kosmopolieten. Bij de FAO is ze dan inmiddels al opgeklommen tot algemeen onder-directeur, maar in 2006 schrijft ze haar ontslagbrief: ”Alles wat er gedaan wordt, is te weinig en te laat ….”, zo verzuchtte ze in die brief, die tot haar ontzetting in de Britse krant The Observer gepubliceerd werd. Wie hem gelekt heeft, weet ze niet. Momenteel is Louise Fresco hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam met als aandachtsgebied Duurzame Ontwikkeling in Internationaal Perspectief. Maar ze is ook commissaris bij de Rabobank, kroonlid bij de SER – de Sociaal Economische Raad. Bovendien is ze lid van de Deltacommissie die de veiligheid van onze dijken en waterwerken onder de loep neemt en lid van de Commissie die de Bètacanon heeft samengesteld - 50 onderwerpen die u en ik zouden moeten weten op het gebied van wetenschap en technologie. Ze schrijft columns voor het NRC Handelsblad, schreef nog drie andere boeken. Haar laatste roman, De Utopisten, werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs. ----------------------------------- Samenvattingen "Ik heb ook wel iets stoers" Eerste uur We hebben kennisgemaakt met de jonge juffrouw Fresco, dochter van een vader die filosoof en classicus was – een klassieke jeugd waarin ze al voor de middelbare school ‘het categorisch imperatief’ van Kant had gelezen. Een kind dat vaak ziek was, en leesverslaafd was – alles, encyclopedieën, alles. Een verslaving die gebleven is: toen ze later werkte in Zaire plunderde ze de bibliotheek van de paters en las ook de achterkant van de knipsels uit de Groene Amsterdammer die ze toegestuurd kreeg uit leeshonger. Een mens moet zijn leven nuttig besteden – dat werd al snel het motto. Het gezin was naar Brussel verhuisd toen Louise negen was, en later zat zij op de internationale europese school. De eerste hongersnood in Afrika die door de media uitgebreid werd getoond, de Biafra-crisis in Nigeria, maakte veel indruk – en bepaalde mede dat ze na de middelbare school naar de Universiteit Wageningen ging om Tropische Landbouwkunde te studeren. Het was de tijd van de groene revolutie, die, zo roept ze even in de herinnering, door de VS in de Koude Oorlog werd gelanceerd, om te zorgen dat landen als India niet in de communistische invloedssfeer terecht zouden komen – er moest meer mais in Mexico en meer rijst in India komen, dat was het uitgangspunt. En al snel werden spectaculaire resultaten geboekt door een kruising van rassen. De revolutie kostte ook veel, wat irrigatie betreft en chemicalieën – maar de enorme productieverhoging is essentieel gebleken, benadrukt ze, want je kan zonder intensivering van de landbouw ook de natuur niet beschermen. Na haar studie heeft ze lang in de Congo en Liberia gezeten. Ze leefde zo'n jaar of acht zonder water en elektriciteit – ja, stoer, als er niks te eten was, ging ze mee op jacht en vliegen kan ze ook, dat wil zeggen opstijgen en koers houden , maar niet landen. Haar onderzoek naar de cassaveteelt leidde tot haar proefschrift. Tweede uur De professor in Wageningen waarbij ze promoveerde op haar onderzoek naar tropische plantenteelt zei bij die gelegenheid: u bent niet getrouwd, u hebt geen kinderen ,u gaat nog ver komen. Eerst werd ze hoogleraar, die populaire colleges op vrijdagmiddag gaf aan de eerstejaars – die kan je nog pakken, zei ze, daarom is het leuk aan de eerstejaars te doceren. Ze bracht een culturele touch in die technische omgeving. Ze zette veldwerk op. En herinnert zich nog levendig de aardbeving die de groep wetenschappers op expeditie in het oerwoud van Costa Rica meemaakte: onweerstaanbaar, al die naschokken, waarbij de epifieten uit de bomen vielen, de plantjes die op bomen groeien zonder wortels in de grond. Heerlijk om dat proces te bekijken in wetenschappelijke zin. In 1997 werd ze uitgenodigd om directeur onderzoek bij de FAO te worden – het autonome landbouwagentschap van de VN dat, roept ze in de herinnering, opgericht werd nog tijdens de Tweede Wereldoorlog om het voedselprobleem van Europa aan te pakken. Ze verhuisde naar Rome – de prachtige klassieke stad waar ze ook het arme migrantenjongetje op straat vond waarover ze De Tuin van de Sultan van Rome over schreef. Het autoritaire en hiërarchische FAO, waar alle vakgebieden onherroepelijk gescheiden waren, maar waar het werk interessant was - geweldige staf, relevante onderwerpen, de hele wereld kwam langs -, al was het de tijd waarin het onderwerp landbouw en voedsel lang verwaarloosd is geweest. In 2006 schreef ze haar ontslagbrief. Ze vond dat ze een principieel punt moest maken. De directeur-generaal begon aan zijn derde mandaat - terwijl iedereen vond dat het slecht ging qua management. Een voorbeeld van iemand die er zit op politieke keuze, niet op kwaliteit, zoals dat vaak gebeurt bij de VN. Ze vond dat de geloofwaardigheid in het geding was, ze vond dat er vuile handen werden gemaakt door te investeren in landen als Zimbabwe en Venezuela. Ze vond dat de wezenlijke vraag over de functie van de FAO niet aan de orde kwam. De brief met haar kritiek werd gepubliceerd – buiten haar om, maar ze kreeg er wel veel bijval voor. En toen? De allesvreter, zoals ze zichzelf als kind al omschreef, besloot toen weer docent te worden - ze werd universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam met als aandachtsgebied Duurzame Ontwikkeling in Internationaal Perspectief....more
Voorvechtster Agnes Kant was, na Marijnissen en voor Roemers, de fractievoorzitster van de SP, de grootste oppositiepartij in de Tweede Kamer. Ze volgde Jan Marijnissen op die binnen de SP al zo’n 30 jaar aan het roer stond. Kant is 41 jaar, ze staat bekend als een autoriteit op het gebied van de gezondheidszorg, ze is een dossiervreter, ze is ooit gekozen tot het meest aantrekkelijke Kamerlid en ze was kampioen 'vragenstellen' in de Tweede Kamer. Ze gaat vol in het debat met een felheid waarvan ze zelf zegt dat ze ermee op moet passen omdat die zich ook wel eens tegen haar kan keren. Dit jaar vierde ze het feit dat ze tien jaar Kamerlid is, samen met collega’s Harry van Bommel en Jan de Wit. Tien jaar Kamerlid en nog steeds fanatiek. Of is ze altijd fanatiek geweest? In haar jeugd, bij de vele sporten die ze beoefende. In de wetenschap, in de gezondheidskunde, waarin ze promoveerde naast haar fractiewerk voor de SP-Tweede Kamerfractie en een baan als gemeenteraadslid in haar woonplaats Doesburg. Een harde werkster, dat is duidelijk, maar kan ze ook lachen? Een academica aan het roer bij de socialisten in plaats van de metaalbewerker. Jan Marijnissen de “Brabantse dorpspastoor” wordt vervangen door de “fanatieke opbouwwerkster” uit de Achterhoek, het beeld dat van Agnes Kant wordt geschetst. Wat gaat er met de SP gebeuren onder haar leiding? Blijft Agnes Kant ook 30 jaar aan de macht? Hoe is Kant eigenlijk bij de SP terecht gekomen? En hoe ziet het leven van Agnes Kant eruit als ze niet met politiek bezig is?...more
Voorvechtster Agnes Kant was, na Marijnissen en voor Roemers, de fractievoorzitster van de SP, de grootste oppositiepartij in de Tweede Kamer. Ze volgde Jan Marijnissen op die binnen de SP al zo’n 30 jaar aan het roer stond. Kant is 41 jaar, ze staat bekend als een autoriteit op het gebied van de gezondheidszorg, ze is een dossiervreter, ze is ooit gekozen tot het meest aantrekkelijke Kamerlid en ze was kampioen 'vragenstellen' in de Tweede Kamer. Ze gaat vol in het debat met een felheid waarvan ze zelf zegt dat ze ermee op moet passen omdat die zich ook wel eens tegen haar kan keren. Dit jaar vierde ze het feit dat ze tien jaar Kamerlid is, samen met collega’s Harry van Bommel en Jan de Wit. Tien jaar Kamerlid en nog steeds fanatiek. Of is ze altijd fanatiek geweest? In haar jeugd, bij de vele sporten die ze beoefende. In de wetenschap, in de gezondheidskunde, waarin ze promoveerde naast haar fractiewerk voor de SP-Tweede Kamerfractie en een baan als gemeenteraadslid in haar woonplaats Doesburg. Een harde werkster, dat is duidelijk, maar kan ze ook lachen? Een academica aan het roer bij de socialisten in plaats van de metaalbewerker. Jan Marijnissen de “Brabantse dorpspastoor” wordt vervangen door de “fanatieke opbouwwerkster” uit de Achterhoek, het beeld dat van Agnes Kant wordt geschetst. Wat gaat er met de SP gebeuren onder haar leiding? Blijft Agnes Kant ook 30 jaar aan de macht? Hoe is Kant eigenlijk bij de SP terecht gekomen? En hoe ziet het leven van Agnes Kant eruit als ze niet met politiek bezig is?...more
Voorvechtster Agnes Kant was, na Marijnissen en voor Roemers, de fractievoorzitster van de SP, de grootste oppositiepartij in de Tweede Kamer. Ze volgde Jan Marijnissen op die binnen de SP al zo’n 30 jaar aan het roer stond. Kant is 41 jaar, ze staat bekend als een autoriteit op het gebied van de gezondheidszorg, ze is een dossiervreter, ze is ooit gekozen tot het meest aantrekkelijke Kamerlid en ze was kampioen 'vragenstellen' in de Tweede Kamer. Ze gaat vol in het debat met een felheid waarvan ze zelf zegt dat ze ermee op moet passen omdat die zich ook wel eens tegen haar kan keren. Dit jaar vierde ze het feit dat ze tien jaar Kamerlid is, samen met collega’s Harry van Bommel en Jan de Wit. Tien jaar Kamerlid en nog steeds fanatiek. Of is ze altijd fanatiek geweest? In haar jeugd, bij de vele sporten die ze beoefende. In de wetenschap, in de gezondheidskunde, waarin ze promoveerde naast haar fractiewerk voor de SP-Tweede Kamerfractie en een baan als gemeenteraadslid in haar woonplaats Doesburg. Een harde werkster, dat is duidelijk, maar kan ze ook lachen? Een academica aan het roer bij de socialisten in plaats van de metaalbewerker. Jan Marijnissen de “Brabantse dorpspastoor” wordt vervangen door de “fanatieke opbouwwerkster” uit de Achterhoek, het beeld dat van Agnes Kant wordt geschetst. Wat gaat er met de SP gebeuren onder haar leiding? Blijft Agnes Kant ook 30 jaar aan de macht? Hoe is Kant eigenlijk bij de SP terecht gekomen? En hoe ziet het leven van Agnes Kant eruit als ze niet met politiek bezig is?...more
Over recht en moraal kreeg Pieter van der Wielen in 2008 een driedubbel college, maar ook over bewondering voor Barbara, Audrey Hepburn, Franz Kafka, Prokofjev, Virginia Woolf en Alice in Wonderland. Hollen en stilstaan Max Drent voorheen Marjolijn Februari is bekend van de wekelijkse column in de Volkskrant en de roman De Literaire Kring. In haar columns kijkt Februari met een scherpe en orginele blik naar de actualiteit. Ze stelt zich vaak op als het geweten van de overheid die het goede voorbeeld aan burgers moet geven waar het gaat om de moraal. De moraal van de Nederlandse culturele elite vormt ook het hoofdthema van de roman De Literaire Kring. Het verhaal is geinspireerd op een ware gebeurtenis: het Nederlandse bedrijf Vos B.V. verkocht in 1996 willens en wetens onzuivere glycerine aan een farmaceutisch bedrijf in Haiti. De glycerine werd in hoestdrank gebruikt, en zeker zestig kinderen stierven na inname van het drankje. Tientallen anderen liepen lever- en hersenletsel op. Februari gebruikt de kwestie in het boek om ethische vragen aan de orde te stellen. De filosoof werd 45 jaar geleden geboren als Marjolijn Drenth, later "deed ze de naam von Februar"op. Officieel heette ze dus Marjolijn Drenth von Februar en studeerde filosofie, kunstgeschiedenis en rechten. In 1989 debuteerde ze met de roman De zonen van het Uitzicht. In 2000 werd haar dissertatie Een Pruik van Paardenhaar & Over het Lezen van een Boek gepubliceerd. In 2001 begon ze columns te schrijven voor de Volkskrant die in 2004 bijeengebracht werden in de bundel Park Welgelegen. Naar eigen zeggen "hangt Marjolijn Februari wat rond in de maatschappij" - zij vormt als het ware een eenmansdenktank die zich bezighoudt met uiteenlopende onderwerpen als de veiligheid van de luchtvaart, de canon van de Nederlandse geschiedenis of de verhouding tussen burger en overheid. ------------------------------------------ Samenvattingen Van paarden en konijnen Eerste uur Het drie uur durende interview startte met de identiteit van Marjolijn Drenth, de naam waarmee ze 45 jaar geleden werd geboren. Als wetenschapster (ze studeerde filosofie, kunstgeschiedenis en rechten) ging ze door het leven als Drenth. Toen ze achttien jaar geleden debuteerde als schrijfster deed ze dat onder het pseudoniem Februari. Later verscheen haar dissertatie met twee namen: Drenth von Februar. Nu neemt ze alleen de telefoon nog op met Drenth. Wil de echte Marjolijn hier opstaan? Ze schetst het beeld dat ze in de plattelands-paarden-kringen van haar schoonfamilie opdeed. Als paardenfokkers een paard verkopen aan bijvoorbeeld een sjeik in Saudi Arabie, hoe krijg je het paard daar? Er is een truc voor: ze halen het embryo uit het paard, plaatsen het in een konijn, waarna het uiteindelijk in een draagpaard wordt geplaatst. Haar schrijverschap is het paarden-embryo – daar gaat iets groots uit groeien. Ondertussen moet ze zelf als konijn door het leven. In haar columns combineert ze konijn en paard – tenminste dat probeert ze. Morele kwesties aanroeren in haar columns – en dan tot haar schrik merken dat er eigenlijk niets gebeurt als je een aanklacht schrijft. Neem de zaak Fred Spijkers – de klokkenluider die maar geen genoegdoening van het Ministerie van Defensie krijgt, en die vandaag in het nieuws is omdat Pieter van Vollenhoven als bemiddelaar buiten de deur wordt gehouden. Mensen zonder macht winden ze zich daar over op. Mensen met macht doen er niets aan. Dat verbaast haar, maar ze begrijpt niet veel van macht – zo was het gesprek begonnen; ze had een kogel neergelegd op tafel – om niet te vergeten het over macht te hebben. Het recht, ze is immers ook juriste, biedt bescherming tegen macht en willekeur – maar het geeft ook de verplichting je eraan te houden – dat is de mooie deal – en de worsteling van ethiek en moraal. Tweede uur Aan het begin van het tweede uur hoorden we Barbara ‘Pierre’ zingen, het mooiste liefdeslied aller tijden, volgens de schrijfster, die helemaal IN Barbara is. Ze kan zich een zin herinneren uit een interview waarin Barbara zich een eend noemt die ieder moment kan opvliegen. Op zoek naar dat interview op YouTube zag de schrijfster de zangeres, voor wie het leven afschuwelijk was, aanstellerig zijn – iemand die weinig met zichzelf samenvalt. Toen ze haar eerste Barbara-plaat al had, op haar 19e, kwam ze in een kibboets in Israel terecht. Het was 1982, Israel was in oorlog en was Libanon binnengetrokken. Er was een fabriekje in de kibboets waar van alles gepolijst werd – zo stond ze boven een zuurbad oude kogels te repareren, waarvan ze er nu een bij zich heeft. En dat voor de studente Filosofie die zich theoretisch met ethiek bezighield. In de kibboets ontmoette ze een oudere man – de vakbondsleider Yitzhak Ben-Aharon –met wie ze bevriend is gebleven en die haar geschoold heeft in haar kijk op Israel – hij was voorstander van de teruggave van de bezette gebieden. "Hoe ver ben je nu met schrijven?", wil de interviewer weten. Ze heeft twee romans geschreven – twee heel verschillende boeken. "Als ik er een carriere van zou willen maken", zegt ze – "zou ik moeten kiezen, in genre". Maar net als in haar wetenschappelijke leven wil ze zich niet graag vastleggen op een gebied. Haar proefschrift is heel goed, zegt ze – daar kan ze bij de hemelpoort mee aankomen. "Als ze daar tenminste lezen", zegt de interviewer. "Anders hoef ik ook niet te gaan", zegt ze – overigens zonder geloof in het hiernamaals te hebben. Zij heeft de moraal – dat staat los van het godsbesef. God is hooguit een stoplap in de poging van de mensen de ethiek te legitimeren....more
Over recht en moraal kreeg Pieter van der Wielen in 2008 een driedubbel college, maar ook over bewondering voor Barbara, Audrey Hepburn, Franz Kafka, Prokofjev, Virginia Woolf en Alice in Wonderland. Hollen en stilstaan Max Drent voorheen Marjolijn Februari is bekend van de wekelijkse column in de Volkskrant en de roman De Literaire Kring. In haar columns kijkt Februari met een scherpe en orginele blik naar de actualiteit. Ze stelt zich vaak op als het geweten van de overheid die het goede voorbeeld aan burgers moet geven waar het gaat om de moraal. De moraal van de Nederlandse culturele elite vormt ook het hoofdthema van de roman De Literaire Kring. Het verhaal is geinspireerd op een ware gebeurtenis: het Nederlandse bedrijf Vos B.V. verkocht in 1996 willens en wetens onzuivere glycerine aan een farmaceutisch bedrijf in Haiti. De glycerine werd in hoestdrank gebruikt, en zeker zestig kinderen stierven na inname van het drankje. Tientallen anderen liepen lever- en hersenletsel op. Februari gebruikt de kwestie in het boek om ethische vragen aan de orde te stellen. De filosoof werd 45 jaar geleden geboren als Marjolijn Drenth, later "deed ze de naam von Februar"op. Officieel heette ze dus Marjolijn Drenth von Februar en studeerde filosofie, kunstgeschiedenis en rechten. In 1989 debuteerde ze met de roman De zonen van het Uitzicht. In 2000 werd haar dissertatie Een Pruik van Paardenhaar & Over het Lezen van een Boek gepubliceerd. In 2001 begon ze columns te schrijven voor de Volkskrant die in 2004 bijeengebracht werden in de bundel Park Welgelegen. Naar eigen zeggen "hangt Marjolijn Februari wat rond in de maatschappij" - zij vormt als het ware een eenmansdenktank die zich bezighoudt met uiteenlopende onderwerpen als de veiligheid van de luchtvaart, de canon van de Nederlandse geschiedenis of de verhouding tussen burger en overheid. ------------------------------------------ Samenvattingen Van paarden en konijnen Eerste uur Het drie uur durende interview startte met de identiteit van Marjolijn Drenth, de naam waarmee ze 45 jaar geleden werd geboren. Als wetenschapster (ze studeerde filosofie, kunstgeschiedenis en rechten) ging ze door het leven als Drenth. Toen ze achttien jaar geleden debuteerde als schrijfster deed ze dat onder het pseudoniem Februari. Later verscheen haar dissertatie met twee namen: Drenth von Februar. Nu neemt ze alleen de telefoon nog op met Drenth. Wil de echte Marjolijn hier opstaan? Ze schetst het beeld dat ze in de plattelands-paarden-kringen van haar schoonfamilie opdeed. Als paardenfokkers een paard verkopen aan bijvoorbeeld een sjeik in Saudi Arabie, hoe krijg je het paard daar? Er is een truc voor: ze halen het embryo uit het paard, plaatsen het in een konijn, waarna het uiteindelijk in een draagpaard wordt geplaatst. Haar schrijverschap is het paarden-embryo – daar gaat iets groots uit groeien. Ondertussen moet ze zelf als konijn door het leven. In haar columns combineert ze konijn en paard – tenminste dat probeert ze. Morele kwesties aanroeren in haar columns – en dan tot haar schrik merken dat er eigenlijk niets gebeurt als je een aanklacht schrijft. Neem de zaak Fred Spijkers – de klokkenluider die maar geen genoegdoening van het Ministerie van Defensie krijgt, en die vandaag in het nieuws is omdat Pieter van Vollenhoven als bemiddelaar buiten de deur wordt gehouden. Mensen zonder macht winden ze zich daar over op. Mensen met macht doen er niets aan. Dat verbaast haar, maar ze begrijpt niet veel van macht – zo was het gesprek begonnen; ze had een kogel neergelegd op tafel – om niet te vergeten het over macht te hebben. Het recht, ze is immers ook juriste, biedt bescherming tegen macht en willekeur – maar het geeft ook de verplichting je eraan te houden – dat is de mooie deal – en de worsteling van ethiek en moraal. Tweede uur Aan het begin van het tweede uur hoorden we Barbara ‘Pierre’ zingen, het mooiste liefdeslied aller tijden, volgens de schrijfster, die helemaal IN Barbara is. Ze kan zich een zin herinneren uit een interview waarin Barbara zich een eend noemt die ieder moment kan opvliegen. Op zoek naar dat interview op YouTube zag de schrijfster de zangeres, voor wie het leven afschuwelijk was, aanstellerig zijn – iemand die weinig met zichzelf samenvalt. Toen ze haar eerste Barbara-plaat al had, op haar 19e, kwam ze in een kibboets in Israel terecht. Het was 1982, Israel was in oorlog en was Libanon binnengetrokken. Er was een fabriekje in de kibboets waar van alles gepolijst werd – zo stond ze boven een zuurbad oude kogels te repareren, waarvan ze er nu een bij zich heeft. En dat voor de studente Filosofie die zich theoretisch met ethiek bezighield. In de kibboets ontmoette ze een oudere man – de vakbondsleider Yitzhak Ben-Aharon –met wie ze bevriend is gebleven en die haar geschoold heeft in haar kijk op Israel – hij was voorstander van de teruggave van de bezette gebieden. "Hoe ver ben je nu met schrijven?", wil de interviewer weten. Ze heeft twee romans geschreven – twee heel verschillende boeken. "Als ik er een carriere van zou willen maken", zegt ze – "zou ik moeten kiezen, in genre". Maar net als in haar wetenschappelijke leven wil ze zich niet graag vastleggen op een gebied. Haar proefschrift is heel goed, zegt ze – daar kan ze bij de hemelpoort mee aankomen. "Als ze daar tenminste lezen", zegt de interviewer. "Anders hoef ik ook niet te gaan", zegt ze – overigens zonder geloof in het hiernamaals te hebben. Zij heeft de moraal – dat staat los van het godsbesef. God is hooguit een stoplap in de poging van de mensen de ethiek te legitimeren....more
Over recht en moraal kreeg Pieter van der Wielen in 2008 een driedubbel college, maar ook over bewondering voor Barbara, Audrey Hepburn, Franz Kafka, Prokofjev, Virginia Woolf en Alice in Wonderland. Hollen en stilstaan Max Drent voorheen Marjolijn Februari is bekend van de wekelijkse column in de Volkskrant en de roman De Literaire Kring. In haar columns kijkt Februari met een scherpe en orginele blik naar de actualiteit. Ze stelt zich vaak op als het geweten van de overheid die het goede voorbeeld aan burgers moet geven waar het gaat om de moraal. De moraal van de Nederlandse culturele elite vormt ook het hoofdthema van de roman De Literaire Kring. Het verhaal is geinspireerd op een ware gebeurtenis: het Nederlandse bedrijf Vos B.V. verkocht in 1996 willens en wetens onzuivere glycerine aan een farmaceutisch bedrijf in Haiti. De glycerine werd in hoestdrank gebruikt, en zeker zestig kinderen stierven na inname van het drankje. Tientallen anderen liepen lever- en hersenletsel op. Februari gebruikt de kwestie in het boek om ethische vragen aan de orde te stellen. De filosoof werd 45 jaar geleden geboren als Marjolijn Drenth, later "deed ze de naam von Februar"op. Officieel heette ze dus Marjolijn Drenth von Februar en studeerde filosofie, kunstgeschiedenis en rechten. In 1989 debuteerde ze met de roman De zonen van het Uitzicht. In 2000 werd haar dissertatie Een Pruik van Paardenhaar & Over het Lezen van een Boek gepubliceerd. In 2001 begon ze columns te schrijven voor de Volkskrant die in 2004 bijeengebracht werden in de bundel Park Welgelegen. Naar eigen zeggen "hangt Marjolijn Februari wat rond in de maatschappij" - zij vormt als het ware een eenmansdenktank die zich bezighoudt met uiteenlopende onderwerpen als de veiligheid van de luchtvaart, de canon van de Nederlandse geschiedenis of de verhouding tussen burger en overheid. ------------------------------------------ Samenvattingen Van paarden en konijnen Eerste uur Het drie uur durende interview startte met de identiteit van Marjolijn Drenth, de naam waarmee ze 45 jaar geleden werd geboren. Als wetenschapster (ze studeerde filosofie, kunstgeschiedenis en rechten) ging ze door het leven als Drenth. Toen ze achttien jaar geleden debuteerde als schrijfster deed ze dat onder het pseudoniem Februari. Later verscheen haar dissertatie met twee namen: Drenth von Februar. Nu neemt ze alleen de telefoon nog op met Drenth. Wil de echte Marjolijn hier opstaan? Ze schetst het beeld dat ze in de plattelands-paarden-kringen van haar schoonfamilie opdeed. Als paardenfokkers een paard verkopen aan bijvoorbeeld een sjeik in Saudi Arabie, hoe krijg je het paard daar? Er is een truc voor: ze halen het embryo uit het paard, plaatsen het in een konijn, waarna het uiteindelijk in een draagpaard wordt geplaatst. Haar schrijverschap is het paarden-embryo – daar gaat iets groots uit groeien. Ondertussen moet ze zelf als konijn door het leven. In haar columns combineert ze konijn en paard – tenminste dat probeert ze. Morele kwesties aanroeren in haar columns – en dan tot haar schrik merken dat er eigenlijk niets gebeurt als je een aanklacht schrijft. Neem de zaak Fred Spijkers – de klokkenluider die maar geen genoegdoening van het Ministerie van Defensie krijgt, en die vandaag in het nieuws is omdat Pieter van Vollenhoven als bemiddelaar buiten de deur wordt gehouden. Mensen zonder macht winden ze zich daar over op. Mensen met macht doen er niets aan. Dat verbaast haar, maar ze begrijpt niet veel van macht – zo was het gesprek begonnen; ze had een kogel neergelegd op tafel – om niet te vergeten het over macht te hebben. Het recht, ze is immers ook juriste, biedt bescherming tegen macht en willekeur – maar het geeft ook de verplichting je eraan te houden – dat is de mooie deal – en de worsteling van ethiek en moraal. Tweede uur Aan het begin van het tweede uur hoorden we Barbara ‘Pierre’ zingen, het mooiste liefdeslied aller tijden, volgens de schrijfster, die helemaal IN Barbara is. Ze kan zich een zin herinneren uit een interview waarin Barbara zich een eend noemt die ieder moment kan opvliegen. Op zoek naar dat interview op YouTube zag de schrijfster de zangeres, voor wie het leven afschuwelijk was, aanstellerig zijn – iemand die weinig met zichzelf samenvalt. Toen ze haar eerste Barbara-plaat al had, op haar 19e, kwam ze in een kibboets in Israel terecht. Het was 1982, Israel was in oorlog en was Libanon binnengetrokken. Er was een fabriekje in de kibboets waar van alles gepolijst werd – zo stond ze boven een zuurbad oude kogels te repareren, waarvan ze er nu een bij zich heeft. En dat voor de studente Filosofie die zich theoretisch met ethiek bezighield. In de kibboets ontmoette ze een oudere man – de vakbondsleider Yitzhak Ben-Aharon –met wie ze bevriend is gebleven en die haar geschoold heeft in haar kijk op Israel – hij was voorstander van de teruggave van de bezette gebieden. "Hoe ver ben je nu met schrijven?", wil de interviewer weten. Ze heeft twee romans geschreven – twee heel verschillende boeken. "Als ik er een carriere van zou willen maken", zegt ze – "zou ik moeten kiezen, in genre". Maar net als in haar wetenschappelijke leven wil ze zich niet graag vastleggen op een gebied. Haar proefschrift is heel goed, zegt ze – daar kan ze bij de hemelpoort mee aankomen. "Als ze daar tenminste lezen", zegt de interviewer. "Anders hoef ik ook niet te gaan", zegt ze – overigens zonder geloof in het hiernamaals te hebben. Zij heeft de moraal – dat staat los van het godsbesef. God is hooguit een stoplap in de poging van de mensen de ethiek te legitimeren....more
Powervrouw Ze heeft een paar bijzondere bijnamen: juffertje Stampvoet en Moeder Teresa. Die wijzen niet direct op een eenduidig karakter, maar ze kloppen allebei wel: naast een groot gevoel voor sociale rechten en gelijkheid kan ze een grote woede bij zichzelf oproepen als ze haar zin niet krijgt. Althans, als haar tegenstander in het debat niet wil inzien dat hij ongelijk heeft. Agnes Jongerius, voorzitter van de FNV. Ze bestuurt zo’n 1.200.000 leden. De eerste vrouwelijke voorzitter in het ruim honderdjarig bestaan van de bond, en die verworvenheid buit ze met verve uit. Met rode hoed en jurk op Prinsjesdag, met charme als dat de slimste strategie lijkt, als one of the boys als ze daarmee de beste resultaten kan boeken. Ze werd in 1960 geboren in De Meern. Haar vader was tuinder en net begonnen bij de Utrechtse plantsoenendienst; haar moeder was onderwijzeres, maar moest ontslag nemen toen ze trouwde. Agnes is het jongste kind van acht. Aan die achtergrond ontleent ze veel. Ambitie en doorzettingsvermogen heeft ze van haar moeder, sociaal gevoel van haar vader, en debatteren van haar oudere broers en zusjes. Aan de grote tafel thuis volgde ze ademloos hun gesprekken en discussies. Thuis waren ze katholiek. Agnes werd lid van de katholieke padvinderij en turnvereniging, maar ook nog katholiek leren dansen ging haar te ver, dat wilde ze niet. Katholiek, dat was de cultuur, de rituelen, de sfeer. Met geloof had het voor Agnes minder te maken. Ze had wel graag misdienaar willen worden, maar dat was in haar tijd niet voor meisjes weggelegd. Toen het later wel mocht, was het voor haar te laat. Trouwens, wie wilde er nou een ‘misdinette’ zijn, zoals zo’n meisje in de kerk ging heten. Na de studie sociale geschiedenis in Utrecht ging ze werken bij de Vervoersbond in de Rotterdamse haven en concentreerde zich op het beroepsgoederenvervoer en de binnenscheepvaart. Ze had nog nooit op een schip gevaren en een truck van binnen gezien, maar die achterstand was snel ingehaald. Het vakbondswerk bleek haar te liggen, ze bleef niet op kantoor zitten, maar ging met de mannen na een dag hard werken de kroeg in en voerde acties. En toen een werkgever haar bij zo’n actie een dreun in haar gezicht gaf, wist ze van verbouwereerdheid niets te zeggen. Maar ze hoorde er toen wel helemaal bij. In Rotterdam werd ze regiobestuurder, ze klom steeds hoger op binnen de bond, werd lid van het Federatiebestuur en vice-voorzitter. Toen Lodewijk de Waal zijn vertrek als voorzitter in 2005 aankondigde, zei ze dat ze hem wilde opvolgen. Ze wachtte niet, zoals zoveel vrouwen doen, bescheiden tot ze eventueel, misschien, gevraagd zou worden. Ze stak haar vinger op en kreeg alle bonden achter zich. Zo doe je dat ---------------------------------------- Samenvattingen "Opgelaten? Nee!" Eerste uur Hoe zou Nederland eruit zien als er geen vakbond is? De interviewer wil meteen maar bij de kern komen. Dan zou Nederland eruit zien als China of delen van Amerika, waar sociale zekerheid niet vanzelfsprekend is. Dan ziet Jongerius delen van de wereld voor zich waar ze wel eens komt en waar geen recht op collectieve onderhandelingen is, Geen verenigingen, geen Inspraak van werknemers. Vrijheid en vakbeweging, die hebben sterk met elkaar te maken – zo ziet ze dat. De bond kwam in haar leven tijdens haar studietijd. Ze studeerde sociaal-economische geschiedenis. Het was de toptijd van democratisering op de universiteit. Ze vond het enig: bezetten en de vloer netjes achterlaten. Maar de studentenstrijd was al gestreden, tweevijfde van de beslissingsmacht was in handen van studenten en dat vond iedereen heel normaal. Nu denkt ze dat dat misschien wat overdreven was. Als 22-jarige woordvoerder van de faculteit praatte ze mee over de begroting van de nieuwe bibliotheek. Rekenen had ze geleerd op het gymnasium, beta deed ze. Tijdens die studietijd kwam ze erachter dat ze geen geschiedenisleraar wilde worden, zoals ze eerst dacht: leraar, dat leek haar een eenzaam beroep. Ze solliciteerde bij de vervoersbond en werd aangenomen. De aantrekkingskracht voor de vakbeweging was volgens Jongerius het feit dat die club een belangrijke rol in de geschiedenis en in de levens van mensen speelt. Dat het een progressieve voorhoede was. Ze kwam in een roerige tijd van acties in de haven terecht. Holtrop wilde weten of ze zich nooit opgelaten voelde als ze met die mannen in te krappe actieshirts en petjes op stond te schreeuwen op het Binnenhof. Dan valt ze even stil. Opgelaten? Nee, er gebeurde wat, daar is ze dol op. Als kind voreg ze zich altijd al af of ze wel op het goede feestje was. Of ze niet iets miste. Dat gevoel is er nog. Dat kan ook aan een onderhandelingstafel zijn. Ze vertelde het historische verhaal van de eerste en ook de laatste klap die ze in haar leven kreeg – de uithaal van de werkgever van een vervoersbedrijf die haar recht in het gezicht raakte. Hoezeer staat de vakbeweging, en zij dus ook, nog in de traditie van oprichter Henri Polak en het verleden? Ja, het werk zit in een lijn, van het verleden naar de toekomst – dat is de opdracht om de club niet alleen goed te onderhouden voor nu maar goed over te kunnen dragen aan haar opvolger. Tweede uur In het vorige uur werd de katholieke traditie besproken. Eerst die traditie binnen de FNV, die immers uit een fusie tussen de socialistische NVV en de katholieke NKV voortkwam. De typisch katholieke invloed bij de vervoersbond, waar zij werkte, was bijvoorbeeld dat er meer aandacht voor de vrouwen van de chauffeurs was en voor het feestelijke van het leven. Ze had een warm hart voor NKV-voorzitter Wim Spit, omdat zijn handtekening op het diploma van haar vader stond. Haar vader die eerst tuinder was en toen bij de plantsoenendienst werkte – waardoor Agnes, als ze door de stad Utrecht fietste, dacht: al die bomen zijn van mijn vader. Grenzeloos trots was ze op hem. Ze groeide op in de Meern, als jongste van 8 kinderen. Dat gaf haar meteen een vaste plek in het gezin – naast haar moeder aan tafel, in het benedenbed onder haar zus. Altijd herrie in het gezin – als een zus alleen rijtjes kon leren door ze hardop te lezen en de ander juist in stilte, dan was er wel eens gedoe. Haar vaste rol was: het verwende jongste kind – tenminste in de ogen van de andere zeven. Zij zelf denkt: ik ben degene die observeert en z’n mond houdt. Dat kan ze nog steeds goed. Toen ging het over het standsverschil in het leven. De ervaring om niet verder dan de keuken te komen bij de katholieke chic. Wat ze raar vond, dat het zo niet hoort. Het arbeiderskind kwam uiteindelijk letterlijk aan de tafel van de koningin terecht. Het uur eindigde met een bespiegeling over de ziekte en de dood van haar ouders en haar ervaringen met het verpleeghuis. Zelf heeft ze daar een praktische opvatting over: je gezondheid heb je niet in de hand – dan kan je je maar beter bezighouden met dingen die je wel in de hand hebt. Tja, je bent voorzitter van een vakbeweging of niet....more
Powervrouw Ze heeft een paar bijzondere bijnamen: juffertje Stampvoet en Moeder Teresa. Die wijzen niet direct op een eenduidig karakter, maar ze kloppen allebei wel: naast een groot gevoel voor sociale rechten en gelijkheid kan ze een grote woede bij zichzelf oproepen als ze haar zin niet krijgt. Althans, als haar tegenstander in het debat niet wil inzien dat hij ongelijk heeft. Agnes Jongerius, voorzitter van de FNV. Ze bestuurt zo’n 1.200.000 leden. De eerste vrouwelijke voorzitter in het ruim honderdjarig bestaan van de bond, en die verworvenheid buit ze met verve uit. Met rode hoed en jurk op Prinsjesdag, met charme als dat de slimste strategie lijkt, als one of the boys als ze daarmee de beste resultaten kan boeken. Ze werd in 1960 geboren in De Meern. Haar vader was tuinder en net begonnen bij de Utrechtse plantsoenendienst; haar moeder was onderwijzeres, maar moest ontslag nemen toen ze trouwde. Agnes is het jongste kind van acht. Aan die achtergrond ontleent ze veel. Ambitie en doorzettingsvermogen heeft ze van haar moeder, sociaal gevoel van haar vader, en debatteren van haar oudere broers en zusjes. Aan de grote tafel thuis volgde ze ademloos hun gesprekken en discussies. Thuis waren ze katholiek. Agnes werd lid van de katholieke padvinderij en turnvereniging, maar ook nog katholiek leren dansen ging haar te ver, dat wilde ze niet. Katholiek, dat was de cultuur, de rituelen, de sfeer. Met geloof had het voor Agnes minder te maken. Ze had wel graag misdienaar willen worden, maar dat was in haar tijd niet voor meisjes weggelegd. Toen het later wel mocht, was het voor haar te laat. Trouwens, wie wilde er nou een ‘misdinette’ zijn, zoals zo’n meisje in de kerk ging heten. Na de studie sociale geschiedenis in Utrecht ging ze werken bij de Vervoersbond in de Rotterdamse haven en concentreerde zich op het beroepsgoederenvervoer en de binnenscheepvaart. Ze had nog nooit op een schip gevaren en een truck van binnen gezien, maar die achterstand was snel ingehaald. Het vakbondswerk bleek haar te liggen, ze bleef niet op kantoor zitten, maar ging met de mannen na een dag hard werken de kroeg in en voerde acties. En toen een werkgever haar bij zo’n actie een dreun in haar gezicht gaf, wist ze van verbouwereerdheid niets te zeggen. Maar ze hoorde er toen wel helemaal bij. In Rotterdam werd ze regiobestuurder, ze klom steeds hoger op binnen de bond, werd lid van het Federatiebestuur en vice-voorzitter. Toen Lodewijk de Waal zijn vertrek als voorzitter in 2005 aankondigde, zei ze dat ze hem wilde opvolgen. Ze wachtte niet, zoals zoveel vrouwen doen, bescheiden tot ze eventueel, misschien, gevraagd zou worden. Ze stak haar vinger op en kreeg alle bonden achter zich. Zo doe je dat ---------------------------------------- Samenvattingen "Opgelaten? Nee!" Eerste uur Hoe zou Nederland eruit zien als er geen vakbond is? De interviewer wil meteen maar bij de kern komen. Dan zou Nederland eruit zien als China of delen van Amerika, waar sociale zekerheid niet vanzelfsprekend is. Dan ziet Jongerius delen van de wereld voor zich waar ze wel eens komt en waar geen recht op collectieve onderhandelingen is, Geen verenigingen, geen Inspraak van werknemers. Vrijheid en vakbeweging, die hebben sterk met elkaar te maken – zo ziet ze dat. De bond kwam in haar leven tijdens haar studietijd. Ze studeerde sociaal-economische geschiedenis. Het was de toptijd van democratisering op de universiteit. Ze vond het enig: bezetten en de vloer netjes achterlaten. Maar de studentenstrijd was al gestreden, tweevijfde van de beslissingsmacht was in handen van studenten en dat vond iedereen heel normaal. Nu denkt ze dat dat misschien wat overdreven was. Als 22-jarige woordvoerder van de faculteit praatte ze mee over de begroting van de nieuwe bibliotheek. Rekenen had ze geleerd op het gymnasium, beta deed ze. Tijdens die studietijd kwam ze erachter dat ze geen geschiedenisleraar wilde worden, zoals ze eerst dacht: leraar, dat leek haar een eenzaam beroep. Ze solliciteerde bij de vervoersbond en werd aangenomen. De aantrekkingskracht voor de vakbeweging was volgens Jongerius het feit dat die club een belangrijke rol in de geschiedenis en in de levens van mensen speelt. Dat het een progressieve voorhoede was. Ze kwam in een roerige tijd van acties in de haven terecht. Holtrop wilde weten of ze zich nooit opgelaten voelde als ze met die mannen in te krappe actieshirts en petjes op stond te schreeuwen op het Binnenhof. Dan valt ze even stil. Opgelaten? Nee, er gebeurde wat, daar is ze dol op. Als kind voreg ze zich altijd al af of ze wel op het goede feestje was. Of ze niet iets miste. Dat gevoel is er nog. Dat kan ook aan een onderhandelingstafel zijn. Ze vertelde het historische verhaal van de eerste en ook de laatste klap die ze in haar leven kreeg – de uithaal van de werkgever van een vervoersbedrijf die haar recht in het gezicht raakte. Hoezeer staat de vakbeweging, en zij dus ook, nog in de traditie van oprichter Henri Polak en het verleden? Ja, het werk zit in een lijn, van het verleden naar de toekomst – dat is de opdracht om de club niet alleen goed te onderhouden voor nu maar goed over te kunnen dragen aan haar opvolger. Tweede uur In het vorige uur werd de katholieke traditie besproken. Eerst die traditie binnen de FNV, die immers uit een fusie tussen de socialistische NVV en de katholieke NKV voortkwam. De typisch katholieke invloed bij de vervoersbond, waar zij werkte, was bijvoorbeeld dat er meer aandacht voor de vrouwen van de chauffeurs was en voor het feestelijke van het leven. Ze had een warm hart voor NKV-voorzitter Wim Spit, omdat zijn handtekening op het diploma van haar vader stond. Haar vader die eerst tuinder was en toen bij de plantsoenendienst werkte – waardoor Agnes, als ze door de stad Utrecht fietste, dacht: al die bomen zijn van mijn vader. Grenzeloos trots was ze op hem. Ze groeide op in de Meern, als jongste van 8 kinderen. Dat gaf haar meteen een vaste plek in het gezin – naast haar moeder aan tafel, in het benedenbed onder haar zus. Altijd herrie in het gezin – als een zus alleen rijtjes kon leren door ze hardop te lezen en de ander juist in stilte, dan was er wel eens gedoe. Haar vaste rol was: het verwende jongste kind – tenminste in de ogen van de andere zeven. Zij zelf denkt: ik ben degene die observeert en z’n mond houdt. Dat kan ze nog steeds goed. Toen ging het over het standsverschil in het leven. De ervaring om niet verder dan de keuken te komen bij de katholieke chic. Wat ze raar vond, dat het zo niet hoort. Het arbeiderskind kwam uiteindelijk letterlijk aan de tafel van de koningin terecht. Het uur eindigde met een bespiegeling over de ziekte en de dood van haar ouders en haar ervaringen met het verpleeghuis. Zelf heeft ze daar een praktische opvatting over: je gezondheid heb je niet in de hand – dan kan je je maar beter bezighouden met dingen die je wel in de hand hebt. Tja, je bent voorzitter van een vakbeweging of niet....more
Powervrouw Ze heeft een paar bijzondere bijnamen: juffertje Stampvoet en Moeder Teresa. Die wijzen niet direct op een eenduidig karakter, maar ze kloppen allebei wel: naast een groot gevoel voor sociale rechten en gelijkheid kan ze een grote woede bij zichzelf oproepen als ze haar zin niet krijgt. Althans, als haar tegenstander in het debat niet wil inzien dat hij ongelijk heeft. Agnes Jongerius, voorzitter van de FNV. Ze bestuurt zo’n 1.200.000 leden. De eerste vrouwelijke voorzitter in het ruim honderdjarig bestaan van de bond, en die verworvenheid buit ze met verve uit. Met rode hoed en jurk op Prinsjesdag, met charme als dat de slimste strategie lijkt, als one of the boys als ze daarmee de beste resultaten kan boeken. Ze werd in 1960 geboren in De Meern. Haar vader was tuinder en net begonnen bij de Utrechtse plantsoenendienst; haar moeder was onderwijzeres, maar moest ontslag nemen toen ze trouwde. Agnes is het jongste kind van acht. Aan die achtergrond ontleent ze veel. Ambitie en doorzettingsvermogen heeft ze van haar moeder, sociaal gevoel van haar vader, en debatteren van haar oudere broers en zusjes. Aan de grote tafel thuis volgde ze ademloos hun gesprekken en discussies. Thuis waren ze katholiek. Agnes werd lid van de katholieke padvinderij en turnvereniging, maar ook nog katholiek leren dansen ging haar te ver, dat wilde ze niet. Katholiek, dat was de cultuur, de rituelen, de sfeer. Met geloof had het voor Agnes minder te maken. Ze had wel graag misdienaar willen worden, maar dat was in haar tijd niet voor meisjes weggelegd. Toen het later wel mocht, was het voor haar te laat. Trouwens, wie wilde er nou een ‘misdinette’ zijn, zoals zo’n meisje in de kerk ging heten. Na de studie sociale geschiedenis in Utrecht ging ze werken bij de Vervoersbond in de Rotterdamse haven en concentreerde zich op het beroepsgoederenvervoer en de binnenscheepvaart. Ze had nog nooit op een schip gevaren en een truck van binnen gezien, maar die achterstand was snel ingehaald. Het vakbondswerk bleek haar te liggen, ze bleef niet op kantoor zitten, maar ging met de mannen na een dag hard werken de kroeg in en voerde acties. En toen een werkgever haar bij zo’n actie een dreun in haar gezicht gaf, wist ze van verbouwereerdheid niets te zeggen. Maar ze hoorde er toen wel helemaal bij. In Rotterdam werd ze regiobestuurder, ze klom steeds hoger op binnen de bond, werd lid van het Federatiebestuur en vice-voorzitter. Toen Lodewijk de Waal zijn vertrek als voorzitter in 2005 aankondigde, zei ze dat ze hem wilde opvolgen. Ze wachtte niet, zoals zoveel vrouwen doen, bescheiden tot ze eventueel, misschien, gevraagd zou worden. Ze stak haar vinger op en kreeg alle bonden achter zich. Zo doe je dat ---------------------------------------- Samenvattingen "Opgelaten? Nee!" Eerste uur Hoe zou Nederland eruit zien als er geen vakbond is? De interviewer wil meteen maar bij de kern komen. Dan zou Nederland eruit zien als China of delen van Amerika, waar sociale zekerheid niet vanzelfsprekend is. Dan ziet Jongerius delen van de wereld voor zich waar ze wel eens komt en waar geen recht op collectieve onderhandelingen is, Geen verenigingen, geen Inspraak van werknemers. Vrijheid en vakbeweging, die hebben sterk met elkaar te maken – zo ziet ze dat. De bond kwam in haar leven tijdens haar studietijd. Ze studeerde sociaal-economische geschiedenis. Het was de toptijd van democratisering op de universiteit. Ze vond het enig: bezetten en de vloer netjes achterlaten. Maar de studentenstrijd was al gestreden, tweevijfde van de beslissingsmacht was in handen van studenten en dat vond iedereen heel normaal. Nu denkt ze dat dat misschien wat overdreven was. Als 22-jarige woordvoerder van de faculteit praatte ze mee over de begroting van de nieuwe bibliotheek. Rekenen had ze geleerd op het gymnasium, beta deed ze. Tijdens die studietijd kwam ze erachter dat ze geen geschiedenisleraar wilde worden, zoals ze eerst dacht: leraar, dat leek haar een eenzaam beroep. Ze solliciteerde bij de vervoersbond en werd aangenomen. De aantrekkingskracht voor de vakbeweging was volgens Jongerius het feit dat die club een belangrijke rol in de geschiedenis en in de levens van mensen speelt. Dat het een progressieve voorhoede was. Ze kwam in een roerige tijd van acties in de haven terecht. Holtrop wilde weten of ze zich nooit opgelaten voelde als ze met die mannen in te krappe actieshirts en petjes op stond te schreeuwen op het Binnenhof. Dan valt ze even stil. Opgelaten? Nee, er gebeurde wat, daar is ze dol op. Als kind voreg ze zich altijd al af of ze wel op het goede feestje was. Of ze niet iets miste. Dat gevoel is er nog. Dat kan ook aan een onderhandelingstafel zijn. Ze vertelde het historische verhaal van de eerste en ook de laatste klap die ze in haar leven kreeg – de uithaal van de werkgever van een vervoersbedrijf die haar recht in het gezicht raakte. Hoezeer staat de vakbeweging, en zij dus ook, nog in de traditie van oprichter Henri Polak en het verleden? Ja, het werk zit in een lijn, van het verleden naar de toekomst – dat is de opdracht om de club niet alleen goed te onderhouden voor nu maar goed over te kunnen dragen aan haar opvolger. Tweede uur In het vorige uur werd de katholieke traditie besproken. Eerst die traditie binnen de FNV, die immers uit een fusie tussen de socialistische NVV en de katholieke NKV voortkwam. De typisch katholieke invloed bij de vervoersbond, waar zij werkte, was bijvoorbeeld dat er meer aandacht voor de vrouwen van de chauffeurs was en voor het feestelijke van het leven. Ze had een warm hart voor NKV-voorzitter Wim Spit, omdat zijn handtekening op het diploma van haar vader stond. Haar vader die eerst tuinder was en toen bij de plantsoenendienst werkte – waardoor Agnes, als ze door de stad Utrecht fietste, dacht: al die bomen zijn van mijn vader. Grenzeloos trots was ze op hem. Ze groeide op in de Meern, als jongste van 8 kinderen. Dat gaf haar meteen een vaste plek in het gezin – naast haar moeder aan tafel, in het benedenbed onder haar zus. Altijd herrie in het gezin – als een zus alleen rijtjes kon leren door ze hardop te lezen en de ander juist in stilte, dan was er wel eens gedoe. Haar vaste rol was: het verwende jongste kind – tenminste in de ogen van de andere zeven. Zij zelf denkt: ik ben degene die observeert en z’n mond houdt. Dat kan ze nog steeds goed. Toen ging het over het standsverschil in het leven. De ervaring om niet verder dan de keuken te komen bij de katholieke chic. Wat ze raar vond, dat het zo niet hoort. Het arbeiderskind kwam uiteindelijk letterlijk aan de tafel van de koningin terecht. Het uur eindigde met een bespiegeling over de ziekte en de dood van haar ouders en haar ervaringen met het verpleeghuis. Zelf heeft ze daar een praktische opvatting over: je gezondheid heb je niet in de hand – dan kan je je maar beter bezighouden met dingen die je wel in de hand hebt. Tja, je bent voorzitter van een vakbeweging of niet....more
Man met een verrassend verleden Eén van Neerlands bekendste deskundigen bereikte in december 2007 de pensioensgerechtigde leeftijd. En of je nou wilt of niet: in Nederland moet je er dan 'uit'. Maar wat als je dé deskundige bent? Bertus Hendriks, Midden-Oostendeskundige van de Wereldomroep, tevens veelvuldig geraadpleegd door NOVA, het NOS Journaal en Met Het Oog op Morgen, wil van geen wijken weten. Als mensen hem nog steeds willen hebben, is hij beschikbaar om de situatie in het Midden-Oosten te duiden. Zolang Hendriks zich met die regio van de wereld bezighoudt, valt er elke dag wel iets nieuws over te zeggen. Daarom is het zo fijn dat Hendriks heeft toegezegd om zich drie uur lang te laten interviewen. Over Israel, Palestina en de Arabische 'buurlanden' zal het gaan. Maar ook over de vele andere functies die Hendriks in zijn leven heeft bekleed. Zo was hij een jaar lang voorzitter van de Algemene Studenten Vereniging Amsterdam (ASVA) in het roerigste jaar van haar bestaan: het collegejaar 1966/1967 en was hij voorzitter van het Palestina Komitee in een tijd (1970-1978) waarin je in Nederland niet eens partij te kiezen had: wij waren één met Israël. Via een wetenschappelijke carrière bij de Universiteit van Amsterdam kwam Hendriks bij de Wereldomroep terecht, waar hij uitgroeide tot vraagbaak over het Midden-Oosten. Niet slecht voor een kermisklant. ---------------------------------------------- Biografie Bertus Hendriks, geb. 16 december 1942 te Apeldoorn Het leven als deskundige Dit mag geen afscheidsinterview heten. Want ook na zijn pensionering wenst Bertus Hendriks actief te blijven als Midden-Oostendeskundige. Dat is zoals u hem kent: Midden-Oostenspecialist van de Wereldomroep, die bij NOVA of het NOS Journaal aanschuift om de zoveelste ontwikkeling te duiden. Niet als Albertus Antonius Hendriks, die op 16 december 1942 werd geboren in Apeldoorn in een milieu van kermisexploitanten, of als de studentenleider, die betrokken was bij de Maagdenhuisbezetting. Of als één van de medeoprichters van de Studenten Vakbeweging. Als voorzitter van de ASVA, de algemene studenten vereniging Amsterdam, raakte hij min of meer toevallig betrokken bij wat later zijn loopbaan heeft getekend: het Midden-Oosten of meer specifiek het Palestijns-Israëlisch conflict. Want toen de ASVA in 1967 een genuanceerde verklaring uitbracht over de zesdaagse oorlog tussen Israël en haar Arabische buurlanden brak de pleuris uit, want het was de tijd dat Nederland als één man achter Israël stond. Daarom ging Bertus Hendriks zich in het conflict verdiepen. In 1969 kreeg hij de gelegenheid om met een delegatie Israël en de Arabische buurlanden te bezoeken. Nog tijdens die reis brak er opnieuw commotie los over de verklaring die de delegatie na afloop naar buiten zou brengen. In 1970 werd Bertus Hendriks voorzitter van het Palestina Komitee en alleen al het gebruik van het woord Palestina was not done in Nederland. Er bestond helemaal geen Palestina. Bertus Hendriks zou tot 1978 voorzitter en woordvoerder van het Komitee blijven. Een rumoerige tijd, die door de voortdurende vliegtuigkapingen en de moord op elf Israëlische atleten tijdens de Olympische Spelen in München van 1972, getekend werd. Inmiddels was Bertus Hendriks een wetenschappelijke carrière aan de Universiteit van Amsterdam begonnen. En ook daar hield hij zich bezig met het Midden-Oosten: politieke antropologie van de Arabische en Islamitische wereld. In 1989 stapte hij over van de wetenschap naar de journalistiek. Maar het Midden-Oosten bleef de constante: hij werd hoofd van de Arabische afdeling van de Wereldomroep en trad steeds vaker op als deskundige in NOVA, het NOS Journaal en ander radio- en televisieprogramma’s. Wat na 16 december jongstleden - de dag dat hij 65 werd - steeds minder vaak zal voorkomen, want hij moet met pensioen. ------------------------------------------------ Samenvattingen "Jezus, Bertus, heb je daar nou zo lang voor gestudeerd?" Eerste uur Het begint met de enige ontbindende voorwaarde die Hendriks had bedongen voor het gesprek: dat ‘ie niet zou komen als vandaag de Elfstedentocht verreden zou worden. Hij reed hem in 1986, kwam toen een kwartier te laat binnen, en realiseerde zich dat hij het uithoudingsvermogen wel had, maar niet goed genoeg kon schaatsen. Toen ging hij op een schaatsclub en in 1997 toen hij opnieuw meedeed, kwam hij twee uur eerder binnen – terwijl hij ook nog live verslag gedaan had voor de Wereldomroep. Zo fanatiek als hij ‘s winters schaatst, zo fietst hij in de zomer. De marmot – dan weten de kenners wel wat hij bedoelt – heeft hij tien keer gefietst. Afzien in je eentje en na afloop heel groot plezier hebben, zo is het eigenlijk. Hendriks groeide op direct na de oorlog in Apeldoorn. Zijn vader was kermisreiziger – een kleine ondernemer die een draaimolen, snoepkraam en balletjesspel exploiteerde. Bertus moest helpen bij der verkoop van het snoep van 5 cent. Het klinkt romantisch, zegt hij, maar het was armoe troef – het katholieke gezin met negen kinderen moest leven van wat die handel in de zomer opbracht en dan moest ook het inschrijfgeld voor de nieuwe kermis verdiend worden. Zo kwam je op steeds kleinere kermissen terecht. Zijn jongere broer heeft het overgenomen en verdient nu met zijn racebaan voor kinderen een goede boterham. Toen Bertus al wetenschappelijk medewerker was en in zijn acht jaar oude Volkswagen aankwam, zei hij: Jezus, Bertus, heb je daar nou al die jaren voor gestudeerd? Want Bertus, de tweede jongen in het gezin, was het beste jongetje van de klas, mocht uiteindelijk naar de mulo en studeerde zich zo omhoog naar de Universiteit van Nijmegen. Daar schudde hij het katholieke geloof van zich af. Later ging hij naar Amsterdam, studie Antropologie, en Bertus werd voorzitter van de ASVA. Het was de tijd van solidariteit met de Derde wereld, Vietnam natuurlijk, maar ook Griekenland, Spanje: aan de dictatuur daar moest ook iets gedaan worden. Hij had ook wel wat illusies over de Culturele Revolutie in China, moet hij bekennen: in zijn geliefde Le Monde las hij dat Mao niet de kant van Stalin op ging. In juni 1967 komt dan de Zesdaagse oorlog – Israel in strijd met de omringende Arabische landen. Ook daarover kwam een verklaring: als die nu zou uitkomen zou je toegejuicht worden, zo gebalanceerd was hij. Maar Het Parool schreef: FOUT! Alsof je fout was in de oorlog door genuanceerd aandacht voor de positie van de Palestijnen te vragen. Hendriks schrok van die heftige kritiek – en toen kwam er een eye opener. Wat die was, daar waren we gebleven. Tweede uur We zijn in 1968. Eerst een klein uitstapje in het kader van Beroemde Mensen Die Mij Totaal Vergeten Zijn: hij was in Washington om als voorzitter van de Algemene Studenten Vereniging Amsterdam te spreken over de Amerikaanse politiek in Vietnam, en daar was ene William Clinton die de lezingen organiseerde. Heel charmant maar een beetje rechts, en meer oog voor zijn vrouwelijke beeldschone ASVA-collega, maar toch wel jammer dat hij hem niet beter in zijn netwerk heeft gehouden. Maar omdat het bij ons zo is dat als je ergens een tussenlanding maakt je al specialist van dat land bent, was hij na zijn bemoeienissen met de Zesdaagse Oorlog Midden-Oostendeskundige geworden, In 1969 maakte hij zijn eerste reis naar de regio, en ook naar Israël, waar iedereen in de overwinningsroes was. De houding was: er zijn geen Palestijnen. Dus Bertus Hendriks voelde zich geroepen iets aan dat eenzijdige beeld te doen – het was toevallig op zijn pad gekomen, maar iemand moest toch zeggen dat het niet deugde. Als voorzitter van het Palestina Komitee wist hij dat hij zwaar aangevallen zou worden en dat gebeurde ook. Soms dacht hij wel: Jezus, hoe leggen we dit nou weer uit, vooral als er Palestijnse aanslagen in Israël waren, maar dan bleef hij benadrukken: dit geweld is een symptoom. Voor een probleem dat opgelost moet worden. Hij herinnert zich een tv-interview waarin interviewer Fons van Westerloo hem maar het woord ‘veroordeling’ wilde laten zeggen. Maar Hendriks hield vol, want op die manier werd toch ook niet het geweld van andere vrijheidsstrijders op de wereld veroordeeld – in Algerije gebeurden ook vreselijke dingen. Arafat heeft hij meerdere keren ontmoet. Voorzichtig formulerend zegt Hendriks dat het jammer is dat hij niet iemand als Mandela was – de zaak had een betere leider verdiend. Onderdeel van zijn personage was het gedoe om hem heen – dat je dan om drie uur ‘s nachts uit je bed werd gebeld om hem heimelijk te ontmoeten. Een tragische figuur die de Palestijnen op de kaart heeft gezet, zo zal hij de geschiedenis ingaan. Het mislukken van Camp David kan hem niet aangerekend worden, maar wel heeft hij de fout gemaakt meteen met de gewapende strijd te beginnen bij de tweede Intifada. Tragische figuur, met veel verzachtende omstandigheden....more
Man met een verrassend verleden Eén van Neerlands bekendste deskundigen bereikte in december 2007 de pensioensgerechtigde leeftijd. En of je nou wilt of niet: in Nederland moet je er dan 'uit'. Maar wat als je dé deskundige bent? Bertus Hendriks, Midden-Oostendeskundige van de Wereldomroep, tevens veelvuldig geraadpleegd door NOVA, het NOS Journaal en Met Het Oog op Morgen, wil van geen wijken weten. Als mensen hem nog steeds willen hebben, is hij beschikbaar om de situatie in het Midden-Oosten te duiden. Zolang Hendriks zich met die regio van de wereld bezighoudt, valt er elke dag wel iets nieuws over te zeggen. Daarom is het zo fijn dat Hendriks heeft toegezegd om zich drie uur lang te laten interviewen. Over Israel, Palestina en de Arabische 'buurlanden' zal het gaan. Maar ook over de vele andere functies die Hendriks in zijn leven heeft bekleed. Zo was hij een jaar lang voorzitter van de Algemene Studenten Vereniging Amsterdam (ASVA) in het roerigste jaar van haar bestaan: het collegejaar 1966/1967 en was hij voorzitter van het Palestina Komitee in een tijd (1970-1978) waarin je in Nederland niet eens partij te kiezen had: wij waren één met Israël. Via een wetenschappelijke carrière bij de Universiteit van Amsterdam kwam Hendriks bij de Wereldomroep terecht, waar hij uitgroeide tot vraagbaak over het Midden-Oosten. Niet slecht voor een kermisklant. ---------------------------------------------- Biografie Bertus Hendriks, geb. 16 december 1942 te Apeldoorn Het leven als deskundige Dit mag geen afscheidsinterview heten. Want ook na zijn pensionering wenst Bertus Hendriks actief te blijven als Midden-Oostendeskundige. Dat is zoals u hem kent: Midden-Oostenspecialist van de Wereldomroep, die bij NOVA of het NOS Journaal aanschuift om de zoveelste ontwikkeling te duiden. Niet als Albertus Antonius Hendriks, die op 16 december 1942 werd geboren in Apeldoorn in een milieu van kermisexploitanten, of als de studentenleider, die betrokken was bij de Maagdenhuisbezetting. Of als één van de medeoprichters van de Studenten Vakbeweging. Als voorzitter van de ASVA, de algemene studenten vereniging Amsterdam, raakte hij min of meer toevallig betrokken bij wat later zijn loopbaan heeft getekend: het Midden-Oosten of meer specifiek het Palestijns-Israëlisch conflict. Want toen de ASVA in 1967 een genuanceerde verklaring uitbracht over de zesdaagse oorlog tussen Israël en haar Arabische buurlanden brak de pleuris uit, want het was de tijd dat Nederland als één man achter Israël stond. Daarom ging Bertus Hendriks zich in het conflict verdiepen. In 1969 kreeg hij de gelegenheid om met een delegatie Israël en de Arabische buurlanden te bezoeken. Nog tijdens die reis brak er opnieuw commotie los over de verklaring die de delegatie na afloop naar buiten zou brengen. In 1970 werd Bertus Hendriks voorzitter van het Palestina Komitee en alleen al het gebruik van het woord Palestina was not done in Nederland. Er bestond helemaal geen Palestina. Bertus Hendriks zou tot 1978 voorzitter en woordvoerder van het Komitee blijven. Een rumoerige tijd, die door de voortdurende vliegtuigkapingen en de moord op elf Israëlische atleten tijdens de Olympische Spelen in München van 1972, getekend werd. Inmiddels was Bertus Hendriks een wetenschappelijke carrière aan de Universiteit van Amsterdam begonnen. En ook daar hield hij zich bezig met het Midden-Oosten: politieke antropologie van de Arabische en Islamitische wereld. In 1989 stapte hij over van de wetenschap naar de journalistiek. Maar het Midden-Oosten bleef de constante: hij werd hoofd van de Arabische afdeling van de Wereldomroep en trad steeds vaker op als deskundige in NOVA, het NOS Journaal en ander radio- en televisieprogramma’s. Wat na 16 december jongstleden - de dag dat hij 65 werd - steeds minder vaak zal voorkomen, want hij moet met pensioen. ------------------------------------------------ Samenvattingen "Jezus, Bertus, heb je daar nou zo lang voor gestudeerd?" Eerste uur Het begint met de enige ontbindende voorwaarde die Hendriks had bedongen voor het gesprek: dat ‘ie niet zou komen als vandaag de Elfstedentocht verreden zou worden. Hij reed hem in 1986, kwam toen een kwartier te laat binnen, en realiseerde zich dat hij het uithoudingsvermogen wel had, maar niet goed genoeg kon schaatsen. Toen ging hij op een schaatsclub en in 1997 toen hij opnieuw meedeed, kwam hij twee uur eerder binnen – terwijl hij ook nog live verslag gedaan had voor de Wereldomroep. Zo fanatiek als hij ‘s winters schaatst, zo fietst hij in de zomer. De marmot – dan weten de kenners wel wat hij bedoelt – heeft hij tien keer gefietst. Afzien in je eentje en na afloop heel groot plezier hebben, zo is het eigenlijk. Hendriks groeide op direct na de oorlog in Apeldoorn. Zijn vader was kermisreiziger – een kleine ondernemer die een draaimolen, snoepkraam en balletjesspel exploiteerde. Bertus moest helpen bij der verkoop van het snoep van 5 cent. Het klinkt romantisch, zegt hij, maar het was armoe troef – het katholieke gezin met negen kinderen moest leven van wat die handel in de zomer opbracht en dan moest ook het inschrijfgeld voor de nieuwe kermis verdiend worden. Zo kwam je op steeds kleinere kermissen terecht. Zijn jongere broer heeft het overgenomen en verdient nu met zijn racebaan voor kinderen een goede boterham. Toen Bertus al wetenschappelijk medewerker was en in zijn acht jaar oude Volkswagen aankwam, zei hij: Jezus, Bertus, heb je daar nou al die jaren voor gestudeerd? Want Bertus, de tweede jongen in het gezin, was het beste jongetje van de klas, mocht uiteindelijk naar de mulo en studeerde zich zo omhoog naar de Universiteit van Nijmegen. Daar schudde hij het katholieke geloof van zich af. Later ging hij naar Amsterdam, studie Antropologie, en Bertus werd voorzitter van de ASVA. Het was de tijd van solidariteit met de Derde wereld, Vietnam natuurlijk, maar ook Griekenland, Spanje: aan de dictatuur daar moest ook iets gedaan worden. Hij had ook wel wat illusies over de Culturele Revolutie in China, moet hij bekennen: in zijn geliefde Le Monde las hij dat Mao niet de kant van Stalin op ging. In juni 1967 komt dan de Zesdaagse oorlog – Israel in strijd met de omringende Arabische landen. Ook daarover kwam een verklaring: als die nu zou uitkomen zou je toegejuicht worden, zo gebalanceerd was hij. Maar Het Parool schreef: FOUT! Alsof je fout was in de oorlog door genuanceerd aandacht voor de positie van de Palestijnen te vragen. Hendriks schrok van die heftige kritiek – en toen kwam er een eye opener. Wat die was, daar waren we gebleven. Tweede uur We zijn in 1968. Eerst een klein uitstapje in het kader van Beroemde Mensen Die Mij Totaal Vergeten Zijn: hij was in Washington om als voorzitter van de Algemene Studenten Vereniging Amsterdam te spreken over de Amerikaanse politiek in Vietnam, en daar was ene William Clinton die de lezingen organiseerde. Heel charmant maar een beetje rechts, en meer oog voor zijn vrouwelijke beeldschone ASVA-collega, maar toch wel jammer dat hij hem niet beter in zijn netwerk heeft gehouden. Maar omdat het bij ons zo is dat als je ergens een tussenlanding maakt je al specialist van dat land bent, was hij na zijn bemoeienissen met de Zesdaagse Oorlog Midden-Oostendeskundige geworden, In 1969 maakte hij zijn eerste reis naar de regio, en ook naar Israël, waar iedereen in de overwinningsroes was. De houding was: er zijn geen Palestijnen. Dus Bertus Hendriks voelde zich geroepen iets aan dat eenzijdige beeld te doen – het was toevallig op zijn pad gekomen, maar iemand moest toch zeggen dat het niet deugde. Als voorzitter van het Palestina Komitee wist hij dat hij zwaar aangevallen zou worden en dat gebeurde ook. Soms dacht hij wel: Jezus, hoe leggen we dit nou weer uit, vooral als er Palestijnse aanslagen in Israël waren, maar dan bleef hij benadrukken: dit geweld is een symptoom. Voor een probleem dat opgelost moet worden. Hij herinnert zich een tv-interview waarin interviewer Fons van Westerloo hem maar het woord ‘veroordeling’ wilde laten zeggen. Maar Hendriks hield vol, want op die manier werd toch ook niet het geweld van andere vrijheidsstrijders op de wereld veroordeeld – in Algerije gebeurden ook vreselijke dingen. Arafat heeft hij meerdere keren ontmoet. Voorzichtig formulerend zegt Hendriks dat het jammer is dat hij niet iemand als Mandela was – de zaak had een betere leider verdiend. Onderdeel van zijn personage was het gedoe om hem heen – dat je dan om drie uur ‘s nachts uit je bed werd gebeld om hem heimelijk te ontmoeten. Een tragische figuur die de Palestijnen op de kaart heeft gezet, zo zal hij de geschiedenis ingaan. Het mislukken van Camp David kan hem niet aangerekend worden, maar wel heeft hij de fout gemaakt meteen met de gewapende strijd te beginnen bij de tweede Intifada. Tragische figuur, met veel verzachtende omstandigheden....more
Man met een verrassend verleden Eén van Neerlands bekendste deskundigen bereikte in december 2007 de pensioensgerechtigde leeftijd. En of je nou wilt of niet: in Nederland moet je er dan 'uit'. Maar wat als je dé deskundige bent? Bertus Hendriks, Midden-Oostendeskundige van de Wereldomroep, tevens veelvuldig geraadpleegd door NOVA, het NOS Journaal en Met Het Oog op Morgen, wil van geen wijken weten. Als mensen hem nog steeds willen hebben, is hij beschikbaar om de situatie in het Midden-Oosten te duiden. Zolang Hendriks zich met die regio van de wereld bezighoudt, valt er elke dag wel iets nieuws over te zeggen. Daarom is het zo fijn dat Hendriks heeft toegezegd om zich drie uur lang te laten interviewen. Over Israel, Palestina en de Arabische 'buurlanden' zal het gaan. Maar ook over de vele andere functies die Hendriks in zijn leven heeft bekleed. Zo was hij een jaar lang voorzitter van de Algemene Studenten Vereniging Amsterdam (ASVA) in het roerigste jaar van haar bestaan: het collegejaar 1966/1967 en was hij voorzitter van het Palestina Komitee in een tijd (1970-1978) waarin je in Nederland niet eens partij te kiezen had: wij waren één met Israël. Via een wetenschappelijke carrière bij de Universiteit van Amsterdam kwam Hendriks bij de Wereldomroep terecht, waar hij uitgroeide tot vraagbaak over het Midden-Oosten. Niet slecht voor een kermisklant. ---------------------------------------------- Biografie Bertus Hendriks, geb. 16 december 1942 te Apeldoorn Het leven als deskundige Dit mag geen afscheidsinterview heten. Want ook na zijn pensionering wenst Bertus Hendriks actief te blijven als Midden-Oostendeskundige. Dat is zoals u hem kent: Midden-Oostenspecialist van de Wereldomroep, die bij NOVA of het NOS Journaal aanschuift om de zoveelste ontwikkeling te duiden. Niet als Albertus Antonius Hendriks, die op 16 december 1942 werd geboren in Apeldoorn in een milieu van kermisexploitanten, of als de studentenleider, die betrokken was bij de Maagdenhuisbezetting. Of als één van de medeoprichters van de Studenten Vakbeweging. Als voorzitter van de ASVA, de algemene studenten vereniging Amsterdam, raakte hij min of meer toevallig betrokken bij wat later zijn loopbaan heeft getekend: het Midden-Oosten of meer specifiek het Palestijns-Israëlisch conflict. Want toen de ASVA in 1967 een genuanceerde verklaring uitbracht over de zesdaagse oorlog tussen Israël en haar Arabische buurlanden brak de pleuris uit, want het was de tijd dat Nederland als één man achter Israël stond. Daarom ging Bertus Hendriks zich in het conflict verdiepen. In 1969 kreeg hij de gelegenheid om met een delegatie Israël en de Arabische buurlanden te bezoeken. Nog tijdens die reis brak er opnieuw commotie los over de verklaring die de delegatie na afloop naar buiten zou brengen. In 1970 werd Bertus Hendriks voorzitter van het Palestina Komitee en alleen al het gebruik van het woord Palestina was not done in Nederland. Er bestond helemaal geen Palestina. Bertus Hendriks zou tot 1978 voorzitter en woordvoerder van het Komitee blijven. Een rumoerige tijd, die door de voortdurende vliegtuigkapingen en de moord op elf Israëlische atleten tijdens de Olympische Spelen in München van 1972, getekend werd. Inmiddels was Bertus Hendriks een wetenschappelijke carrière aan de Universiteit van Amsterdam begonnen. En ook daar hield hij zich bezig met het Midden-Oosten: politieke antropologie van de Arabische en Islamitische wereld. In 1989 stapte hij over van de wetenschap naar de journalistiek. Maar het Midden-Oosten bleef de constante: hij werd hoofd van de Arabische afdeling van de Wereldomroep en trad steeds vaker op als deskundige in NOVA, het NOS Journaal en ander radio- en televisieprogramma’s. Wat na 16 december jongstleden - de dag dat hij 65 werd - steeds minder vaak zal voorkomen, want hij moet met pensioen. ------------------------------------------------ Samenvattingen "Jezus, Bertus, heb je daar nou zo lang voor gestudeerd?" Eerste uur Het begint met de enige ontbindende voorwaarde die Hendriks had bedongen voor het gesprek: dat ‘ie niet zou komen als vandaag de Elfstedentocht verreden zou worden. Hij reed hem in 1986, kwam toen een kwartier te laat binnen, en realiseerde zich dat hij het uithoudingsvermogen wel had, maar niet goed genoeg kon schaatsen. Toen ging hij op een schaatsclub en in 1997 toen hij opnieuw meedeed, kwam hij twee uur eerder binnen – terwijl hij ook nog live verslag gedaan had voor de Wereldomroep. Zo fanatiek als hij ‘s winters schaatst, zo fietst hij in de zomer. De marmot – dan weten de kenners wel wat hij bedoelt – heeft hij tien keer gefietst. Afzien in je eentje en na afloop heel groot plezier hebben, zo is het eigenlijk. Hendriks groeide op direct na de oorlog in Apeldoorn. Zijn vader was kermisreiziger – een kleine ondernemer die een draaimolen, snoepkraam en balletjesspel exploiteerde. Bertus moest helpen bij der verkoop van het snoep van 5 cent. Het klinkt romantisch, zegt hij, maar het was armoe troef – het katholieke gezin met negen kinderen moest leven van wat die handel in de zomer opbracht en dan moest ook het inschrijfgeld voor de nieuwe kermis verdiend worden. Zo kwam je op steeds kleinere kermissen terecht. Zijn jongere broer heeft het overgenomen en verdient nu met zijn racebaan voor kinderen een goede boterham. Toen Bertus al wetenschappelijk medewerker was en in zijn acht jaar oude Volkswagen aankwam, zei hij: Jezus, Bertus, heb je daar nou al die jaren voor gestudeerd? Want Bertus, de tweede jongen in het gezin, was het beste jongetje van de klas, mocht uiteindelijk naar de mulo en studeerde zich zo omhoog naar de Universiteit van Nijmegen. Daar schudde hij het katholieke geloof van zich af. Later ging hij naar Amsterdam, studie Antropologie, en Bertus werd voorzitter van de ASVA. Het was de tijd van solidariteit met de Derde wereld, Vietnam natuurlijk, maar ook Griekenland, Spanje: aan de dictatuur daar moest ook iets gedaan worden. Hij had ook wel wat illusies over de Culturele Revolutie in China, moet hij bekennen: in zijn geliefde Le Monde las hij dat Mao niet de kant van Stalin op ging. In juni 1967 komt dan de Zesdaagse oorlog – Israel in strijd met de omringende Arabische landen. Ook daarover kwam een verklaring: als die nu zou uitkomen zou je toegejuicht worden, zo gebalanceerd was hij. Maar Het Parool schreef: FOUT! Alsof je fout was in de oorlog door genuanceerd aandacht voor de positie van de Palestijnen te vragen. Hendriks schrok van die heftige kritiek – en toen kwam er een eye opener. Wat die was, daar waren we gebleven. Tweede uur We zijn in 1968. Eerst een klein uitstapje in het kader van Beroemde Mensen Die Mij Totaal Vergeten Zijn: hij was in Washington om als voorzitter van de Algemene Studenten Vereniging Amsterdam te spreken over de Amerikaanse politiek in Vietnam, en daar was ene William Clinton die de lezingen organiseerde. Heel charmant maar een beetje rechts, en meer oog voor zijn vrouwelijke beeldschone ASVA-collega, maar toch wel jammer dat hij hem niet beter in zijn netwerk heeft gehouden. Maar omdat het bij ons zo is dat als je ergens een tussenlanding maakt je al specialist van dat land bent, was hij na zijn bemoeienissen met de Zesdaagse Oorlog Midden-Oostendeskundige geworden, In 1969 maakte hij zijn eerste reis naar de regio, en ook naar Israël, waar iedereen in de overwinningsroes was. De houding was: er zijn geen Palestijnen. Dus Bertus Hendriks voelde zich geroepen iets aan dat eenzijdige beeld te doen – het was toevallig op zijn pad gekomen, maar iemand moest toch zeggen dat het niet deugde. Als voorzitter van het Palestina Komitee wist hij dat hij zwaar aangevallen zou worden en dat gebeurde ook. Soms dacht hij wel: Jezus, hoe leggen we dit nou weer uit, vooral als er Palestijnse aanslagen in Israël waren, maar dan bleef hij benadrukken: dit geweld is een symptoom. Voor een probleem dat opgelost moet worden. Hij herinnert zich een tv-interview waarin interviewer Fons van Westerloo hem maar het woord ‘veroordeling’ wilde laten zeggen. Maar Hendriks hield vol, want op die manier werd toch ook niet het geweld van andere vrijheidsstrijders op de wereld veroordeeld – in Algerije gebeurden ook vreselijke dingen. Arafat heeft hij meerdere keren ontmoet. Voorzichtig formulerend zegt Hendriks dat het jammer is dat hij niet iemand als Mandela was – de zaak had een betere leider verdiend. Onderdeel van zijn personage was het gedoe om hem heen – dat je dan om drie uur ‘s nachts uit je bed werd gebeld om hem heimelijk te ontmoeten. Een tragische figuur die de Palestijnen op de kaart heeft gezet, zo zal hij de geschiedenis ingaan. Het mislukken van Camp David kan hem niet aangerekend worden, maar wel heeft hij de fout gemaakt meteen met de gewapende strijd te beginnen bij de tweede Intifada. Tragische figuur, met veel verzachtende omstandigheden....more
Maarten van Rossems kinderdroom is uitgekomen. Hij wilde als kleine jongen professioneel krantenlezer worden en met kranten lezen vult hij al geruime tijd zijn leven. De hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht is al jaren graag geziene gast in nieuws- en actualiteitenprogramma's om over zijn specialisme, de Verenigde Staten, te praten. Al daalde zijn populariteit na 11 september 2001, toen ze in Hilversum en op de burelen van de landelijke dagbladen even geen zin meer hadden in zijn relativeringen en nuances. Maar inmiddels is het tij gekeerd en is hij weer in te huren voor feesten en partijen. Want naast zijn scherpe analyses van de slangenkuil die Washington D.C. is, staat hij ook bekend om zijn cabareteske uitspraken. Met Maarten van Rossem hoef je je nooit te vervelen. Dat zult u op deze eerste ochtend van het nieuwe jaar dan ook zeker niet doen. Djoeke Veeninga praat drie uur lang met de man in het zwart. ----------------------------------- Biografie Maarten van Rossem, geb. 24 oktober 1943 te Zeist De 'aanschuifdeskundige' schuift aan "In het algemeen geloven journalisten absoluut niet dat je het gewoon leuk vindt om op tv te praten over dingen waar je iets van afweet. Dat daarbij het gevoel hoort dat je iets verstandigs zegt in een baaierd van onwetendheid." Het is de eenvoudige verklaring van de historicus en 'aanschuifdeskundige' Maarten van Rossem over zijn veelvuldige media presence. En natuurlijk zijn het die journalisten zelf die hem zo regelmatig uitnodigen omdat het altijd fijn is hem erbij te hebben. Altijd wel een onverwacht nuchtere kijk op de zaken, altijd wel een geestige oneliner, or two or three, want als hij eenmaal het woord heeft, houdt hij het graag, en dan zien we hem mopperen op het oppervlakkige medium televisie dat ongeschikt is voor diepgang, op presentatoren die hem onderbreken als hij net op stoom is. Maarten van Rossem wordt in 1943 geboren, hij groeit op in Wageningen, studeert geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht en schrijft zijn doctoraalscriptie over de Amerikaanse rol in de Koude Oorlog. Aan diezelfde universiteit wordt hij hoofddocent en promoveert hij. Het grote publiek leert hem kennen als Amerika-deskundige. Dr. Prof. Van Rossem: briljant, eigenzinnig, nieuwsgierig - maar toch wordt hij geen hoogleraar. Pas tien jaar geleden krijgt hij een bijzondere leerstoel - de Nederlandse Geschiedenis vanaf 1945 in Internationale Context. Hij schrijft boeken: Amerika Voor en Tegen, Heeft Geschiedenis Nut?, De Wereld volgens Maarten van Rossem, bundels columns en artikelen. Onlangs verscheen van zijn hand Drie Oorlogen, Een kleine geschiedenis van de 20e eeuw. Bovendien kan iedereen tegenwoordig in de aangename positie van student van de historicus zijn, want zijn hoorcolleges worden uitgegeven op CD. Amerika. Koude Oorlog. Hitler. Geschiedenis in het groot. Uren achtereen vertelt zijn kenmerkende stem ons de geschiedenis - met " humor als de omsingelende beweging voor de dingen die er echt toe doen", zoals hij het zelf ooit omschreef. ----------------------------------- Samenvattingen Achteraf het grootste gelijk van de wereld Eerste uur Eerst was er de bekentenis dat het gesprek – tegen de gewoonte in – van tevoren is opgenomen, op de valreep van het oude jaar. Niet vanwege Oud en Nieuw, maar omdat vroeg opstaan een ernstige verstoring zou betekenen van het bioritme van Maarten van Rossem. Er zou ook geen verstandig woord uit zijn gekomen, zegt hij zelf. Hij gaat immers laat naar bed om te lezen, samen met zijn vrouw. Of om naar CNN te kijken, een verslaving waar hij sinds de Golfoorlog aan lijdt. De ochtend slaat hij over, waardoor zijn studenten ook nooit voor 12 uur uit bed hoeven te komen. Sinds kort is Van Rossem opa, een titel waar hij maar niet aan kan wennen, al is hij blij met de kwieke baby en hoopt hij dat zijn kinderen zich fluks blijven voortplanten. Zorgen over zijn kroost heeft hij zich nooit gemaakt. De opvoeding ging haast vanzelf, omdat de kinderen zich keurig gedroegen. Wellicht uit protest tegen hun vader, die ze aanmoedigde om vooral een roze hanekam te nemen. Van Rossems laatste boek gaat over de grote oorlogen van de twintigste eeuw: de twee wereldoorlogen en de Koude Oorlog. Een samenhang zit er wel tussen, al die oorlogen, maar dat betekent niet dat ze allemaal onvermijdelijk waren. Uiteindelijk hangt alles immers van toeval aan elkaar. “Stel je voor dat de jonge Hitler op zijn driewieler onder de bus was gekomen? Dan was de geschiedenis toch wel iets anders verlopen. Hoewel… Had je toen eigenlijk wel driewielers in Braunau?” De zijpaden, waar van Rossems hoorcolleges om bekend staan, ze worden vrolijk ingeslagen. Zijn drijfveer om over de Tweede Wereldoorlog te gaan schrijven, was dat hij zelf wel wilde weten hoe het allemaal precies is gelopen. Zelf denkt van Rossem dat de verloren slag van Duitsland tegen de Sovjet Unie het beslissende moment is geweest in de Tweede Wereldoorlog. Daarna kon Duitsland niet meer winnen. Dat D-Day die doorslaggevende rol zou hebben gespeeld, dat is de grootst mogelijke onzin. Geschiedenis wordt in hoge mate bepaald door toeval. Dat is het terugkerende thema in het gesprek. En het toeval speelde ook een grote rol in Van Rossems eigen leven. Drie keer ontsnapte hij aan de dood: als baby in de kinderwagen tijdens het bombardement op Wageningen in september ‘44, en veel later toen hij dankzij de wonderen der medische wetenschap een zware hartaandoening overleefde. Die derde medische redding bleef onbesproken. Wie dacht dat Van Rossem door zijn fantastische relativeringsvermogen vrij is van angst en zorgen: in elk geval niet in zijn dromen, die altijd heftig zijn geweest. Jarenlang had hij nachtmerries over een nucleaire ramp, compleet met paddestoelwolken. Het was dan ook Koude Oorlog, de periode waar Van Rossem zijn doctoraalscriptie aan wijdde. Niemand had daar uiteindelijk schuld aan: noch de Russen, noch de Amerikanen. Zeker als hij er nu op terugkijkt was het een onvermijdelijk conflict. “Dat is het mooie van historicus worden” zegt Van Rossem. “Achteraf heb je altijd het grootste gelijk van de wereld”. Tweede uur Zonder dat je het weet, ben je een product van de tijd waarin je leeft. Alle kritische ideeën die je vroeger had, blijken later on-origineel of volslagen lachwekkend te zijn. Sinds Van Rossem dat bij zichzelf ontdekte, probeert hij gepaste afstand te houden van wat zich in de wereld afspeelt. Die afstand en de bijbehorende ironie zijn dus een keuze, zegt Van Rossem. Al weet hij dat hij er ook in kan doorschieten, omdat het ook een vlucht kan zijn, zoveel ironie. Maar meestal gaat het helemaal vanzelf, dat gevoel van afstand. Bijvoorbeeld bij de begrafenis van Lady Diana, de dood van prins Bernard en de moord op Theo van Gogh. Het zijn momenten waarop de wereld in zijn ogen “stapelkrankzinnig” werd. En van krankzinnige toestanden komen we als vanzelf bij de oorlog tegen het terrorisme: een kapitale mislukking, zoals Van Rossem het noemt. Een beetje relativering probeerde hij de mensen bij te brengen, bij het begin van die oorlog. Maar het werd hem niet in dank afgenomen. Niet na 11 september en niet bij de inval in Irak. Hij kreeg hatemail, wat pas ophield toen stilaan duidelijk werd dat hij echt gelijk had. Maar al die deskundigen, die volledig opgingen in de oorlogshysterie, die zich op sleeptouw lieten nemen door de schandelijke leugens van de Verenigde Staten; ze hebben nooit hun excuses aangeboden. Nooit gezegd dat ze er faliekant naast zaten. Van de hysterie belanden we terug in eigen land, bij Geert Wilders en de discussie over de Nederlandse identiteit. Die bestaat écht niet, al vindt Wilders dat reuze jammer. Hoogst zonderling overigens, vindt Van Rossem, dat juist iemand uit Venlo zich zo druk maakt over de Nederlandse identiteit. Zonder ondertiteling kan geen Nederlander de lokale bevolking van Venlo verstaan. Ook hoogleraar Paul Scheffer krijgt ervan langs, met zijn kritiek op prinses Maxima, die de Nederlandse identiteit niet kon vinden. Scheffer is volgens Van Rossem gevangene geworden van zijn eigen neoconservatieve boodschap. En dat dikke boek van hem, Land van Aankomst, dat schreef hij alleen om zich te rechtvaardigen en van vage schuldgevoelens af te komen. Maarten van Rossem was niet de eerste deskundige van de familie die ooit op televisie kwam. Vader Van Rossem, een insectenspecialist, mocht ooit figureren in een programma over de invasie van de tapijtkever, een kever die verzot was op de toen populaire Heugaveld-tapijttegels. Een afstandelijk man, zijn vader. En altijd maar praten. Inderdaad, net als hijzelf. En zijn zuster. En zijn broer. En nee, dat was niet bepaald makkelijk voor zijn moeder, “die voortlullende chaos” thuis. Pas na de scheiding trad de rust in. Op school leerde Van Rossem zijn medemens wantrouwen. Want de lynchende menigte kan altijd overal opstaan. Maarten was de buitenstaander. De nerd die goed kon leren, maar niet sportief was. Het jongetje dat sneeuwballen in zijn nek kreeg en in elkaar werd geslagen. Die tijd bracht hem een belangrijke levensles: de vrede waarin we nu leven is niet de regel, maar de uitzondering. Maar al zijn mensen net apen, in de apenwereld had van Rossem het niet gered. Want hij kon tenminste vluchten in zijn studie....more
Maarten van Rossems kinderdroom is uitgekomen. Hij wilde als kleine jongen professioneel krantenlezer worden en met kranten lezen vult hij al geruime tijd zijn leven. De hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht is al jaren graag geziene gast in nieuws- en actualiteitenprogramma's om over zijn specialisme, de Verenigde Staten, te praten. Al daalde zijn populariteit na 11 september 2001, toen ze in Hilversum en op de burelen van de landelijke dagbladen even geen zin meer hadden in zijn relativeringen en nuances. Maar inmiddels is het tij gekeerd en is hij weer in te huren voor feesten en partijen. Want naast zijn scherpe analyses van de slangenkuil die Washington D.C. is, staat hij ook bekend om zijn cabareteske uitspraken. Met Maarten van Rossem hoef je je nooit te vervelen. Dat zult u op deze eerste ochtend van het nieuwe jaar dan ook zeker niet doen. Djoeke Veeninga praat drie uur lang met de man in het zwart. ----------------------------------- Biografie Maarten van Rossem, geb. 24 oktober 1943 te Zeist De 'aanschuifdeskundige' schuift aan "In het algemeen geloven journalisten absoluut niet dat je het gewoon leuk vindt om op tv te praten over dingen waar je iets van afweet. Dat daarbij het gevoel hoort dat je iets verstandigs zegt in een baaierd van onwetendheid." Het is de eenvoudige verklaring van de historicus en 'aanschuifdeskundige' Maarten van Rossem over zijn veelvuldige media presence. En natuurlijk zijn het die journalisten zelf die hem zo regelmatig uitnodigen omdat het altijd fijn is hem erbij te hebben. Altijd wel een onverwacht nuchtere kijk op de zaken, altijd wel een geestige oneliner, or two or three, want als hij eenmaal het woord heeft, houdt hij het graag, en dan zien we hem mopperen op het oppervlakkige medium televisie dat ongeschikt is voor diepgang, op presentatoren die hem onderbreken als hij net op stoom is. Maarten van Rossem wordt in 1943 geboren, hij groeit op in Wageningen, studeert geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht en schrijft zijn doctoraalscriptie over de Amerikaanse rol in de Koude Oorlog. Aan diezelfde universiteit wordt hij hoofddocent en promoveert hij. Het grote publiek leert hem kennen als Amerika-deskundige. Dr. Prof. Van Rossem: briljant, eigenzinnig, nieuwsgierig - maar toch wordt hij geen hoogleraar. Pas tien jaar geleden krijgt hij een bijzondere leerstoel - de Nederlandse Geschiedenis vanaf 1945 in Internationale Context. Hij schrijft boeken: Amerika Voor en Tegen, Heeft Geschiedenis Nut?, De Wereld volgens Maarten van Rossem, bundels columns en artikelen. Onlangs verscheen van zijn hand Drie Oorlogen, Een kleine geschiedenis van de 20e eeuw. Bovendien kan iedereen tegenwoordig in de aangename positie van student van de historicus zijn, want zijn hoorcolleges worden uitgegeven op CD. Amerika. Koude Oorlog. Hitler. Geschiedenis in het groot. Uren achtereen vertelt zijn kenmerkende stem ons de geschiedenis - met " humor als de omsingelende beweging voor de dingen die er echt toe doen", zoals hij het zelf ooit omschreef. ----------------------------------- Samenvattingen Achteraf het grootste gelijk van de wereld Eerste uur Eerst was er de bekentenis dat het gesprek – tegen de gewoonte in – van tevoren is opgenomen, op de valreep van het oude jaar. Niet vanwege Oud en Nieuw, maar omdat vroeg opstaan een ernstige verstoring zou betekenen van het bioritme van Maarten van Rossem. Er zou ook geen verstandig woord uit zijn gekomen, zegt hij zelf. Hij gaat immers laat naar bed om te lezen, samen met zijn vrouw. Of om naar CNN te kijken, een verslaving waar hij sinds de Golfoorlog aan lijdt. De ochtend slaat hij over, waardoor zijn studenten ook nooit voor 12 uur uit bed hoeven te komen. Sinds kort is Van Rossem opa, een titel waar hij maar niet aan kan wennen, al is hij blij met de kwieke baby en hoopt hij dat zijn kinderen zich fluks blijven voortplanten. Zorgen over zijn kroost heeft hij zich nooit gemaakt. De opvoeding ging haast vanzelf, omdat de kinderen zich keurig gedroegen. Wellicht uit protest tegen hun vader, die ze aanmoedigde om vooral een roze hanekam te nemen. Van Rossems laatste boek gaat over de grote oorlogen van de twintigste eeuw: de twee wereldoorlogen en de Koude Oorlog. Een samenhang zit er wel tussen, al die oorlogen, maar dat betekent niet dat ze allemaal onvermijdelijk waren. Uiteindelijk hangt alles immers van toeval aan elkaar. “Stel je voor dat de jonge Hitler op zijn driewieler onder de bus was gekomen? Dan was de geschiedenis toch wel iets anders verlopen. Hoewel… Had je toen eigenlijk wel driewielers in Braunau?” De zijpaden, waar van Rossems hoorcolleges om bekend staan, ze worden vrolijk ingeslagen. Zijn drijfveer om over de Tweede Wereldoorlog te gaan schrijven, was dat hij zelf wel wilde weten hoe het allemaal precies is gelopen. Zelf denkt van Rossem dat de verloren slag van Duitsland tegen de Sovjet Unie het beslissende moment is geweest in de Tweede Wereldoorlog. Daarna kon Duitsland niet meer winnen. Dat D-Day die doorslaggevende rol zou hebben gespeeld, dat is de grootst mogelijke onzin. Geschiedenis wordt in hoge mate bepaald door toeval. Dat is het terugkerende thema in het gesprek. En het toeval speelde ook een grote rol in Van Rossems eigen leven. Drie keer ontsnapte hij aan de dood: als baby in de kinderwagen tijdens het bombardement op Wageningen in september ‘44, en veel later toen hij dankzij de wonderen der medische wetenschap een zware hartaandoening overleefde. Die derde medische redding bleef onbesproken. Wie dacht dat Van Rossem door zijn fantastische relativeringsvermogen vrij is van angst en zorgen: in elk geval niet in zijn dromen, die altijd heftig zijn geweest. Jarenlang had hij nachtmerries over een nucleaire ramp, compleet met paddestoelwolken. Het was dan ook Koude Oorlog, de periode waar Van Rossem zijn doctoraalscriptie aan wijdde. Niemand had daar uiteindelijk schuld aan: noch de Russen, noch de Amerikanen. Zeker als hij er nu op terugkijkt was het een onvermijdelijk conflict. “Dat is het mooie van historicus worden” zegt Van Rossem. “Achteraf heb je altijd het grootste gelijk van de wereld”. Tweede uur Zonder dat je het weet, ben je een product van de tijd waarin je leeft. Alle kritische ideeën die je vroeger had, blijken later on-origineel of volslagen lachwekkend te zijn. Sinds Van Rossem dat bij zichzelf ontdekte, probeert hij gepaste afstand te houden van wat zich in de wereld afspeelt. Die afstand en de bijbehorende ironie zijn dus een keuze, zegt Van Rossem. Al weet hij dat hij er ook in kan doorschieten, omdat het ook een vlucht kan zijn, zoveel ironie. Maar meestal gaat het helemaal vanzelf, dat gevoel van afstand. Bijvoorbeeld bij de begrafenis van Lady Diana, de dood van prins Bernard en de moord op Theo van Gogh. Het zijn momenten waarop de wereld in zijn ogen “stapelkrankzinnig” werd. En van krankzinnige toestanden komen we als vanzelf bij de oorlog tegen het terrorisme: een kapitale mislukking, zoals Van Rossem het noemt. Een beetje relativering probeerde hij de mensen bij te brengen, bij het begin van die oorlog. Maar het werd hem niet in dank afgenomen. Niet na 11 september en niet bij de inval in Irak. Hij kreeg hatemail, wat pas ophield toen stilaan duidelijk werd dat hij echt gelijk had. Maar al die deskundigen, die volledig opgingen in de oorlogshysterie, die zich op sleeptouw lieten nemen door de schandelijke leugens van de Verenigde Staten; ze hebben nooit hun excuses aangeboden. Nooit gezegd dat ze er faliekant naast zaten. Van de hysterie belanden we terug in eigen land, bij Geert Wilders en de discussie over de Nederlandse identiteit. Die bestaat écht niet, al vindt Wilders dat reuze jammer. Hoogst zonderling overigens, vindt Van Rossem, dat juist iemand uit Venlo zich zo druk maakt over de Nederlandse identiteit. Zonder ondertiteling kan geen Nederlander de lokale bevolking van Venlo verstaan. Ook hoogleraar Paul Scheffer krijgt ervan langs, met zijn kritiek op prinses Maxima, die de Nederlandse identiteit niet kon vinden. Scheffer is volgens Van Rossem gevangene geworden van zijn eigen neoconservatieve boodschap. En dat dikke boek van hem, Land van Aankomst, dat schreef hij alleen om zich te rechtvaardigen en van vage schuldgevoelens af te komen. Maarten van Rossem was niet de eerste deskundige van de familie die ooit op televisie kwam. Vader Van Rossem, een insectenspecialist, mocht ooit figureren in een programma over de invasie van de tapijtkever, een kever die verzot was op de toen populaire Heugaveld-tapijttegels. Een afstandelijk man, zijn vader. En altijd maar praten. Inderdaad, net als hijzelf. En zijn zuster. En zijn broer. En nee, dat was niet bepaald makkelijk voor zijn moeder, “die voortlullende chaos” thuis. Pas na de scheiding trad de rust in. Op school leerde Van Rossem zijn medemens wantrouwen. Want de lynchende menigte kan altijd overal opstaan. Maarten was de buitenstaander. De nerd die goed kon leren, maar niet sportief was. Het jongetje dat sneeuwballen in zijn nek kreeg en in elkaar werd geslagen. Die tijd bracht hem een belangrijke levensles: de vrede waarin we nu leven is niet de regel, maar de uitzondering. Maar al zijn mensen net apen, in de apenwereld had van Rossem het niet gered. Want hij kon tenminste vluchten in zijn studie....more
Maarten van Rossems kinderdroom is uitgekomen. Hij wilde als kleine jongen professioneel krantenlezer worden en met kranten lezen vult hij al geruime tijd zijn leven. De hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht is al jaren graag geziene gast in nieuws- en actualiteitenprogramma's om over zijn specialisme, de Verenigde Staten, te praten. Al daalde zijn populariteit na 11 september 2001, toen ze in Hilversum en op de burelen van de landelijke dagbladen even geen zin meer hadden in zijn relativeringen en nuances. Maar inmiddels is het tij gekeerd en is hij weer in te huren voor feesten en partijen. Want naast zijn scherpe analyses van de slangenkuil die Washington D.C. is, staat hij ook bekend om zijn cabareteske uitspraken. Met Maarten van Rossem hoef je je nooit te vervelen. Dat zult u op deze eerste ochtend van het nieuwe jaar dan ook zeker niet doen. Djoeke Veeninga praat drie uur lang met de man in het zwart. ----------------------------------- Biografie Maarten van Rossem, geb. 24 oktober 1943 te Zeist De 'aanschuifdeskundige' schuift aan "In het algemeen geloven journalisten absoluut niet dat je het gewoon leuk vindt om op tv te praten over dingen waar je iets van afweet. Dat daarbij het gevoel hoort dat je iets verstandigs zegt in een baaierd van onwetendheid." Het is de eenvoudige verklaring van de historicus en 'aanschuifdeskundige' Maarten van Rossem over zijn veelvuldige media presence. En natuurlijk zijn het die journalisten zelf die hem zo regelmatig uitnodigen omdat het altijd fijn is hem erbij te hebben. Altijd wel een onverwacht nuchtere kijk op de zaken, altijd wel een geestige oneliner, or two or three, want als hij eenmaal het woord heeft, houdt hij het graag, en dan zien we hem mopperen op het oppervlakkige medium televisie dat ongeschikt is voor diepgang, op presentatoren die hem onderbreken als hij net op stoom is. Maarten van Rossem wordt in 1943 geboren, hij groeit op in Wageningen, studeert geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht en schrijft zijn doctoraalscriptie over de Amerikaanse rol in de Koude Oorlog. Aan diezelfde universiteit wordt hij hoofddocent en promoveert hij. Het grote publiek leert hem kennen als Amerika-deskundige. Dr. Prof. Van Rossem: briljant, eigenzinnig, nieuwsgierig - maar toch wordt hij geen hoogleraar. Pas tien jaar geleden krijgt hij een bijzondere leerstoel - de Nederlandse Geschiedenis vanaf 1945 in Internationale Context. Hij schrijft boeken: Amerika Voor en Tegen, Heeft Geschiedenis Nut?, De Wereld volgens Maarten van Rossem, bundels columns en artikelen. Onlangs verscheen van zijn hand Drie Oorlogen, Een kleine geschiedenis van de 20e eeuw. Bovendien kan iedereen tegenwoordig in de aangename positie van student van de historicus zijn, want zijn hoorcolleges worden uitgegeven op CD. Amerika. Koude Oorlog. Hitler. Geschiedenis in het groot. Uren achtereen vertelt zijn kenmerkende stem ons de geschiedenis - met " humor als de omsingelende beweging voor de dingen die er echt toe doen", zoals hij het zelf ooit omschreef. ----------------------------------- Samenvattingen Achteraf het grootste gelijk van de wereld Eerste uur Eerst was er de bekentenis dat het gesprek – tegen de gewoonte in – van tevoren is opgenomen, op de valreep van het oude jaar. Niet vanwege Oud en Nieuw, maar omdat vroeg opstaan een ernstige verstoring zou betekenen van het bioritme van Maarten van Rossem. Er zou ook geen verstandig woord uit zijn gekomen, zegt hij zelf. Hij gaat immers laat naar bed om te lezen, samen met zijn vrouw. Of om naar CNN te kijken, een verslaving waar hij sinds de Golfoorlog aan lijdt. De ochtend slaat hij over, waardoor zijn studenten ook nooit voor 12 uur uit bed hoeven te komen. Sinds kort is Van Rossem opa, een titel waar hij maar niet aan kan wennen, al is hij blij met de kwieke baby en hoopt hij dat zijn kinderen zich fluks blijven voortplanten. Zorgen over zijn kroost heeft hij zich nooit gemaakt. De opvoeding ging haast vanzelf, omdat de kinderen zich keurig gedroegen. Wellicht uit protest tegen hun vader, die ze aanmoedigde om vooral een roze hanekam te nemen. Van Rossems laatste boek gaat over de grote oorlogen van de twintigste eeuw: de twee wereldoorlogen en de Koude Oorlog. Een samenhang zit er wel tussen, al die oorlogen, maar dat betekent niet dat ze allemaal onvermijdelijk waren. Uiteindelijk hangt alles immers van toeval aan elkaar. “Stel je voor dat de jonge Hitler op zijn driewieler onder de bus was gekomen? Dan was de geschiedenis toch wel iets anders verlopen. Hoewel… Had je toen eigenlijk wel driewielers in Braunau?” De zijpaden, waar van Rossems hoorcolleges om bekend staan, ze worden vrolijk ingeslagen. Zijn drijfveer om over de Tweede Wereldoorlog te gaan schrijven, was dat hij zelf wel wilde weten hoe het allemaal precies is gelopen. Zelf denkt van Rossem dat de verloren slag van Duitsland tegen de Sovjet Unie het beslissende moment is geweest in de Tweede Wereldoorlog. Daarna kon Duitsland niet meer winnen. Dat D-Day die doorslaggevende rol zou hebben gespeeld, dat is de grootst mogelijke onzin. Geschiedenis wordt in hoge mate bepaald door toeval. Dat is het terugkerende thema in het gesprek. En het toeval speelde ook een grote rol in Van Rossems eigen leven. Drie keer ontsnapte hij aan de dood: als baby in de kinderwagen tijdens het bombardement op Wageningen in september ‘44, en veel later toen hij dankzij de wonderen der medische wetenschap een zware hartaandoening overleefde. Die derde medische redding bleef onbesproken. Wie dacht dat Van Rossem door zijn fantastische relativeringsvermogen vrij is van angst en zorgen: in elk geval niet in zijn dromen, die altijd heftig zijn geweest. Jarenlang had hij nachtmerries over een nucleaire ramp, compleet met paddestoelwolken. Het was dan ook Koude Oorlog, de periode waar Van Rossem zijn doctoraalscriptie aan wijdde. Niemand had daar uiteindelijk schuld aan: noch de Russen, noch de Amerikanen. Zeker als hij er nu op terugkijkt was het een onvermijdelijk conflict. “Dat is het mooie van historicus worden” zegt Van Rossem. “Achteraf heb je altijd het grootste gelijk van de wereld”. Tweede uur Zonder dat je het weet, ben je een product van de tijd waarin je leeft. Alle kritische ideeën die je vroeger had, blijken later on-origineel of volslagen lachwekkend te zijn. Sinds Van Rossem dat bij zichzelf ontdekte, probeert hij gepaste afstand te houden van wat zich in de wereld afspeelt. Die afstand en de bijbehorende ironie zijn dus een keuze, zegt Van Rossem. Al weet hij dat hij er ook in kan doorschieten, omdat het ook een vlucht kan zijn, zoveel ironie. Maar meestal gaat het helemaal vanzelf, dat gevoel van afstand. Bijvoorbeeld bij de begrafenis van Lady Diana, de dood van prins Bernard en de moord op Theo van Gogh. Het zijn momenten waarop de wereld in zijn ogen “stapelkrankzinnig” werd. En van krankzinnige toestanden komen we als vanzelf bij de oorlog tegen het terrorisme: een kapitale mislukking, zoals Van Rossem het noemt. Een beetje relativering probeerde hij de mensen bij te brengen, bij het begin van die oorlog. Maar het werd hem niet in dank afgenomen. Niet na 11 september en niet bij de inval in Irak. Hij kreeg hatemail, wat pas ophield toen stilaan duidelijk werd dat hij echt gelijk had. Maar al die deskundigen, die volledig opgingen in de oorlogshysterie, die zich op sleeptouw lieten nemen door de schandelijke leugens van de Verenigde Staten; ze hebben nooit hun excuses aangeboden. Nooit gezegd dat ze er faliekant naast zaten. Van de hysterie belanden we terug in eigen land, bij Geert Wilders en de discussie over de Nederlandse identiteit. Die bestaat écht niet, al vindt Wilders dat reuze jammer. Hoogst zonderling overigens, vindt Van Rossem, dat juist iemand uit Venlo zich zo druk maakt over de Nederlandse identiteit. Zonder ondertiteling kan geen Nederlander de lokale bevolking van Venlo verstaan. Ook hoogleraar Paul Scheffer krijgt ervan langs, met zijn kritiek op prinses Maxima, die de Nederlandse identiteit niet kon vinden. Scheffer is volgens Van Rossem gevangene geworden van zijn eigen neoconservatieve boodschap. En dat dikke boek van hem, Land van Aankomst, dat schreef hij alleen om zich te rechtvaardigen en van vage schuldgevoelens af te komen. Maarten van Rossem was niet de eerste deskundige van de familie die ooit op televisie kwam. Vader Van Rossem, een insectenspecialist, mocht ooit figureren in een programma over de invasie van de tapijtkever, een kever die verzot was op de toen populaire Heugaveld-tapijttegels. Een afstandelijk man, zijn vader. En altijd maar praten. Inderdaad, net als hijzelf. En zijn zuster. En zijn broer. En nee, dat was niet bepaald makkelijk voor zijn moeder, “die voortlullende chaos” thuis. Pas na de scheiding trad de rust in. Op school leerde Van Rossem zijn medemens wantrouwen. Want de lynchende menigte kan altijd overal opstaan. Maarten was de buitenstaander. De nerd die goed kon leren, maar niet sportief was. Het jongetje dat sneeuwballen in zijn nek kreeg en in elkaar werd geslagen. Die tijd bracht hem een belangrijke levensles: de vrede waarin we nu leven is niet de regel, maar de uitzondering. Maar al zijn mensen net apen, in de apenwereld had van Rossem het niet gered. Want hij kon tenminste vluchten in zijn studie....more
Het is bijna 2008.... Ruud Lubbers, oud-premier van Nederland en oud-Hoge Commissaris voor de Vluchtilingen van de Verenigde Naties heeft een nieuw stokpaardje: duurzaamheid. We kunnen hem niet van het meeliften op de groene hype beschuldigen, want al sinds juni 2005 draait Lubbers' bestaan om het behoud van de aarde. Op festival Lowlands maakte hij in datzelfde jaar samen met Wubbo Ockels zijn opwachting om met de massaal toegestroomde jongeren - die hem luid verwelkomden door "Ruud-juh, Ruud-juh!" te scanderen - over duurzaamheid te discussiëren. Hij heeft de politieke wind wel mee, en dat zal hem niet onwelgevallig zijn. De vluchtelingen is hij echter ook nog niet vergeten. In juli 2006 werd hij bestuursvoorzitter van de Stichting voor Vluchteling Studenten. Hij noemde in zijn eerste lezing in die hoedanigheid het Nederlandse asielbeleid, op dat moment nog in de ijzeren greep van minister Rita Verdonk, "verkrampt". Met een groeiende behoefte aan 'kenniswerkers' in Nederland is het onverantwoord om het talent onder vluchtelingen niet te benutten. Kortom, de inmiddels 67-jarige, op één na beste premier van Nederland (na Willem Drees, volgens Elsevier in 2005) is nog lang niet toe aan zijn pensioen. Met Chris Kijne bespreekt hij zijn toekomstplannen. ---------------------------------- Biografie Ruud Lubbers, geb. 7 mei 1939 te Rotterdam Niet zo goed in afscheid nemen Niet alleen omdat hij de langstzittende premier van Nederland was, maar om tal van andere redenen lijkt Rudolphus Franciscus Marie Lubbers, roepnaam Ruud, de verpersoonlijking van de Nederlandse politiek. Hij regeerde in de jaren tachtig en negentig over links en over rechts en onderstreepte daarmee de eeuwige kracht van het Nederlandse midden. Hij was de jongste minister in het rode kabinet Den Uyl in de jaren zeventig, maar ook de eerste fractievoorzitter van het CDA en als premier met de VVD de grote saneerder van de jaren tachtig. En illustreerde zodoende dat Nederlandse politiek altijd compromissenpolitiek is en vooral meer pragmatisch dan ideologisch. Maar tegelijkertijd is hij, zowel met de Europese collega’s waarmee hij in de jaren tachtig het Europese project weer vlot trekt, als de laatste jaren met zijn intense pleidooien voor duurzaamheid, tolerantie en wereldburgerschap, typisch zo’n vertegenwoordiger van ‘Nederland gidsland’. Nooit te beroerd om, toen hij begin deze eeuw Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen was bij de Verenigde Naties, de Amerikaanse president voor de laatste keer te waarschuwen waar het Irak betrof. Of te kapittelen om het asielbeleid. Dat laatste deed hij overigens ook ten opzichte van, meer dan wie ook, minister Rita Verdonk van Vreemdelingenzaken, toen deze regeerde met zijn eigen partij. Het werd tijd, zei Ruud Lubbers toen – niet in de laatste plaats vanwege zijn ervaringen als Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen – om Nederland te ‘ontverdonken’ en uit zijn kramp ten opzichte van ‘de vreemdeling’ te krijgen. En hij blijft het zeggen, onlangs nog in de brochure De Vrees Voorbij, die niet geheel toevallig verscheen ten tijde van de eerste Algemene Beschouwingen van het kabinet-Balkenende IV. Bovendien brengt Lubbers die woorden in praktijk als voorzitter van de UAF, de organisatie voor vluchtelingstudenten. Zoals hij ook zijn pleidooien voor duurzame ontwikkeling kracht bij zet als voorzitter van de International Advisory Board verbonden aan het Rotterdam Climate Initiative en als voorzitter van de Raad van Toezicht van het Energie Centrum Nederland in Petten. Allemaal activiteiten die weer voortkomen uit zijn betrokkenheid, begin jaren negentig, bij het opstellen van het ‘Handvest voor de Aarde’, op initiatief van Michael Gorbatsjov. En daarbij is Ruud Lubbers, als katholieke ondernemerszoon en voormalig directeur van het familiebedrijf, ook zo’n typisch Nederlandse ondernemer. Even katholiek namelijk als calvinistisch, niet geïnteresseerd in grote rijkdom en uiterlijk vertoon en erg gericht op de samenwerking tussen arbeid en kapitaal. Niet voor niets is bij het aantreden van zijn eerste regering het Poldermodel geboren. Achtenenzestig is Ruud Lubbers nu, maar afscheid nemen, ho maar. Zeker niet sinds hij de laatste jaren bijna als een popidool onthaald wordt door de MTV-generatie bij optredens op Lowlands en in De Melkweg. En afscheid nemen, daar was hij toch al niet zo goed in. Twee keer was de econoom Lubbers van plan de politiek weer vaarwel te zeggen voor de wetenschap, twee keer kwam het er niet van. De derde keer, in 1994, gebeurde het wel maar met een desastreuze slotklap ten koste van beoogd opvolger Elco Brinkman en de zetels van het CDA. En ook zijn afscheid van de VN, na – volgens eigen zeggen – vóórtdurende berichtgeving over een klacht wegens seksuele intimidatie die zijn functioneren onmogelijk maakte, zal hem niet met het verschijnsel verzoend hebben. Misschien wel daarom is Ruud Lubbers nog steeds nadrukkelijk aanwezig in het publieke debat. ---------------------------------------- Samenvattingen Functioneel verhullend taalgebruik Eerste uur Eerst verbleven we even in kerstsfeer in het Lubbers-familiehuis. Drie kinderen, negen kleinkinderen, en opa Lubbers die schaakt met zijn tienjarige kleinzoon. De kersttoespraak van de koningin heeft hij niet gehoord, en zeker niet gelezen: ook als premier las hij die nooit van te voren. Hij heeft de koningin altijd gestimuleerd om kleur te bekennen, en niet muizig te zijn. Bij Alexander en Maxima ook, dan denkt hij: laat ze in hemelsnaam wat zeggen. Over de reactie van Wilders op die toespraak, daar wil hij verder geen woord aan kwijt, maar de reactie daarop weer van Balkenende vindt hij wel een voorbeeld dat die steviger worden, duidelijker opkomend voor de positie van migranten – waar Lubbers eerder dit jaar in het pamflet De vrees Voorbij voor pleitte. Voor het objectieve probleem van de aanwezigheid van zoveel mensen uit een andere cultuur ziet hij vooral praktische oplossingen. Laat mensen participeren, werken, dingen doen – dat is de beste manier van integreren. Neem de 300 afgestudeerde vluchtelingenstudenten, die hij als voorzitter van de UAF meemaakte, geef ze een status, dacht hij, maar dan was het antwoord van Verdonk: nee dat kan niet, regels zijn regels. Dat leidde tot zijn ontglipte hartekreet dat het tijd werd Nederland te ‘ontverdonken’. Vluchtelingen zijn sterke mensen: als je ze uitdaagt, dan gaan ze vechten. Die kracht zag hij in de vluchtelingenkampen , toen hij Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN was. En daarom vindt hij de opstelling van de sociaaldemocraat Paul Scheffer, die er goed aan deed het integratievraagstuk te benoemen – hij ontdekte dat het niet goed zat toen het CDA dat al wist –, te eenzijdig: die eenzijdige opsomming dat migratie alleen afzien is voor alle partijen. Dan die andere hartstocht: de aarde! Duurzaam produceren, energiebewust zijn – dat is begonnen in Kralingen in Rotterdam waar hij opgroeide, toen er nog kikvorsen waren, die er niet meer waren toen zijn kinderen daar opgroeiden. Met het leefklimaat Rotterdam begon het, er zijn jaren geweest in zijn actieve politieke leven dat hij er niet zo mee bezig was, geeft hij toe, maar nu is er dan het Rotterdam Climate Initiative , dat de CO2 problematiek technisch wil aanpakken – ook een goed exportmiddel. Tweede uur Het begin van zijn politieke loopbaan: als ondernemer en KVP-er werd hij gevraagd toe te treden tot het kabinet-Den Uyl als minister van Economische Zaken. Boeiende jaren, een levendig kabinet, maar hij moet er moeite voor doen om er positief over te zijn – omdat hij het heeft afgebroken en mentaal afscheid heeft genomen van Den Uyl, die hij te verstard in zijn opvattingen vond. Hij liep wel eens emotioneel weg. Functioneel, hoor – je kiest om boos te worden en weg te lopen, je gaat in die hogere versnelling om duidelijk te maken dat je het echt niet eens bent, bijvoorbeeld rond het minimumjeugdloon. Na de val van Aantjes ging hij de CDA-fractie leiden in het kabinet Van Agt-Wiegel. De interviewer laat hem zo’n typische Lubber- tekst van toen voorlezen – één grote verbale mist. Dat verhullende taalgebruik, zegt hij nu, was ook functioneel, want hij moest door een voortdurend mijnenveld wandelen met die fractie die maar deels het kabinet steunde. Politieke taal is altijd functioneel, dat is de kern, ook het verhullende taalgebruik, die hij gebruikte om crisissen te overwinnen. Dan die twee kabinetten-Lubbers, met de VVD: het harde saneren zoals Thatcher het in Engeland deed. Voelt hij zich verantwoordelijk voor de problemen in achterstandwijken en in het onderwijs vanwege de bezuinigingen van toen? “Nee, dat geloof ik niet”, is het duidelijke antwoord – in de achterstandwijken moeten we de mensen erbij betrekken, laten participeren, dwingen de handen uit de mouwen te steken, en in het onderwijs moet de aandacht weer naar de leraar in plaats van naar al de structuurwijzigingen. Na de armoede is het onderwerp veiligheid. Terug in de tijd, het manoeuvreren tussen onze NAVO-trouw en de meerderheid van de bevolking die geen kruisraketten wilde. Hoe hij dat intelligent oploste door te zeggen: we plaatsen niet als de Russen ook tot stilstand komen. Het was een gedachte die hij kreeg tijdens de oorlogsherdenking. Er was contact met Gorbatsjov, en die kreeg overeenstemming met de Amerikanen zodat Lubbers tevreden kan terugkijken over hoe dat afliep. De wereld was toen onveilig, omdat er altijd de zenuwen waren van de Koude Oorlog dat het fout zou kunnen lopen. Nu is er het weggevallen vertrouwen van Amerika in de VN dat die het nucleaire evenwicht kunnen waarborgen, waardoor ze het zelf gingen aanpakken, wat de ellende in Irak heeft opgeleverd – want een vriend van de huidige Amerikaanse politiek is Lubbers uitgesproken niet. Vergeleken met van Agt kiest hij geen partij in het MiddenOosten. Een doorvoelde vrede als het gemeenschappelijk doel, zo wil hij het omschrijven....more
Het is bijna 2008.... Ruud Lubbers, oud-premier van Nederland en oud-Hoge Commissaris voor de Vluchtilingen van de Verenigde Naties heeft een nieuw stokpaardje: duurzaamheid. We kunnen hem niet van het meeliften op de groene hype beschuldigen, want al sinds juni 2005 draait Lubbers' bestaan om het behoud van de aarde. Op festival Lowlands maakte hij in datzelfde jaar samen met Wubbo Ockels zijn opwachting om met de massaal toegestroomde jongeren - die hem luid verwelkomden door "Ruud-juh, Ruud-juh!" te scanderen - over duurzaamheid te discussiëren. Hij heeft de politieke wind wel mee, en dat zal hem niet onwelgevallig zijn. De vluchtelingen is hij echter ook nog niet vergeten. In juli 2006 werd hij bestuursvoorzitter van de Stichting voor Vluchteling Studenten. Hij noemde in zijn eerste lezing in die hoedanigheid het Nederlandse asielbeleid, op dat moment nog in de ijzeren greep van minister Rita Verdonk, "verkrampt". Met een groeiende behoefte aan 'kenniswerkers' in Nederland is het onverantwoord om het talent onder vluchtelingen niet te benutten. Kortom, de inmiddels 67-jarige, op één na beste premier van Nederland (na Willem Drees, volgens Elsevier in 2005) is nog lang niet toe aan zijn pensioen. Met Chris Kijne bespreekt hij zijn toekomstplannen. ---------------------------------- Biografie Ruud Lubbers, geb. 7 mei 1939 te Rotterdam Niet zo goed in afscheid nemen Niet alleen omdat hij de langstzittende premier van Nederland was, maar om tal van andere redenen lijkt Rudolphus Franciscus Marie Lubbers, roepnaam Ruud, de verpersoonlijking van de Nederlandse politiek. Hij regeerde in de jaren tachtig en negentig over links en over rechts en onderstreepte daarmee de eeuwige kracht van het Nederlandse midden. Hij was de jongste minister in het rode kabinet Den Uyl in de jaren zeventig, maar ook de eerste fractievoorzitter van het CDA en als premier met de VVD de grote saneerder van de jaren tachtig. En illustreerde zodoende dat Nederlandse politiek altijd compromissenpolitiek is en vooral meer pragmatisch dan ideologisch. Maar tegelijkertijd is hij, zowel met de Europese collega’s waarmee hij in de jaren tachtig het Europese project weer vlot trekt, als de laatste jaren met zijn intense pleidooien voor duurzaamheid, tolerantie en wereldburgerschap, typisch zo’n vertegenwoordiger van ‘Nederland gidsland’. Nooit te beroerd om, toen hij begin deze eeuw Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen was bij de Verenigde Naties, de Amerikaanse president voor de laatste keer te waarschuwen waar het Irak betrof. Of te kapittelen om het asielbeleid. Dat laatste deed hij overigens ook ten opzichte van, meer dan wie ook, minister Rita Verdonk van Vreemdelingenzaken, toen deze regeerde met zijn eigen partij. Het werd tijd, zei Ruud Lubbers toen – niet in de laatste plaats vanwege zijn ervaringen als Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen – om Nederland te ‘ontverdonken’ en uit zijn kramp ten opzichte van ‘de vreemdeling’ te krijgen. En hij blijft het zeggen, onlangs nog in de brochure De Vrees Voorbij, die niet geheel toevallig verscheen ten tijde van de eerste Algemene Beschouwingen van het kabinet-Balkenende IV. Bovendien brengt Lubbers die woorden in praktijk als voorzitter van de UAF, de organisatie voor vluchtelingstudenten. Zoals hij ook zijn pleidooien voor duurzame ontwikkeling kracht bij zet als voorzitter van de International Advisory Board verbonden aan het Rotterdam Climate Initiative en als voorzitter van de Raad van Toezicht van het Energie Centrum Nederland in Petten. Allemaal activiteiten die weer voortkomen uit zijn betrokkenheid, begin jaren negentig, bij het opstellen van het ‘Handvest voor de Aarde’, op initiatief van Michael Gorbatsjov. En daarbij is Ruud Lubbers, als katholieke ondernemerszoon en voormalig directeur van het familiebedrijf, ook zo’n typisch Nederlandse ondernemer. Even katholiek namelijk als calvinistisch, niet geïnteresseerd in grote rijkdom en uiterlijk vertoon en erg gericht op de samenwerking tussen arbeid en kapitaal. Niet voor niets is bij het aantreden van zijn eerste regering het Poldermodel geboren. Achtenenzestig is Ruud Lubbers nu, maar afscheid nemen, ho maar. Zeker niet sinds hij de laatste jaren bijna als een popidool onthaald wordt door de MTV-generatie bij optredens op Lowlands en in De Melkweg. En afscheid nemen, daar was hij toch al niet zo goed in. Twee keer was de econoom Lubbers van plan de politiek weer vaarwel te zeggen voor de wetenschap, twee keer kwam het er niet van. De derde keer, in 1994, gebeurde het wel maar met een desastreuze slotklap ten koste van beoogd opvolger Elco Brinkman en de zetels van het CDA. En ook zijn afscheid van de VN, na – volgens eigen zeggen – vóórtdurende berichtgeving over een klacht wegens seksuele intimidatie die zijn functioneren onmogelijk maakte, zal hem niet met het verschijnsel verzoend hebben. Misschien wel daarom is Ruud Lubbers nog steeds nadrukkelijk aanwezig in het publieke debat. ---------------------------------------- Samenvattingen Functioneel verhullend taalgebruik Eerste uur Eerst verbleven we even in kerstsfeer in het Lubbers-familiehuis. Drie kinderen, negen kleinkinderen, en opa Lubbers die schaakt met zijn tienjarige kleinzoon. De kersttoespraak van de koningin heeft hij niet gehoord, en zeker niet gelezen: ook als premier las hij die nooit van te voren. Hij heeft de koningin altijd gestimuleerd om kleur te bekennen, en niet muizig te zijn. Bij Alexander en Maxima ook, dan denkt hij: laat ze in hemelsnaam wat zeggen. Over de reactie van Wilders op die toespraak, daar wil hij verder geen woord aan kwijt, maar de reactie daarop weer van Balkenende vindt hij wel een voorbeeld dat die steviger worden, duidelijker opkomend voor de positie van migranten – waar Lubbers eerder dit jaar in het pamflet De vrees Voorbij voor pleitte. Voor het objectieve probleem van de aanwezigheid van zoveel mensen uit een andere cultuur ziet hij vooral praktische oplossingen. Laat mensen participeren, werken, dingen doen – dat is de beste manier van integreren. Neem de 300 afgestudeerde vluchtelingenstudenten, die hij als voorzitter van de UAF meemaakte, geef ze een status, dacht hij, maar dan was het antwoord van Verdonk: nee dat kan niet, regels zijn regels. Dat leidde tot zijn ontglipte hartekreet dat het tijd werd Nederland te ‘ontverdonken’. Vluchtelingen zijn sterke mensen: als je ze uitdaagt, dan gaan ze vechten. Die kracht zag hij in de vluchtelingenkampen , toen hij Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN was. En daarom vindt hij de opstelling van de sociaaldemocraat Paul Scheffer, die er goed aan deed het integratievraagstuk te benoemen – hij ontdekte dat het niet goed zat toen het CDA dat al wist –, te eenzijdig: die eenzijdige opsomming dat migratie alleen afzien is voor alle partijen. Dan die andere hartstocht: de aarde! Duurzaam produceren, energiebewust zijn – dat is begonnen in Kralingen in Rotterdam waar hij opgroeide, toen er nog kikvorsen waren, die er niet meer waren toen zijn kinderen daar opgroeiden. Met het leefklimaat Rotterdam begon het, er zijn jaren geweest in zijn actieve politieke leven dat hij er niet zo mee bezig was, geeft hij toe, maar nu is er dan het Rotterdam Climate Initiative , dat de CO2 problematiek technisch wil aanpakken – ook een goed exportmiddel. Tweede uur Het begin van zijn politieke loopbaan: als ondernemer en KVP-er werd hij gevraagd toe te treden tot het kabinet-Den Uyl als minister van Economische Zaken. Boeiende jaren, een levendig kabinet, maar hij moet er moeite voor doen om er positief over te zijn – omdat hij het heeft afgebroken en mentaal afscheid heeft genomen van Den Uyl, die hij te verstard in zijn opvattingen vond. Hij liep wel eens emotioneel weg. Functioneel, hoor – je kiest om boos te worden en weg te lopen, je gaat in die hogere versnelling om duidelijk te maken dat je het echt niet eens bent, bijvoorbeeld rond het minimumjeugdloon. Na de val van Aantjes ging hij de CDA-fractie leiden in het kabinet Van Agt-Wiegel. De interviewer laat hem zo’n typische Lubber- tekst van toen voorlezen – één grote verbale mist. Dat verhullende taalgebruik, zegt hij nu, was ook functioneel, want hij moest door een voortdurend mijnenveld wandelen met die fractie die maar deels het kabinet steunde. Politieke taal is altijd functioneel, dat is de kern, ook het verhullende taalgebruik, die hij gebruikte om crisissen te overwinnen. Dan die twee kabinetten-Lubbers, met de VVD: het harde saneren zoals Thatcher het in Engeland deed. Voelt hij zich verantwoordelijk voor de problemen in achterstandwijken en in het onderwijs vanwege de bezuinigingen van toen? “Nee, dat geloof ik niet”, is het duidelijke antwoord – in de achterstandwijken moeten we de mensen erbij betrekken, laten participeren, dwingen de handen uit de mouwen te steken, en in het onderwijs moet de aandacht weer naar de leraar in plaats van naar al de structuurwijzigingen. Na de armoede is het onderwerp veiligheid. Terug in de tijd, het manoeuvreren tussen onze NAVO-trouw en de meerderheid van de bevolking die geen kruisraketten wilde. Hoe hij dat intelligent oploste door te zeggen: we plaatsen niet als de Russen ook tot stilstand komen. Het was een gedachte die hij kreeg tijdens de oorlogsherdenking. Er was contact met Gorbatsjov, en die kreeg overeenstemming met de Amerikanen zodat Lubbers tevreden kan terugkijken over hoe dat afliep. De wereld was toen onveilig, omdat er altijd de zenuwen waren van de Koude Oorlog dat het fout zou kunnen lopen. Nu is er het weggevallen vertrouwen van Amerika in de VN dat die het nucleaire evenwicht kunnen waarborgen, waardoor ze het zelf gingen aanpakken, wat de ellende in Irak heeft opgeleverd – want een vriend van de huidige Amerikaanse politiek is Lubbers uitgesproken niet. Vergeleken met van Agt kiest hij geen partij in het MiddenOosten. Een doorvoelde vrede als het gemeenschappelijk doel, zo wil hij het omschrijven....more
Het is bijna 2008.... Ruud Lubbers, oud-premier van Nederland en oud-Hoge Commissaris voor de Vluchtilingen van de Verenigde Naties heeft een nieuw stokpaardje: duurzaamheid. We kunnen hem niet van het meeliften op de groene hype beschuldigen, want al sinds juni 2005 draait Lubbers' bestaan om het behoud van de aarde. Op festival Lowlands maakte hij in datzelfde jaar samen met Wubbo Ockels zijn opwachting om met de massaal toegestroomde jongeren - die hem luid verwelkomden door "Ruud-juh, Ruud-juh!" te scanderen - over duurzaamheid te discussiëren. Hij heeft de politieke wind wel mee, en dat zal hem niet onwelgevallig zijn. De vluchtelingen is hij echter ook nog niet vergeten. In juli 2006 werd hij bestuursvoorzitter van de Stichting voor Vluchteling Studenten. Hij noemde in zijn eerste lezing in die hoedanigheid het Nederlandse asielbeleid, op dat moment nog in de ijzeren greep van minister Rita Verdonk, "verkrampt". Met een groeiende behoefte aan 'kenniswerkers' in Nederland is het onverantwoord om het talent onder vluchtelingen niet te benutten. Kortom, de inmiddels 67-jarige, op één na beste premier van Nederland (na Willem Drees, volgens Elsevier in 2005) is nog lang niet toe aan zijn pensioen. Met Chris Kijne bespreekt hij zijn toekomstplannen. ---------------------------------- Biografie Ruud Lubbers, geb. 7 mei 1939 te Rotterdam Niet zo goed in afscheid nemen Niet alleen omdat hij de langstzittende premier van Nederland was, maar om tal van andere redenen lijkt Rudolphus Franciscus Marie Lubbers, roepnaam Ruud, de verpersoonlijking van de Nederlandse politiek. Hij regeerde in de jaren tachtig en negentig over links en over rechts en onderstreepte daarmee de eeuwige kracht van het Nederlandse midden. Hij was de jongste minister in het rode kabinet Den Uyl in de jaren zeventig, maar ook de eerste fractievoorzitter van het CDA en als premier met de VVD de grote saneerder van de jaren tachtig. En illustreerde zodoende dat Nederlandse politiek altijd compromissenpolitiek is en vooral meer pragmatisch dan ideologisch. Maar tegelijkertijd is hij, zowel met de Europese collega’s waarmee hij in de jaren tachtig het Europese project weer vlot trekt, als de laatste jaren met zijn intense pleidooien voor duurzaamheid, tolerantie en wereldburgerschap, typisch zo’n vertegenwoordiger van ‘Nederland gidsland’. Nooit te beroerd om, toen hij begin deze eeuw Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen was bij de Verenigde Naties, de Amerikaanse president voor de laatste keer te waarschuwen waar het Irak betrof. Of te kapittelen om het asielbeleid. Dat laatste deed hij overigens ook ten opzichte van, meer dan wie ook, minister Rita Verdonk van Vreemdelingenzaken, toen deze regeerde met zijn eigen partij. Het werd tijd, zei Ruud Lubbers toen – niet in de laatste plaats vanwege zijn ervaringen als Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen – om Nederland te ‘ontverdonken’ en uit zijn kramp ten opzichte van ‘de vreemdeling’ te krijgen. En hij blijft het zeggen, onlangs nog in de brochure De Vrees Voorbij, die niet geheel toevallig verscheen ten tijde van de eerste Algemene Beschouwingen van het kabinet-Balkenende IV. Bovendien brengt Lubbers die woorden in praktijk als voorzitter van de UAF, de organisatie voor vluchtelingstudenten. Zoals hij ook zijn pleidooien voor duurzame ontwikkeling kracht bij zet als voorzitter van de International Advisory Board verbonden aan het Rotterdam Climate Initiative en als voorzitter van de Raad van Toezicht van het Energie Centrum Nederland in Petten. Allemaal activiteiten die weer voortkomen uit zijn betrokkenheid, begin jaren negentig, bij het opstellen van het ‘Handvest voor de Aarde’, op initiatief van Michael Gorbatsjov. En daarbij is Ruud Lubbers, als katholieke ondernemerszoon en voormalig directeur van het familiebedrijf, ook zo’n typisch Nederlandse ondernemer. Even katholiek namelijk als calvinistisch, niet geïnteresseerd in grote rijkdom en uiterlijk vertoon en erg gericht op de samenwerking tussen arbeid en kapitaal. Niet voor niets is bij het aantreden van zijn eerste regering het Poldermodel geboren. Achtenenzestig is Ruud Lubbers nu, maar afscheid nemen, ho maar. Zeker niet sinds hij de laatste jaren bijna als een popidool onthaald wordt door de MTV-generatie bij optredens op Lowlands en in De Melkweg. En afscheid nemen, daar was hij toch al niet zo goed in. Twee keer was de econoom Lubbers van plan de politiek weer vaarwel te zeggen voor de wetenschap, twee keer kwam het er niet van. De derde keer, in 1994, gebeurde het wel maar met een desastreuze slotklap ten koste van beoogd opvolger Elco Brinkman en de zetels van het CDA. En ook zijn afscheid van de VN, na – volgens eigen zeggen – vóórtdurende berichtgeving over een klacht wegens seksuele intimidatie die zijn functioneren onmogelijk maakte, zal hem niet met het verschijnsel verzoend hebben. Misschien wel daarom is Ruud Lubbers nog steeds nadrukkelijk aanwezig in het publieke debat. ---------------------------------------- Samenvattingen Functioneel verhullend taalgebruik Eerste uur Eerst verbleven we even in kerstsfeer in het Lubbers-familiehuis. Drie kinderen, negen kleinkinderen, en opa Lubbers die schaakt met zijn tienjarige kleinzoon. De kersttoespraak van de koningin heeft hij niet gehoord, en zeker niet gelezen: ook als premier las hij die nooit van te voren. Hij heeft de koningin altijd gestimuleerd om kleur te bekennen, en niet muizig te zijn. Bij Alexander en Maxima ook, dan denkt hij: laat ze in hemelsnaam wat zeggen. Over de reactie van Wilders op die toespraak, daar wil hij verder geen woord aan kwijt, maar de reactie daarop weer van Balkenende vindt hij wel een voorbeeld dat die steviger worden, duidelijker opkomend voor de positie van migranten – waar Lubbers eerder dit jaar in het pamflet De vrees Voorbij voor pleitte. Voor het objectieve probleem van de aanwezigheid van zoveel mensen uit een andere cultuur ziet hij vooral praktische oplossingen. Laat mensen participeren, werken, dingen doen – dat is de beste manier van integreren. Neem de 300 afgestudeerde vluchtelingenstudenten, die hij als voorzitter van de UAF meemaakte, geef ze een status, dacht hij, maar dan was het antwoord van Verdonk: nee dat kan niet, regels zijn regels. Dat leidde tot zijn ontglipte hartekreet dat het tijd werd Nederland te ‘ontverdonken’. Vluchtelingen zijn sterke mensen: als je ze uitdaagt, dan gaan ze vechten. Die kracht zag hij in de vluchtelingenkampen , toen hij Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN was. En daarom vindt hij de opstelling van de sociaaldemocraat Paul Scheffer, die er goed aan deed het integratievraagstuk te benoemen – hij ontdekte dat het niet goed zat toen het CDA dat al wist –, te eenzijdig: die eenzijdige opsomming dat migratie alleen afzien is voor alle partijen. Dan die andere hartstocht: de aarde! Duurzaam produceren, energiebewust zijn – dat is begonnen in Kralingen in Rotterdam waar hij opgroeide, toen er nog kikvorsen waren, die er niet meer waren toen zijn kinderen daar opgroeiden. Met het leefklimaat Rotterdam begon het, er zijn jaren geweest in zijn actieve politieke leven dat hij er niet zo mee bezig was, geeft hij toe, maar nu is er dan het Rotterdam Climate Initiative , dat de CO2 problematiek technisch wil aanpakken – ook een goed exportmiddel. Tweede uur Het begin van zijn politieke loopbaan: als ondernemer en KVP-er werd hij gevraagd toe te treden tot het kabinet-Den Uyl als minister van Economische Zaken. Boeiende jaren, een levendig kabinet, maar hij moet er moeite voor doen om er positief over te zijn – omdat hij het heeft afgebroken en mentaal afscheid heeft genomen van Den Uyl, die hij te verstard in zijn opvattingen vond. Hij liep wel eens emotioneel weg. Functioneel, hoor – je kiest om boos te worden en weg te lopen, je gaat in die hogere versnelling om duidelijk te maken dat je het echt niet eens bent, bijvoorbeeld rond het minimumjeugdloon. Na de val van Aantjes ging hij de CDA-fractie leiden in het kabinet Van Agt-Wiegel. De interviewer laat hem zo’n typische Lubber- tekst van toen voorlezen – één grote verbale mist. Dat verhullende taalgebruik, zegt hij nu, was ook functioneel, want hij moest door een voortdurend mijnenveld wandelen met die fractie die maar deels het kabinet steunde. Politieke taal is altijd functioneel, dat is de kern, ook het verhullende taalgebruik, die hij gebruikte om crisissen te overwinnen. Dan die twee kabinetten-Lubbers, met de VVD: het harde saneren zoals Thatcher het in Engeland deed. Voelt hij zich verantwoordelijk voor de problemen in achterstandwijken en in het onderwijs vanwege de bezuinigingen van toen? “Nee, dat geloof ik niet”, is het duidelijke antwoord – in de achterstandwijken moeten we de mensen erbij betrekken, laten participeren, dwingen de handen uit de mouwen te steken, en in het onderwijs moet de aandacht weer naar de leraar in plaats van naar al de structuurwijzigingen. Na de armoede is het onderwerp veiligheid. Terug in de tijd, het manoeuvreren tussen onze NAVO-trouw en de meerderheid van de bevolking die geen kruisraketten wilde. Hoe hij dat intelligent oploste door te zeggen: we plaatsen niet als de Russen ook tot stilstand komen. Het was een gedachte die hij kreeg tijdens de oorlogsherdenking. Er was contact met Gorbatsjov, en die kreeg overeenstemming met de Amerikanen zodat Lubbers tevreden kan terugkijken over hoe dat afliep. De wereld was toen onveilig, omdat er altijd de zenuwen waren van de Koude Oorlog dat het fout zou kunnen lopen. Nu is er het weggevallen vertrouwen van Amerika in de VN dat die het nucleaire evenwicht kunnen waarborgen, waardoor ze het zelf gingen aanpakken, wat de ellende in Irak heeft opgeleverd – want een vriend van de huidige Amerikaanse politiek is Lubbers uitgesproken niet. Vergeleken met van Agt kiest hij geen partij in het MiddenOosten. Een doorvoelde vrede als het gemeenschappelijk doel, zo wil hij het omschrijven....more
Neerlandica en columniste Marita Mathijsen is een vrouwelijke hoogleraar in Nederland. Helaas maakt dat haar, tot haar grote spijt, behoorlijk bijzonder. Nederland scoort nog altijd laag als het gaat om de hoeveelheid vrouwelijk topacademici. Maar Mathijsen is dwars door het 'glazen plafond' gebroken. Als hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde deed ze vooral onderzoek naar haar geliefde 19e eeuw, ze promoveerde op de ongepubliceerde brieven van humorist Gerrit van de Linde en publiceerde in een opmerkelijke reeks interviews met prominente schrijvers uit de 19e eeuw, zoals Jacob van Lennep - waar ze binnenkort een biografie over wil schrijven -, François Haverschmidt en Willem Bilderdijk. Die gesprekken werden in 1991 gebundeld in De Geest van de Dichter, waarvoor ze de Multatuliprijs kreeg. Wat allemaal niet wil zeggen dat Mathijsen in het verleden leeft. Harry Mulisch heeft ook haar warme belangstelling, maar dat is dan ook een 19e-eeuws schrijver, aldus de neerlandica. Die liefde voor de 19e eeuw komt misschien uit het feit dat Mathijsen in Limburg werd geboren, waar het rijke roomse leven zo alomtegenwoordig was en sterk aan vervlogen tijden deed denken. Ger Jochems, wil er alles over weten. ------------------------------------------ Biografie Marita Mathijsen geb. 18 augustus 1944 te Belfeld De 19e-eeuwse litaratuur van de motteballen ontdaan "En plotseling was er het succes", schreef het dagblad de Gooi en Eemlander op donderdag 25 april 1991. Dat jaar kreeg Marita Mathijsen-Verkooijen de Multatuli-prijs voor haar boek De Geest van de Dichter. Zij ontmoet daarin 19e-eeuwse schrijvers als Geertruida Bosboom-Toussaint, die er op staat zelf thee voor haar te zetten, de gigant Willem Bilderdijk ("Ik bezwijk onder het geweld van mijn eigen geest"), bezoekt in Londen Gerrit van de Linde, alias De Schoolmeester. En zij wandelt met Peter de Genestet door de Haarlemmerhout. Tot dan toe had de huidige hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam wel gepubliceerd, maar niet eerder had zij daar zoveel lof voor gekregen. In 1998 krijgt zij voor haar werk de Prijs voor de Geesteswetenschappen van het Prins Bernard Cultuurfonds. Marita Theodora Catharina Verkooijen wordt geboren in Belfeld op 18 augustus 1944. Het Roomsch Katholieke Limburgse dorp, beschermd door de Heilige Urbanus, bevond zich nog grotendeels in de 19e eeuw. De ouderen gingen onveranderd in het zwart gekleed en de grote arbeidersgezinnen waren nog altijd arm. Ze groeit op in een gezin met acht broers en zusters, vader is psycholoog en richt de plaatselijke parochiebibliotheek op. Die had Marita snel uitgelezen, dus ging ze met haar broers op de fiets naar de gemeente bibliotheek van Tegelen. Na het St. Ursula Lyceum in Roermond volgt ze op een namiddag een opleiding voor bibliothecaresse (YUK), en slaagt voor MO-A Nederlands. In 1966 mag ze eindelijk naar Amsterdam, naar de vrijheid. Een vlucht noemt ze dat later. Ze studeert Nederlands aan wat toen nog de Gemeentelijke Universiteit heette, trouwt in 1970 met musicus Hub Mathijsen. Uit dit huwelijk wordt in 1984 dochter Alma geboren. Marita Mathijsen promoveert in 1987 op de uitgave van de brieven van Gerrit van de Linde, alias De Schoolmeester. Er volgen nog vele publicaties, waaronder De Gemaskerde Eeuw, een cultuur- en mentaliteitsgeschiedenis van de 19e eeuw. Haar beste boek vindt zij zelf. In 1994 overlijdt haar man Hub. Mathijsen wordt in 1999 benoemd tot hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde. Daarnaast doet zij heel veel meer, waaronder het schrijven van een column in NRC-Handelsblad. Marita Mathijsen heeft de literatuur van de 19e eeuw uit de mottenballen gehaald, opgepoetst en voor een groot publiek aantrekkelijk gemaakt. ----------------------------------------- Samenvattingen Schoonschrijfster van de wetenschap Eerste uur Bij haar naam komt meteen de term De Gemaskerde Eeuw op – de titel van wat zij zelf haar beste boek vindt en dat dé term voor de negentiende eeuw geworden is. De eeuw waarvan ons altijd geleerd is dat het de eeuw zonder spiritualiteit is, zonder dat er iets gebeurde. Dat beeld heeft Mathijsen ontmaskerd door de souplesse van de taal van de domineesdichters te ‘ontstoffen’. Je moet de juiste beelden leren kennen – als een vrouw paardrijdt dan masturbeert ze, zo brutaal durft ze wel te zijn als degene die de teksten interpreteert. Ze promoveerde op de brieven van de Schoolmeester, Gerrit van de Linde, de vrolijke Rotterdammer met zijn actieve seksleven, die zo de vrouw van zijn hoogleraar had bezwangerd waardoor hij naar Engeland vluchtte, waarvandaan hij zijn prachtige brieven aan zijn vriend Jacob van Lennep schreef – ze leest er één met veel plezier voor. Kwaad kan ze worden als mensen zeggen: “tja, ze schrijft wel goed, maar is het wetenschappelijk verantwoord?” Soms heeft ze bewust géén noten toegepast, maar dat wil niet zeggen dat het niet goed wetenschappelijk gefundeerd was. Wie mooi schrijft, is verdacht in wetenschappelijke kringen, is de voorlopige conclusie, waar wellicht nog op teruggekomen wordt. Dan haar jeugd in Belfeld in Limburg: het katholieke leven van als bruidje in processies meelopen, van het bewaarschoolkind dat bang is voor de verhalen over de duivel die daar verteld worden, het schoolkind dat alle nonnen als homoseksueel zag en het daarom ook niet vreemd vond toen haar zusje dat bleek te zijn. Een klein leven, bescheiden, al was het gezin Verkooijen, haar vader was psycholoog, relatief well to do en liberaal. De kleine maatschappij die zo goed mogelijk voor zichzelf zorgt maar niet de grote verbanden aangaat – dat was nog echt negentiende eeuws in die jaren vijftig. Op de middelbare school in Roermond bleef ze over, en dat was een gouden tijd want er was een bibliotheek en daar ging ze Jacob van Lennep en Geertruide Bosboom-Toussaint lezen – toen al! Al zat er misschien Bomans tussen als intermediair tussen de negentiende eeuw en de moderne taal. De verboden literatuur van bijvoorbeeld Hugo Claus las je stiekem onder tafel, want de nonnen zagen toch ook niet alles met die kappen op. In het grote gezin – Marita is de oudste van 5 meisjes, met 2 oudere broers daarboven – had ze vooral een coalitie met een vier jaar jonger zusje en haar broers. Daar lag de coalitie, en die had je nodig om de moderniteit te bevechten in het traditionele gezin, en om uit huishoudelijke klusjes uit te komen. Tweede uur Het tweede uur startte met de constatering van Mathijsen dat zij sensibel is. Ze kan met tranen in de ogen in de archieven zitten als ze leest over de dood van de kinderen van de Schoolmeester en ze schiet vol als ze de plaatsen bezoekt waar Van Lennep gelopen heeft. Natuurlijk moet je bij dat inleven niet het overzicht verliezen en de infrastructuur van de tijd erbij betrekken. Wetenschappelijk verantwoord, daar komt het begrip weer langs zoals dat in het eerste uur ook al kwam, maar ze wil toch ook graag ontroeren. Laten zien dat de geschiedenis van ons is. Dat het onze voorouders, onze genen zijn. Neem de tien zogenaamde gesprekken met negentiende eeuwse schrijvers, één van haar boeken – ze heeft het allemaal nagezocht, de woorden van de mensen zelf gezocht en toegepast. Maar zo’n boek mag dan niet op je wetenschappelijke lijst, dat komt in de categorie ‘populariserend’. Het onderscheid tussen zichzelf als intellectuele ziel en de boerenpummels om haar heen op het Limburgse platteland heeft ze van jongs af aan gevoeld, en als Jochems vraagt of ze dat onderscheid nog steeds zo scherp maakt, komt ze op haar heel lieve werkster, die eens met een barbiepop voor haar dochter aankwam, die minzaam werd geaccepteerd. Die bleek tegen de verwachting in toch nog een leuk stuk speelgoed op te leveren. Op zoek naar intellectuele geestverwanten kwam ze in Amsterdam terecht en daar ontmoette ze al snel haar toekomstige man Hub Mathijsen. Een rebel, die zowel in de lijn als tegen de lijn van zijn vader in, musicus werd, maar dan wel een bewust alternatieve. De jaren zestig waren daar goed voor: muziek componeren voor een fruitorgel, het oprichten van het eerste ironische salonorkest, het Resistentieorkest. Mozarts hemels gespeelde kamermuziek was dan voor de beslotenheid van thuis. Mensen in de muziek, daar kan ze tegenop kijken, mee dwepen. Bij Maria Callas heeft ze nog wel eens uren bij de kleedkamer gewacht om een handtekening te krijgen, vooral als ode aan de vrouw die ooit bij een optreden haar middelvinger opstak en wegliep toen ze uitgefloten werd. --------------------------------------------- Boeken Marita Mathijsen De volgende titels zijn tijdens het marathoninterview ter sprake gekomen. Sommigen van hen zijn niet vrij verkrijgbaar, maar worden wel door de bibliotheek uitgeleend. Nederlandse literatuur in de romantiek 1820-1880 (Nijmegen 2004, Uitgeverij Vantilt) De Gemaskerde Eeuw (Amsterdam 2002, Querido) De Geest van de Dichter. Tien zogenaamde gesprekken met negentiende-eeuwse schrijvers (Amsterdam 1990, Querido). Voor dit boek kreeg ze in 1991 de Multatuli-prijs. Waarde Van Lennep. Brieven van de Schoolmeester (Amsterdam 1977 Querido) Pamflet: Afwezigheid van het Verleden (Amsterdam 2007, Querido) Andere boeken van Marita Mathijsen zijn: Het Literaire Leven in de 19e Eeuw, (Amsterdam 1987, Querido) De Gedichten van De Schoolmeester (2001, Griffioen) Met Geert Mak: De Zomer van 1823, lopen met Van Lennep. Dagboek van zijn voetreis door Nederland (Zwolle 2000, Uitgeverij Waanders) Verliefd op het Verleden, ontboezemingen van een letterkundige (Amsterdam 2004, Bert Bakker) Het Voorbestemde Toeval. Gesprekken met Harry Mulisch (Amsterdam 2002, De Bezige Bij)...more
Neerlandica en columniste Marita Mathijsen is een vrouwelijke hoogleraar in Nederland. Helaas maakt dat haar, tot haar grote spijt, behoorlijk bijzonder. Nederland scoort nog altijd laag als het gaat om de hoeveelheid vrouwelijk topacademici. Maar Mathijsen is dwars door het 'glazen plafond' gebroken. Als hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde deed ze vooral onderzoek naar haar geliefde 19e eeuw, ze promoveerde op de ongepubliceerde brieven van humorist Gerrit van de Linde en publiceerde in een opmerkelijke reeks interviews met prominente schrijvers uit de 19e eeuw, zoals Jacob van Lennep - waar ze binnenkort een biografie over wil schrijven -, François Haverschmidt en Willem Bilderdijk. Die gesprekken werden in 1991 gebundeld in De Geest van de Dichter, waarvoor ze de Multatuliprijs kreeg. Wat allemaal niet wil zeggen dat Mathijsen in het verleden leeft. Harry Mulisch heeft ook haar warme belangstelling, maar dat is dan ook een 19e-eeuws schrijver, aldus de neerlandica. Die liefde voor de 19e eeuw komt misschien uit het feit dat Mathijsen in Limburg werd geboren, waar het rijke roomse leven zo alomtegenwoordig was en sterk aan vervlogen tijden deed denken. Ger Jochems, wil er alles over weten. ------------------------------------------ Biografie Marita Mathijsen geb. 18 augustus 1944 te Belfeld De 19e-eeuwse litaratuur van de motteballen ontdaan "En plotseling was er het succes", schreef het dagblad de Gooi en Eemlander op donderdag 25 april 1991. Dat jaar kreeg Marita Mathijsen-Verkooijen de Multatuli-prijs voor haar boek De Geest van de Dichter. Zij ontmoet daarin 19e-eeuwse schrijvers als Geertruida Bosboom-Toussaint, die er op staat zelf thee voor haar te zetten, de gigant Willem Bilderdijk ("Ik bezwijk onder het geweld van mijn eigen geest"), bezoekt in Londen Gerrit van de Linde, alias De Schoolmeester. En zij wandelt met Peter de Genestet door de Haarlemmerhout. Tot dan toe had de huidige hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam wel gepubliceerd, maar niet eerder had zij daar zoveel lof voor gekregen. In 1998 krijgt zij voor haar werk de Prijs voor de Geesteswetenschappen van het Prins Bernard Cultuurfonds. Marita Theodora Catharina Verkooijen wordt geboren in Belfeld op 18 augustus 1944. Het Roomsch Katholieke Limburgse dorp, beschermd door de Heilige Urbanus, bevond zich nog grotendeels in de 19e eeuw. De ouderen gingen onveranderd in het zwart gekleed en de grote arbeidersgezinnen waren nog altijd arm. Ze groeit op in een gezin met acht broers en zusters, vader is psycholoog en richt de plaatselijke parochiebibliotheek op. Die had Marita snel uitgelezen, dus ging ze met haar broers op de fiets naar de gemeente bibliotheek van Tegelen. Na het St. Ursula Lyceum in Roermond volgt ze op een namiddag een opleiding voor bibliothecaresse (YUK), en slaagt voor MO-A Nederlands. In 1966 mag ze eindelijk naar Amsterdam, naar de vrijheid. Een vlucht noemt ze dat later. Ze studeert Nederlands aan wat toen nog de Gemeentelijke Universiteit heette, trouwt in 1970 met musicus Hub Mathijsen. Uit dit huwelijk wordt in 1984 dochter Alma geboren. Marita Mathijsen promoveert in 1987 op de uitgave van de brieven van Gerrit van de Linde, alias De Schoolmeester. Er volgen nog vele publicaties, waaronder De Gemaskerde Eeuw, een cultuur- en mentaliteitsgeschiedenis van de 19e eeuw. Haar beste boek vindt zij zelf. In 1994 overlijdt haar man Hub. Mathijsen wordt in 1999 benoemd tot hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde. Daarnaast doet zij heel veel meer, waaronder het schrijven van een column in NRC-Handelsblad. Marita Mathijsen heeft de literatuur van de 19e eeuw uit de mottenballen gehaald, opgepoetst en voor een groot publiek aantrekkelijk gemaakt. ----------------------------------------- Samenvattingen Schoonschrijfster van de wetenschap Eerste uur Bij haar naam komt meteen de term De Gemaskerde Eeuw op – de titel van wat zij zelf haar beste boek vindt en dat dé term voor de negentiende eeuw geworden is. De eeuw waarvan ons altijd geleerd is dat het de eeuw zonder spiritualiteit is, zonder dat er iets gebeurde. Dat beeld heeft Mathijsen ontmaskerd door de souplesse van de taal van de domineesdichters te ‘ontstoffen’. Je moet de juiste beelden leren kennen – als een vrouw paardrijdt dan masturbeert ze, zo brutaal durft ze wel te zijn als degene die de teksten interpreteert. Ze promoveerde op de brieven van de Schoolmeester, Gerrit van de Linde, de vrolijke Rotterdammer met zijn actieve seksleven, die zo de vrouw van zijn hoogleraar had bezwangerd waardoor hij naar Engeland vluchtte, waarvandaan hij zijn prachtige brieven aan zijn vriend Jacob van Lennep schreef – ze leest er één met veel plezier voor. Kwaad kan ze worden als mensen zeggen: “tja, ze schrijft wel goed, maar is het wetenschappelijk verantwoord?” Soms heeft ze bewust géén noten toegepast, maar dat wil niet zeggen dat het niet goed wetenschappelijk gefundeerd was. Wie mooi schrijft, is verdacht in wetenschappelijke kringen, is de voorlopige conclusie, waar wellicht nog op teruggekomen wordt. Dan haar jeugd in Belfeld in Limburg: het katholieke leven van als bruidje in processies meelopen, van het bewaarschoolkind dat bang is voor de verhalen over de duivel die daar verteld worden, het schoolkind dat alle nonnen als homoseksueel zag en het daarom ook niet vreemd vond toen haar zusje dat bleek te zijn. Een klein leven, bescheiden, al was het gezin Verkooijen, haar vader was psycholoog, relatief well to do en liberaal. De kleine maatschappij die zo goed mogelijk voor zichzelf zorgt maar niet de grote verbanden aangaat – dat was nog echt negentiende eeuws in die jaren vijftig. Op de middelbare school in Roermond bleef ze over, en dat was een gouden tijd want er was een bibliotheek en daar ging ze Jacob van Lennep en Geertruide Bosboom-Toussaint lezen – toen al! Al zat er misschien Bomans tussen als intermediair tussen de negentiende eeuw en de moderne taal. De verboden literatuur van bijvoorbeeld Hugo Claus las je stiekem onder tafel, want de nonnen zagen toch ook niet alles met die kappen op. In het grote gezin – Marita is de oudste van 5 meisjes, met 2 oudere broers daarboven – had ze vooral een coalitie met een vier jaar jonger zusje en haar broers. Daar lag de coalitie, en die had je nodig om de moderniteit te bevechten in het traditionele gezin, en om uit huishoudelijke klusjes uit te komen. Tweede uur Het tweede uur startte met de constatering van Mathijsen dat zij sensibel is. Ze kan met tranen in de ogen in de archieven zitten als ze leest over de dood van de kinderen van de Schoolmeester en ze schiet vol als ze de plaatsen bezoekt waar Van Lennep gelopen heeft. Natuurlijk moet je bij dat inleven niet het overzicht verliezen en de infrastructuur van de tijd erbij betrekken. Wetenschappelijk verantwoord, daar komt het begrip weer langs zoals dat in het eerste uur ook al kwam, maar ze wil toch ook graag ontroeren. Laten zien dat de geschiedenis van ons is. Dat het onze voorouders, onze genen zijn. Neem de tien zogenaamde gesprekken met negentiende eeuwse schrijvers, één van haar boeken – ze heeft het allemaal nagezocht, de woorden van de mensen zelf gezocht en toegepast. Maar zo’n boek mag dan niet op je wetenschappelijke lijst, dat komt in de categorie ‘populariserend’. Het onderscheid tussen zichzelf als intellectuele ziel en de boerenpummels om haar heen op het Limburgse platteland heeft ze van jongs af aan gevoeld, en als Jochems vraagt of ze dat onderscheid nog steeds zo scherp maakt, komt ze op haar heel lieve werkster, die eens met een barbiepop voor haar dochter aankwam, die minzaam werd geaccepteerd. Die bleek tegen de verwachting in toch nog een leuk stuk speelgoed op te leveren. Op zoek naar intellectuele geestverwanten kwam ze in Amsterdam terecht en daar ontmoette ze al snel haar toekomstige man Hub Mathijsen. Een rebel, die zowel in de lijn als tegen de lijn van zijn vader in, musicus werd, maar dan wel een bewust alternatieve. De jaren zestig waren daar goed voor: muziek componeren voor een fruitorgel, het oprichten van het eerste ironische salonorkest, het Resistentieorkest. Mozarts hemels gespeelde kamermuziek was dan voor de beslotenheid van thuis. Mensen in de muziek, daar kan ze tegenop kijken, mee dwepen. Bij Maria Callas heeft ze nog wel eens uren bij de kleedkamer gewacht om een handtekening te krijgen, vooral als ode aan de vrouw die ooit bij een optreden haar middelvinger opstak en wegliep toen ze uitgefloten werd. --------------------------------------------- Boeken Marita Mathijsen De volgende titels zijn tijdens het marathoninterview ter sprake gekomen. Sommigen van hen zijn niet vrij verkrijgbaar, maar worden wel door de bibliotheek uitgeleend. Nederlandse literatuur in de romantiek 1820-1880 (Nijmegen 2004, Uitgeverij Vantilt) De Gemaskerde Eeuw (Amsterdam 2002, Querido) De Geest van de Dichter. Tien zogenaamde gesprekken met negentiende-eeuwse schrijvers (Amsterdam 1990, Querido). Voor dit boek kreeg ze in 1991 de Multatuli-prijs. Waarde Van Lennep. Brieven van de Schoolmeester (Amsterdam 1977 Querido) Pamflet: Afwezigheid van het Verleden (Amsterdam 2007, Querido) Andere boeken van Marita Mathijsen zijn: Het Literaire Leven in de 19e Eeuw, (Amsterdam 1987, Querido) De Gedichten van De Schoolmeester (2001, Griffioen) Met Geert Mak: De Zomer van 1823, lopen met Van Lennep. Dagboek van zijn voetreis door Nederland (Zwolle 2000, Uitgeverij Waanders) Verliefd op het Verleden, ontboezemingen van een letterkundige (Amsterdam 2004, Bert Bakker) Het Voorbestemde Toeval. Gesprekken met Harry Mulisch (Amsterdam 2002, De Bezige Bij)...more
Neerlandica en columniste Marita Mathijsen is een vrouwelijke hoogleraar in Nederland. Helaas maakt dat haar, tot haar grote spijt, behoorlijk bijzonder. Nederland scoort nog altijd laag als het gaat om de hoeveelheid vrouwelijk topacademici. Maar Mathijsen is dwars door het 'glazen plafond' gebroken. Als hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde deed ze vooral onderzoek naar haar geliefde 19e eeuw, ze promoveerde op de ongepubliceerde brieven van humorist Gerrit van de Linde en publiceerde in een opmerkelijke reeks interviews met prominente schrijvers uit de 19e eeuw, zoals Jacob van Lennep - waar ze binnenkort een biografie over wil schrijven -, François Haverschmidt en Willem Bilderdijk. Die gesprekken werden in 1991 gebundeld in De Geest van de Dichter, waarvoor ze de Multatuliprijs kreeg. Wat allemaal niet wil zeggen dat Mathijsen in het verleden leeft. Harry Mulisch heeft ook haar warme belangstelling, maar dat is dan ook een 19e-eeuws schrijver, aldus de neerlandica. Die liefde voor de 19e eeuw komt misschien uit het feit dat Mathijsen in Limburg werd geboren, waar het rijke roomse leven zo alomtegenwoordig was en sterk aan vervlogen tijden deed denken. Ger Jochems, wil er alles over weten. ------------------------------------------ Biografie Marita Mathijsen geb. 18 augustus 1944 te Belfeld De 19e-eeuwse litaratuur van de motteballen ontdaan "En plotseling was er het succes", schreef het dagblad de Gooi en Eemlander op donderdag 25 april 1991. Dat jaar kreeg Marita Mathijsen-Verkooijen de Multatuli-prijs voor haar boek De Geest van de Dichter. Zij ontmoet daarin 19e-eeuwse schrijvers als Geertruida Bosboom-Toussaint, die er op staat zelf thee voor haar te zetten, de gigant Willem Bilderdijk ("Ik bezwijk onder het geweld van mijn eigen geest"), bezoekt in Londen Gerrit van de Linde, alias De Schoolmeester. En zij wandelt met Peter de Genestet door de Haarlemmerhout. Tot dan toe had de huidige hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam wel gepubliceerd, maar niet eerder had zij daar zoveel lof voor gekregen. In 1998 krijgt zij voor haar werk de Prijs voor de Geesteswetenschappen van het Prins Bernard Cultuurfonds. Marita Theodora Catharina Verkooijen wordt geboren in Belfeld op 18 augustus 1944. Het Roomsch Katholieke Limburgse dorp, beschermd door de Heilige Urbanus, bevond zich nog grotendeels in de 19e eeuw. De ouderen gingen onveranderd in het zwart gekleed en de grote arbeidersgezinnen waren nog altijd arm. Ze groeit op in een gezin met acht broers en zusters, vader is psycholoog en richt de plaatselijke parochiebibliotheek op. Die had Marita snel uitgelezen, dus ging ze met haar broers op de fiets naar de gemeente bibliotheek van Tegelen. Na het St. Ursula Lyceum in Roermond volgt ze op een namiddag een opleiding voor bibliothecaresse (YUK), en slaagt voor MO-A Nederlands. In 1966 mag ze eindelijk naar Amsterdam, naar de vrijheid. Een vlucht noemt ze dat later. Ze studeert Nederlands aan wat toen nog de Gemeentelijke Universiteit heette, trouwt in 1970 met musicus Hub Mathijsen. Uit dit huwelijk wordt in 1984 dochter Alma geboren. Marita Mathijsen promoveert in 1987 op de uitgave van de brieven van Gerrit van de Linde, alias De Schoolmeester. Er volgen nog vele publicaties, waaronder De Gemaskerde Eeuw, een cultuur- en mentaliteitsgeschiedenis van de 19e eeuw. Haar beste boek vindt zij zelf. In 1994 overlijdt haar man Hub. Mathijsen wordt in 1999 benoemd tot hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde. Daarnaast doet zij heel veel meer, waaronder het schrijven van een column in NRC-Handelsblad. Marita Mathijsen heeft de literatuur van de 19e eeuw uit de mottenballen gehaald, opgepoetst en voor een groot publiek aantrekkelijk gemaakt. ----------------------------------------- Samenvattingen Schoonschrijfster van de wetenschap Eerste uur Bij haar naam komt meteen de term De Gemaskerde Eeuw op – de titel van wat zij zelf haar beste boek vindt en dat dé term voor de negentiende eeuw geworden is. De eeuw waarvan ons altijd geleerd is dat het de eeuw zonder spiritualiteit is, zonder dat er iets gebeurde. Dat beeld heeft Mathijsen ontmaskerd door de souplesse van de taal van de domineesdichters te ‘ontstoffen’. Je moet de juiste beelden leren kennen – als een vrouw paardrijdt dan masturbeert ze, zo brutaal durft ze wel te zijn als degene die de teksten interpreteert. Ze promoveerde op de brieven van de Schoolmeester, Gerrit van de Linde, de vrolijke Rotterdammer met zijn actieve seksleven, die zo de vrouw van zijn hoogleraar had bezwangerd waardoor hij naar Engeland vluchtte, waarvandaan hij zijn prachtige brieven aan zijn vriend Jacob van Lennep schreef – ze leest er één met veel plezier voor. Kwaad kan ze worden als mensen zeggen: “tja, ze schrijft wel goed, maar is het wetenschappelijk verantwoord?” Soms heeft ze bewust géén noten toegepast, maar dat wil niet zeggen dat het niet goed wetenschappelijk gefundeerd was. Wie mooi schrijft, is verdacht in wetenschappelijke kringen, is de voorlopige conclusie, waar wellicht nog op teruggekomen wordt. Dan haar jeugd in Belfeld in Limburg: het katholieke leven van als bruidje in processies meelopen, van het bewaarschoolkind dat bang is voor de verhalen over de duivel die daar verteld worden, het schoolkind dat alle nonnen als homoseksueel zag en het daarom ook niet vreemd vond toen haar zusje dat bleek te zijn. Een klein leven, bescheiden, al was het gezin Verkooijen, haar vader was psycholoog, relatief well to do en liberaal. De kleine maatschappij die zo goed mogelijk voor zichzelf zorgt maar niet de grote verbanden aangaat – dat was nog echt negentiende eeuws in die jaren vijftig. Op de middelbare school in Roermond bleef ze over, en dat was een gouden tijd want er was een bibliotheek en daar ging ze Jacob van Lennep en Geertruide Bosboom-Toussaint lezen – toen al! Al zat er misschien Bomans tussen als intermediair tussen de negentiende eeuw en de moderne taal. De verboden literatuur van bijvoorbeeld Hugo Claus las je stiekem onder tafel, want de nonnen zagen toch ook niet alles met die kappen op. In het grote gezin – Marita is de oudste van 5 meisjes, met 2 oudere broers daarboven – had ze vooral een coalitie met een vier jaar jonger zusje en haar broers. Daar lag de coalitie, en die had je nodig om de moderniteit te bevechten in het traditionele gezin, en om uit huishoudelijke klusjes uit te komen. Tweede uur Het tweede uur startte met de constatering van Mathijsen dat zij sensibel is. Ze kan met tranen in de ogen in de archieven zitten als ze leest over de dood van de kinderen van de Schoolmeester en ze schiet vol als ze de plaatsen bezoekt waar Van Lennep gelopen heeft. Natuurlijk moet je bij dat inleven niet het overzicht verliezen en de infrastructuur van de tijd erbij betrekken. Wetenschappelijk verantwoord, daar komt het begrip weer langs zoals dat in het eerste uur ook al kwam, maar ze wil toch ook graag ontroeren. Laten zien dat de geschiedenis van ons is. Dat het onze voorouders, onze genen zijn. Neem de tien zogenaamde gesprekken met negentiende eeuwse schrijvers, één van haar boeken – ze heeft het allemaal nagezocht, de woorden van de mensen zelf gezocht en toegepast. Maar zo’n boek mag dan niet op je wetenschappelijke lijst, dat komt in de categorie ‘populariserend’. Het onderscheid tussen zichzelf als intellectuele ziel en de boerenpummels om haar heen op het Limburgse platteland heeft ze van jongs af aan gevoeld, en als Jochems vraagt of ze dat onderscheid nog steeds zo scherp maakt, komt ze op haar heel lieve werkster, die eens met een barbiepop voor haar dochter aankwam, die minzaam werd geaccepteerd. Die bleek tegen de verwachting in toch nog een leuk stuk speelgoed op te leveren. Op zoek naar intellectuele geestverwanten kwam ze in Amsterdam terecht en daar ontmoette ze al snel haar toekomstige man Hub Mathijsen. Een rebel, die zowel in de lijn als tegen de lijn van zijn vader in, musicus werd, maar dan wel een bewust alternatieve. De jaren zestig waren daar goed voor: muziek componeren voor een fruitorgel, het oprichten van het eerste ironische salonorkest, het Resistentieorkest. Mozarts hemels gespeelde kamermuziek was dan voor de beslotenheid van thuis. Mensen in de muziek, daar kan ze tegenop kijken, mee dwepen. Bij Maria Callas heeft ze nog wel eens uren bij de kleedkamer gewacht om een handtekening te krijgen, vooral als ode aan de vrouw die ooit bij een optreden haar middelvinger opstak en wegliep toen ze uitgefloten werd. --------------------------------------------- Boeken Marita Mathijsen De volgende titels zijn tijdens het marathoninterview ter sprake gekomen. Sommigen van hen zijn niet vrij verkrijgbaar, maar worden wel door de bibliotheek uitgeleend. Nederlandse literatuur in de romantiek 1820-1880 (Nijmegen 2004, Uitgeverij Vantilt) De Gemaskerde Eeuw (Amsterdam 2002, Querido) De Geest van de Dichter. Tien zogenaamde gesprekken met negentiende-eeuwse schrijvers (Amsterdam 1990, Querido). Voor dit boek kreeg ze in 1991 de Multatuli-prijs. Waarde Van Lennep. Brieven van de Schoolmeester (Amsterdam 1977 Querido) Pamflet: Afwezigheid van het Verleden (Amsterdam 2007, Querido) Andere boeken van Marita Mathijsen zijn: Het Literaire Leven in de 19e Eeuw, (Amsterdam 1987, Querido) De Gedichten van De Schoolmeester (2001, Griffioen) Met Geert Mak: De Zomer van 1823, lopen met Van Lennep. Dagboek van zijn voetreis door Nederland (Zwolle 2000, Uitgeverij Waanders) Verliefd op het Verleden, ontboezemingen van een letterkundige (Amsterdam 2004, Bert Bakker) Het Voorbestemde Toeval. Gesprekken met Harry Mulisch (Amsterdam 2002, De Bezige Bij)...more
Eugène Sutorius werd bekend als de advocaat die in de jaren tachtig de eerste jurisprudentie over vrijwillige euthanasie in Nederland tot stand bracht, en daarmee een maatschappelijke discussie losmaakte die tot op de dag van vandaag voortduurt. Want nu de vrijwillige euthansasie wettelijk goed geregeld is, gaat Sutorius als voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde verder, en pleit hij voor een goede regeling voor het recht op zelfdoding. Sutorius is hoogleraar strafrechtwetenschap aan de universiteit van Amsterdam en raadsheer bij het gerechtshof Arnhem. ----------------------------- Biografie Eugène Sutorius geb. 27 augustus 1946 te Hilversum Wegbereider van de euthanasiewet Hij staat bekend als dé euthanasieadvocaat van Nederland: Eugène Sutorius. In zijn vijfentwintigjarige carrière als advocaat verdedigde hij vele huisartsen en hulpverleners, die terechtstonden voor euthanasie of hulp bij zelfdoding. Dat deed hij in een tijd dat euthanasie nog niet wettelijk geregeld was. Met die processen lokte hij jurispredentie uit die de grondslag vormden voor de euthanasiewet die in 2002 in werking trad onder het tweede Paarse kabinet. Ondraaglijk en uitzichtloos lijden worden kernbegrippen voor de toetsing van euthanasie. Eugène Sutorius wordt op 27 augustus 1946 geboren in Nederland, maar groeit op in Indonesië. Hij studeert rechten in Leiden en wordt daarna rechter-assistent in opleiding. Een toekomst binnen de rechterlijke macht lijkt voor hem in het verschiet te liggen. Toch kiest hij voor de advocatuur, "omdat hij moeite heeft met de hiërarchie en de soms ambtelijke instelling". Midden jaren tachtig bekeert hij zich samen met zijn vrouw tot het katholicisme. In zijn woorden: "de moederkerk, de oude brede rivier met in haar bedding veel puin, maar ook veel schitterende dingen". Een kerk die euthanasie en abortus afwijst. In 1998 wordt hij in deeltijd hoogleraar strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam. In 2005 verlaat hij de advocatuur om raadsheer te worden aan het gerechtshof in Arnhem. Vorig jaar werd hij voorzitter van de NVVE, de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie, die dan net is omgedoopt in de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde. --------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Eerste uur: Het gesprek startte met de nachtmerrie van interviewer Rik Delhaas: in zijn droom ziet hij drie mannen in witte jassen, de artsen met wie hij te maken heeft als hij zijn wens tot euthanasie tot uitvoer wil brengen. Het blijken Rouvoet, Balkenende, Hirsch Ballin te zijn. Begrijpt Sutorius zijn schrik? Nou, met confessionele politici is het vreemd gesteld, luidt het onverwachte antwoord. Ze móeten de heiligheid van het leven hoog in het vaandel hebben, maar als je ze individueel spreekt dan zie je dat ze heel goed thuis zijn in het onderwerp en dat er goed mee te praten is. Volgens hem zit de discussie onder dit christelijke kabinet dan ook niet zo op slot als alom beweerd wordt. De euthanasiewetgeving staat als een huis, en ook Rouvoet aanvaardt dat met een zekere blijmoedigheid. Nee, dit kabinet hoeft niet afgeschreven te worden. Trouwens, je zit in Nederland altijd goed, want met de confessionelen heb je de barmhartigheid, en met de paarsen de zelfbeschikking. De discussie nu: is té oud worden, klaar zijn met het leven ook ondraaglijk lijden? In Sutorius’ eerste zaak in 1982, was dat ook al de problematiek. Een 93-jarige vrouw, Nel Barendregt, had haar arts overtuigd dat ze niet meer wilde leven. Als hij erop terugkijkt, valt het op dat toen nog helemaal geen verschil werd gemaakt tussen ziekte en ouderdom. Hij nam de zaak, gewoon, omdat het omzet was. Hij was advocaat en die arts kwam naar hem toe. Die arts zei: “ik heb een vrouw gedood.” “Dat lijkt me niet in orde”, dacht hij. “Maar ze heeft er wel om gevraagd”, zei de arts. Toen is hij zich gaan verdiepen. Het werd een baanbrekende zaak. De Hoge Raad oordeelde strafuitsluiting, de dokter stond met rug tegen de muur. Er werd voorrang verleend aan het opheffen van lijden, dat was een loopplankje tussen de gegroeide praktijk en de vastzittende politieke standpunten. Soortgelijke jurisprudentie over de groep Drion is te verwachten. De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde, waarvan Sutorius de voorzitter is, gaat daar aan werken. Sutorius weigerde in het midden van de jaren zestig zijn dienstplicht te voldoen. Waarom? De beslissing om te beslissen over doden van een ander mens wilde hij niet uit handen geven aan een ander, zeker niet in een hiërarchische organisatie als het leger. Zijn dienstweigering kon niet de goedkeuring van zijn vader vinden die als KNIL-soldaat op Sumatra had gevochten. Sutorius noemt zichzelf geen pacifist. Hij kan zich voorstellen dat je wel vecht om een principiële zaak te verdedigen. Bijvoorbeeld militair ingrijpen in Darfur, daar is hij een voorstander van. Als je er maar zelf als individu voor kan kiezen. Er zou meer maatschappelijk gediscussieerd moeten worden over de rechtstaat en de verdediging daarvan – bijvoorbeeld over hoe ver je mag gaan om de eigen democratie te verdedigen tegen terrorisme. Er moet meer onderwezen worden in het recht, zodat het een duidelijkere plek in ons leven krijgt, zodat er meer begrip komt voor wat je met recht en regeltoepassing wel en niet kan bewerkstelligen. We hebben goede wetgevers in Nederland, men kan wetten schrijven in Den Haag. Dat ze er soms verfomfaaid uitkomen, heeft te maken met de politiek. Samenvatting van het tweede uur: In de loop van 20 jaar advocatuur heeft hij 150 dokters verdedigd in euthanasiezaken. “De meeste zaken konden we wegvangen voor de zitting”, zegt hij, “die werden geseponeerd, er waren slechts zo’n 30 tucht- of strafzaken. Nu er wetgeving is, moet je voorzichtig zijn met de vanzelfsprekendheid – alsof er geen dilemma meer is omdat er een wet is. In de tijd dat er nog geen wet heeft hij zelf euthanasie in zijn omgeving meegemaakt. Dat maakte de angst en pijn die er toch al was groter. De conspiracy of silence, het maakt het rouwen moeilijk. Maar hij heeft het als heel goed ervaren. Het plannen van de dood is niet raar, maar wel nieuw, want we beschouwen de dood niet als binnen onze macht – en deels hebben we dat gevoel meer en meer, en ontstaan er nieuwe rituelen. Dan leest hij op verzoek van Rik Delhaas het gedicht ‘Apologie’ van Gerard Reve voor, waarin hij beschrijft dat toen Reve rooms-katholiek werd zijn haar blonder werd en zijn jaarinkomen snel steeg, en dat ondanks de bezwaren er zoveel genade is: de kerk van Rome is de ware kerk. Want dat is de kerk waar Sutorius zich midden jaren tachtig toe bekeerde. Hij en zijn vrouw wilden dat religie een rol speelde in het gezin. Als je iets kiest, kan je het beste binnen je eigen cultuur blijven, concludeerde hij na een snuffeltocht door oosterse religies. En al kwam hij vroeger uit de protestante kerk altijd wel gesticht met een mandje thuis, hij koos uiteindelijk voor de mystiek. Daarvoor kwam hij, niet voor de ethische norm. “Is dat niet een beetje selectief? Wel het mysterie, maar niet de dogma’s?” vraagt Delhaas. Dat vindt Sutorius typisch een opmerking van een calvinist. Hij viert het plezier in zijn leven in deze kerk. Dankbaarheid, betrokkenheid, het simpele werk onder golfplatendakjes in Brazilië en over de hele wereld. Dat heeft allemaal niet zoveel met die kerk in Rome te maken, want als hij de paus hoort zeggen dat deze kerk de enige ware is, dan denkt Sutorius: hoe durf je het te zeggen. Iemand met zijn duidelijke ideeën over zelfbeschikking, en dan die behoefte aan overgave, is dat geen contradictie? Geloven en liefde hebben heel veel gemeen: het gaat erom dat je weet dat we er maar even zijn, en dat je dan in de gebrekkigheid van die split second waarin we leven even voelt dat alles heel belangrijk is. Zijn kinderen hebben zijn vrouw en hij meegesleurd in de doop. De afweging was: we doen het als gezin. Dat hebben ze geweten, want de kinderen zijn de ouders uiteindelijk niet gevolgd en zijn er kritisch over dat ze in de poppenkast zijn meegesleurd....more
Eugène Sutorius werd bekend als de advocaat die in de jaren tachtig de eerste jurisprudentie over vrijwillige euthanasie in Nederland tot stand bracht, en daarmee een maatschappelijke discussie losmaakte die tot op de dag van vandaag voortduurt. Want nu de vrijwillige euthansasie wettelijk goed geregeld is, gaat Sutorius als voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde verder, en pleit hij voor een goede regeling voor het recht op zelfdoding. Sutorius is hoogleraar strafrechtwetenschap aan de universiteit van Amsterdam en raadsheer bij het gerechtshof Arnhem. ----------------------------- Biografie Eugène Sutorius geb. 27 augustus 1946 te Hilversum Wegbereider van de euthanasiewet Hij staat bekend als dé euthanasieadvocaat van Nederland: Eugène Sutorius. In zijn vijfentwintigjarige carrière als advocaat verdedigde hij vele huisartsen en hulpverleners, die terechtstonden voor euthanasie of hulp bij zelfdoding. Dat deed hij in een tijd dat euthanasie nog niet wettelijk geregeld was. Met die processen lokte hij jurispredentie uit die de grondslag vormden voor de euthanasiewet die in 2002 in werking trad onder het tweede Paarse kabinet. Ondraaglijk en uitzichtloos lijden worden kernbegrippen voor de toetsing van euthanasie. Eugène Sutorius wordt op 27 augustus 1946 geboren in Nederland, maar groeit op in Indonesië. Hij studeert rechten in Leiden en wordt daarna rechter-assistent in opleiding. Een toekomst binnen de rechterlijke macht lijkt voor hem in het verschiet te liggen. Toch kiest hij voor de advocatuur, "omdat hij moeite heeft met de hiërarchie en de soms ambtelijke instelling". Midden jaren tachtig bekeert hij zich samen met zijn vrouw tot het katholicisme. In zijn woorden: "de moederkerk, de oude brede rivier met in haar bedding veel puin, maar ook veel schitterende dingen". Een kerk die euthanasie en abortus afwijst. In 1998 wordt hij in deeltijd hoogleraar strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam. In 2005 verlaat hij de advocatuur om raadsheer te worden aan het gerechtshof in Arnhem. Vorig jaar werd hij voorzitter van de NVVE, de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie, die dan net is omgedoopt in de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde. --------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Eerste uur: Het gesprek startte met de nachtmerrie van interviewer Rik Delhaas: in zijn droom ziet hij drie mannen in witte jassen, de artsen met wie hij te maken heeft als hij zijn wens tot euthanasie tot uitvoer wil brengen. Het blijken Rouvoet, Balkenende, Hirsch Ballin te zijn. Begrijpt Sutorius zijn schrik? Nou, met confessionele politici is het vreemd gesteld, luidt het onverwachte antwoord. Ze móeten de heiligheid van het leven hoog in het vaandel hebben, maar als je ze individueel spreekt dan zie je dat ze heel goed thuis zijn in het onderwerp en dat er goed mee te praten is. Volgens hem zit de discussie onder dit christelijke kabinet dan ook niet zo op slot als alom beweerd wordt. De euthanasiewetgeving staat als een huis, en ook Rouvoet aanvaardt dat met een zekere blijmoedigheid. Nee, dit kabinet hoeft niet afgeschreven te worden. Trouwens, je zit in Nederland altijd goed, want met de confessionelen heb je de barmhartigheid, en met de paarsen de zelfbeschikking. De discussie nu: is té oud worden, klaar zijn met het leven ook ondraaglijk lijden? In Sutorius’ eerste zaak in 1982, was dat ook al de problematiek. Een 93-jarige vrouw, Nel Barendregt, had haar arts overtuigd dat ze niet meer wilde leven. Als hij erop terugkijkt, valt het op dat toen nog helemaal geen verschil werd gemaakt tussen ziekte en ouderdom. Hij nam de zaak, gewoon, omdat het omzet was. Hij was advocaat en die arts kwam naar hem toe. Die arts zei: “ik heb een vrouw gedood.” “Dat lijkt me niet in orde”, dacht hij. “Maar ze heeft er wel om gevraagd”, zei de arts. Toen is hij zich gaan verdiepen. Het werd een baanbrekende zaak. De Hoge Raad oordeelde strafuitsluiting, de dokter stond met rug tegen de muur. Er werd voorrang verleend aan het opheffen van lijden, dat was een loopplankje tussen de gegroeide praktijk en de vastzittende politieke standpunten. Soortgelijke jurisprudentie over de groep Drion is te verwachten. De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde, waarvan Sutorius de voorzitter is, gaat daar aan werken. Sutorius weigerde in het midden van de jaren zestig zijn dienstplicht te voldoen. Waarom? De beslissing om te beslissen over doden van een ander mens wilde hij niet uit handen geven aan een ander, zeker niet in een hiërarchische organisatie als het leger. Zijn dienstweigering kon niet de goedkeuring van zijn vader vinden die als KNIL-soldaat op Sumatra had gevochten. Sutorius noemt zichzelf geen pacifist. Hij kan zich voorstellen dat je wel vecht om een principiële zaak te verdedigen. Bijvoorbeeld militair ingrijpen in Darfur, daar is hij een voorstander van. Als je er maar zelf als individu voor kan kiezen. Er zou meer maatschappelijk gediscussieerd moeten worden over de rechtstaat en de verdediging daarvan – bijvoorbeeld over hoe ver je mag gaan om de eigen democratie te verdedigen tegen terrorisme. Er moet meer onderwezen worden in het recht, zodat het een duidelijkere plek in ons leven krijgt, zodat er meer begrip komt voor wat je met recht en regeltoepassing wel en niet kan bewerkstelligen. We hebben goede wetgevers in Nederland, men kan wetten schrijven in Den Haag. Dat ze er soms verfomfaaid uitkomen, heeft te maken met de politiek. Samenvatting van het tweede uur: In de loop van 20 jaar advocatuur heeft hij 150 dokters verdedigd in euthanasiezaken. “De meeste zaken konden we wegvangen voor de zitting”, zegt hij, “die werden geseponeerd, er waren slechts zo’n 30 tucht- of strafzaken. Nu er wetgeving is, moet je voorzichtig zijn met de vanzelfsprekendheid – alsof er geen dilemma meer is omdat er een wet is. In de tijd dat er nog geen wet heeft hij zelf euthanasie in zijn omgeving meegemaakt. Dat maakte de angst en pijn die er toch al was groter. De conspiracy of silence, het maakt het rouwen moeilijk. Maar hij heeft het als heel goed ervaren. Het plannen van de dood is niet raar, maar wel nieuw, want we beschouwen de dood niet als binnen onze macht – en deels hebben we dat gevoel meer en meer, en ontstaan er nieuwe rituelen. Dan leest hij op verzoek van Rik Delhaas het gedicht ‘Apologie’ van Gerard Reve voor, waarin hij beschrijft dat toen Reve rooms-katholiek werd zijn haar blonder werd en zijn jaarinkomen snel steeg, en dat ondanks de bezwaren er zoveel genade is: de kerk van Rome is de ware kerk. Want dat is de kerk waar Sutorius zich midden jaren tachtig toe bekeerde. Hij en zijn vrouw wilden dat religie een rol speelde in het gezin. Als je iets kiest, kan je het beste binnen je eigen cultuur blijven, concludeerde hij na een snuffeltocht door oosterse religies. En al kwam hij vroeger uit de protestante kerk altijd wel gesticht met een mandje thuis, hij koos uiteindelijk voor de mystiek. Daarvoor kwam hij, niet voor de ethische norm. “Is dat niet een beetje selectief? Wel het mysterie, maar niet de dogma’s?” vraagt Delhaas. Dat vindt Sutorius typisch een opmerking van een calvinist. Hij viert het plezier in zijn leven in deze kerk. Dankbaarheid, betrokkenheid, het simpele werk onder golfplatendakjes in Brazilië en over de hele wereld. Dat heeft allemaal niet zoveel met die kerk in Rome te maken, want als hij de paus hoort zeggen dat deze kerk de enige ware is, dan denkt Sutorius: hoe durf je het te zeggen. Iemand met zijn duidelijke ideeën over zelfbeschikking, en dan die behoefte aan overgave, is dat geen contradictie? Geloven en liefde hebben heel veel gemeen: het gaat erom dat je weet dat we er maar even zijn, en dat je dan in de gebrekkigheid van die split second waarin we leven even voelt dat alles heel belangrijk is. Zijn kinderen hebben zijn vrouw en hij meegesleurd in de doop. De afweging was: we doen het als gezin. Dat hebben ze geweten, want de kinderen zijn de ouders uiteindelijk niet gevolgd en zijn er kritisch over dat ze in de poppenkast zijn meegesleurd....more
Eugène Sutorius werd bekend als de advocaat die in de jaren tachtig de eerste jurisprudentie over vrijwillige euthanasie in Nederland tot stand bracht, en daarmee een maatschappelijke discussie losmaakte die tot op de dag van vandaag voortduurt. Want nu de vrijwillige euthansasie wettelijk goed geregeld is, gaat Sutorius als voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde verder, en pleit hij voor een goede regeling voor het recht op zelfdoding. Sutorius is hoogleraar strafrechtwetenschap aan de universiteit van Amsterdam en raadsheer bij het gerechtshof Arnhem. ----------------------------- Biografie Eugène Sutorius geb. 27 augustus 1946 te Hilversum Wegbereider van de euthanasiewet Hij staat bekend als dé euthanasieadvocaat van Nederland: Eugène Sutorius. In zijn vijfentwintigjarige carrière als advocaat verdedigde hij vele huisartsen en hulpverleners, die terechtstonden voor euthanasie of hulp bij zelfdoding. Dat deed hij in een tijd dat euthanasie nog niet wettelijk geregeld was. Met die processen lokte hij jurispredentie uit die de grondslag vormden voor de euthanasiewet die in 2002 in werking trad onder het tweede Paarse kabinet. Ondraaglijk en uitzichtloos lijden worden kernbegrippen voor de toetsing van euthanasie. Eugène Sutorius wordt op 27 augustus 1946 geboren in Nederland, maar groeit op in Indonesië. Hij studeert rechten in Leiden en wordt daarna rechter-assistent in opleiding. Een toekomst binnen de rechterlijke macht lijkt voor hem in het verschiet te liggen. Toch kiest hij voor de advocatuur, "omdat hij moeite heeft met de hiërarchie en de soms ambtelijke instelling". Midden jaren tachtig bekeert hij zich samen met zijn vrouw tot het katholicisme. In zijn woorden: "de moederkerk, de oude brede rivier met in haar bedding veel puin, maar ook veel schitterende dingen". Een kerk die euthanasie en abortus afwijst. In 1998 wordt hij in deeltijd hoogleraar strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam. In 2005 verlaat hij de advocatuur om raadsheer te worden aan het gerechtshof in Arnhem. Vorig jaar werd hij voorzitter van de NVVE, de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie, die dan net is omgedoopt in de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde. --------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Eerste uur: Het gesprek startte met de nachtmerrie van interviewer Rik Delhaas: in zijn droom ziet hij drie mannen in witte jassen, de artsen met wie hij te maken heeft als hij zijn wens tot euthanasie tot uitvoer wil brengen. Het blijken Rouvoet, Balkenende, Hirsch Ballin te zijn. Begrijpt Sutorius zijn schrik? Nou, met confessionele politici is het vreemd gesteld, luidt het onverwachte antwoord. Ze móeten de heiligheid van het leven hoog in het vaandel hebben, maar als je ze individueel spreekt dan zie je dat ze heel goed thuis zijn in het onderwerp en dat er goed mee te praten is. Volgens hem zit de discussie onder dit christelijke kabinet dan ook niet zo op slot als alom beweerd wordt. De euthanasiewetgeving staat als een huis, en ook Rouvoet aanvaardt dat met een zekere blijmoedigheid. Nee, dit kabinet hoeft niet afgeschreven te worden. Trouwens, je zit in Nederland altijd goed, want met de confessionelen heb je de barmhartigheid, en met de paarsen de zelfbeschikking. De discussie nu: is té oud worden, klaar zijn met het leven ook ondraaglijk lijden? In Sutorius’ eerste zaak in 1982, was dat ook al de problematiek. Een 93-jarige vrouw, Nel Barendregt, had haar arts overtuigd dat ze niet meer wilde leven. Als hij erop terugkijkt, valt het op dat toen nog helemaal geen verschil werd gemaakt tussen ziekte en ouderdom. Hij nam de zaak, gewoon, omdat het omzet was. Hij was advocaat en die arts kwam naar hem toe. Die arts zei: “ik heb een vrouw gedood.” “Dat lijkt me niet in orde”, dacht hij. “Maar ze heeft er wel om gevraagd”, zei de arts. Toen is hij zich gaan verdiepen. Het werd een baanbrekende zaak. De Hoge Raad oordeelde strafuitsluiting, de dokter stond met rug tegen de muur. Er werd voorrang verleend aan het opheffen van lijden, dat was een loopplankje tussen de gegroeide praktijk en de vastzittende politieke standpunten. Soortgelijke jurisprudentie over de groep Drion is te verwachten. De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde, waarvan Sutorius de voorzitter is, gaat daar aan werken. Sutorius weigerde in het midden van de jaren zestig zijn dienstplicht te voldoen. Waarom? De beslissing om te beslissen over doden van een ander mens wilde hij niet uit handen geven aan een ander, zeker niet in een hiërarchische organisatie als het leger. Zijn dienstweigering kon niet de goedkeuring van zijn vader vinden die als KNIL-soldaat op Sumatra had gevochten. Sutorius noemt zichzelf geen pacifist. Hij kan zich voorstellen dat je wel vecht om een principiële zaak te verdedigen. Bijvoorbeeld militair ingrijpen in Darfur, daar is hij een voorstander van. Als je er maar zelf als individu voor kan kiezen. Er zou meer maatschappelijk gediscussieerd moeten worden over de rechtstaat en de verdediging daarvan – bijvoorbeeld over hoe ver je mag gaan om de eigen democratie te verdedigen tegen terrorisme. Er moet meer onderwezen worden in het recht, zodat het een duidelijkere plek in ons leven krijgt, zodat er meer begrip komt voor wat je met recht en regeltoepassing wel en niet kan bewerkstelligen. We hebben goede wetgevers in Nederland, men kan wetten schrijven in Den Haag. Dat ze er soms verfomfaaid uitkomen, heeft te maken met de politiek. Samenvatting van het tweede uur: In de loop van 20 jaar advocatuur heeft hij 150 dokters verdedigd in euthanasiezaken. “De meeste zaken konden we wegvangen voor de zitting”, zegt hij, “die werden geseponeerd, er waren slechts zo’n 30 tucht- of strafzaken. Nu er wetgeving is, moet je voorzichtig zijn met de vanzelfsprekendheid – alsof er geen dilemma meer is omdat er een wet is. In de tijd dat er nog geen wet heeft hij zelf euthanasie in zijn omgeving meegemaakt. Dat maakte de angst en pijn die er toch al was groter. De conspiracy of silence, het maakt het rouwen moeilijk. Maar hij heeft het als heel goed ervaren. Het plannen van de dood is niet raar, maar wel nieuw, want we beschouwen de dood niet als binnen onze macht – en deels hebben we dat gevoel meer en meer, en ontstaan er nieuwe rituelen. Dan leest hij op verzoek van Rik Delhaas het gedicht ‘Apologie’ van Gerard Reve voor, waarin hij beschrijft dat toen Reve rooms-katholiek werd zijn haar blonder werd en zijn jaarinkomen snel steeg, en dat ondanks de bezwaren er zoveel genade is: de kerk van Rome is de ware kerk. Want dat is de kerk waar Sutorius zich midden jaren tachtig toe bekeerde. Hij en zijn vrouw wilden dat religie een rol speelde in het gezin. Als je iets kiest, kan je het beste binnen je eigen cultuur blijven, concludeerde hij na een snuffeltocht door oosterse religies. En al kwam hij vroeger uit de protestante kerk altijd wel gesticht met een mandje thuis, hij koos uiteindelijk voor de mystiek. Daarvoor kwam hij, niet voor de ethische norm. “Is dat niet een beetje selectief? Wel het mysterie, maar niet de dogma’s?” vraagt Delhaas. Dat vindt Sutorius typisch een opmerking van een calvinist. Hij viert het plezier in zijn leven in deze kerk. Dankbaarheid, betrokkenheid, het simpele werk onder golfplatendakjes in Brazilië en over de hele wereld. Dat heeft allemaal niet zoveel met die kerk in Rome te maken, want als hij de paus hoort zeggen dat deze kerk de enige ware is, dan denkt Sutorius: hoe durf je het te zeggen. Iemand met zijn duidelijke ideeën over zelfbeschikking, en dan die behoefte aan overgave, is dat geen contradictie? Geloven en liefde hebben heel veel gemeen: het gaat erom dat je weet dat we er maar even zijn, en dat je dan in de gebrekkigheid van die split second waarin we leven even voelt dat alles heel belangrijk is. Zijn kinderen hebben zijn vrouw en hij meegesleurd in de doop. De afweging was: we doen het als gezin. Dat hebben ze geweten, want de kinderen zijn de ouders uiteindelijk niet gevolgd en zijn er kritisch over dat ze in de poppenkast zijn meegesleurd....more
De Nederlandse Djoeke Veeninga sprak in 2007 drie uur met de Belgische Lieve Joris, die naar aanleiding van haar Congo boek in de Franse krant Libération ‘een van de beste journalisten ter wereld’ werd genoemd. Een gesprek over het leven ver weg en dichtbij. De Belgische schrijfster Lieve Joris heeft zich vanaf haar eerste boek op verschillende plekken ingegraven - het Midden Oosten, Hongarije, Afrika. Zo werkt de schrijfster: een tijdlang wortelen en goed om je heen kijken. Zo beschreef ze in haar debuut De Golf in 1986 al de door snelle economische bloei verscheurde Arabische wereld waar sommige jongeren in een behoefte aan vastigheid teruggrepen op een onbeweeglijk geloof - een thema waar de wereld nog veel van horen zou. In Het uur van de rebellen beschrijft ze de kleine geschiedenis van Assani, een Tutsi rebel, waardoor de grote geschiedenis van de oorlog in Congo en de buurlanden te begrijpen valt. Over één plek schreef ze tot aan 2007 nog niet: het Vlaanderen van haar jeugd. ---------------------------------- Biografie Lieve Joris (geb. 14 juni 1953 te Neerpelt, België) "Mijn sleutel is traagheid" Lieve Joris is een nationaal én internationaal gewaardeerd schrijfster van reisverhalen in het genre dat wel ‘verhalende non-fictie’ dan wel ‘non-fictie literatuur’ wordt genoemd. Met de blik van een fictieschrijfster bekijkt en beschrijft ze de werkelijkheid, en dat doet ze zoals ze zelf zegt in het tempo van een slak: ‘mijn sleutel is traagheid’. Ze werd in 1953 in België geboren en woont sinds 1975 in Nederland, waar zij de School voor de Journalistiek volgde en voor de Haagse Post en NRC Handelsblad reportages schreef. In 1986 debuteerde zij met De Golf, het verslag van een vier maanden durende reis door Saoedi-Arabië, de Emiraten, Katar, Bahrein en Koeweit. Later woonde ze in Caïro, wat onder meer in 1991 het Boekenweek-essay Een Kamer in Cairo opleverde, en nog later trok zij naar Syrië, waar zij het leven van de Syrische Hala spiegelde aan dat van zichzelf, beschreven in De poorten van Damascus. Tussendoor had ze kennisgemaakt met het land dat haar tot de dag vandaag bezighoudt: de voormalige Belgische kolonie Congo. Ze schreef er inmiddels drie indrukwekkende boeken over. In 1987 verscheen Terug naar Congo, waarin zij reist in de voetsporen van haar heeroom die als pater in de koloniale tijd zich over de 'negerkes' ontfermt. Na het vertrek van Mobutu in 1997, keerde ze verschillende malen naar Congo terug en beschreef de jaren van chaos en oorlog. Maar altijd op de manier waarop Lieve Joris werkt: de grote anlayse en geschiedenis haakt ze vast aan de menselijke maat. Dans van de Luipaard uit 2001 en het vorig jaar verschenen Het Uur van de Rebellen zijn de bijbehorende titels. In dat reisleven nestelde ze zich en passant ook nog in de De Melancholieke Revolutie van Hongarijë in 1989, bundelde ze een aantal verhalen in Zangeres op Zanzibar (1992), waarin onder meer het verslag van haar ontmoeting met de schijver V.S. Naipaul op zijn geboorte-eiland Trinidad, en beschreef ze het Westafrikaanse dagelijkse leven in Mali Blues. De schijfster heeft nu net rondgesnuffeld in de Aziatische wereld – om eens voorzichtig te proeven of dat een nieuw gebied voor haar zou kunnen zijn. Opvallend genoeg schreef ze nog nooit over haar geboorteland België en het Vlaamse platteland waar ze opgroeide. Wellicht horen we daar meer over, ergens in het Marathoninterview. Djoeke Veeninga gaat in gesprek met Lieve Joris, die naar aanleiding van haar Congo boek in de Franse krant Libération ‘een van de beste journalisten ter wereld’ werd genoemd. ---------------------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Eerste uur: Lieve Joris noemt zich, zo leerden wij het eerste uur, liever geen journalist noemen en al helemaal niet, zoals een Franse krant schreef, een van de beste van de wereld. Dit in tegenstelling tot een van haar grote leermeesters, de Pool Ryszard Kapuscinski. Hoewel die, zoals hij vanuit de geschiedenis de literatuur in dreef, misschien wel meer een dichter is, vanwege zijn prachtige beelden. En van wie Lieve Joris vooral leerde dat je moet durven over kleine dingen te schrijven: zoals over het hondje van Keizer Haile Selassie dat op de schoenen van de minsisters piste. Als je dat kunt, heb je misschien wel een boek. En die andere grote voorganger, V.S. Naipaul, is natuurlijk ook beyond journalism, dus laten we het maar hebben over, zoals Kapuscinski altijd zei ‘non-fiction-literature’. Literatuur die haar in al die jaren vooral vaak naar Congo bracht, waar ze, net als Kapuscinski, maar dan anders, goed kon zorgen dat de mensen goed voor haar zorgen. Zodat ze niet bij die luitjes van de VN hoeft te logeren, met hun tennisbanen en walkie talkies, maar in het buitengewoon dynamische huishouden van haar vriend Cleon. Waar ze zich, wanneer er ‘s ochtend vroeg alweer zes vreemden voor de televisie zaten, wel eens afvroeg: wat doe ik hier? Totdat weer bleek dat daar zes verhalen voor de televisie zaten. Verhalen van de binnenkant. En, ook dat leerde ze van Kapuscinski, omdat zij blijft wanneer de andere blanken weggaan, heeft ze nog het recht om die verhalen op te schrijven ook. Terugkomen in haar tweede vaderland Nederland was, na de laatste keer, na bijna zeven jaar Congo, niet makkelijk. Vernauwing en hufterigheid hadden de overhand gekregen. Al die redenen waarvoor ze ooit uit België was weggegaan, golden niet meer. “Weer Congo?”, vroeg een collega. En het hielp ook niet dat het huis verbouwd werd, want wanneer je zelf een bouwwerk aan het maken bent, is het niet handig als de keuken onttakeld is. Dus schrijven deed ze in België, dat inmiddels meer leek op dat fijne Nederland van vroeger, onder de vleugels van vader abt. En dat ging meteen een stuk beter. “Maar het ging hier toch ook over de islam”, vroeg Djoeke Veeninga, “en dat is toch ook een onderwerp van jou?” “Jawel, maar naast Congo was er geen ruimte in mijn hoofd, en bovendien: ik moet ergens heen, voordat ik er iets over kan zeggen.” Dus gaat Lieve Joris binnenkort weer naar Libanon om uit te zoeken hoe een Grieks-orthodoxe communist erbij komt tegen Hezbollah aan te schurken, en steekt zij langzaam haar voelhorens uit naar Azië, naar Vietnam. Maar inmiddels wel met zoveel bagage, haar eigen dorpje Neerpelt op het Vlaamse platteland, waar haar moeder haar al leerde hoe je voortdurend diensten moet uitwisselen met de medemens, maar ook Congo reist mee naar Vietnam, dat ook zijn oorlog heeft gehad, maar er inmiddels op kan reflecteren. Zo gaat inmiddels alles bij alles horen. En hoort haar dementerende vader er uiteindelijk ook bij. Want wanneer ze iets probeert te betekenen voor de mensen in Congo, moet ze ook haar oude vader niet vergeten. Zoals ze ook blij is dat de Congolezen haar gewoon naar huis duwden toen haar moeder overleed. Dat verdriet van je familie, ook daar moet je heen, ook dat moet je zien. En de tijd nemen om dat te verwerken. Want, zei ze tot slot: je licht je anker niet ongestraft. En dat, dat lichten van het anker, doet ze dan ook minder snel dan vroeger. Want met de jaren komt de mildheid, en is er minder om je tegen af te zetten. En dus minder om achter je te willen laten. Tweede uur: Het sleutelwoord van het afgelopen uur was toch wel schuldgevoel. Schuldgevoel van Lieve Joris over de manier waarop ze altijd maar weg was bij haar familie, om te beginnen met het overlijden van haar grootmoeder, toen ze in Amerika was. Die grootmoeder die er toch juist voor gezorgd had dat zij haar eigen plekje had in dat drukke gezin van negen kinderen in het Vlaamse Neerpelt Maar nu, nu zij zoveel mogelijk voor haar dementerende vader zorgt, van ’s ochtends voeg tot s avonds laat als het even kan, nu haar vader haar Afrika is geworden en ze alle inventiviteit die je nodig hebt wanneer het ergens niet goed gaat, bij hem kan aanwenden, nu is dat schuldgevoel wel ingelost. En misschien wel daarom kon ze met zoveel openheid en liefde over haar acht broers en zusters praten. De oudste in Spanje, mooie Odet, Fonnie die uiteindelijk op zijn 48e aan de drugs ten onder ging, Theo die leed onder Fonnie, Angel die een echte engel is, professor Tonnie in Brussel, Hildeke, “ons mongooltje dat geen vlieg kwaad doet”, en de kleine Wieke, ze kwamen allemaal volledig tot leven. Zoals ze ook haar vader helemaal kan zien, zijn hele leven kwam langs, van het halve weeskind tot de door zijn ambitieuze vrouw tot voortdurende studie gemaande belastingophaler. In potentie een heel belezen man, en nu, nu hij in zijn eigen wereld verblijft, nog steeds met een ontroerend open oog voor beeldende kunst. “En misschien”, zei Lieve Joris op een vraag van Djoeke Veeninga, “is alles wat ik nu doe wel oefening om uiteindelijk zonder sentimenteel te worden te kunnen schrijven over dat waar ik vandaan kom”. Maar wanneer ze het kan, wanneer ze de schaamte kan overwinnen door stijl, misschien hoeft het dan niet eens meer. En dan het schuldgevoel dat Afrika, en voor een Belgische natuurlijk vooral Congo, bij je oproept. Omdat je natuurlijk niet heen kunt om de strooptochten van koning Leopold, maar ook omdat de Afrikanen je bijna dwingen tot paternalisme. Omdat Afrikanen op de een of andere manier nog steeds niet in staat zijn het heft in eigen handen te nemen. De oplossing moet altijd van een ander komen. En dat werkt uiteindelijk niet, want wanneer je iemand uit een put wil trekken, zal hij zelf mee moeten werken. En dat is wel de verademing van Azië, dat de mensen daar hun eigen zaakjes bestieren. En toch was de laatste toon van het gesprek optimistisch. Omdat dat eeuwige wingewest Congo, altijd geplunderd, altijd uitgebuit, altijd gekoloniseerd, bezig is met een noodzakelijke vernietiging. Met de vernietiging van de oude verhoudingen en, hoe gruwelijk ook, op zoek naar nieuwe verhoudingen, naar eigen verhoudingen. En hoe gaat het daarin met je laatste hoofdpersoon, met Asani uit Het Uur van de Rebellen, die als rebel in het oosten probeert zijn plek te vinden in het nieuwe Congo dat met al die barensweeën aan het ontstaan is? Hij is nu in de hoofdstad en hoort bij de verstandige mensen die hopen op een door de internationale gemeenschap gesteunde vrede. En ze is eigenlijk best trots op hem. De andere persoon uit wie Asani is opgebouwd is nu generaal en ook belangrijk geworden. Dat had ze toch maar goed gezien, dat dat niet zomaar mensen waren, maar mensen van de toekomst. Al ligt die toekomst, waar Lieve Joris dus uiteindelijk wel hoopvol over is, nog wel ver weg....more
De Nederlandse Djoeke Veeninga sprak in 2007 drie uur met de Belgische Lieve Joris, die naar aanleiding van haar Congo boek in de Franse krant Libération ‘een van de beste journalisten ter wereld’ werd genoemd. Een gesprek over het leven ver weg en dichtbij. De Belgische schrijfster Lieve Joris heeft zich vanaf haar eerste boek op verschillende plekken ingegraven - het Midden Oosten, Hongarije, Afrika. Zo werkt de schrijfster: een tijdlang wortelen en goed om je heen kijken. Zo beschreef ze in haar debuut De Golf in 1986 al de door snelle economische bloei verscheurde Arabische wereld waar sommige jongeren in een behoefte aan vastigheid teruggrepen op een onbeweeglijk geloof - een thema waar de wereld nog veel van horen zou. In Het uur van de rebellen beschrijft ze de kleine geschiedenis van Assani, een Tutsi rebel, waardoor de grote geschiedenis van de oorlog in Congo en de buurlanden te begrijpen valt. Over één plek schreef ze tot aan 2007 nog niet: het Vlaanderen van haar jeugd. ---------------------------------- Biografie Lieve Joris (geb. 14 juni 1953 te Neerpelt, België) "Mijn sleutel is traagheid" Lieve Joris is een nationaal én internationaal gewaardeerd schrijfster van reisverhalen in het genre dat wel ‘verhalende non-fictie’ dan wel ‘non-fictie literatuur’ wordt genoemd. Met de blik van een fictieschrijfster bekijkt en beschrijft ze de werkelijkheid, en dat doet ze zoals ze zelf zegt in het tempo van een slak: ‘mijn sleutel is traagheid’. Ze werd in 1953 in België geboren en woont sinds 1975 in Nederland, waar zij de School voor de Journalistiek volgde en voor de Haagse Post en NRC Handelsblad reportages schreef. In 1986 debuteerde zij met De Golf, het verslag van een vier maanden durende reis door Saoedi-Arabië, de Emiraten, Katar, Bahrein en Koeweit. Later woonde ze in Caïro, wat onder meer in 1991 het Boekenweek-essay Een Kamer in Cairo opleverde, en nog later trok zij naar Syrië, waar zij het leven van de Syrische Hala spiegelde aan dat van zichzelf, beschreven in De poorten van Damascus. Tussendoor had ze kennisgemaakt met het land dat haar tot de dag vandaag bezighoudt: de voormalige Belgische kolonie Congo. Ze schreef er inmiddels drie indrukwekkende boeken over. In 1987 verscheen Terug naar Congo, waarin zij reist in de voetsporen van haar heeroom die als pater in de koloniale tijd zich over de 'negerkes' ontfermt. Na het vertrek van Mobutu in 1997, keerde ze verschillende malen naar Congo terug en beschreef de jaren van chaos en oorlog. Maar altijd op de manier waarop Lieve Joris werkt: de grote anlayse en geschiedenis haakt ze vast aan de menselijke maat. Dans van de Luipaard uit 2001 en het vorig jaar verschenen Het Uur van de Rebellen zijn de bijbehorende titels. In dat reisleven nestelde ze zich en passant ook nog in de De Melancholieke Revolutie van Hongarijë in 1989, bundelde ze een aantal verhalen in Zangeres op Zanzibar (1992), waarin onder meer het verslag van haar ontmoeting met de schijver V.S. Naipaul op zijn geboorte-eiland Trinidad, en beschreef ze het Westafrikaanse dagelijkse leven in Mali Blues. De schijfster heeft nu net rondgesnuffeld in de Aziatische wereld – om eens voorzichtig te proeven of dat een nieuw gebied voor haar zou kunnen zijn. Opvallend genoeg schreef ze nog nooit over haar geboorteland België en het Vlaamse platteland waar ze opgroeide. Wellicht horen we daar meer over, ergens in het Marathoninterview. Djoeke Veeninga gaat in gesprek met Lieve Joris, die naar aanleiding van haar Congo boek in de Franse krant Libération ‘een van de beste journalisten ter wereld’ werd genoemd. ---------------------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Eerste uur: Lieve Joris noemt zich, zo leerden wij het eerste uur, liever geen journalist noemen en al helemaal niet, zoals een Franse krant schreef, een van de beste van de wereld. Dit in tegenstelling tot een van haar grote leermeesters, de Pool Ryszard Kapuscinski. Hoewel die, zoals hij vanuit de geschiedenis de literatuur in dreef, misschien wel meer een dichter is, vanwege zijn prachtige beelden. En van wie Lieve Joris vooral leerde dat je moet durven over kleine dingen te schrijven: zoals over het hondje van Keizer Haile Selassie dat op de schoenen van de minsisters piste. Als je dat kunt, heb je misschien wel een boek. En die andere grote voorganger, V.S. Naipaul, is natuurlijk ook beyond journalism, dus laten we het maar hebben over, zoals Kapuscinski altijd zei ‘non-fiction-literature’. Literatuur die haar in al die jaren vooral vaak naar Congo bracht, waar ze, net als Kapuscinski, maar dan anders, goed kon zorgen dat de mensen goed voor haar zorgen. Zodat ze niet bij die luitjes van de VN hoeft te logeren, met hun tennisbanen en walkie talkies, maar in het buitengewoon dynamische huishouden van haar vriend Cleon. Waar ze zich, wanneer er ‘s ochtend vroeg alweer zes vreemden voor de televisie zaten, wel eens afvroeg: wat doe ik hier? Totdat weer bleek dat daar zes verhalen voor de televisie zaten. Verhalen van de binnenkant. En, ook dat leerde ze van Kapuscinski, omdat zij blijft wanneer de andere blanken weggaan, heeft ze nog het recht om die verhalen op te schrijven ook. Terugkomen in haar tweede vaderland Nederland was, na de laatste keer, na bijna zeven jaar Congo, niet makkelijk. Vernauwing en hufterigheid hadden de overhand gekregen. Al die redenen waarvoor ze ooit uit België was weggegaan, golden niet meer. “Weer Congo?”, vroeg een collega. En het hielp ook niet dat het huis verbouwd werd, want wanneer je zelf een bouwwerk aan het maken bent, is het niet handig als de keuken onttakeld is. Dus schrijven deed ze in België, dat inmiddels meer leek op dat fijne Nederland van vroeger, onder de vleugels van vader abt. En dat ging meteen een stuk beter. “Maar het ging hier toch ook over de islam”, vroeg Djoeke Veeninga, “en dat is toch ook een onderwerp van jou?” “Jawel, maar naast Congo was er geen ruimte in mijn hoofd, en bovendien: ik moet ergens heen, voordat ik er iets over kan zeggen.” Dus gaat Lieve Joris binnenkort weer naar Libanon om uit te zoeken hoe een Grieks-orthodoxe communist erbij komt tegen Hezbollah aan te schurken, en steekt zij langzaam haar voelhorens uit naar Azië, naar Vietnam. Maar inmiddels wel met zoveel bagage, haar eigen dorpje Neerpelt op het Vlaamse platteland, waar haar moeder haar al leerde hoe je voortdurend diensten moet uitwisselen met de medemens, maar ook Congo reist mee naar Vietnam, dat ook zijn oorlog heeft gehad, maar er inmiddels op kan reflecteren. Zo gaat inmiddels alles bij alles horen. En hoort haar dementerende vader er uiteindelijk ook bij. Want wanneer ze iets probeert te betekenen voor de mensen in Congo, moet ze ook haar oude vader niet vergeten. Zoals ze ook blij is dat de Congolezen haar gewoon naar huis duwden toen haar moeder overleed. Dat verdriet van je familie, ook daar moet je heen, ook dat moet je zien. En de tijd nemen om dat te verwerken. Want, zei ze tot slot: je licht je anker niet ongestraft. En dat, dat lichten van het anker, doet ze dan ook minder snel dan vroeger. Want met de jaren komt de mildheid, en is er minder om je tegen af te zetten. En dus minder om achter je te willen laten. Tweede uur: Het sleutelwoord van het afgelopen uur was toch wel schuldgevoel. Schuldgevoel van Lieve Joris over de manier waarop ze altijd maar weg was bij haar familie, om te beginnen met het overlijden van haar grootmoeder, toen ze in Amerika was. Die grootmoeder die er toch juist voor gezorgd had dat zij haar eigen plekje had in dat drukke gezin van negen kinderen in het Vlaamse Neerpelt Maar nu, nu zij zoveel mogelijk voor haar dementerende vader zorgt, van ’s ochtends voeg tot s avonds laat als het even kan, nu haar vader haar Afrika is geworden en ze alle inventiviteit die je nodig hebt wanneer het ergens niet goed gaat, bij hem kan aanwenden, nu is dat schuldgevoel wel ingelost. En misschien wel daarom kon ze met zoveel openheid en liefde over haar acht broers en zusters praten. De oudste in Spanje, mooie Odet, Fonnie die uiteindelijk op zijn 48e aan de drugs ten onder ging, Theo die leed onder Fonnie, Angel die een echte engel is, professor Tonnie in Brussel, Hildeke, “ons mongooltje dat geen vlieg kwaad doet”, en de kleine Wieke, ze kwamen allemaal volledig tot leven. Zoals ze ook haar vader helemaal kan zien, zijn hele leven kwam langs, van het halve weeskind tot de door zijn ambitieuze vrouw tot voortdurende studie gemaande belastingophaler. In potentie een heel belezen man, en nu, nu hij in zijn eigen wereld verblijft, nog steeds met een ontroerend open oog voor beeldende kunst. “En misschien”, zei Lieve Joris op een vraag van Djoeke Veeninga, “is alles wat ik nu doe wel oefening om uiteindelijk zonder sentimenteel te worden te kunnen schrijven over dat waar ik vandaan kom”. Maar wanneer ze het kan, wanneer ze de schaamte kan overwinnen door stijl, misschien hoeft het dan niet eens meer. En dan het schuldgevoel dat Afrika, en voor een Belgische natuurlijk vooral Congo, bij je oproept. Omdat je natuurlijk niet heen kunt om de strooptochten van koning Leopold, maar ook omdat de Afrikanen je bijna dwingen tot paternalisme. Omdat Afrikanen op de een of andere manier nog steeds niet in staat zijn het heft in eigen handen te nemen. De oplossing moet altijd van een ander komen. En dat werkt uiteindelijk niet, want wanneer je iemand uit een put wil trekken, zal hij zelf mee moeten werken. En dat is wel de verademing van Azië, dat de mensen daar hun eigen zaakjes bestieren. En toch was de laatste toon van het gesprek optimistisch. Omdat dat eeuwige wingewest Congo, altijd geplunderd, altijd uitgebuit, altijd gekoloniseerd, bezig is met een noodzakelijke vernietiging. Met de vernietiging van de oude verhoudingen en, hoe gruwelijk ook, op zoek naar nieuwe verhoudingen, naar eigen verhoudingen. En hoe gaat het daarin met je laatste hoofdpersoon, met Asani uit Het Uur van de Rebellen, die als rebel in het oosten probeert zijn plek te vinden in het nieuwe Congo dat met al die barensweeën aan het ontstaan is? Hij is nu in de hoofdstad en hoort bij de verstandige mensen die hopen op een door de internationale gemeenschap gesteunde vrede. En ze is eigenlijk best trots op hem. De andere persoon uit wie Asani is opgebouwd is nu generaal en ook belangrijk geworden. Dat had ze toch maar goed gezien, dat dat niet zomaar mensen waren, maar mensen van de toekomst. Al ligt die toekomst, waar Lieve Joris dus uiteindelijk wel hoopvol over is, nog wel ver weg....more
De Nederlandse Djoeke Veeninga sprak in 2007 drie uur met de Belgische Lieve Joris, die naar aanleiding van haar Congo boek in de Franse krant Libération ‘een van de beste journalisten ter wereld’ werd genoemd. Een gesprek over het leven ver weg en dichtbij. De Belgische schrijfster Lieve Joris heeft zich vanaf haar eerste boek op verschillende plekken ingegraven - het Midden Oosten, Hongarije, Afrika. Zo werkt de schrijfster: een tijdlang wortelen en goed om je heen kijken. Zo beschreef ze in haar debuut De Golf in 1986 al de door snelle economische bloei verscheurde Arabische wereld waar sommige jongeren in een behoefte aan vastigheid teruggrepen op een onbeweeglijk geloof - een thema waar de wereld nog veel van horen zou. In Het uur van de rebellen beschrijft ze de kleine geschiedenis van Assani, een Tutsi rebel, waardoor de grote geschiedenis van de oorlog in Congo en de buurlanden te begrijpen valt. Over één plek schreef ze tot aan 2007 nog niet: het Vlaanderen van haar jeugd. ---------------------------------- Biografie Lieve Joris (geb. 14 juni 1953 te Neerpelt, België) "Mijn sleutel is traagheid" Lieve Joris is een nationaal én internationaal gewaardeerd schrijfster van reisverhalen in het genre dat wel ‘verhalende non-fictie’ dan wel ‘non-fictie literatuur’ wordt genoemd. Met de blik van een fictieschrijfster bekijkt en beschrijft ze de werkelijkheid, en dat doet ze zoals ze zelf zegt in het tempo van een slak: ‘mijn sleutel is traagheid’. Ze werd in 1953 in België geboren en woont sinds 1975 in Nederland, waar zij de School voor de Journalistiek volgde en voor de Haagse Post en NRC Handelsblad reportages schreef. In 1986 debuteerde zij met De Golf, het verslag van een vier maanden durende reis door Saoedi-Arabië, de Emiraten, Katar, Bahrein en Koeweit. Later woonde ze in Caïro, wat onder meer in 1991 het Boekenweek-essay Een Kamer in Cairo opleverde, en nog later trok zij naar Syrië, waar zij het leven van de Syrische Hala spiegelde aan dat van zichzelf, beschreven in De poorten van Damascus. Tussendoor had ze kennisgemaakt met het land dat haar tot de dag vandaag bezighoudt: de voormalige Belgische kolonie Congo. Ze schreef er inmiddels drie indrukwekkende boeken over. In 1987 verscheen Terug naar Congo, waarin zij reist in de voetsporen van haar heeroom die als pater in de koloniale tijd zich over de 'negerkes' ontfermt. Na het vertrek van Mobutu in 1997, keerde ze verschillende malen naar Congo terug en beschreef de jaren van chaos en oorlog. Maar altijd op de manier waarop Lieve Joris werkt: de grote anlayse en geschiedenis haakt ze vast aan de menselijke maat. Dans van de Luipaard uit 2001 en het vorig jaar verschenen Het Uur van de Rebellen zijn de bijbehorende titels. In dat reisleven nestelde ze zich en passant ook nog in de De Melancholieke Revolutie van Hongarijë in 1989, bundelde ze een aantal verhalen in Zangeres op Zanzibar (1992), waarin onder meer het verslag van haar ontmoeting met de schijver V.S. Naipaul op zijn geboorte-eiland Trinidad, en beschreef ze het Westafrikaanse dagelijkse leven in Mali Blues. De schijfster heeft nu net rondgesnuffeld in de Aziatische wereld – om eens voorzichtig te proeven of dat een nieuw gebied voor haar zou kunnen zijn. Opvallend genoeg schreef ze nog nooit over haar geboorteland België en het Vlaamse platteland waar ze opgroeide. Wellicht horen we daar meer over, ergens in het Marathoninterview. Djoeke Veeninga gaat in gesprek met Lieve Joris, die naar aanleiding van haar Congo boek in de Franse krant Libération ‘een van de beste journalisten ter wereld’ werd genoemd. ---------------------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Eerste uur: Lieve Joris noemt zich, zo leerden wij het eerste uur, liever geen journalist noemen en al helemaal niet, zoals een Franse krant schreef, een van de beste van de wereld. Dit in tegenstelling tot een van haar grote leermeesters, de Pool Ryszard Kapuscinski. Hoewel die, zoals hij vanuit de geschiedenis de literatuur in dreef, misschien wel meer een dichter is, vanwege zijn prachtige beelden. En van wie Lieve Joris vooral leerde dat je moet durven over kleine dingen te schrijven: zoals over het hondje van Keizer Haile Selassie dat op de schoenen van de minsisters piste. Als je dat kunt, heb je misschien wel een boek. En die andere grote voorganger, V.S. Naipaul, is natuurlijk ook beyond journalism, dus laten we het maar hebben over, zoals Kapuscinski altijd zei ‘non-fiction-literature’. Literatuur die haar in al die jaren vooral vaak naar Congo bracht, waar ze, net als Kapuscinski, maar dan anders, goed kon zorgen dat de mensen goed voor haar zorgen. Zodat ze niet bij die luitjes van de VN hoeft te logeren, met hun tennisbanen en walkie talkies, maar in het buitengewoon dynamische huishouden van haar vriend Cleon. Waar ze zich, wanneer er ‘s ochtend vroeg alweer zes vreemden voor de televisie zaten, wel eens afvroeg: wat doe ik hier? Totdat weer bleek dat daar zes verhalen voor de televisie zaten. Verhalen van de binnenkant. En, ook dat leerde ze van Kapuscinski, omdat zij blijft wanneer de andere blanken weggaan, heeft ze nog het recht om die verhalen op te schrijven ook. Terugkomen in haar tweede vaderland Nederland was, na de laatste keer, na bijna zeven jaar Congo, niet makkelijk. Vernauwing en hufterigheid hadden de overhand gekregen. Al die redenen waarvoor ze ooit uit België was weggegaan, golden niet meer. “Weer Congo?”, vroeg een collega. En het hielp ook niet dat het huis verbouwd werd, want wanneer je zelf een bouwwerk aan het maken bent, is het niet handig als de keuken onttakeld is. Dus schrijven deed ze in België, dat inmiddels meer leek op dat fijne Nederland van vroeger, onder de vleugels van vader abt. En dat ging meteen een stuk beter. “Maar het ging hier toch ook over de islam”, vroeg Djoeke Veeninga, “en dat is toch ook een onderwerp van jou?” “Jawel, maar naast Congo was er geen ruimte in mijn hoofd, en bovendien: ik moet ergens heen, voordat ik er iets over kan zeggen.” Dus gaat Lieve Joris binnenkort weer naar Libanon om uit te zoeken hoe een Grieks-orthodoxe communist erbij komt tegen Hezbollah aan te schurken, en steekt zij langzaam haar voelhorens uit naar Azië, naar Vietnam. Maar inmiddels wel met zoveel bagage, haar eigen dorpje Neerpelt op het Vlaamse platteland, waar haar moeder haar al leerde hoe je voortdurend diensten moet uitwisselen met de medemens, maar ook Congo reist mee naar Vietnam, dat ook zijn oorlog heeft gehad, maar er inmiddels op kan reflecteren. Zo gaat inmiddels alles bij alles horen. En hoort haar dementerende vader er uiteindelijk ook bij. Want wanneer ze iets probeert te betekenen voor de mensen in Congo, moet ze ook haar oude vader niet vergeten. Zoals ze ook blij is dat de Congolezen haar gewoon naar huis duwden toen haar moeder overleed. Dat verdriet van je familie, ook daar moet je heen, ook dat moet je zien. En de tijd nemen om dat te verwerken. Want, zei ze tot slot: je licht je anker niet ongestraft. En dat, dat lichten van het anker, doet ze dan ook minder snel dan vroeger. Want met de jaren komt de mildheid, en is er minder om je tegen af te zetten. En dus minder om achter je te willen laten. Tweede uur: Het sleutelwoord van het afgelopen uur was toch wel schuldgevoel. Schuldgevoel van Lieve Joris over de manier waarop ze altijd maar weg was bij haar familie, om te beginnen met het overlijden van haar grootmoeder, toen ze in Amerika was. Die grootmoeder die er toch juist voor gezorgd had dat zij haar eigen plekje had in dat drukke gezin van negen kinderen in het Vlaamse Neerpelt Maar nu, nu zij zoveel mogelijk voor haar dementerende vader zorgt, van ’s ochtends voeg tot s avonds laat als het even kan, nu haar vader haar Afrika is geworden en ze alle inventiviteit die je nodig hebt wanneer het ergens niet goed gaat, bij hem kan aanwenden, nu is dat schuldgevoel wel ingelost. En misschien wel daarom kon ze met zoveel openheid en liefde over haar acht broers en zusters praten. De oudste in Spanje, mooie Odet, Fonnie die uiteindelijk op zijn 48e aan de drugs ten onder ging, Theo die leed onder Fonnie, Angel die een echte engel is, professor Tonnie in Brussel, Hildeke, “ons mongooltje dat geen vlieg kwaad doet”, en de kleine Wieke, ze kwamen allemaal volledig tot leven. Zoals ze ook haar vader helemaal kan zien, zijn hele leven kwam langs, van het halve weeskind tot de door zijn ambitieuze vrouw tot voortdurende studie gemaande belastingophaler. In potentie een heel belezen man, en nu, nu hij in zijn eigen wereld verblijft, nog steeds met een ontroerend open oog voor beeldende kunst. “En misschien”, zei Lieve Joris op een vraag van Djoeke Veeninga, “is alles wat ik nu doe wel oefening om uiteindelijk zonder sentimenteel te worden te kunnen schrijven over dat waar ik vandaan kom”. Maar wanneer ze het kan, wanneer ze de schaamte kan overwinnen door stijl, misschien hoeft het dan niet eens meer. En dan het schuldgevoel dat Afrika, en voor een Belgische natuurlijk vooral Congo, bij je oproept. Omdat je natuurlijk niet heen kunt om de strooptochten van koning Leopold, maar ook omdat de Afrikanen je bijna dwingen tot paternalisme. Omdat Afrikanen op de een of andere manier nog steeds niet in staat zijn het heft in eigen handen te nemen. De oplossing moet altijd van een ander komen. En dat werkt uiteindelijk niet, want wanneer je iemand uit een put wil trekken, zal hij zelf mee moeten werken. En dat is wel de verademing van Azië, dat de mensen daar hun eigen zaakjes bestieren. En toch was de laatste toon van het gesprek optimistisch. Omdat dat eeuwige wingewest Congo, altijd geplunderd, altijd uitgebuit, altijd gekoloniseerd, bezig is met een noodzakelijke vernietiging. Met de vernietiging van de oude verhoudingen en, hoe gruwelijk ook, op zoek naar nieuwe verhoudingen, naar eigen verhoudingen. En hoe gaat het daarin met je laatste hoofdpersoon, met Asani uit Het Uur van de Rebellen, die als rebel in het oosten probeert zijn plek te vinden in het nieuwe Congo dat met al die barensweeën aan het ontstaan is? Hij is nu in de hoofdstad en hoort bij de verstandige mensen die hopen op een door de internationale gemeenschap gesteunde vrede. En ze is eigenlijk best trots op hem. De andere persoon uit wie Asani is opgebouwd is nu generaal en ook belangrijk geworden. Dat had ze toch maar goed gezien, dat dat niet zomaar mensen waren, maar mensen van de toekomst. Al ligt die toekomst, waar Lieve Joris dus uiteindelijk wel hoopvol over is, nog wel ver weg....more
Behalve als socioloog en historicus was J.A.A. van Doorn bekend als columnist. Bij NRC/Handelsblad, Trouw en HP/deTijd. Met scherpe, analytische en nuchtere blik nam hij de maatschappij onder handen. Toen hij met Heerma van Voss sprak, was hij al in de tachtig en onder behandeling tegen kanker. Maar schreef nog vlijtig verder, zoals het lijvige "Duits socialisme", waarin hij niet alleen "de triomf van het nationaal-socialisme" in de jaren '30, maar ook de ondergang van de Duitse sociaal-democratie in de krachteloze Weimar-republiek van de jaren '20 beschrijft. Een gesprek met J.A.A. van Doorn over verleden en heden, over zijn carriere en zijn persoonlijke biografie. --------------------------------------- Biografie J.A.A. van Doorn Maastricht, 5 maart 1925 Wie schrijft, die leeft en wie leeft, die schrijft Generaties studenten zijn ermee groot geworden, met wat wel de bijbel van de sociologie werd genoemd: het leerboek Moderne Sociologie uit 1959 van Lammers en Van Doorn. De jonge socioloog J.A.A. van Doorn had zijn naam gevestigd, en zette die academische carrière voort als hoogleraar sociologie aan de Erasmus Universiteit. En bleef boeken schrijven zoals Ontsporing van Geweld (1970), over de ‘excessen’ tijdens de ‘politionele acties’ in Indonesië, waarvan hij drie jaar als dienstplichtig militair waarnemer was geweest. Op de Erasmus Universiteit vierde hij zijn 25-jarig academisch jubileum, maar kort daarna, nu 20 jaar geleden, nam hij verbitterd afscheid van de universiteit, die de zijne niet meer was. Hij ging een fulltime bestaan als schrijver en columnist leven. Dat doet hij, inmiddels de tachtig gepasseerd, tot op de dag van vandaag. Vanuit zijn werkkamer in het Limburgse St. Geertruid worden zijn columns voor dagblad Trouw en weekblad HP/De Tijd, getypt op de elektrische machine, naar de Randstad gefaxt. Want de computer is nooit binnengetreden en de televisie staat zelden aan. In huize van Doorn wordt gelézen. Boeken, tijdschriften, een aantal kranten per dag. Als je die écht leest, zegt hij, weet je alles wat je weten moet. Genoeg om scherpe en dwarse observaties over de politiek en de maatschappij de wereld in te zenden. Dan is er het uitgebreide en goed bijgehouden archief in de werkkamer, dat hem in staat stelde het boek te schrijven dat onlangs verscheen: Duits Socialisme. Het Falen van de Sociaal-Democratie en de Triomf van het Nationaal-Socialisme' Want als je schrijft, dan leef je, en als je leeft, dan schrijf je – dat is het motto van het gesprek van Jacques van Doorn. ------------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Eerste uur: Eerst een uitleg waarom het gesprek opgenomen wordt in de werkkamer van Jacques van Doorn. Anderhalf jaar geleden kreeg hij te horen dat hij botkanker heeft, en al voelt hij zich ‘redelijk’, het huis gaat hij liever niet meer uit. Na de uitvoerige bestraling heeft hij geen pijn meer: hij eet, rookt, neemt eventueel een borrel. En hij schrijft, dé remedie tegen de depressie die hem overviel na de diagnose, want dan ‘ga je toch zitten wachten op het einde.’ Tot een vriend zei: ga gewoon aan het werk, dat plan voor een boek over Duits socialisme lag er al. En zo schreef hij in een jaar tijd dat lijvig werk over het falen van de sociaal-democratie en de triomf van het nationaal-socialisme. In het boek kijkt hij met sociologisch-historische blik naar het succes van het nazisme, waarbij het begrip ‘socialisme’ van de nationaal-socialistische partij van Hitler alle aandacht krijgt. De nazi’s die wel de sociale en socialistische successen boekten waar de sociaal-democraten niet toe in staat waren. Het nieuwe jeugdige elan in die vredes-jaren van de Weimar-republiek, daar schrijft hij over, als verklaring waarom het beschaafde Duitse volk zo enthousiast achter Hitler aan ging. De interviewer werpt op dat het racisme en anti-antisemitisme van de partij, dat er van meet af aan was, wel erg weinig aandacht van de socioloog krijgt. "Ik heb het antisemitisme niet nodig als aspect om te begrijpen waarom mensen achter Hitler aangingen", zegt hij, "dat anti-antisemitisme werd door massa’s mensen niet goedgekeurd, maar er stond zoveel tegenover, het nieuwe elan won het daarvan." In 1942 begon de puber van Doorn in Maastricht een oorlogsdagboek bij te houden, een feitelijk verslag van wat er gebeurde en van wat hij zag. Een bijna dwangmatige behoefte om te registreren. Hij was van nature een teruggetrokken jongen, hij leefde het gewone dagelijkse leven van een scholier, de HBS, later privélessen bij leraren thuis, tennissen, zwemmen. En wat was bezetting? Soldaten op straat, je bewust zijn van risico’s zonder echt veel angst: je kon je niet voorstellen dat het erger kon dan het was. Het was beklemmend, besefte hij achteraf toen hij de opluchting voelde bij de bevrijding. Waar moeten we u plaatsen, vraagt de interviewer? Wat stemt u bijvoorbeeld? Stemmen, zegt van Doorn, betekent niet zoveel voor hem, de laatste keer heeft hij het maar helemaal gelaten, toen kon hij er "geen chocola van maken". Zijn politieke kleurenlijn loopt niet zo eenduidig. Een, zoals hij zegt, "calvinistisch katholiek" gezin in Limburg als start, dan vanuit de vanzelfsprekende interesse van de sociologie voor de maakbaarheid van de samenleving de sociaal-democratie in de studiejaren in Amsterdam, en dan al snel het genoegen om een lans te breken voor het conservatisme als dat linkse milieu hem te agressief wordt. Conservatisme in de zin van: behoedzaam omgaan met wat er is, de erfenis niet verkwanselen. Wat opgebouwd is, is niet voor niets opgebouwd, daar moet iets goeds in zitten. En je kan het heel makkelijk kapot maken. En juist de democratie is kwetsbaar. Dan zijn we weer terug bij het nazisme, toen er een uiterst liberale opvatting over de democratie heerste en alles werd toegelaten. Uitvechten in een burgeroorlog was misschien een betere oplossing geweest . Samenvatting van het tweede uur: De socioloog schetste de ideologische leegte van de sociaal-democratie. De 19e eeuw was overwegend liberaal, de 20e overwegend socialistisch, collectivistisch, en nu zijn we weer in een liberaal tijdperk. En je ziet de sociaal-democratie worstelen omdat het blijkbaar niet mogelijk is terug te grijpen op de oude erfenis. Dan krijg je nieuwe vormen, zoals de derde weg van Tony Blair, maar dat is geen ideologie, dat is een manier van omgaan met de praktijk. Er is geen nieuwe tegenbeweging. "Dus zullen we u toch maar conservatief noemen dan?", vraagt Heerma van Voss in een uiterste poging hem politiek vast te pinnen. "Nee", zegt hij, zijn natuurlijke houding is het om de andere kant op te hangen als bewegingen dogmatisch worden. Hij zou graag een tegenmacht zien tegen de grabbel- en graaicultuur van nu, maar die ziet hij niet. Mensen als Wilders zijn populisten, die geen politiek idee vertegenwoordigen, maar alleen zichzelf. Dan ging het over zijn vak: de sociologie – toen hij kwam studeren in Amsterdam had hij al vier scripties onder de arm, bijvoorbeeld over de industrialisering van zijn geboortestad Maastricht en over de toestand van wonen daar. Hoe kwam een 18-jarige op die gedachte, was de vraag? "Als je blijft kijken dan zie je het", was het eenvoudige antwoord. En zo pakte hij het aan, de jonge aanstormende socioloog die de praktisch toepasbare sociologie zoals die uit Amerika kwam aanwaaien omarmde, terwijl tot die tijd sociologie een Duits theoretisch product was. Dat leidde tot wat wel de bijbel van de sociologie genoemd werd, het boek Moderne Sociologie dat hij samen met Han Lammers schreef en dat een enorme oplage haalde. ‘ik zelf zag het als een manifest tegenover de oude generatie, maar ook als leerboek", zegt van Doorn, "een poging de sociologie als vak te ordenen." Om vervolgens te concluderen: "Toen wist ik het wel, en toen wilde ik ook weer wat anders gaan doen." Hij kwam op de Economische Hogeschool in Rotterdam terecht en was daar de stichter van de beleidssociologie. Hij wilde een gedegen wetenschappelijke sociologische onderbouw meegeven aan de studenten en dan een praktisch toepasbare bovenbouw in bestuurskunde bijvoorbeeld. Uiteindelijk, zegt hij, zijn daar de huidige studies als vrijetijdsmanagement van overgebleven, waarbij die onderbouw is weggehaald. "Daar geef ik wetenschappelijk niks voor". Op z’n 62e verliet de hoogleraar de Erasmus Universiteit, lichtelijk verbitterd door de willekeur die uit Den Haag op de universiteit werd losgelaten, de bezuinigingen. Zijn leerstoel werd na zijn vertrek opgeheven. De afgelopen twintig jaar schreef hij, columns, boeken. En al verkeert het vak in een crisis, de sociologische blik leidt hem nog altijd naar de interessante vragen. Meer dan de blik van de historicus, die vaak de bekende feiten zit te ordenen als een verzamelaar zijn postzegels. We hebben nog 1 uur te gaan. Van Doorn wilde het nog graag over zijn 3 jarig verblijf in Indië hebben als soldaat, kondigde hij aan. Wij willen dat graag horen....more
Behalve als socioloog en historicus was J.A.A. van Doorn bekend als columnist. Bij NRC/Handelsblad, Trouw en HP/deTijd. Met scherpe, analytische en nuchtere blik nam hij de maatschappij onder handen. Toen hij met Heerma van Voss sprak, was hij al in de tachtig en onder behandeling tegen kanker. Maar schreef nog vlijtig verder, zoals het lijvige "Duits socialisme", waarin hij niet alleen "de triomf van het nationaal-socialisme" in de jaren '30, maar ook de ondergang van de Duitse sociaal-democratie in de krachteloze Weimar-republiek van de jaren '20 beschrijft. Een gesprek met J.A.A. van Doorn over verleden en heden, over zijn carriere en zijn persoonlijke biografie. --------------------------------------- Biografie J.A.A. van Doorn Maastricht, 5 maart 1925 Wie schrijft, die leeft en wie leeft, die schrijft Generaties studenten zijn ermee groot geworden, met wat wel de bijbel van de sociologie werd genoemd: het leerboek Moderne Sociologie uit 1959 van Lammers en Van Doorn. De jonge socioloog J.A.A. van Doorn had zijn naam gevestigd, en zette die academische carrière voort als hoogleraar sociologie aan de Erasmus Universiteit. En bleef boeken schrijven zoals Ontsporing van Geweld (1970), over de ‘excessen’ tijdens de ‘politionele acties’ in Indonesië, waarvan hij drie jaar als dienstplichtig militair waarnemer was geweest. Op de Erasmus Universiteit vierde hij zijn 25-jarig academisch jubileum, maar kort daarna, nu 20 jaar geleden, nam hij verbitterd afscheid van de universiteit, die de zijne niet meer was. Hij ging een fulltime bestaan als schrijver en columnist leven. Dat doet hij, inmiddels de tachtig gepasseerd, tot op de dag van vandaag. Vanuit zijn werkkamer in het Limburgse St. Geertruid worden zijn columns voor dagblad Trouw en weekblad HP/De Tijd, getypt op de elektrische machine, naar de Randstad gefaxt. Want de computer is nooit binnengetreden en de televisie staat zelden aan. In huize van Doorn wordt gelézen. Boeken, tijdschriften, een aantal kranten per dag. Als je die écht leest, zegt hij, weet je alles wat je weten moet. Genoeg om scherpe en dwarse observaties over de politiek en de maatschappij de wereld in te zenden. Dan is er het uitgebreide en goed bijgehouden archief in de werkkamer, dat hem in staat stelde het boek te schrijven dat onlangs verscheen: Duits Socialisme. Het Falen van de Sociaal-Democratie en de Triomf van het Nationaal-Socialisme' Want als je schrijft, dan leef je, en als je leeft, dan schrijf je – dat is het motto van het gesprek van Jacques van Doorn. ------------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Eerste uur: Eerst een uitleg waarom het gesprek opgenomen wordt in de werkkamer van Jacques van Doorn. Anderhalf jaar geleden kreeg hij te horen dat hij botkanker heeft, en al voelt hij zich ‘redelijk’, het huis gaat hij liever niet meer uit. Na de uitvoerige bestraling heeft hij geen pijn meer: hij eet, rookt, neemt eventueel een borrel. En hij schrijft, dé remedie tegen de depressie die hem overviel na de diagnose, want dan ‘ga je toch zitten wachten op het einde.’ Tot een vriend zei: ga gewoon aan het werk, dat plan voor een boek over Duits socialisme lag er al. En zo schreef hij in een jaar tijd dat lijvig werk over het falen van de sociaal-democratie en de triomf van het nationaal-socialisme. In het boek kijkt hij met sociologisch-historische blik naar het succes van het nazisme, waarbij het begrip ‘socialisme’ van de nationaal-socialistische partij van Hitler alle aandacht krijgt. De nazi’s die wel de sociale en socialistische successen boekten waar de sociaal-democraten niet toe in staat waren. Het nieuwe jeugdige elan in die vredes-jaren van de Weimar-republiek, daar schrijft hij over, als verklaring waarom het beschaafde Duitse volk zo enthousiast achter Hitler aan ging. De interviewer werpt op dat het racisme en anti-antisemitisme van de partij, dat er van meet af aan was, wel erg weinig aandacht van de socioloog krijgt. "Ik heb het antisemitisme niet nodig als aspect om te begrijpen waarom mensen achter Hitler aangingen", zegt hij, "dat anti-antisemitisme werd door massa’s mensen niet goedgekeurd, maar er stond zoveel tegenover, het nieuwe elan won het daarvan." In 1942 begon de puber van Doorn in Maastricht een oorlogsdagboek bij te houden, een feitelijk verslag van wat er gebeurde en van wat hij zag. Een bijna dwangmatige behoefte om te registreren. Hij was van nature een teruggetrokken jongen, hij leefde het gewone dagelijkse leven van een scholier, de HBS, later privélessen bij leraren thuis, tennissen, zwemmen. En wat was bezetting? Soldaten op straat, je bewust zijn van risico’s zonder echt veel angst: je kon je niet voorstellen dat het erger kon dan het was. Het was beklemmend, besefte hij achteraf toen hij de opluchting voelde bij de bevrijding. Waar moeten we u plaatsen, vraagt de interviewer? Wat stemt u bijvoorbeeld? Stemmen, zegt van Doorn, betekent niet zoveel voor hem, de laatste keer heeft hij het maar helemaal gelaten, toen kon hij er "geen chocola van maken". Zijn politieke kleurenlijn loopt niet zo eenduidig. Een, zoals hij zegt, "calvinistisch katholiek" gezin in Limburg als start, dan vanuit de vanzelfsprekende interesse van de sociologie voor de maakbaarheid van de samenleving de sociaal-democratie in de studiejaren in Amsterdam, en dan al snel het genoegen om een lans te breken voor het conservatisme als dat linkse milieu hem te agressief wordt. Conservatisme in de zin van: behoedzaam omgaan met wat er is, de erfenis niet verkwanselen. Wat opgebouwd is, is niet voor niets opgebouwd, daar moet iets goeds in zitten. En je kan het heel makkelijk kapot maken. En juist de democratie is kwetsbaar. Dan zijn we weer terug bij het nazisme, toen er een uiterst liberale opvatting over de democratie heerste en alles werd toegelaten. Uitvechten in een burgeroorlog was misschien een betere oplossing geweest . Samenvatting van het tweede uur: De socioloog schetste de ideologische leegte van de sociaal-democratie. De 19e eeuw was overwegend liberaal, de 20e overwegend socialistisch, collectivistisch, en nu zijn we weer in een liberaal tijdperk. En je ziet de sociaal-democratie worstelen omdat het blijkbaar niet mogelijk is terug te grijpen op de oude erfenis. Dan krijg je nieuwe vormen, zoals de derde weg van Tony Blair, maar dat is geen ideologie, dat is een manier van omgaan met de praktijk. Er is geen nieuwe tegenbeweging. "Dus zullen we u toch maar conservatief noemen dan?", vraagt Heerma van Voss in een uiterste poging hem politiek vast te pinnen. "Nee", zegt hij, zijn natuurlijke houding is het om de andere kant op te hangen als bewegingen dogmatisch worden. Hij zou graag een tegenmacht zien tegen de grabbel- en graaicultuur van nu, maar die ziet hij niet. Mensen als Wilders zijn populisten, die geen politiek idee vertegenwoordigen, maar alleen zichzelf. Dan ging het over zijn vak: de sociologie – toen hij kwam studeren in Amsterdam had hij al vier scripties onder de arm, bijvoorbeeld over de industrialisering van zijn geboortestad Maastricht en over de toestand van wonen daar. Hoe kwam een 18-jarige op die gedachte, was de vraag? "Als je blijft kijken dan zie je het", was het eenvoudige antwoord. En zo pakte hij het aan, de jonge aanstormende socioloog die de praktisch toepasbare sociologie zoals die uit Amerika kwam aanwaaien omarmde, terwijl tot die tijd sociologie een Duits theoretisch product was. Dat leidde tot wat wel de bijbel van de sociologie genoemd werd, het boek Moderne Sociologie dat hij samen met Han Lammers schreef en dat een enorme oplage haalde. ‘ik zelf zag het als een manifest tegenover de oude generatie, maar ook als leerboek", zegt van Doorn, "een poging de sociologie als vak te ordenen." Om vervolgens te concluderen: "Toen wist ik het wel, en toen wilde ik ook weer wat anders gaan doen." Hij kwam op de Economische Hogeschool in Rotterdam terecht en was daar de stichter van de beleidssociologie. Hij wilde een gedegen wetenschappelijke sociologische onderbouw meegeven aan de studenten en dan een praktisch toepasbare bovenbouw in bestuurskunde bijvoorbeeld. Uiteindelijk, zegt hij, zijn daar de huidige studies als vrijetijdsmanagement van overgebleven, waarbij die onderbouw is weggehaald. "Daar geef ik wetenschappelijk niks voor". Op z’n 62e verliet de hoogleraar de Erasmus Universiteit, lichtelijk verbitterd door de willekeur die uit Den Haag op de universiteit werd losgelaten, de bezuinigingen. Zijn leerstoel werd na zijn vertrek opgeheven. De afgelopen twintig jaar schreef hij, columns, boeken. En al verkeert het vak in een crisis, de sociologische blik leidt hem nog altijd naar de interessante vragen. Meer dan de blik van de historicus, die vaak de bekende feiten zit te ordenen als een verzamelaar zijn postzegels. We hebben nog 1 uur te gaan. Van Doorn wilde het nog graag over zijn 3 jarig verblijf in Indië hebben als soldaat, kondigde hij aan. Wij willen dat graag horen....more
Behalve als socioloog en historicus was J.A.A. van Doorn bekend als columnist. Bij NRC/Handelsblad, Trouw en HP/deTijd. Met scherpe, analytische en nuchtere blik nam hij de maatschappij onder handen. Toen hij met Heerma van Voss sprak, was hij al in de tachtig en onder behandeling tegen kanker. Maar schreef nog vlijtig verder, zoals het lijvige "Duits socialisme", waarin hij niet alleen "de triomf van het nationaal-socialisme" in de jaren '30, maar ook de ondergang van de Duitse sociaal-democratie in de krachteloze Weimar-republiek van de jaren '20 beschrijft. Een gesprek met J.A.A. van Doorn over verleden en heden, over zijn carriere en zijn persoonlijke biografie. --------------------------------------- Biografie J.A.A. van Doorn Maastricht, 5 maart 1925 Wie schrijft, die leeft en wie leeft, die schrijft Generaties studenten zijn ermee groot geworden, met wat wel de bijbel van de sociologie werd genoemd: het leerboek Moderne Sociologie uit 1959 van Lammers en Van Doorn. De jonge socioloog J.A.A. van Doorn had zijn naam gevestigd, en zette die academische carrière voort als hoogleraar sociologie aan de Erasmus Universiteit. En bleef boeken schrijven zoals Ontsporing van Geweld (1970), over de ‘excessen’ tijdens de ‘politionele acties’ in Indonesië, waarvan hij drie jaar als dienstplichtig militair waarnemer was geweest. Op de Erasmus Universiteit vierde hij zijn 25-jarig academisch jubileum, maar kort daarna, nu 20 jaar geleden, nam hij verbitterd afscheid van de universiteit, die de zijne niet meer was. Hij ging een fulltime bestaan als schrijver en columnist leven. Dat doet hij, inmiddels de tachtig gepasseerd, tot op de dag van vandaag. Vanuit zijn werkkamer in het Limburgse St. Geertruid worden zijn columns voor dagblad Trouw en weekblad HP/De Tijd, getypt op de elektrische machine, naar de Randstad gefaxt. Want de computer is nooit binnengetreden en de televisie staat zelden aan. In huize van Doorn wordt gelézen. Boeken, tijdschriften, een aantal kranten per dag. Als je die écht leest, zegt hij, weet je alles wat je weten moet. Genoeg om scherpe en dwarse observaties over de politiek en de maatschappij de wereld in te zenden. Dan is er het uitgebreide en goed bijgehouden archief in de werkkamer, dat hem in staat stelde het boek te schrijven dat onlangs verscheen: Duits Socialisme. Het Falen van de Sociaal-Democratie en de Triomf van het Nationaal-Socialisme' Want als je schrijft, dan leef je, en als je leeft, dan schrijf je – dat is het motto van het gesprek van Jacques van Doorn. ------------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Eerste uur: Eerst een uitleg waarom het gesprek opgenomen wordt in de werkkamer van Jacques van Doorn. Anderhalf jaar geleden kreeg hij te horen dat hij botkanker heeft, en al voelt hij zich ‘redelijk’, het huis gaat hij liever niet meer uit. Na de uitvoerige bestraling heeft hij geen pijn meer: hij eet, rookt, neemt eventueel een borrel. En hij schrijft, dé remedie tegen de depressie die hem overviel na de diagnose, want dan ‘ga je toch zitten wachten op het einde.’ Tot een vriend zei: ga gewoon aan het werk, dat plan voor een boek over Duits socialisme lag er al. En zo schreef hij in een jaar tijd dat lijvig werk over het falen van de sociaal-democratie en de triomf van het nationaal-socialisme. In het boek kijkt hij met sociologisch-historische blik naar het succes van het nazisme, waarbij het begrip ‘socialisme’ van de nationaal-socialistische partij van Hitler alle aandacht krijgt. De nazi’s die wel de sociale en socialistische successen boekten waar de sociaal-democraten niet toe in staat waren. Het nieuwe jeugdige elan in die vredes-jaren van de Weimar-republiek, daar schrijft hij over, als verklaring waarom het beschaafde Duitse volk zo enthousiast achter Hitler aan ging. De interviewer werpt op dat het racisme en anti-antisemitisme van de partij, dat er van meet af aan was, wel erg weinig aandacht van de socioloog krijgt. "Ik heb het antisemitisme niet nodig als aspect om te begrijpen waarom mensen achter Hitler aangingen", zegt hij, "dat anti-antisemitisme werd door massa’s mensen niet goedgekeurd, maar er stond zoveel tegenover, het nieuwe elan won het daarvan." In 1942 begon de puber van Doorn in Maastricht een oorlogsdagboek bij te houden, een feitelijk verslag van wat er gebeurde en van wat hij zag. Een bijna dwangmatige behoefte om te registreren. Hij was van nature een teruggetrokken jongen, hij leefde het gewone dagelijkse leven van een scholier, de HBS, later privélessen bij leraren thuis, tennissen, zwemmen. En wat was bezetting? Soldaten op straat, je bewust zijn van risico’s zonder echt veel angst: je kon je niet voorstellen dat het erger kon dan het was. Het was beklemmend, besefte hij achteraf toen hij de opluchting voelde bij de bevrijding. Waar moeten we u plaatsen, vraagt de interviewer? Wat stemt u bijvoorbeeld? Stemmen, zegt van Doorn, betekent niet zoveel voor hem, de laatste keer heeft hij het maar helemaal gelaten, toen kon hij er "geen chocola van maken". Zijn politieke kleurenlijn loopt niet zo eenduidig. Een, zoals hij zegt, "calvinistisch katholiek" gezin in Limburg als start, dan vanuit de vanzelfsprekende interesse van de sociologie voor de maakbaarheid van de samenleving de sociaal-democratie in de studiejaren in Amsterdam, en dan al snel het genoegen om een lans te breken voor het conservatisme als dat linkse milieu hem te agressief wordt. Conservatisme in de zin van: behoedzaam omgaan met wat er is, de erfenis niet verkwanselen. Wat opgebouwd is, is niet voor niets opgebouwd, daar moet iets goeds in zitten. En je kan het heel makkelijk kapot maken. En juist de democratie is kwetsbaar. Dan zijn we weer terug bij het nazisme, toen er een uiterst liberale opvatting over de democratie heerste en alles werd toegelaten. Uitvechten in een burgeroorlog was misschien een betere oplossing geweest . Samenvatting van het tweede uur: De socioloog schetste de ideologische leegte van de sociaal-democratie. De 19e eeuw was overwegend liberaal, de 20e overwegend socialistisch, collectivistisch, en nu zijn we weer in een liberaal tijdperk. En je ziet de sociaal-democratie worstelen omdat het blijkbaar niet mogelijk is terug te grijpen op de oude erfenis. Dan krijg je nieuwe vormen, zoals de derde weg van Tony Blair, maar dat is geen ideologie, dat is een manier van omgaan met de praktijk. Er is geen nieuwe tegenbeweging. "Dus zullen we u toch maar conservatief noemen dan?", vraagt Heerma van Voss in een uiterste poging hem politiek vast te pinnen. "Nee", zegt hij, zijn natuurlijke houding is het om de andere kant op te hangen als bewegingen dogmatisch worden. Hij zou graag een tegenmacht zien tegen de grabbel- en graaicultuur van nu, maar die ziet hij niet. Mensen als Wilders zijn populisten, die geen politiek idee vertegenwoordigen, maar alleen zichzelf. Dan ging het over zijn vak: de sociologie – toen hij kwam studeren in Amsterdam had hij al vier scripties onder de arm, bijvoorbeeld over de industrialisering van zijn geboortestad Maastricht en over de toestand van wonen daar. Hoe kwam een 18-jarige op die gedachte, was de vraag? "Als je blijft kijken dan zie je het", was het eenvoudige antwoord. En zo pakte hij het aan, de jonge aanstormende socioloog die de praktisch toepasbare sociologie zoals die uit Amerika kwam aanwaaien omarmde, terwijl tot die tijd sociologie een Duits theoretisch product was. Dat leidde tot wat wel de bijbel van de sociologie genoemd werd, het boek Moderne Sociologie dat hij samen met Han Lammers schreef en dat een enorme oplage haalde. ‘ik zelf zag het als een manifest tegenover de oude generatie, maar ook als leerboek", zegt van Doorn, "een poging de sociologie als vak te ordenen." Om vervolgens te concluderen: "Toen wist ik het wel, en toen wilde ik ook weer wat anders gaan doen." Hij kwam op de Economische Hogeschool in Rotterdam terecht en was daar de stichter van de beleidssociologie. Hij wilde een gedegen wetenschappelijke sociologische onderbouw meegeven aan de studenten en dan een praktisch toepasbare bovenbouw in bestuurskunde bijvoorbeeld. Uiteindelijk, zegt hij, zijn daar de huidige studies als vrijetijdsmanagement van overgebleven, waarbij die onderbouw is weggehaald. "Daar geef ik wetenschappelijk niks voor". Op z’n 62e verliet de hoogleraar de Erasmus Universiteit, lichtelijk verbitterd door de willekeur die uit Den Haag op de universiteit werd losgelaten, de bezuinigingen. Zijn leerstoel werd na zijn vertrek opgeheven. De afgelopen twintig jaar schreef hij, columns, boeken. En al verkeert het vak in een crisis, de sociologische blik leidt hem nog altijd naar de interessante vragen. Meer dan de blik van de historicus, die vaak de bekende feiten zit te ordenen als een verzamelaar zijn postzegels. We hebben nog 1 uur te gaan. Van Doorn wilde het nog graag over zijn 3 jarig verblijf in Indië hebben als soldaat, kondigde hij aan. Wij willen dat graag horen....more
In maart 2008 nam van Aartsen het burgemeesterschap van ’s-Gravenhage op zich. In deze functie houdt hij vrijwel elke week een belangwekkende speech. In 2006 was Jozias van Aartsen verdwenen uit de politiek, en daarna hield hij zich stil. In 2007 sprak hij eenmalig drie uur lang met Ger Jochems in de VPRO-Studio. Onder andere over zijn politieke carriere tot dan toe. ------------------------------------ Biografie Jozias van Aartsen Den Haag, 25 december 1947- heden Hij wordt vaak omschreven als charmant, ook als lastig in een hokje te duwen. Is hij een politiek dier? Of is hij min of meer vanzelfsprekend in de politiek terecht gekomen als zoon van een minister? Van de politieke geschiedenis van zijn vader hield hij in elk geval een gezond wantrouwen tegenover het CDA over. Hij koos voor de VVD. In hoeverre dat nog steeds zijn partij is, gaan we in dit Marathon-interview met Jozias van Aartsen horen van deze ex-fractievoorzitter van de VVD en ex-minister van Landbouw en Buitenlandse Zaken. Als jonge rechtenstudent kwam hij al in VVD gelederen terecht, als assistent van Hans Wiegel in het begin van de jaren zeventig. Hij werd directeur van het wetenschappelijk bureau van de VVD, en draaide een flink aantal jaren mee in de top-ambtenarij op het ministerie van Binnenlandse Zaken. Toen werd hij minister van Landbouw in het eerste kabinet Kok en daarna met zichtbaar genot minister van Buitenlandse Zaken in het tweede kabinet Kok. Daarna kamerlid, vanaf 2003 fractievoorzitter. Vorig jaar, in de nacht van 7 op 8 maart na de voor de VVD slecht afgelopen gemeenteraadsverkiezingen, trad hij af als fractievoorzitter en werd weer gewoon kamerlid. In augustus van 2007 liet hij Mark Rutte per brief weten dat hij zich niet meer kandidaat stelde voor een plek in de Tweede Kamer. Exit Jozias van Aartsen uit de actieve politiek. Hij hield zich vanaf toen opvallend stil. Jozias van Aartsen is tegenwoordig burgemeester van zijn geboortestad: Den Haag. ------------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Samenvatting van het eerste uur: Naar aanleiding van het nieuws van vanmorgen dat de melkplas is verdwenen, deelt de ex-minister van Landbouw een pluim uit aan de melkveehouders. En aan zichzelf, want hij ziet het feit dat de sector het goed doet ook als bewijs van zijn beleid van toen, 13 jaar geleden. Hij had toen al vertrouwen dat er nog wel toekomst in het boerenbedrijf zat. "Geweldige mensen, die boeren", zegt hij. Die beelden ziet hij weer voor zich. Waarop Ger Jochems, de interviewer, zegt heel andere beelden te zien: van boeren die de prille minister belagen. Van veel wantrouwen tegen de keurig sprekende en bewegende Van Aartsen die geen natuurlijke bondgenoot van de sector was. Terwijl de milieuhoek hem juichend binnenhaalde. Later kreeg hij te maken met de varkenspestepidemie. En die crisis was ook een kans: de noodzaak om in te krimpen was nu wel duidelijk. De dichtheid van de bedrijven en veestapels móest worden teruggebracht. Pijnlijk om uit te leggen, maar hij deed het, zaaltje na zaaltje. U heeft wel eens gezegd "het CDA heeft de boeren jarenlang belazerd", legt Ger Jochems hem voor. Dat ie het zó gezegd heeft weet hij niet meer, maar ja, het is wel waar dat het CDA de onaangename boodschap niet kon brengen, die konden niet anders dan het heersende stilstaande belang te dienen. Er moest een buitenstaander als hij komen om er beweging in te brengen. Dan is de vraag: is een onderzoek naar de Nederlandse rol bij de inval in Irak niet onontkoombaar? Na alles wat we nu weten, na alles wat er boven water is gekomen over bewust verkeerde informatie waarmee we de oorlog mee ingetrokken zijn? Als Kamerlid heeft hij de inval verdedigd, en als Kamerlid nam hij de stelling in dat hij niet voor een onderzoek was, omdat hij het onnodig vond, legt hij eerst nog eens uit. Maar nu is hij inmiddels verbaasd dat de PvdA op dit punt de poot niet stijf heeft gehouden tijdens de kabinetsformatie. Want over de vorm valt te praten, maar gezien al het gedoe zegt van Aartsen nu jJa, het is verstandig om het wel te doen". Heeft hij als minister van Buitenlandse Zaken, wat hij tot kort voor de inval was, nooit signalen gehoord dat het te gebeuren stond? Tijdens zijn laatste bezoek als minister in Washington kreeg hij van Colin Powell te horen dat er geen plannen bestonden. Zijn houding toen was: als jullie het toch doen betrek Europa er dan bij, Frankrijk. Dat is niet gebeurd. Het drama Irak is niet zozeer de inval zelf, als dat er geen plan was... Samenvatting van het tweede uur: Het bestuur van Irak zou in handen moeten zijn gekomen van de Verenigde Naties. En het heeft hem tot de dag van vandaag sterk verbaasd dat toen VN gezant Vieira de Mello werd vermoord in Bagdad de internationale gemeenschap op dat moment niet gezegd heeft: dit laten we niet gebeuren. Toen hadden Chirac en Schroeder moeten zeggen: we waren wel tegen de inval, maar nu pakken we het gezamenlijk aan. Dan was er kans geweest op tegenwicht tegen de Amerikanen. Komt dat onderzoek er? "Nou, Balkendende heeft bij de kabinets formatie bewezen dat hij het niet wou en niet wil en de PvdA heeft zich daar bij neergelegd. Dus hij zal blijven zeggen dat het er niet komt. En zonder medewerking van de regering kun je geen onderzoek doen. En dan de VVD! Sinds van Aartsen vorig jaar de actieve politiek verliet, hebben we hem er in het openbaar niet meer over gehoord. We gaan terug in de tijd, naar 2005, toen van Aartsen samen met Mark Rutte een campagne opzette voor de gemeenteraadsverkiezingen. De sfeer was er een van "we gaan ervoor!" Met vreselijk veel plezier werkten ze bijvoorbeeld aan dat filmpje met een buigend roosje. Ze hadden daarbij afgesproken dat als het doel niet gehaald zou worden, van Aartsen zou terugtreden en Rutte zou opvolgen. Dus trad hij af als fractievoorzitter toen dat doel niet gehaald werd. Vervolgens gaan de heren nog een stapje verder terug in de tijd. Toen van Aartsen in 2003 als fractievoorzitter werd gekozen, was dit niet tot genoegen van partijleider en minister van Financien Gerrit Zalm. Er was meteen spanning, vanaf het begin. En dan komt er het punt van het referendum over de Europese grondwet. Daarmee eindigden we het vorige uur....more
In maart 2008 nam van Aartsen het burgemeesterschap van ’s-Gravenhage op zich. In deze functie houdt hij vrijwel elke week een belangwekkende speech. In 2006 was Jozias van Aartsen verdwenen uit de politiek, en daarna hield hij zich stil. In 2007 sprak hij eenmalig drie uur lang met Ger Jochems in de VPRO-Studio. Onder andere over zijn politieke carriere tot dan toe. ------------------------------------ Biografie Jozias van Aartsen Den Haag, 25 december 1947- heden Hij wordt vaak omschreven als charmant, ook als lastig in een hokje te duwen. Is hij een politiek dier? Of is hij min of meer vanzelfsprekend in de politiek terecht gekomen als zoon van een minister? Van de politieke geschiedenis van zijn vader hield hij in elk geval een gezond wantrouwen tegenover het CDA over. Hij koos voor de VVD. In hoeverre dat nog steeds zijn partij is, gaan we in dit Marathon-interview met Jozias van Aartsen horen van deze ex-fractievoorzitter van de VVD en ex-minister van Landbouw en Buitenlandse Zaken. Als jonge rechtenstudent kwam hij al in VVD gelederen terecht, als assistent van Hans Wiegel in het begin van de jaren zeventig. Hij werd directeur van het wetenschappelijk bureau van de VVD, en draaide een flink aantal jaren mee in de top-ambtenarij op het ministerie van Binnenlandse Zaken. Toen werd hij minister van Landbouw in het eerste kabinet Kok en daarna met zichtbaar genot minister van Buitenlandse Zaken in het tweede kabinet Kok. Daarna kamerlid, vanaf 2003 fractievoorzitter. Vorig jaar, in de nacht van 7 op 8 maart na de voor de VVD slecht afgelopen gemeenteraadsverkiezingen, trad hij af als fractievoorzitter en werd weer gewoon kamerlid. In augustus van 2007 liet hij Mark Rutte per brief weten dat hij zich niet meer kandidaat stelde voor een plek in de Tweede Kamer. Exit Jozias van Aartsen uit de actieve politiek. Hij hield zich vanaf toen opvallend stil. Jozias van Aartsen is tegenwoordig burgemeester van zijn geboortestad: Den Haag. ------------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Samenvatting van het eerste uur: Naar aanleiding van het nieuws van vanmorgen dat de melkplas is verdwenen, deelt de ex-minister van Landbouw een pluim uit aan de melkveehouders. En aan zichzelf, want hij ziet het feit dat de sector het goed doet ook als bewijs van zijn beleid van toen, 13 jaar geleden. Hij had toen al vertrouwen dat er nog wel toekomst in het boerenbedrijf zat. "Geweldige mensen, die boeren", zegt hij. Die beelden ziet hij weer voor zich. Waarop Ger Jochems, de interviewer, zegt heel andere beelden te zien: van boeren die de prille minister belagen. Van veel wantrouwen tegen de keurig sprekende en bewegende Van Aartsen die geen natuurlijke bondgenoot van de sector was. Terwijl de milieuhoek hem juichend binnenhaalde. Later kreeg hij te maken met de varkenspestepidemie. En die crisis was ook een kans: de noodzaak om in te krimpen was nu wel duidelijk. De dichtheid van de bedrijven en veestapels móest worden teruggebracht. Pijnlijk om uit te leggen, maar hij deed het, zaaltje na zaaltje. U heeft wel eens gezegd "het CDA heeft de boeren jarenlang belazerd", legt Ger Jochems hem voor. Dat ie het zó gezegd heeft weet hij niet meer, maar ja, het is wel waar dat het CDA de onaangename boodschap niet kon brengen, die konden niet anders dan het heersende stilstaande belang te dienen. Er moest een buitenstaander als hij komen om er beweging in te brengen. Dan is de vraag: is een onderzoek naar de Nederlandse rol bij de inval in Irak niet onontkoombaar? Na alles wat we nu weten, na alles wat er boven water is gekomen over bewust verkeerde informatie waarmee we de oorlog mee ingetrokken zijn? Als Kamerlid heeft hij de inval verdedigd, en als Kamerlid nam hij de stelling in dat hij niet voor een onderzoek was, omdat hij het onnodig vond, legt hij eerst nog eens uit. Maar nu is hij inmiddels verbaasd dat de PvdA op dit punt de poot niet stijf heeft gehouden tijdens de kabinetsformatie. Want over de vorm valt te praten, maar gezien al het gedoe zegt van Aartsen nu jJa, het is verstandig om het wel te doen". Heeft hij als minister van Buitenlandse Zaken, wat hij tot kort voor de inval was, nooit signalen gehoord dat het te gebeuren stond? Tijdens zijn laatste bezoek als minister in Washington kreeg hij van Colin Powell te horen dat er geen plannen bestonden. Zijn houding toen was: als jullie het toch doen betrek Europa er dan bij, Frankrijk. Dat is niet gebeurd. Het drama Irak is niet zozeer de inval zelf, als dat er geen plan was... Samenvatting van het tweede uur: Het bestuur van Irak zou in handen moeten zijn gekomen van de Verenigde Naties. En het heeft hem tot de dag van vandaag sterk verbaasd dat toen VN gezant Vieira de Mello werd vermoord in Bagdad de internationale gemeenschap op dat moment niet gezegd heeft: dit laten we niet gebeuren. Toen hadden Chirac en Schroeder moeten zeggen: we waren wel tegen de inval, maar nu pakken we het gezamenlijk aan. Dan was er kans geweest op tegenwicht tegen de Amerikanen. Komt dat onderzoek er? "Nou, Balkendende heeft bij de kabinets formatie bewezen dat hij het niet wou en niet wil en de PvdA heeft zich daar bij neergelegd. Dus hij zal blijven zeggen dat het er niet komt. En zonder medewerking van de regering kun je geen onderzoek doen. En dan de VVD! Sinds van Aartsen vorig jaar de actieve politiek verliet, hebben we hem er in het openbaar niet meer over gehoord. We gaan terug in de tijd, naar 2005, toen van Aartsen samen met Mark Rutte een campagne opzette voor de gemeenteraadsverkiezingen. De sfeer was er een van "we gaan ervoor!" Met vreselijk veel plezier werkten ze bijvoorbeeld aan dat filmpje met een buigend roosje. Ze hadden daarbij afgesproken dat als het doel niet gehaald zou worden, van Aartsen zou terugtreden en Rutte zou opvolgen. Dus trad hij af als fractievoorzitter toen dat doel niet gehaald werd. Vervolgens gaan de heren nog een stapje verder terug in de tijd. Toen van Aartsen in 2003 als fractievoorzitter werd gekozen, was dit niet tot genoegen van partijleider en minister van Financien Gerrit Zalm. Er was meteen spanning, vanaf het begin. En dan komt er het punt van het referendum over de Europese grondwet. Daarmee eindigden we het vorige uur....more
In maart 2008 nam van Aartsen het burgemeesterschap van ’s-Gravenhage op zich. In deze functie houdt hij vrijwel elke week een belangwekkende speech. In 2006 was Jozias van Aartsen verdwenen uit de politiek, en daarna hield hij zich stil. In 2007 sprak hij eenmalig drie uur lang met Ger Jochems in de VPRO-Studio. Onder andere over zijn politieke carriere tot dan toe. ------------------------------------ Biografie Jozias van Aartsen Den Haag, 25 december 1947- heden Hij wordt vaak omschreven als charmant, ook als lastig in een hokje te duwen. Is hij een politiek dier? Of is hij min of meer vanzelfsprekend in de politiek terecht gekomen als zoon van een minister? Van de politieke geschiedenis van zijn vader hield hij in elk geval een gezond wantrouwen tegenover het CDA over. Hij koos voor de VVD. In hoeverre dat nog steeds zijn partij is, gaan we in dit Marathon-interview met Jozias van Aartsen horen van deze ex-fractievoorzitter van de VVD en ex-minister van Landbouw en Buitenlandse Zaken. Als jonge rechtenstudent kwam hij al in VVD gelederen terecht, als assistent van Hans Wiegel in het begin van de jaren zeventig. Hij werd directeur van het wetenschappelijk bureau van de VVD, en draaide een flink aantal jaren mee in de top-ambtenarij op het ministerie van Binnenlandse Zaken. Toen werd hij minister van Landbouw in het eerste kabinet Kok en daarna met zichtbaar genot minister van Buitenlandse Zaken in het tweede kabinet Kok. Daarna kamerlid, vanaf 2003 fractievoorzitter. Vorig jaar, in de nacht van 7 op 8 maart na de voor de VVD slecht afgelopen gemeenteraadsverkiezingen, trad hij af als fractievoorzitter en werd weer gewoon kamerlid. In augustus van 2007 liet hij Mark Rutte per brief weten dat hij zich niet meer kandidaat stelde voor een plek in de Tweede Kamer. Exit Jozias van Aartsen uit de actieve politiek. Hij hield zich vanaf toen opvallend stil. Jozias van Aartsen is tegenwoordig burgemeester van zijn geboortestad: Den Haag. ------------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Samenvatting van het eerste uur: Naar aanleiding van het nieuws van vanmorgen dat de melkplas is verdwenen, deelt de ex-minister van Landbouw een pluim uit aan de melkveehouders. En aan zichzelf, want hij ziet het feit dat de sector het goed doet ook als bewijs van zijn beleid van toen, 13 jaar geleden. Hij had toen al vertrouwen dat er nog wel toekomst in het boerenbedrijf zat. "Geweldige mensen, die boeren", zegt hij. Die beelden ziet hij weer voor zich. Waarop Ger Jochems, de interviewer, zegt heel andere beelden te zien: van boeren die de prille minister belagen. Van veel wantrouwen tegen de keurig sprekende en bewegende Van Aartsen die geen natuurlijke bondgenoot van de sector was. Terwijl de milieuhoek hem juichend binnenhaalde. Later kreeg hij te maken met de varkenspestepidemie. En die crisis was ook een kans: de noodzaak om in te krimpen was nu wel duidelijk. De dichtheid van de bedrijven en veestapels móest worden teruggebracht. Pijnlijk om uit te leggen, maar hij deed het, zaaltje na zaaltje. U heeft wel eens gezegd "het CDA heeft de boeren jarenlang belazerd", legt Ger Jochems hem voor. Dat ie het zó gezegd heeft weet hij niet meer, maar ja, het is wel waar dat het CDA de onaangename boodschap niet kon brengen, die konden niet anders dan het heersende stilstaande belang te dienen. Er moest een buitenstaander als hij komen om er beweging in te brengen. Dan is de vraag: is een onderzoek naar de Nederlandse rol bij de inval in Irak niet onontkoombaar? Na alles wat we nu weten, na alles wat er boven water is gekomen over bewust verkeerde informatie waarmee we de oorlog mee ingetrokken zijn? Als Kamerlid heeft hij de inval verdedigd, en als Kamerlid nam hij de stelling in dat hij niet voor een onderzoek was, omdat hij het onnodig vond, legt hij eerst nog eens uit. Maar nu is hij inmiddels verbaasd dat de PvdA op dit punt de poot niet stijf heeft gehouden tijdens de kabinetsformatie. Want over de vorm valt te praten, maar gezien al het gedoe zegt van Aartsen nu jJa, het is verstandig om het wel te doen". Heeft hij als minister van Buitenlandse Zaken, wat hij tot kort voor de inval was, nooit signalen gehoord dat het te gebeuren stond? Tijdens zijn laatste bezoek als minister in Washington kreeg hij van Colin Powell te horen dat er geen plannen bestonden. Zijn houding toen was: als jullie het toch doen betrek Europa er dan bij, Frankrijk. Dat is niet gebeurd. Het drama Irak is niet zozeer de inval zelf, als dat er geen plan was... Samenvatting van het tweede uur: Het bestuur van Irak zou in handen moeten zijn gekomen van de Verenigde Naties. En het heeft hem tot de dag van vandaag sterk verbaasd dat toen VN gezant Vieira de Mello werd vermoord in Bagdad de internationale gemeenschap op dat moment niet gezegd heeft: dit laten we niet gebeuren. Toen hadden Chirac en Schroeder moeten zeggen: we waren wel tegen de inval, maar nu pakken we het gezamenlijk aan. Dan was er kans geweest op tegenwicht tegen de Amerikanen. Komt dat onderzoek er? "Nou, Balkendende heeft bij de kabinets formatie bewezen dat hij het niet wou en niet wil en de PvdA heeft zich daar bij neergelegd. Dus hij zal blijven zeggen dat het er niet komt. En zonder medewerking van de regering kun je geen onderzoek doen. En dan de VVD! Sinds van Aartsen vorig jaar de actieve politiek verliet, hebben we hem er in het openbaar niet meer over gehoord. We gaan terug in de tijd, naar 2005, toen van Aartsen samen met Mark Rutte een campagne opzette voor de gemeenteraadsverkiezingen. De sfeer was er een van "we gaan ervoor!" Met vreselijk veel plezier werkten ze bijvoorbeeld aan dat filmpje met een buigend roosje. Ze hadden daarbij afgesproken dat als het doel niet gehaald zou worden, van Aartsen zou terugtreden en Rutte zou opvolgen. Dus trad hij af als fractievoorzitter toen dat doel niet gehaald werd. Vervolgens gaan de heren nog een stapje verder terug in de tijd. Toen van Aartsen in 2003 als fractievoorzitter werd gekozen, was dit niet tot genoegen van partijleider en minister van Financien Gerrit Zalm. Er was meteen spanning, vanaf het begin. En dan komt er het punt van het referendum over de Europese grondwet. Daarmee eindigden we het vorige uur....more
Zij debuteerde met De Wetten en was het Filosoofje in Ischa Meijer’s Dikke Man. In november 2011 verscheen Logboek van een onbarmhartig jaar. Andere titels zijn: De Vriendschap, I.M., De Erfenis, Geheel de Uwe en Lucifer. In 2007 was zij, drie uur lang, gast van Wim Brands op de VPRO-Radio. ---------------------------- Over C.P. Auteur van echt en onecht, van fictie en werkelijkheid. Haar laatste roman Lucifer, het geromantiseerde levensverhaal van componist Peter Schat, riep discussie op. Had de schrijfster karaktermoord gepleegd of juist de reputatie van de gepassioneerde componist in ere hersteld? Palmen zelf haalde Lucifer aan: 'Maar wat u in de war brengt, is nu juist de aard van mijn spel.' Een karakteristieke uitspraak van het Filosoofje (zoals zij genoemd werd door Ischa Meijer in de Columns van de Dikke Man): je bent wat je bent door wat je voor een ander bent. Een kind voor je ouders, een geliefde voor wie je bemint, een kunstenaar voor je publiek. --------------------------------- Biografie Connie Palmen (geb. 25 november 1955 te Sint Odiliënberg "Maar wat u in de war brengt, is nu juist de aard van mijn spel" ”Ik ben omringd door stomkoppen en onbenullen die geen idee hebben van wat literatuur is”, zei Connie Palmen naar aanleiding van de negatieve reacties op haar laatste roman Lucifer, waarin ze de componist Peter Schat ten tonele voert. Volgens sommige lezers pleegde ze karaktermoord, niet in de laatste plaats omdat ze hem, in hun visie, de dood van zijn vrouw in de schoenen schoof. Volgens sommige bewonderaars herstelde ze juist zijn reputatie. En Palmen zelf wees er onder meer op dat ze een roman heeft geschreven, en dat het de taak is van de kunstenaar de grenzen van dat medium te onderzoeken, om vervolgens Lucifer zelf aan te halen: ”Maar wat u in de war brengt, is nu juist de aard van mijn spel." Connie Palmen vindt zich vanaf haar debuut De Wetten, dat een groot succes werd, in het hart van de Nederlandse literatuur. Verguisd en enorm bewonderd, het is nooit anders geweest. Zes succes-romans schreef ze, waaronder I.M. en Geheel de Uwe, waarin ze cirkelt rond leven en werk van haar man, Ischa Meijer. Waarbij aangetekend dat een criticus ook al in het geval van I.M. opmerkte dat haar boek absoluut geen roman was. En dan is er haar essayistisch werk. Palmen, afgestudeerd neerlandica en filosofe schreef over het lot van de oude filosoof Socrates, over idolen, de nieuwe heiligen van deze tijd, over de verhouding fictie-werkelijkheid, over openbaar-privé, over het verderfelijke idealisme. Onderwerpen genoeg. En laten we Limburg niet vergeten, waar ze opgroeide en aan een lange mars door de onderwijsinstituten begon, beginnend op de MAVO. Wat betekent zuur vlees voor haar? -------------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Eerste uur: Een uur geleden startte het gesprek, waarin het gegeven dat de mens op een dag 17.000 woorden spreekt, zoals wetenschappelijk is vastgesteld, aanleiding was om een Palmen-ochtend door te nemen: met koffie in bed en een boek en zwijgen. Maar als het een schrijfperiode is? Dat valt te vergelijken met de fysieke staat van verliefdheid: jakkerende darmen, permanente onrust. Vergelijkbaar, wat de fysieke staat betreft, zo merkte ze na de dood van Ischa, met rouw: ook dan is er verlangen, het lichaam wil dan hetzelfde: in de buurt van de geliefde persoon zijn. Het eerste boek dat ze las in die rouwperiode was de biografie van Jan Hein Donner, een onmogelijke man, en dan de biografie van Truman Capote. Op zoek naar Ischa in andere leuke, onmogelijke mannen. Dan zijn we op de begrafenis van de vader van een schoonzusje in Limburg waar er telefoon voor Connie is – haar vader, die eerst niet durft te benoemen dat Ischa dood is. Onaanatastbaar werd ze: "Raak me niet aan! Want al die mensen willen je dan omhelzen." En toen dacht ze, in de auto op weg naar Ischa, als ik er maar ben, dan komt het goed, en toen: "schrijven, drank, sigaretten, dat heb ik nog". Dan zijn we op de havo in Limburg, Connie ongeveer 18 jaar, en de ontdekking van Sartre: die moed om zo zonder twijfel te schrijven dat God dood is. Terwijl er het verlangen was om non te worden, het verlangen naar de rust, stilte, studeren, maar tegelijkertijd ook het verlangen naar drukte en mensen. Zo is het nog steeds: "Ik vind het leven onder de mensen zwaar", zegt ze, Een familietrek: "Wij in het gezin Palmen zijn allemaal zo snel verzadigd van mensen. Naar buiten gaan is een rol spelen, dat komt omdat ik voorkomend met mensen omga", zegt ze, "ik heb een hekel aan het adagium van lekker jezelf zijn. Dus ik hou mijn humeuren voor mezelf of voor intimi." De volstrekte verwarring over wat echt en onecht is, die beleeft een spannend hoogtepunt. De hele maatschappij biedt steeds meer ECHT aan, en het bedrog is nog nooit zo groot geweest. Door het aanbod van massamedia heb je het gevoel dat je overal bij bent, terwijl je werkelijkheidsbesef steeds meer verdwijnt. Hoe dat in haar laatste boek Lucifer speelt, daarover komen we hopelijk nog meer te weten. De tol van het schrijven van dat boek kennen we al: loszittende tanden. Het Freudiaanse symbool van verlies. "Of gewoon onnozelheid?" vraagt Brands, "dat je de boel verwaarloosd hebt?" Vergeetachtigheid, verder wil de schrijfster niet gaan. Tweede uur: Het vorige uur begon op de Limburgse MAVO. Connie als druktemaker die bleef zitten. Want taal, tekenen, de schoolkrant, toneelspelen, dat slokte de tijd op en de rest deed ze niet, kon ze niet, dacht ze, tot een leraar het licht bracht. Die zei: "als je zulke goede opstellen kan schrijven, kan je de rest ook, je moet gewoon leren." En toen haalde ze alleen maar negens, en op de HAVO ging dat zo door. Anderen overtuigden haar van haar intelligentie. "Naïef?", vraagt Brands. "Dat is een woord dat niet bij me past maar wel leuk is", zegt ze. Het was een gebrek aan voorbeelden. Schrijver worden? Een onmogelijke gedachte voor een meisje in Limburg. Wat hielp was het lezen van een boek van ook een Limburgs meisje over haar verblijf in een sanatorium: Irmgard Blijf Lachen. De rol van die leraar, zo is het altijd geweest: "Iemand moet me zeggen wat ik kan, ik kan dat allemaal niet uit mezelf halen. Je wordt pas iemand door iemand anders, die afhankelijkheid erken ik volledig." Bij het schrijven van haar eerste boek De Wetten was dat het moeilijkste: om zichzelf bloot te geven en te laten zien dat mensen me kunnen breken en maken. Brands haalt een scene uit De Wetten aan waarin de vrouw die de voeten van een man kust zo zelf iemand wordt. Nu komt de schrijfster tot een inzicht: "Als ik schrijf, zegt ze, dan ben ik op het verhaalniveau bezig met de lezer. In mijn eenzaamheid ben ik sociaal, maar daaronder zit een laag die niemand ziet. In deze scene ben ik bezig met Maria Magdalena die Jezus zijn voeten kust, ik ben bezig met hoe een man je lichaam wil, zo is het voor een vrouw. Je betaalt de prijs, een keer zoenen en je bent verloofd. De ziel van een vrouw is geen goed betaalmiddel, je lichaam wel. Je ziel hou je voor jezelf als vrouw. Zo was het ook in het volgende boek De Vriendschap. Het verhaal gaat over die vriendschap, de onderlaag over iemand die een lichamelijke identiteit probeert te krijgen. Als je schrijft, neemt je intuitie het dan wel eens over? Dat personages een onverwachte andere kant ophollen? "Nee, ik bedenk, ik ben in controle, ik kan er verantwoording over afgeven. Er zijn schrijvers die horen hun personages in hun droom." Palmen had uitsluitend een geile droom over de werkelijke Peter Schat waarop haar romanpersoon is gebaseerd in Lucifer....more
Zij debuteerde met De Wetten en was het Filosoofje in Ischa Meijer’s Dikke Man. In november 2011 verscheen Logboek van een onbarmhartig jaar. Andere titels zijn: De Vriendschap, I.M., De Erfenis, Geheel de Uwe en Lucifer. In 2007 was zij, drie uur lang, gast van Wim Brands op de VPRO-Radio. ---------------------------- Over C.P. Auteur van echt en onecht, van fictie en werkelijkheid. Haar laatste roman Lucifer, het geromantiseerde levensverhaal van componist Peter Schat, riep discussie op. Had de schrijfster karaktermoord gepleegd of juist de reputatie van de gepassioneerde componist in ere hersteld? Palmen zelf haalde Lucifer aan: 'Maar wat u in de war brengt, is nu juist de aard van mijn spel.' Een karakteristieke uitspraak van het Filosoofje (zoals zij genoemd werd door Ischa Meijer in de Columns van de Dikke Man): je bent wat je bent door wat je voor een ander bent. Een kind voor je ouders, een geliefde voor wie je bemint, een kunstenaar voor je publiek. --------------------------------- Biografie Connie Palmen (geb. 25 november 1955 te Sint Odiliënberg "Maar wat u in de war brengt, is nu juist de aard van mijn spel" ”Ik ben omringd door stomkoppen en onbenullen die geen idee hebben van wat literatuur is”, zei Connie Palmen naar aanleiding van de negatieve reacties op haar laatste roman Lucifer, waarin ze de componist Peter Schat ten tonele voert. Volgens sommige lezers pleegde ze karaktermoord, niet in de laatste plaats omdat ze hem, in hun visie, de dood van zijn vrouw in de schoenen schoof. Volgens sommige bewonderaars herstelde ze juist zijn reputatie. En Palmen zelf wees er onder meer op dat ze een roman heeft geschreven, en dat het de taak is van de kunstenaar de grenzen van dat medium te onderzoeken, om vervolgens Lucifer zelf aan te halen: ”Maar wat u in de war brengt, is nu juist de aard van mijn spel." Connie Palmen vindt zich vanaf haar debuut De Wetten, dat een groot succes werd, in het hart van de Nederlandse literatuur. Verguisd en enorm bewonderd, het is nooit anders geweest. Zes succes-romans schreef ze, waaronder I.M. en Geheel de Uwe, waarin ze cirkelt rond leven en werk van haar man, Ischa Meijer. Waarbij aangetekend dat een criticus ook al in het geval van I.M. opmerkte dat haar boek absoluut geen roman was. En dan is er haar essayistisch werk. Palmen, afgestudeerd neerlandica en filosofe schreef over het lot van de oude filosoof Socrates, over idolen, de nieuwe heiligen van deze tijd, over de verhouding fictie-werkelijkheid, over openbaar-privé, over het verderfelijke idealisme. Onderwerpen genoeg. En laten we Limburg niet vergeten, waar ze opgroeide en aan een lange mars door de onderwijsinstituten begon, beginnend op de MAVO. Wat betekent zuur vlees voor haar? -------------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Eerste uur: Een uur geleden startte het gesprek, waarin het gegeven dat de mens op een dag 17.000 woorden spreekt, zoals wetenschappelijk is vastgesteld, aanleiding was om een Palmen-ochtend door te nemen: met koffie in bed en een boek en zwijgen. Maar als het een schrijfperiode is? Dat valt te vergelijken met de fysieke staat van verliefdheid: jakkerende darmen, permanente onrust. Vergelijkbaar, wat de fysieke staat betreft, zo merkte ze na de dood van Ischa, met rouw: ook dan is er verlangen, het lichaam wil dan hetzelfde: in de buurt van de geliefde persoon zijn. Het eerste boek dat ze las in die rouwperiode was de biografie van Jan Hein Donner, een onmogelijke man, en dan de biografie van Truman Capote. Op zoek naar Ischa in andere leuke, onmogelijke mannen. Dan zijn we op de begrafenis van de vader van een schoonzusje in Limburg waar er telefoon voor Connie is – haar vader, die eerst niet durft te benoemen dat Ischa dood is. Onaanatastbaar werd ze: "Raak me niet aan! Want al die mensen willen je dan omhelzen." En toen dacht ze, in de auto op weg naar Ischa, als ik er maar ben, dan komt het goed, en toen: "schrijven, drank, sigaretten, dat heb ik nog". Dan zijn we op de havo in Limburg, Connie ongeveer 18 jaar, en de ontdekking van Sartre: die moed om zo zonder twijfel te schrijven dat God dood is. Terwijl er het verlangen was om non te worden, het verlangen naar de rust, stilte, studeren, maar tegelijkertijd ook het verlangen naar drukte en mensen. Zo is het nog steeds: "Ik vind het leven onder de mensen zwaar", zegt ze, Een familietrek: "Wij in het gezin Palmen zijn allemaal zo snel verzadigd van mensen. Naar buiten gaan is een rol spelen, dat komt omdat ik voorkomend met mensen omga", zegt ze, "ik heb een hekel aan het adagium van lekker jezelf zijn. Dus ik hou mijn humeuren voor mezelf of voor intimi." De volstrekte verwarring over wat echt en onecht is, die beleeft een spannend hoogtepunt. De hele maatschappij biedt steeds meer ECHT aan, en het bedrog is nog nooit zo groot geweest. Door het aanbod van massamedia heb je het gevoel dat je overal bij bent, terwijl je werkelijkheidsbesef steeds meer verdwijnt. Hoe dat in haar laatste boek Lucifer speelt, daarover komen we hopelijk nog meer te weten. De tol van het schrijven van dat boek kennen we al: loszittende tanden. Het Freudiaanse symbool van verlies. "Of gewoon onnozelheid?" vraagt Brands, "dat je de boel verwaarloosd hebt?" Vergeetachtigheid, verder wil de schrijfster niet gaan. Tweede uur: Het vorige uur begon op de Limburgse MAVO. Connie als druktemaker die bleef zitten. Want taal, tekenen, de schoolkrant, toneelspelen, dat slokte de tijd op en de rest deed ze niet, kon ze niet, dacht ze, tot een leraar het licht bracht. Die zei: "als je zulke goede opstellen kan schrijven, kan je de rest ook, je moet gewoon leren." En toen haalde ze alleen maar negens, en op de HAVO ging dat zo door. Anderen overtuigden haar van haar intelligentie. "Naïef?", vraagt Brands. "Dat is een woord dat niet bij me past maar wel leuk is", zegt ze. Het was een gebrek aan voorbeelden. Schrijver worden? Een onmogelijke gedachte voor een meisje in Limburg. Wat hielp was het lezen van een boek van ook een Limburgs meisje over haar verblijf in een sanatorium: Irmgard Blijf Lachen. De rol van die leraar, zo is het altijd geweest: "Iemand moet me zeggen wat ik kan, ik kan dat allemaal niet uit mezelf halen. Je wordt pas iemand door iemand anders, die afhankelijkheid erken ik volledig." Bij het schrijven van haar eerste boek De Wetten was dat het moeilijkste: om zichzelf bloot te geven en te laten zien dat mensen me kunnen breken en maken. Brands haalt een scene uit De Wetten aan waarin de vrouw die de voeten van een man kust zo zelf iemand wordt. Nu komt de schrijfster tot een inzicht: "Als ik schrijf, zegt ze, dan ben ik op het verhaalniveau bezig met de lezer. In mijn eenzaamheid ben ik sociaal, maar daaronder zit een laag die niemand ziet. In deze scene ben ik bezig met Maria Magdalena die Jezus zijn voeten kust, ik ben bezig met hoe een man je lichaam wil, zo is het voor een vrouw. Je betaalt de prijs, een keer zoenen en je bent verloofd. De ziel van een vrouw is geen goed betaalmiddel, je lichaam wel. Je ziel hou je voor jezelf als vrouw. Zo was het ook in het volgende boek De Vriendschap. Het verhaal gaat over die vriendschap, de onderlaag over iemand die een lichamelijke identiteit probeert te krijgen. Als je schrijft, neemt je intuitie het dan wel eens over? Dat personages een onverwachte andere kant ophollen? "Nee, ik bedenk, ik ben in controle, ik kan er verantwoording over afgeven. Er zijn schrijvers die horen hun personages in hun droom." Palmen had uitsluitend een geile droom over de werkelijke Peter Schat waarop haar romanpersoon is gebaseerd in Lucifer....more
Zij debuteerde met De Wetten en was het Filosoofje in Ischa Meijer’s Dikke Man. In november 2011 verscheen Logboek van een onbarmhartig jaar. Andere titels zijn: De Vriendschap, I.M., De Erfenis, Geheel de Uwe en Lucifer. In 2007 was zij, drie uur lang, gast van Wim Brands op de VPRO-Radio. ---------------------------- Over C.P. Auteur van echt en onecht, van fictie en werkelijkheid. Haar laatste roman Lucifer, het geromantiseerde levensverhaal van componist Peter Schat, riep discussie op. Had de schrijfster karaktermoord gepleegd of juist de reputatie van de gepassioneerde componist in ere hersteld? Palmen zelf haalde Lucifer aan: 'Maar wat u in de war brengt, is nu juist de aard van mijn spel.' Een karakteristieke uitspraak van het Filosoofje (zoals zij genoemd werd door Ischa Meijer in de Columns van de Dikke Man): je bent wat je bent door wat je voor een ander bent. Een kind voor je ouders, een geliefde voor wie je bemint, een kunstenaar voor je publiek. --------------------------------- Biografie Connie Palmen (geb. 25 november 1955 te Sint Odiliënberg "Maar wat u in de war brengt, is nu juist de aard van mijn spel" ”Ik ben omringd door stomkoppen en onbenullen die geen idee hebben van wat literatuur is”, zei Connie Palmen naar aanleiding van de negatieve reacties op haar laatste roman Lucifer, waarin ze de componist Peter Schat ten tonele voert. Volgens sommige lezers pleegde ze karaktermoord, niet in de laatste plaats omdat ze hem, in hun visie, de dood van zijn vrouw in de schoenen schoof. Volgens sommige bewonderaars herstelde ze juist zijn reputatie. En Palmen zelf wees er onder meer op dat ze een roman heeft geschreven, en dat het de taak is van de kunstenaar de grenzen van dat medium te onderzoeken, om vervolgens Lucifer zelf aan te halen: ”Maar wat u in de war brengt, is nu juist de aard van mijn spel." Connie Palmen vindt zich vanaf haar debuut De Wetten, dat een groot succes werd, in het hart van de Nederlandse literatuur. Verguisd en enorm bewonderd, het is nooit anders geweest. Zes succes-romans schreef ze, waaronder I.M. en Geheel de Uwe, waarin ze cirkelt rond leven en werk van haar man, Ischa Meijer. Waarbij aangetekend dat een criticus ook al in het geval van I.M. opmerkte dat haar boek absoluut geen roman was. En dan is er haar essayistisch werk. Palmen, afgestudeerd neerlandica en filosofe schreef over het lot van de oude filosoof Socrates, over idolen, de nieuwe heiligen van deze tijd, over de verhouding fictie-werkelijkheid, over openbaar-privé, over het verderfelijke idealisme. Onderwerpen genoeg. En laten we Limburg niet vergeten, waar ze opgroeide en aan een lange mars door de onderwijsinstituten begon, beginnend op de MAVO. Wat betekent zuur vlees voor haar? -------------------------------------- Samenvatting Marathoninterview Eerste uur: Een uur geleden startte het gesprek, waarin het gegeven dat de mens op een dag 17.000 woorden spreekt, zoals wetenschappelijk is vastgesteld, aanleiding was om een Palmen-ochtend door te nemen: met koffie in bed en een boek en zwijgen. Maar als het een schrijfperiode is? Dat valt te vergelijken met de fysieke staat van verliefdheid: jakkerende darmen, permanente onrust. Vergelijkbaar, wat de fysieke staat betreft, zo merkte ze na de dood van Ischa, met rouw: ook dan is er verlangen, het lichaam wil dan hetzelfde: in de buurt van de geliefde persoon zijn. Het eerste boek dat ze las in die rouwperiode was de biografie van Jan Hein Donner, een onmogelijke man, en dan de biografie van Truman Capote. Op zoek naar Ischa in andere leuke, onmogelijke mannen. Dan zijn we op de begrafenis van de vader van een schoonzusje in Limburg waar er telefoon voor Connie is – haar vader, die eerst niet durft te benoemen dat Ischa dood is. Onaanatastbaar werd ze: "Raak me niet aan! Want al die mensen willen je dan omhelzen." En toen dacht ze, in de auto op weg naar Ischa, als ik er maar ben, dan komt het goed, en toen: "schrijven, drank, sigaretten, dat heb ik nog". Dan zijn we op de havo in Limburg, Connie ongeveer 18 jaar, en de ontdekking van Sartre: die moed om zo zonder twijfel te schrijven dat God dood is. Terwijl er het verlangen was om non